Het Duivels-eiland verdwijnt. PAG. 2 ZATERDAG 15 AUGUSTUS 1936 T JUTTERTJE Meer vliegvelden. TOB NOOIT HOEKJE Populaire Rubriek Het eindevan de strafkolonie Guayana Een levende herinnering aan de affaire Dreyfus. Maar het behoeven geen lucht havens te z(jn. In de „Groene Amsterdammer" lezen wij het volgende artikel, geschreven door C. van Steenderen Jr. Wij hebben te weinig vliegvelden. Weliswaar wordt er aan het veld bjj Rijswjjk (Z.-H.) hard gewerkt en is ook het veld bij Teuge (bij Deventer) gereed, terwijl een paar weken geleden het particuliere vliegveld „Groenen- daal" bij Doetinchem werd geopend, doch wij hebben nog steeds veel te veel mooie plekken in ons land, waar je als sportvlieger niet kunt komen. Zoo nu en dan hoor je van plannen; zoo dacht Zwolle er een tijdje geleden over een luchthaven aan te leggen en ook Hee renveen wilde iets dergelijks gaan doen. Doch het is bij plannen gebleven, om dat men luchthavens wilde maken, welke zouden worden opgenomen in het binnenlandsche luchtverkeer der K.L.M. Nu voelt de K.L.M. uit den aard der zaak heel veel voor propageering van de luchtvaart en ziet natuurlijk graag, dat er gens een vliegveld komt, omdat hierdoor de „airmindedness" van de streek wordt vergroot, hetgeen allicht ten goede zal i komen aan den verkoop van plaatsbiljetten voor buitenlandsche reizen per vliegtuig. Doch heel veel verder kan de K.L.M. voor- loopig niet gaan, want de poging van een paar jaar geleden om een binnenlandsch luchtnet te exploiteren is op een fiasco uitgeloopen. Een binnenlandsch luchtnet heeft voor ons kleine land dan ook weinig zin en het is te begrijpen, dat de K.L.M. er niets voor voelt, terwille van een vliegveld een dienst te openen op Heerenveen, Zwolle of andere plaatsen. En dus zeiden de vroede vaderen: „Dan maar geen vliegveld", en de zaak was voor hen afgedaan. Want zij wilden een lucht haven, zooals Eelde, Twenthe, Eindhoven, met een havenmeester en radiostation, nachtverlichting en alle verdere mooie, dure dingen. En daar de aanleg van zoo'n haven zeer veel geld kost en ook de exploi tatie er van niet zoo heel erg goedkoop is, is het duidelijk, dat een dergelijke onder neming alleen maar gerechtvaardigd is, in dien tegenover al die uitgaven ook rede lijke inkomsten staan. Inkomsten die in hoofdzaak zouden moeten voortvloeien uit door de K.L.M. te betalen landingsgelden. Is het echter noodzakelijk, dat een vlieg terrein per se een luchthaven is? Ik dacht van niet. De sportvliegerij heeft aan havens geen behoefte, wel aan geschikte landings terreinen. Het gaat met dit soort vliegerij als met de watersport. Een cano, een wher ry, een botter vragen niet om een prachtig geoutilleerd geval als de Amsterdamsche haven; zij hebben alleen een aanlegsteiger- tje noodig, een eenvoudig boothuis. Zoo'n landingsterrein kan dan ook zonder veel kosten tot stand komen. Hoofdzaak is, dat het vlak is en hard; een grasmat is ideaal. Het moet zoo mogelijk onder alle omstan digheden droog blijven, althans niet dras sig worden en er behoort dus te worden gezorgd voor een behoorlijke afwatering. Hooge boomen, fabrieksschoorsteenen en andere obstakels welke laag inzweven ver hinderen, moeten zich niet in de buurt be vinden. Wat de verdere uitrusting betreft: een witte cirkel op den grond, een windzak aan een mast, een benzinepomp, waar ook olie te krijgen is en waarvan de bediende, die tegelijkertijd als „havenmeester" kan fun- geeren, in staat is een band te repareeren en een bougie schoon te maken. Een dergelijk veldje kan aangelegd wor den bij een natuurbad, bij een hotel, in een streek, die het van toeristen hebben moet. Een utopie? Wij hebben reeds één zoo'n veld: dat van „Groenendaal" bij Doetin chem. Onder leiding van den heer H. Wes- selo, architect te Bussum, aan den eenen kant grenzende aan een kanovijver, welke 's winters dienst doet als ijsbaan, en aai den anderen kant aan een vliegveld. Er is een terras, waar