POPULAIR BIJVOEGSEL VAN DE HELDERSCHE COURANT De dood van een krankzinnig koning. AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN Een vorst, die zich voor zijn volk verborg. De synagoge op de „Queen Mary". VOOR DE 754 ZATERDAG 20 JUNI 1936 ïêl '886 - |936 De tragische dood houdt de gemoederen nog steeds in beweging. Het zal deze maand juist 50 jaar gele den zijn, dat Koning Ludwig II van Beie ren op een zeer tragische wijze om het leven kwam. Toen Koning Ludwig II zijn vader op volgde (1864) verkeerde het Beiersche land en zijn volk reeds in groote moeilijkheden. De jonge vorst, die feitelijk nimmer voor zijn zware taak was berekend, werd bijge staan door een specialen regeeringsraad, aan wien hij bijna alle staatszorgen over- lie.t De koning was 40 jaar oud, toen men bij hem teekenen van geestesziekte be merkte. Hij sloot zich op in het slot Neu- schwanstein, was onzichtbaar voor 't volk, dat hem dikwijls verlangde te zien, bemoei de zich in het geheel niet meer met de regeeringsaangelegenheden, liet zich niet meer zien in zijn residentiestad en zond alle bedienden weg. Het liefst sprak hij met menschen, die behoorden tot de onder ste lagen der bevolking. Zijn geestesziekte, die somwijlen ver ergerde, verhinderde den vorst een nor maal denken en wanneer hij eens zijn meening over een of andere gewichtige kwestie uitte, dan schonk men er feitelijk weinig aandacht aan. Dit verbitterde de koning, in oogenblikken, waarin zijn nor maal verstand terugkeerde, zeer. Hij keerde zich van iedereen af, zelfs zijn genees- heeren zond hij hèen. Totdat het noodlottig schrijven kwam: Begin Juni van het jaar 1886 zond Prins Leopold van Beieren een brief aan den re geerenden vorst, waarin hij hem op zeer delicate wijze., te kennen gaf, dat hij Lud- II van - Beieren _niet langer meer in staat acht het Beiersche land te regeeren èn hem tevens verzocht haar het Slot Berg te gaan, om daar herstel terug te vinden van zijn geestelijke zoowel als lichamelijke gezondheid. Tevens zond Leo pold dit schrijven aan alle vorsten van Duitschland, Oostenrijk, Württenberg en Saksen. Wat er in het slot Neuschwan- stein geschiedde. Met een schrijven van den secretaris van Koning Leopold van Beieren, begeeft zich op 9 Juni 1886 een regeeringseom- missie onder leiding van Freiherr Krafft van Crailsheim naar Hohenschwangau, waar het slot Neuschwanstein ligt. Dr. Gudden, directeur van het Münchener Krankzinnigengesticht is vergezeld van vier assistenten. Door een bediende, die sinds jaren in de onmiddellijke nabijheid van den geesteszieken koning vertoeft, wordt de aankomst der commissie ver raden en de vorst sluit zich op. De be diende wordt in hechtenis genomen en de commissie is genoodzaakt terug te keeren. Men wenscht in ieder geval geen geweld te gebruiken. Intusschen wprdt de ziekte van den vorst steeds erger, en opnieuw vaardigt de regeering een commissie af, die de op dracht krijgt den koning naar het Slot Berg over te brengen. Op den Hen Juni des avonds verschijnt de commissie ten tweede male op het slot Neuschwanstein en ditmaal gelukt het tot de vertrekken des konings, die meesten tijds waren afgesloten, door te dringen. „Majesteit!" aldus nam dr. Gudden het woord, „dit is de treurigste taak mijns levens. Mij is bevolen uwen Majesteit nog dezen nacht naar het Slot Berg over te brengen!" De assistenten van dr. Gudden leidden den vorst, die wankelt als een be- schonkene, uit de koninklijke vertrekken naar het gereedstaand rijtuig. Op den Zaterdag vóór Pinsteren op 12 Juni, des morgens vier uur, begint de rit van Neuschwanstein naar Slot Berg aan het Stambergermeer. De vorst zit alleen in een coupé; de assistenten bewaken hem ongemerkt. Tegen den middag bereikt men het slot, het toekomstig krakzinnigenge- sticht voor een koning! De vorst begeeft zich spoedig te bed en schijnt op Pinkster zondag, den 13ei} Juni, volkomen rustig. Schijnbaar heeft de vorst zich in zijn nood lot geschikt. De arts telegrafeert naar Mtinchen: „Alles ging wonderbaarlijk goed; de koning beeft een goeden nacht gehad". Wandelend den dood tegemoet. Na den avondmaaltijd is den zieke een wandeling beloofd. Dr. Gudden zal den vorst begeleiden. De koning wenscht den weg naar het meer af te wandelen. Na een uurtje zal men weer in het Slot terug- keeren. De hemel is grauw, er dreigt on- weder. Het zal vroeg donker zijn, ofschoon de zomer in aantocht is. De tijd verglijdt. Het regent. Het uur is om en traag kruipt er nog een uur om. Het huispersoneel gaan aan het zoeken in het park, doch