is
't Ongeluk van An
Een gevoelige les
PAG. 6
ZATERDAG T5 AUGUSTUS fT?6
T JUTTERTjp
De nieuwe jurk.
EEN KLEURPRENTJE.
f'
KRUIP DOOR SLUIP DOOR
door
MARJOLEINTJE.
Er woonden heel wat kinderen in de
Straat. Na school speelden zij meestal bui
ten, de jongens hoepelden, voetbalden, of
tolden, de meisjes sprongen touw, buter-
tje, of welk spel er op dat moment het
meest werd gespeeld. Soms speelden de
jongens en meisjes te zamen, b.v. schip
per mag ik overvaren, verstoppertje of
zo, maar de jongens waren zo wild dat
de pret meestal in een huilpartij eindig
de. Dan bemoeide zich een der moeders
ermee en de kinderen werden binnen ge
roepen.
Zo kwam het dan ook, dat meest de
Jongens en meisjes apart speelden en
zelfs ieders groep in een ander deel van
de straat. Dat leek wel een stilzwijgende
overeenkomst te zijn geworden en het vol
deed goed. Nu was er een jongen in de
straat, die een echte plaagkop was en
„flauwe vent", zoals de jongens van hem
zeiden. Hij probeerde altijd het spel ft1
de war te schoppen en hij trok de meis
jes aan de haar, enz. De jongens noch de
meisjes konden hem uitstaan, maar het
scheen wel, of hij zich daar niets van aan
trok. want steeds kwam hij terug en
vroeg hij of hij mee mocht spelen, om dan
even later de boel in de war te sturen.
Op een mooie middag waren de meisjes
uit de straat buiten en na verschillende
spelletjes te hebben gedaan, besloten zij
„kruip door sluip door" te gaan spelen.
Dat ging een tijdje goed en zij probeer
den er allerlei figuren mee te maken, niet
zo alleen maar door kruipen, maarvormen
in de rijen te maken. Dat was een leuk
spel en iedereen had pret... toen die nare
Klaas plotseling weer op het toneel ver
scheen. Toen hjj de meisjes daar zo aardig
zag spelen, besloot hij dat spel eens uit te
maken. Toen het laatste meisje net door
den boog wilde gaan, kwam hij hard aan
gehold om ook mee te kruipen, maar dat
wilden de meisjes niet. Klaas, boos, dat
zij hem niet wilden laten meedoen, gaf
een der meisjes een geduchte stomp in
den rug, zo hard, dat zij voorover viel en
doodstil op de straat bleef liggen. Lachend
en gekheid makend holde Klaas weg.
De andere meisjes probeerden An, die
op den grond lag, op te beuren, maar ze
scheen bewusteloos. Verschrikt riep een
der meisjes haar moeder, die geheel van
streek den dokter opbelde. Deze kwam
vrij spoedig, en schudde bedenkelijk het
hoofd. Het arme kind moest naar een zie
kenhuis worden vervoerd, daar zij een
lichte hersenschudding had opgeloopen.
Klaas, die eerst was weggehold, voelde
zijn geweten knagen en wist geen raad
van angst, want wat zou vader zeggen...
Nog denzelfden avond belde er een politie
agent aan de deur van Klaas woning en
vader, die hem te woord stond, hoorde
toen van het door Klaas verzwegen onge-
vaL
Klaas' vader werd door de politie aan
sprakelijk gesteld voor alle ziekenhuis- en
verplegingskosten van het meisje. Klaas
verwachtte, dat vader hem geducht on
derhanden zou nemen, maar hij deed dit
niet. Stil zal Klaas' vader in een stoel,
zijn handen om het hoofd en dacht ern
stig na. Nu, Klaas had nog liever een pak
rammel gekregen dan dat bedroefde ge
zicht van vader te moeten zien! Wat een
slechte jongen was hij toch, zoo bedacht
hij zelf. Verbeeld je, dat An niet meer
beter werd... „Vader," zei hij schuchter,
„waarom zegt U niets? Ik... ik... heb zo'n
spijt... Ik ben geloof ik erg slecht ge
weest"... Meer kon Klaas, die heusch spijt
had, niet uitbrengen. Tranen van berouw
rolden over zijn wangen. Klaas moest
beterschap beloven en... hield woord. En
wekenlang spaarde Klaas van zijn zak
geld om An fruit en bloemen te laten
brengen en eenmaal durfde hij An vragen,
of ze nog langer boos op hem was.
Door dit ongeval was er plots een om
mekeer in Klaas' leven gekomen en er
waren nog geen drie maanden om, of
Klaas was de beste jongen uit de heele
straat en lachte en stoeide even leuk als
de andere jongens en Klaas werd An's
beste vriendje.
De onderwijzer heeft een som opgege
ven. Alle leerlingen rekenen ijverig, alleen
Frits kijkt in gedachten door het raam
naar het huis van den dokter.
Nu Frits, wat komt er uit? vraagt de
onderwijzer.
De dokter meneer, zei Kees verschrikt.
De terugkomst van Mevrouw Rein aart.
Opgeschrikt uit haar slaap
door VIOLETTE CARR.
Er was eens vele jaren geleden een
Mevrouw, Reinaart genaamd, die over
dekt was met lidteekens, die de liefelijke
klauwen van Eddy Beer haar hadden be
zorgd. Hoe dit kwam, zal ze zelf wel eens
vertellen. Eens lag ze opgerold te slapen
en droomde juist heel prettig, toen Eddy
en haar zuster voorbij haar kwamen. Eddy
was een speelsche jonge beer en wilde
haar alleen maar doen schrikken. Hij ging
naar Mevr. Reinaart toe en sloeg haar
met zijn klauw op den rug. Maar een
berenklauw os heel scherp en de nagels
plantten zich in haar vel. Zij werd met
een schreeuw van pijn wakker en eenige
minuten lang zag men niets anders dan
een warboel van haren en pootjes en deed
ieder zijn best den ander van zich af te
houden. Mevr. Reinaart had juist ge
droomd, dat zij Eddy een poets had gebak
ken, dus ze was dubbel woedend, toen ze
wakker wordende bemerkte, dat hfl het
haar had gedaan. Op eens was ze vrij en
liep hard weg, haar staart tusschen haar
beenen.