je heerlijk in de zon kunt zitten, er is een restaurant en op tien mi nuten loopen is een behoorlijk hotel, „De Vijverberg". Het veld zelf is nog niet goedgekeurd door Waterstaat voor alle sportvliegers; een bosch aan de Zuidzijde en hooge peppels aan de Noordzijde ma ken het binnenkomen en het starten nog een beetje moeilijk met bepaalde vlieg tuigtypes. Met een F.K. 46 heb ik er zelf echter een stuk of zes landingen en startst gemaakt en hoewel ik slechts een middelmatig pilootje ben, had ik toch geen moeite. Hetgeen pleit voor de machine, zult u zeggen. De heer Bulten start en landt er geregeld met een vier- persoons F.K. 43 „Coupé" en ook andere sportvliegtuigen kwamen gemakkelijk binnen en vertrokken weer. Jan Duime- laar zette er een oude F. 7 neer, die door Noomen een weekje later naar Schiphol werd teruggebracht. Zoodat het in de praktijk nogal meevalt. Die hooge obsta kels zullen echter verdwijnen en dan is dat veldje voor iedereen bereikbaar. Des Zaterdagsmiddags op je gemak er heen, van Amsterdam is het maar een uurtje vliegen; je gaat heerlijk zwemmen en laat je in de zon bruin braden, in den tuin van het hotel kun je tennissen als je daartoe lust heb je kunt in den mooien omtrek een wandeling maken, in Doetin chem het streekmuseum „De Kelder" be zichtigen, enfin, je kunt er doen wat ieder ander gedurende een weekend zoo doet. Alleen met dit verschil, dat je er niet heen behoeft te gaan per stoffigen, war men trein of per auto over te drukke we gen. Zulke veldjes moeten wij overal hebben. Knocke en Oostende hebben elk een vlieg veld, ook het Chateau d'Ardennes en men vliegt er heen. Geen onzer badplaatsen heeft iets dergelijks. De Friesche meren, Zuid-Limburg, Boekelo, de kustplaatsen, zij zijn per vliegtuig niet te bereiken en dus gaan de sportvliegers noodgedwongen naar het buitenland. Maar het aantal sportvliegers is nog klein en hét heeft niet veel zin om voor dat handjevol menschen terreinen te gaan aanleggenWie zoo praat vergeet, dat ten eerste het gilde der amateur-piloten nog steeds groeiende is en ten tweede, dat zeer veel menschen van de sport vliegerij worden teruggehouden, omdat zij niets er voor voelen zoo straks, als zij hun brevet hebben, zich te moeten bepa len tot een rondje boven het terrein of tot een doelloos tochtje boven ons land. En zij voelen nog minder voor een dure rit naar een of ander buitenlandsch veld. Zij willen na een half uurtje, een uur vlie gen niet op een ander vliegveld terecht komen doch op een plaats, waar zij ge zellig wat kunnen eten, waar zij prettig kunnen zitten, net als die meneer, die met zijn auto naar Laren of Zandvoort gaat. De gelegenheid maakt in dit geval den sportvlieger. Dame: „Dokter, mijn man heeft een verschrikkelijke kwaal ik kan uren tegen hem zitten praten zonder dat hy er een woord van hoort." Specialist: „Dat is geen kwaal dat is een gave." Gevoel en verstand. Beiden maken deel uit van de Levenssymphonie. Bijna niemand is geheel gevoelstype of geheel verstandstype. Wij menschen zijn een mengelmoes van beide gevoel en verstand. In het algemeen kan men de typen splitsen in een groep die in sterkere mate door het gevoel en een andere groep die meer door het verstand geleid wordt. Beiden hebben voordeelen; de eersten zijn spontaner, warmbloediger, artistieker maar ook onevenwichtiger, minder nauwkeurig en minder vervuld van plichts besef dan de laatsten. De laatsten zijn kalmer, practischer en gewoonlijk betere financiers dan de eerste. Waar zou het met de wereld heen moe ten als de mensch zich uitsluitend door zijn gevoel liet leiden als hjj dus steeds en uitsluitend datgene deed, waartoe hij neiging gevoelde. Wat zou het leven anderzijds saai en prozaïsch worden wanneer alleen het ver stand gewicht in de schaal legde, wanneer wij dus voortdurend tot de kleinste klei nigheden dat deden, wat het verstandigste was! Het kan weieens onverstandig zijn, orh een gulden aan bloemen