van de wandelaars geen spoor! De angst stijgt. Om 10 uur telegrafeert men naar Mün- chen, dat koning en arts verdwenen zijn. Om half elf vindt een bediende aan den meeroever den hoed des koning en spoedig ook dien van dr. Gudden. Geen twijfel meer mogelijk. Men roept de hulp in van vis- scher Liedl en enkele assistenten van dr. Gudden stappen in een bootje om de ver misten te zoeken. Men vindt de lijken van de ongelukkigen aldra. Liedl duikt in het water en haalt de beide verdronkenen aan wal. De dood moet reeds lang zijn inge treden. Het horloge van den koning wijst 6.54 aan. Een droeve Pinksternacht voor geheel Beieren! Was het zelfmoord? De tragische dood van Koning Ludwig n hield de gemoederen jaren nadien, en zelfs thans nog, in beroering. Volgens verkla ringen van den bediende, die de lijken vond, zou prof. Gudden den vorst hebben trach ten te redden, toen hij in het water wilde springen, waarbij een worsteling ontstond, gezien de hoofdwonden, die dr. Gudden op liep. Dr, Gudden was tot ver over de knieën ih den modder langs den water kant gezakt. Later verklaringen vertellen weer, dat de koning geen zelfmoord wilde plegen, doch wilde ontvluchten uit het Slot Berg, waarheen men hem had gevoerd tegen zijn wil. Hij zou van plan zijn geweest naar zijn nicht Elisabeth, de toenmalige keizerin van Oostenrijk te vluchten, die hem zeker zou hebben geholpen. De vorst zou dan in het water zijn geloopen in de veronderstel ling, dat de arts hem toch niet zou durven naloopen. er zou een worsteling ontstaan zijn, waarbij de forsch gebouwde koning den arts bij den hals greep en worgde, zoo dat de professor, nie t uit de voeten kun nende door de modderpoel langs den waterkant, dood neerviel. Bij die val zou ook de koning zijn meegesleept en de watervloed zou de lijken naar het midden van het meer hebben gespoeld, terwijl er niemand aanwezig was om beiden te red den. Hoe het ook zij: de tragische dood van Koning Ludwig II van Beieren heeft het Beiersche volk, dat, ondanks alles aan zijn koning gehecht was, lange jaren in diepen rouw gedompeld. „Hoe gaat 't met je nieuwen chauffeur V „Best hij is er vanmorgen met m'n vrouw van door gegaan." Professor: „Vrouwje, ik ben toch met de kleine uitgegaan, is 't niet?" Mevrouw: „Ja zeker, er is toch niets met hem gebeurd?" Professor: „Nee, nee, wind je maar niet op, maarre... er zitten er nou twee in den wagen." HOEVEEL KOSTEN DE PLAATSEN BIJ EDWARDS KRONING? Thans reeds te bespreken! Thans reeds zijn te Londen te bespre ken de plaatsen, welke zullen „worden be zet door het publiek tijdens de feesttoch- ten, ter gelegenheid van de kroning van Koning Edward in Mei 1937.- Langs de breede avenu's, waarlangs de koninklijke stoet zal trekken, zullen tribunes worden opgesteld. Men rekent op bijna tweemaal zooveel buitenlandsche gasten als in Juni 1935, bij de feesten van wijlen Koning George's jubileum. De eeretribunes moeten voor de autori ten en de buitenlandsche vorstelijke en niet vorstelijke gasten openblijven. De eerste rangen worden thans reeds voor 25 en 'meer verkocht. Het gemeentebestuur van Londen hoopt de hooge kosten van de kro ningsfeesten grootendeels te dekken door den verkoop der plaatsten. Zy zal draaibaar worden gemaakt. De bewoners van het nieuwe Britsche scheepswonder, de „Queen- Mary", hebben aan alles gedacht. O.a. vindt men op het schip een kapel voor de Katholieken, een vertrek, waar de Protestantsche passa giers de diensten kunnen bijwonen en een kleine synagoge voor de Joodsche reizigers. Deze synagoge bezit een altaar, een har monium, enz. Toen het schip in de haven van New York lag, noodigde de kapitein den Opper rabbijn van New York uit een ronde door de „Queen Mary" te maken, welke uitnoo- diging de rabbijn gaarne aannam. De gees telijke stond verwonderd over de schitte rende inrichting der kleine synagoge, de eerste, welke ooit op een passagiers werd ingericht. Doch plotseling verstarde zijn blik en sprak hij „Kapitein, U weet toch, dat de Israëlieten steeds naar het Oosten geneigd bidden en het altaar in oostelijke richting moet zij opgesteld. Het wijst thans naar het Westen." Waarop de kapitein antwoordde: „O, weest U niet bezorgd. Op de terugreis naar Engeland vaart het schip in omgekeerde richting, zoodat het altaar naar het Oos ten wijst!" Maar met die bewering kwam de Cunard-Line er echter niet van af. Men zal thans pogen de synagoge op de „Queen Mary" op een stellage te plaatsen, waarbij het mogelijk zal zijn het gebouwtje, indien noodig, om te draaien, zoodat de Israëlie ten op iedere reis hun godsdienstoefenin gen in de synagoge zullen kunnen houden. OPGEBRACHT: •- Uit een krantenbericht: ...