De 17e Ijzerbedevaart. POPULAIR BIJVOEGSEL VAN DE HELDERSCHE COURANT De architect van fort Knox in Europa AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN 763 ZATERDAG 22 AUGUSTUS 193-6 'O Morgen klinkt over de IJzervIakte de kreet: „Los van Frankrijk I" Een tragisch bloedoffer dat diepe beteekenis krijgt op onze dagen. x „Vlamingen", zoo sprak wijlen Koning Albert in de bange Augustus dagen van 1914, „Vlamingen, gedenkt den slag der Gulden Sporen." Het was een vlammend woord dat over Vlaanderen zwaaide en duizenden Jongens naar het zwaard deed grijpen om den inval der Duitschers tegen te gaan. Het was tevens een woord dat schitterende beloften scheen te bevat ten voor het Vlaamsehe volk, dat sinds 1830 op gelijke rechten in het Belgische Koninkrijk wachtte. Zou nu eindelijk de gelijkstelling met het andere volks deel, de Walen, een feit worden? Men vertrouwde het koninklijk woord... dat helaas, niet gestand werd gedaan. Verdrukking van den Vlaamsehen Want het bleek al spoedig dat Vlaande ren in België beschouwd werd als een volksdeel dat enkel plichten te vervullen heeft, maar geen aanspraak mag maken op eenig recht. Tot zelfs in 1914, in de ure des gevaars van het Belgische rijk, werkte blijkbaar de stelregel na van Charles Rogier, uit 1830, dat het Fransch en de Fransche geest het cement moest zijn van de Belgische een heidsgedachte en via zooveel geslachten en tientallen jaren van verdrukking en achterstelling zou het Vlaamsehe volk ten slotte de overtuiging worden ingepompt, dat „men met Vlaamsch alleen in België nergens komt." De wurging van den Vlaamschen geest was langzaam geschied, aanvankelijk on voelbaar voor een aan verdrukking gewend volk; men gebruikte zijden stroppen en het waren gehandschoende handen die Vlaande ren naar de keel grepen. En hoewel telkens en telkens weer intellectueelen het volk poogden wakker te schudden, toch verviel men hoe langer hoe meer in gelatenheid en laksheid of onverschilligheid. Tot eindelijk, in de loopgraven aan den IJzer, die periode van vier bloedige jaren, de Vlaamsehe sol daten aan den lijve gingen voelen dat het een kwestie werd van leven of dood. De toestanden spitsten zich scherp en brutaal toe; er was geen ontkomen aan de naaktheid en de realiteit der feiten: de onrechtvaardige behandeling van het front van het Belgische leger was een kaakslag in het gelaat van Vlaanderen, zelfs door den eenvoudigsten soldaat gevoeld. 70 80 procent van de soldaten waren Vlamingen, 80 tot 90 procent van de gesneuvelden war ren Vlamingen. Walen en Franschgezinden werden zooveel mogelijk ondergebracht bij de administratieve diensten en op minder gevaarlijke posten. De Vlaamsehe soldaten werden in het vuur gestuurd op comman do's in de Fransche taal en hun officieren kenden de Vlaamsehe taal niet of spraken ze nooit. In leidende Belgische kringen was men gauw het woord van den Koning vergeten; onrustbarende uitlatingen bereikten de Vlaamsehe soldaten uit Le Havre, Londen en Parijs. De Vlaamsehe gedachte vlarot op. Maurice Maeterlinck schreef: „Aan de IJzer vechten de Vlaamsehe leeuwen voor de Latijnsche beschaving." De Waal, Ray- mond Colleye verklaarde: „Het België van morgen zal Latijnsch zijn, of niet meer zijn" En de pers der Belgische vluchtelingen, In het Fransch geredigeerd, stapelde laster en verdachtmakingen op den rug van het Vlaamsehe volk. Aan het IJzerfront werd een stelselmatige vervolging ingesteld van alles wat Vlaamsgezind was en zich zoo noemde. Soldaten, aalmoezeniers, intellec tueelen werden verbannen naar Cezembre of de bosschen van Frankrijk, waar