of een bioscoopje te besteden, en toch goed, omdat het wei eens zeer heilzaam kan zijn, om juist in een tijd dat elke gulden tweemaal omge draaid moet worden, dit feit eens even te vergeten en zich te laten gaan. Wanneer zulke „onverstandige dingen" tot de uitzonderingen behooren en kleine bedragen als een gulden betreffen, zullen ze nooit een débacle veroorzaken. Men hoede zich echter voor de conclusie, dat alles dat onverstandig is, goed zou zijn. Het is b.v. nóch goed nóch verstan dig, om in eenige situatie bij de pakken te gaan zitten, want daaruit kan niets goeds voortkomen. Soms voeren ons gevoel en ons verstand een zwaren strijd met elkaar, en het hangt van den aard van dien strijd af, of het raadzaam is dat het eene dan wel het andere overwint. Daar hebben wij het geweten. Behoort dit tot het gebied van het gevoel of van het verstand? Helaas hebben velen slechts een verstandelijk geweten; hun punt van overweging is uitsluitend, of „men" er ook achter zou kunnen komen dat ze het een of ander doen; zoodra zij er van overtuigd waren, dat ze onopgemerkt naar hun ver langen konden handelen, zouden ze kalm hun gang gaan, en van hun zoogenaamd „geweten" niets geen last meer hebben. Ziet dat is geheel onzuiver. In gewetens kwesties behoort ons gevoel overheerschend te zijn, niet de neiging, niet datgene wat wij het liefste willen, maar het gevoel dat ons zegt of iets volgens onze persoonlijke opvatting, volgens onze eigen moreele code, al of niet toelaatbaar is. Wanneer wij waarachtige overtuigingen hebben, die tegen de gebruikelijke meening ingaan overtuigingen die niet pasklaar zijn ge maakt voor een zelfzuchtigen wensch, maar die voortkomen uit het eerlijke besef dat het zóó goed is en niet anders, laat ons dan ook den moed hebben, daarvoor uit te komen. Het geweten van de ziel is een beter richtsnoer dan de openbare meening. Dr. JOS. DE COCK. DUIZEND LUCHTPOSTBRIEVEN GESTOLEN! In den staat Sikkin in Britsch-Indië zjjn uit een luchtposttransportauto, welke op weg was naar een vliegveld, een aantal postzakken gestolen. Men heeft vastgesteld dat er niet minder dan duizend brieven ont vreemd zijn. Men vermoedt, dat de zonder linge diefstal is gepleegd door een paar hartstochtelijke postzegelverzamelaars, die op die manier een groot aantal postzegels in hun bezit wilden hebben. Ré, Augustus 1936. Naar uit Ré, het uitgangspunt der gevangen-transporten naar Guayana, meedeelt, heeft de Fransche minis ter van Koloniën besloten de oude strafkolonie op Guayana, hetwelk bekend staat als het „Duivelseiland", op te heffen, nadat men aan deze kolonie in den loop der 84 jaren van het bestaan, milioenen heeft ge spendeerd. Een gewaagde onderneming. De rekening, welke men in 1852 bij het Ministerie van Justitie te Parijs opmaakte, was nog niet zod dom: Men wenschte het tot dan toe onontgonnen land in Fransch Guayana eindelijk eens ten nutte te ma ken en het in een menschwaardigen toe stand te brengen. Daartoe waren noodig wegendraineering en dergelijke. In de Fransche gevangenissen leefden in die dagen enkele honderden gevaarlijke lieden, die tenslottte beter werken konden dan over hun zonden nadenken in hun kleine, bedompte cellen. En daarom zond men deze paria's der maatschappij dan ook zonder meer in het jaar 1852 naar het Dui- vels-eiland, de strafkolonie Guayana, waar een moordend klimaat heerscht. Millioenen verdwenen. Eer wij verder gaan van de gebeurtenis sen op Guayana te spreken, willen wij een balans opmaken. De kolonie heeft tot nu toe 80 miliioen frs. gekost; de geldelijke voordeelen bedroegen slechts 2 miliioen! Tot op den dag van heden werden pre cies 90 km weg aangelegd en verder zijn 45 km spoorbaan, door dwangarbeiders, geconstrueerd. Nog altijd ligt een groot deel van Fransch Guayana in het moeras. Het verpestend klimaat zuigt jaar op jaar meer land weg. 84 jaar zijn intusschen voorbijgegaan, 80 miliioen francs werden vergeefs uitgegeven. Het