„werden onder geleide van eeu agent een drietal kleine jongens opgebracht..." Bij de geboorte van het kind voelt ieder weldenkend ouderpaar hoe met het ontvan gen geluk tegelijk een zware taak op de schouders werd gelegd: de opvoeding van het kleine wezentje tot volwassen mensch in de wereld. Zijn in de eerste levensjaren de moei lijkheden en zorgen reeds groot, .er staat tegenover, dat men het kind nog geheel on der eigen invloed heeft. Maar niet zoodra gaat het naar school, of nieuwe en ernstiger moeilijkheden doen zich voor. Het. komt in aanraking met andere kinderen, andere op voeders, waardoor het toezicht van de ouders afneemt. Is in normale tijdsomstandigheden de op voeding reeds moeilijk, nóg moeilijker wordt zij in tijden, welke wij thans beleven. De enorme werkloosheid en geestelijke crisis dooden alle jeugdidealisme en het gevaar ontstaat, dat de kinderen onverschillig en weekelijk worden. Zelfs jongere kinderen ontkomen hier niet aan. Dit moet worden tegengegaan, zoowel in het belang van het kind als dat der samenleving. Men zij even wel gewaarschuwd tegen een egaliseerend optreden, want niet alle jeugdige „misda digers" zijn van nature misdadig aangelegd. Een eerste vereischte is, dat de bewakers van orde en gezag een onderscheid kunnen maken tusschen deze twee groepen. Daar voor is noodig: opvoedkundig inzicht. Het is niet voldoende, dat dit inzicht alleen gevonden wordt bij den kinderrechter, het moet zich ook uitstrekken tot politieper soneel. De kinderrechter Mr. Muller heeft in dit verband een beroep gedaan op onderwij zend personeel en jeugdleiders. Dit beroep gaf Ovéeka aanleiding in het Tijdschrift voor Ervaringsopvoedkunde over dit on derwerp o.m. het volgende naar voren te brengen: „Het heeft mij verbaasd, dat onze poll- tie-agenten wèl vol worden gepropt met wetten-kennis maar dat over dé beteeke- nis van het kinderspel nimmer iets wordt verteld. Wanneer een jongeman over een flink postuur beschikt, van onberispelijk gedrag is, en op het examen blijk geeft de voorgeschreven wettenkennis te bezitten, dan kén en zal hij wel agent worden. Zijn werk brengt hem echter reeds dadelijk in contact met de jeugd. Doch hoe vreemd staat hij hier meestal tegenover! Beschikt hij over paedagogisch inzicht, dan mogen wij ons gelukkig prijzen en dan zal hij vaak zonder rapportboekje en potlood, heel wat kattekwaad en boevenstreken in de kiem reeds doen smoren bij de lastige straatjeugd. Hij zal opvoedend werken en den regel volgen, dat „voorkomen beter is dan genezen". Men geeft agenten gelegenheid cursis- sen te volgen in Esperanto, africhten van politiehonden enz., maar waar werd begon nen met eenvoudige opvoedkundige cur sussen Nu iets over het laten verschijnen van de „misdrijvers" op het politiebureau. Het is thans al zoo ver gekomen, dat jongec3 het gewoonweg als een tekort aan held haftigheid beschouwen, wanneer ze nog nooit op het „bero" geweest zijn. Voor de ouders daarentegen is het hoogst onaan genaam te moeten hooren, dat hun kinde ren met de politie in aanraking zijn ge weest. Met deze methode maakt men de jeugd steeds meer vertrouwd met het po litiebureau: de vrees ervoor verdwijnt door het veelvuldig vóórkomen. Een oplossing? In navolging van de reeds bestaande commissie van toezicht op L.O. en tot we ring van schoolverzuim, stelle men in een commissie van toezicht op op de jeugd buiten school. In zoo'n commissie nemen in de kleinere gemeente zitting: de burge meester, schoolhoofden, geestelijken en ouders. Wanneer jongens ernstige balda digheden hebben uitgehaald, dan zouden de schuldigen met hun ouders voor deze commissie geroepen kunnen worden. Met hun ouders! Want alleen door nauwe sa menwerking tusschen ouders en bescher mers van orde en veiligheid valt succes te oogsten. De commissie, waarin dan het paedagogisch element goed vertegenwoor digd is, ondervraagt den jongen in het bij zijn der ouders. Aan de commissie worde dan overgelaten om bij niet-buitensporige baldadigheid den bedrijvers ernstig te ver manen en de ouders op het hart te druk ken toe te zien op hun kinderen ten einde herhaling te voorkomen." 't Is te hopen, dat het onverkwikkelijk gezicht van het opbrengen van kinderen bij minder ernstige gevallen achterwege blijft en men in de eerste plaats samen werking zoekt met de treffende ouders. A

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1936 | | pagina 17