zij dwangarbeid te verrichten hadden. Velen zijn eronder bezweken, terwijl hun mak kers aan het front bloot stonden aan de ergerlijkste vervolging. En de Belgische regeering te Havre bleef stom en liet alles maar gebeuren. Maar meer dan door de felste propagan da der laatste in Vlaanderen, groeide ten gevolge van deze onrechtvaardige behan deling de Vlaamsehe gedachte met een vervaarlijke kracht. Teruggekeerd in hun haardsteden ervoeren de Vlaamsehe sol daten dat er opnieuw van de koninklijke belofte van „gelijkheid in rechte en in feite voor Vlaanderen" niets in huis kwam en dat de franskiljonsche actie tijdens de ac- tivistenjacht niets anders beoogde dan den Vlaamschen geest zelve te treffen. De Vlaamsehe Oud-strijders zetten zich toen schrap en met een gevoel van sterke een drachtigheid wilde men terug naar de plaats waar zoovelen hun bloed hadden geofferd, voor Vlaanderen zoo zij dachten.... Het werd een pelgrimstocht naar de graven hunner makkers aan den IJzer: „Hier liggen hun lijken als zaden in het zand, hoop op den oogst, o Vlaanderenland". Het Kruis aan den IJzer. En weer deed de Belgische regeering een Vlaamschvijandige daad: in 1924 liet de legeroverheid de zerken en kruisen voor Heldenhulde, door de soldaten met eigen geld op de graven der gesneuvelden ge plaatst, stuk hakken tot grint en verhar ding der wegen Toen steeg plotseling het verzet en van dien dag dateert de stichting van den be roemden reusachtigen toren aan den IJzer op een terrein door het comité aangekocht, steeg ook het aantal bedevaarders telken- jare in Augustus èn het woord van den bezieler, Prof. Daels werd gevleugeld: „Steenen kan men verbrijzelen maar zielen niet!" Het Kruis, gebouwd op de plaats der verbrijzelde grafzerken, is het zinnebeeld van een eeuw van verdrukking en van den onbuigzamen wil van een volk om zijn eigen lot in handen te nemen, de leuze waarvoor van 1914 tot 1918 de Vlamingen aan de zijde der Entente hebben gestreden, met zoo bittere ervaring en teleurstelling. Het Kruis staat in de IJzervIakte als een mijlpaal en een vuurbaken tegelijk. Onder dat Kruis aan den IJzer staat Vlaanderen als een gesloten eenheid. De Bedevaart, die op 23 Augustus door meer dan 200.000 Vlamingen weer zal worden gehouden, heeft niets te maken met Parlement en verkiezingen en alle mogelijke corruptie. Hier leeft slechts de gedachte. Hier legt men telke jare de belofte af Vlaanderen te willen dienen om Dietschland te veroveren; hier komt men om leering te trekken uit de lessen der historie: „Het zoo milddadig gestorte bloed aan den IJzer kon Vlaande ren geen recht schenken en geen volksver- vreemde heerschers overwinnen." Op die IJzervIakte moet ieder jaar weer de Vlaamsehe gemeenschap tot de over tuiging komen dat het Vlaamsehe bloed offer van 1914'18 nutteloos is geweest en dat Vlaanderen niet vergeten mag, welk een afgrond gaapt tusschen het Vlaande ren der IJzervIakte en de Belgische regee ringen te Le Havre, later te Brussel. Deze bedevaart is tevens een zuivere Vredesbetooging. Hier klinkt het fiere woord van een volk dat zelfstandig wil zijn, dat in vrede met naburen leven wil en niets wil weten van compromissen en verdragen die het eens of morgen in de ellende van een volgenden oorlog zullen storten. „Los van Frankrjjk". Daarom zal op 23 Augustus de kreet weerklinken: Los van Frankrijk! Los van het vazalschap dat België bindt aan de kluisters van een Fransch-Russisch accoord, dat een gevaar is voor het Vlaamsehe volk, dat hierdoor zijn belangen bedreigd ziet. Het Vlaamsehe leger der Oud-Strijders zal dit parool: „Los van Frankrijk!" Zon dag a.s. verkondigen als een wachtwoord dat allen, over de partijen heen, kunnen aankleven. Het zal vlammen als een waar schuwing tegenover hen die, door accoor- den met vreemde volken, de West-Euro- peesche beschaving in gevaar brengen. En zooals destijds op de IJzervIakte de Vlaamsehe soldaten hun bloed hebben ge offerd, (voor Vlaanderen zoo zij dachten), zoo moeten thans die honderdduizenden die daar op die zoo tragische plek samen komen, als eenige, plechtige eerbetuiging voor hen die vielen, de belofte afleggen dat zij daadwerkelijk zullen strijden, met al de kracht die in hen is, tegen het bloed- accoord dat Vlaanderen aan Frankrijk en thans ook aan Rusland bindt, opdat het spoedig verlost worde uit het Fransche vazalschap en meester worde over eigen leger, over eigen cultuur, opdat het in de toekomst niet meer mogelijk zal zijn, dat Vlaamsch bloed zal vloeien voor belangen die vreemd of tegenstrijdig zijn aan die van het Vlaamsehe volk. Dit is de eenige hulde die Zondag kan gebracht worden aan de nagedachtenis van al de soldaten die te goeder trouw hun leven lieten op het veld van den IJzer. De kreet: „Los van Frankrijk!" zal Zondag over de IJzervIakte hun gebeente doen sidderen en hun bloed offer een waarachtige en diepere beteekenis geven. Het gaat hier om de Dietsche beschaving, om de belangen van den Nederlandschen stam, om de waarden der Westersche cul tuur. DE NEGUS BLIJFT IN ENGELAND. Londen, Augustus 1936. De ex-keizer van Abessynië kan nog geen afscheid nemen van Engeland, dat hij van het Noorden tot het Zuiden bereist, om een landgoed uit te zoeken. Zijn voor nemen om te Londen te gaan wonen, wil hij niet ten uitvoer brengen, ofschoon de Abessijnsche gezant te Londen reeds lang een woning voor het koninklijke gezin had aangekocht. De vorst zal zich waarschijn lijk te Werthin in de nabijheid van Londen vestigen. Eerst was Haile Selassie van plan zich in Zwitserland te vestigen, doch de regeering aldaar maakte bezwaren, toen de negus in de nabijheid van Zürich een villa had willen aankoopen. Engeland daarentegen maakt niet het minste bezwaar tegen het verblijf van de ex-keizerlijke familie van Abessynië in Engeland. Hoe ik Amerika's „brandkast" opbouwde. Een gesprek met Edwin Mosier. Ook Europeesche regeeringen onderhandelen. Mosleris technisch wonder in het Kentucky-gebergte. Terwijl men in de Vereenigde Staten het staatsgoud der U.S.A. in de staal- en cementkelders van Fort Knox, onder toezicht van een geheel leger soldaten, onderbrengt, reist de constructeur van deze machtige moderne vesting, Edwin H. Mosier, door Europa. Hij onderhandelt met een aantal Europeesche regeeringen omtrent den bouw van een dergelijken schatkelder. „Eergisteren te Londen, gisteren te Parijs..." F.....en morgen zal hij te Budapest en overmorgen ergens anders in Europa zijn! Voor twee of drie dagen zag men hem te Londen, waar men hem de nieuwe gepant serde kelders onder de Bank van Londen liet zien. Gisteren vertoefde hij te Parijs en bezocht de schatkelders, waarin „Marianne" het grootste deel van haar opgespaarde francs bewaart. Sir Edwin H. Mosier spreekt weinig. Hij schijnt in Amerika opdracht te hebben gekregen, zoo weinig mogelijk woorden vuil te maken. De meeste, dikwijls zeer nieuwsgierige, vragen der journalisten beantwoordt hij slechts met een glimlachje, een knikje ofwelhij negeert ze. De persmenschen vinden den zonderlingen Amerikaan daarom niet sympathiek! „Voor 40 milliard aan goud!" „Engeland en Frankrijk", zoo vertelt Sir Mosier, „kunnen tevreden zijn met de goud- kelders, welke