Fransche Mini sterie van Koloniën is plotseling geschrok ken van de droevige cijfers en wil niets meer van de strafkolonie weten. In 1936 wil men het liefst ongedaan maken, wat in die 84 jaar is geschied en daarom... zoekt Frankrijk een „Alcatraz". Moordend klimaat en alcohol... Doorgaans bevinden zich op Guayana 4000 Fransche straf-kolonisten. Zij worden geregeerd door een half-militairistisch re giem. Voorschrift is, dat iedere gevangene, die den dag werkend heeft doorgebracht, des avonds recht heeft op een kwart litsrr wijn. Zelden gebeurt het evenwel, dat de gevangenen dezen wijn geregeld krijgen, omdat de Fransche soldaten, die met de bewaking der misdadigers belast zijn, zélf van goeden wijn houden... In hun gestreept costuum trekken de gevangenen iederen morgen naar hun werkplaatsen. Wie eenmaal in de tropen was, die weet, wat het zeggen wil, op het Duivels-Eiland, slechts zes graden van den keerkring verwijderd, onder de zengende zon te werken hard te werken! Buiten dit arbeiden op het land vindt men in Guayana nog enkele eilanden, o.a. het eigenlijke Duivels-Eiland, de He Royale, de Ile St. Joseph, enz., waarop men sedert den oorlog slechts „hopelooze gevallen" brengt, d.w.z. politieke strafgevangenen, die de regeering het liefst nimmer meer terugziet. Hopelooze pogingen tot ontvluchting. Doch voor de Fransche regeering be staan nog enkele andere redenen voor de afschaffing van het Duivels-Eiland. Ge middeld iedere acht dagen doen een of meer strafkolonisten een poging tot ont vluchting. De pogingen, welke de ongeluk- kigen aanwenden, zijn dikwijls zóó naief, dat men zich afvraagt, of deze menschen, die op dusdanige wijze hun vrijheid trach ten te heroveren, wel een normaal stel her senen hadden. De een probeert met een bootje langs de kusten te roeien en alzoo Trinidad te bereiken. Een ander waagt het over de Maroni-rivier naar Nederlandsch Guayana te komen of den geheelen weg naar het Zuiden, dwars door de wildernis, naar Bra zilië te komen. Een derde springt in het water en zwemt, tegen den stroom op en zonder nadenken... Meestal moeten deze vluchtelingen hun vluchten met den dood bekoopen. Eindelooze diplomatieke onderhandelin gen, consulaire besprekingen, het lot der ongelukkigen van het Duivels-Eiland werd er in den loop der jaren niet op verbeterd. Is een vluchteling er tenslotte in geslaagd de bewoonde wereld te bereiken, dan schrijft hij verhalen over de ellende, welke op het eiland heerscht en maakt hierdoor geheel Fransch Guayana beschaamd. Het is begrijpelijk, dat Frankrijk alles doet, om de vluchtelingen tegen te houden. Maar nu wil Frankrijk niets meer met het be ruchte Duivels-eiland te doen hebben en haar misdadigers een menschwaardiger bestaan geven. Waar gaan zij naar toe? Over de plannen met betrekking tot het eiland ervaren wij het volgende: Men wil het beruchte eiland geheel laten sterven. Geen enkel misdadiger wil men er nog naar toe zenden om er te werken. Degenen, die er nog zijn, boeten hun straf- jaren uit en komen naar Frankrijk terug- En de „levenslangen"' zullen er moeten sterven... De vraag is nu maar, waar Frankrijk een nieuw „Alcatraz" zal kunnen vinden, hetwelk liefst nog in de nabijheid van Frankrijk moet zijn en zoo comfortabel als de strafkolonie, waarin Al Capone c.s. hun straf ondergaan. Tenslotte is dat punt twee. Hoofdzaak is, dat het ellendige „Dui vels-Eiland", in de oorlogsjaren nog meer berucht geworden door de onverkwikke lijke affaire-Dreyfus, spoedig ten doode zal zijn opgeschreven en het „eiland der ver loren zielen", waar het leven ons in al zijn verschikkingen werd geschilderd door Londres in zijn boekwerk „Mijn Vlucht uit het Bagno", spoedig tot het verleden zal gaan behooren en nog slechts in onze her innering zal komen door de vele wel of niet gefantaseerde verhalen van hen, dl® uit ondervinding spreken en schrjjven.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1936 | | pagina 12