Een kleine grappige beer had met groote
verwondering het gevecht van haar groote
broer Eddy gade geslagen en rolde nu van
pret over den grond. Ja, ja, zoo was het
nu. Eddy moet om haar lachen en verloor
daardoor zijn boosheid, die hjj had voelen
opkomen tijdens zijn gevecht met Mevr.
Reinaart. Maar toen Mevr. Reinaart op
eens de vlucht nam, wilde hij haar achter
na hollen, toen hij zijn kleine zusje zag
buitelen. Nu hebben beeren geen al te
goed geheugen en al spoedig had Eddy
Mevr. Reinaart weer heelemaal vergeten.
Maar zijn zusje ging sttóds door met heen
en weer rollen. Op eens werd Eddy weer
boos, want hij dacht, dat zij hem uitlachte.
Hij liep een paar passen terug, bromde
even en stortte zich toen op zijn zusje.
Toen deze nu plotseling zijn scherpe tan
den en klauwen voelde, was zij een ogen
blik verbluft. Daarna gebruikte zij haar
eigen scherpe tandjes en klauwen min
stens zo goed als Eddy. O, het was ont
zettend! Zij gromden en beten en krabden
en sloegen elkaar, zooals alleen twee jonge
beren dat kunnen.
En gedurende dien tijd was Mevrouw
Reinaart weer een beetje tot zichzelve ge
komen. Ze had al heel gauw bemerkt, dat
ze niet gevolgd werd, zodat ze niet meer
verder behoefde te hollen. Daarna hoorde
ze de kreten die de twee beren tegen
elkaar slaakten. Dat was juist wat ze
wenste. Ze zag dat het niet Billy Beer
was geweest die met haar gevochten had,
maar zijn zoontje. Dat maakte haar woe
dend. Het maakte haar werkelijk steeds
kwader. Het zou al erg genoeg geweest
zijn als het Bille Beer of zjfn vrouw was
geweest, die haar overvallen hadden. Maar
dat zijn kleine zoon met zijn melktanden
haar had verwond, was meer dan haar
trots kon verdragen. Toen dacht ze even
na en sprak daarna tot zichzelf: „Ik zal
die tweeling beren eens een lesje geven,
en hen leren wat meer respect te hebben
voor oudere dieren. Ik zal hen leren dat
ze hier op die oude pastorie niets te ma
ken hebben, en dat er in het bosch ruimte
genoeg voor hen is."
Met haar haren recht overeind en haar
bek in een minachtende grijns vertrokken
liep ze naar de plek, waar het gerucht
van het gevecht der dieren kwam. Toen
ze de plaats bereikte, merkte ze pas hoe
heel klein ze nog waren en alle gedachten
aan mogelijke gevaren liet ze weg vallen.
Ja, ze moest ze een lesje geven, dat ze
nooit zouden vergeten. Zonder om zich
heen te zien, noch links, noch rechts, nam
ze een sprong, kwam boven op de vech
tende beertjes terecht en beet hen ieder
hard in het oor. Daarna verdween ze weer
tusschen de struiken, zonder dat de beer
tjes hadden gezien wie dat was. Mevrouw
Reinaart lachte in haar vuistje en dacht
dat niemand het had gezien, maar ze ver
gistte zich, want niet alleen Sammy de
Kraai had alles gade geslagen, maar ook
de moeder van de beide beertjes was ge
tuige geweest van de klappen, die haar
kinderen kregen, zoodat Mevrouw Reinaart
hier nog nader van zou horen, als de tijd
daar was.
Marieke was jarig; dat was me 'n feest!
Wat kreeg me dat kind veel presentjes!
Een boek en een pop, 'n bal en 'n ring,
Een doos vol rozijnen en krentjes.
Maar 't mooiste van al was de prachtige
jurk.'
Waarmee moe haar des morgens verraste.
Die kreeg ze ook aan, want moe wou
'ns zien,
Of Marieke dat jurkje wel paste.
Nu staat ze te kijken, die kleine prinses,
Hoe beeldig die strookjes, dat lintje!
En plots loopt ze naar moes en roept luid:
„Wat houdt U toch veel van Uw kindje!"
Vader: Zeg Jan, ik zie dat je je broer
tje de kleinste appel geeft. Je hebt hem
toch zelf laten kiezen?
Jan: Zeker pa! Ik heb gezegd, dat hfl
kon kiezen tussen de kleinste appél of
niets en nu heeft hjj de kleinste appel ge
kozen.
Wanneer je mijn pet kunt afnemen zon
der langs mij op te klimmen zei lange
Klaas tegen kleine Kees, dan krijg Je
taartjes.
Wanneer je mijn klompen uit kunt trek
ken zonder te bukken, dan koop ik een
hele winkel taartjes voor jou.
Deze landlooper schijnt het heel erg
naar zijn zin te hebben, zoo buiten in de
zonneschijn. Hij lacht tenminste, alsof het
hier in Holland altijd zulk mooi weer is.
Kleur deze gelukkige man maar eens
met vroolijke zomersche kleuren, ook het
landschap en de lucht op de tekening. Met
krgt of potlood gaat het uitstekend.