te Londen, resp. de Parijs in aanbouw zijn. Maarwij zijn in Amerika toch moderner! Doch de omstandigheden, waaronder wij gingen bouwen, waren dan ook gunstiger. Wy hebben ruimte moeten zoeken voor40 milliard Zwitsersche francs in goud. Verder moesten wij ons goud tegen eiken aanval revolutie, lucht aanval, invatie van een vreemde macht, enz. weten te beschermen", „W(j gebruikten een nieuwe metaal soort!" „Wij hebben het Kentuckey-Gebergte gekozen, omdat daar de hardste steen- grond voorkomt. Doch dat was evenwel niet voldoende. Het steen diende een versterking te hebben. Ik heb het sterkste metaal gebruikt, welke ooit werd benut. Ik kan U moeilijk zeggen, hoe het heet, omdat de soort nog nim mer is gebruikt. In Amerika wordt het dus voor het eerst benut. Het metaal komt voort uit een menging van amal- gamstaal en koper, dat zoo sterk is, dat geen enkele staal boor, geen enkel explosie-middel, geen enkel vuurwapen er iets tegen vermogen. In de onderaardsche gewelven van Fort Knox vindt men twee geweldige deuren, welke een gewicht hebben van ieder 100 ton! Verder komt men, alvorens men in de schatkelders komt, nog een kleine deur tegen, die evenwel niet minder stabiel is, en welke deur dèn wordt gebruikt, wanneer de groote deuren, op welke wijze dan ook, door een technisch storing of zoo iets, niet meer zouden functionneeren. U ziét, de Yankëè's hebben aail alles gedacht. Laat ik er even bijvoegen, dat de uitvinding van de geweldige deuren geen uitvinding van mij is, doch van een Amerikaansch ingenieur, die mij bij de ontwerping van het geheele plan als een kameraad heeft ge holpen", „Sesam open u!" Bij de constructie der deuren moest men met de grootste voorzichtigheid te werk gaan. Slechts zeer betrouwbare arbeiders worden aan het werk gezet. Bovendien liet men de arbeiders slechts een klein deel van het werk uitvoeren, om zoodoende nim mer in het bezit te komen van het geheele constructiegeheim der sloten. „De geheime nummertelling", aldus Sir Mosier, „die de opening van de reuzen- deuren mogelijk maakt, bevindt zich trou wens nooit in het bezit van ééne onkelen persoon. Zes personen in Amerika bezitten een deel van deze nummer serie. De wer king van het reusachtig slot staat neerge schreven in een acte, welke door de regee ring wordt bewaard. 10 vierkante mijlen „goudzone". „Doch wij hebben niet alleen kelders moeten bouwen voor de berging van het goud, doch ook onderaardsche kazernes voor het leger, dat over een relatief wijd district is verdeeld. Het beschermd gebied omvat ongeveer 10 vierkante mijlen. Deze oppervlakte staat geheel in verbinding met automatische signaalapparaten, zoodat het voor een niet-georiënteerd persoon vol komen onmogelijk is de kelders te benade ren. Zou zich evenwel iemand in het afge zette „goudgebied" durven wagen, dan zal hij zich binnen enkele minuten door een speciale wacht omsingeld zien, welke hij zelf onbewust signaleerde!" Edwin Mosier heeft ons nog verklapt, dat zich rond 50 nieuwe uitvindingen in de schatkamers bevinden; uitvindingen, welke slechts de regeering zal gebruiken om die onder geen enkel beding worden verkocht. Meer wil Edwin Mosier, de bouwer van den Amerikaanschen schatkelders, het Fort Knox, ons niet vertellen. Hij heeft onder eede verklaart, het geheim nimmer te zullen verraden. Goochem. Ik hoor dat je naar West-Africa gaat Archibald, ben je niet een beetje bang voor de Malaria? O nee, beste meid, ik geef die vent een handvol kralen en wij zijn voor eeuwig de beste vrienden.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1936 | | pagina 11