De schipbreuk Yan
de „Sirenes".
Uit de Lippische
geschiedenis.
Het
toevluchtsoord.
De verloving van
Prinses Juliana.
Uit de Pers.
HELDERSCHE COURANT VAN WOENSDAG g SEPTEMBER
_6
FEUILLETON
Naar het Amerikaansch van
GEORGE E. HOLT.
De indruk te Londen.
Ongeveer de helft van de bemanning
aan wal gegaan. Het schip ligt vrij
hoog. Tot nu toe sleepbootassistentie
afgeslagen Beteekent deze schipbreuk
voor Callantsoog een
na-„seizoentje?
Voor den Politierechter
te Alkmaar.
Een redacteur van het A. N. P., die eenige
«Jagen in Detmold, de hoofdstad van het voor
malige vorstendom Lippe heeft vertoefd,
meldt in verband met de verloving van Prin
ses Juliana met Prins Bemhard zur Lippe-
Biesterfeld het volgende:
Niet ver van de Nederlandsch-Duitsche
grens, tegen het oude Westfalen aan, ligt het
vorstendom Lippe, voor een groot deel bedekt
door de bosschen van het Teutoburgerwoud,
dat zich van het Noordwesten naar het
Noordoosten tusschen de oude bisschop
steden Osnabriick en Paderborn uitsrekt.
Prachtige bosschen van loofboomen hier en
daar onderbroken met naaldbosschen, bedek
ken voor het grootste deel deze bergketen.
Het land is van een zeer bijzondere schoon
heid. De heide gaat over in beboschte heu
vels die weer door weiden van elkaar zijn ge
scheiden. Hier en daar ziet men dorpjes en ste
den liggen, waarvan de meeste als badplaats
een groote bekendheid hebben gekregen. Het
geheele gebied is bijzonder rijk aan genees
krachtige bronnen en nergens liggen in het
noordelijke deel van het Duitsche rijk de kur-
plaatsen zoo dicht bij elkaar als in het Lip
pische land.
Ook voor den Nederlander, die zijn vacan-
tie buiten de grenzen doorbrengt, zfln Lippe
en het Teutoburgerwoud niet onbekend. Geen
van hen, die in het Teutoburgerwoud ver
toefd hebben, zal verzuimd hebben den Gro
tenburg met het geweldige Hermann-Denk-
mal, het symbool der Germaansche overwin
ning op de Romeinsche legerscharen, te be
zoeken.. Hier heeft het woud ook zijn groot
ste breedte en oefent op allen een bijzondere
aantrekkingskracht uit door zijn lieflijkheid
en wonderlijke schoonheid, waardoor een
ieder, die eenmaal de bekoring van dit dicht
begroeide bergland heeft gekend, er steeds
gaarne terugkeert
Nauw met den Grotenburg en daardoor met
het geheele Teutoburgerwoud verbonden is
Detmold, de residentie van de Lippische vor
sten.
Weinig zullen de Nederlanders, die in Det
mold en in andere badplaatsen in Lippe be
kend zijn, vermoed hebben, dat de naam
Lippe nog eens in de geschiedenis zoo nauw
met Nederland verbonden zal worden als nu
door de verloving en het as. huwelijk van
H. K. H. Prinses Juliana met Prins Bern-
hard zur LippeBiesterfeld staat te ge
beuren.
De geschiedenis van Lippe, zijn volk en
zijn vorstengeslacht, gaat terug tot in het
duister der vroegere middeleeuwen.
Merkwaardig is wel, dat waar Munster en
Paderborn oude bisschopssteden zijn met een
overwegend katholieke bevolking, in Lippe
het protestantisme, reeds van den eersten tijd
der reformatie af, grooten invloed heeft ge
had. Ook de graven van Lippe hadden het
protestantsche geloof aanvaard.
De Lippische troonstrijd, die in 1895 uit
brak, is oorspronkelijk een familiestrijd tus
schen de in Detmond regeerende hoofdlinie en
de beide grafelijke zijtakken Lippe-Biester-
feld en Lippe-Weissenfeld. Berst toen er ze
kerheid bestond, dat de hoofdlinie zonder
mannelijke erfgenamen zou uitsterven, nam
de familiekwestie een staatkundig karakter
aan.
Laatste regeerende vorst.
Als laatste regeerende vorst stierf in 1895
vorst Woldemar. Zijn eenige broeder, prins
Alexander, kwam voor de troonsopvolging
wegens zwakke gezondheid niet in aanmer
king Er waren toen drie pretendenten voor
den Lippischen troon: het vorstelijk huis
Schaumburg-Lippe en de grafelijke takken
Biesterfeld en Weissenfeld. Het zou ons te
ver voeren de aanspraken, welke elk der pre
tendenten meenden te kunnen doen gelden,
hier uiteen te zetten.
Het probleem werd bij een scheidsgerecht,
onder voorzitterschap van den koning van
Saksen, aanhangig gemaakt en na een lang
durige procedure werd de linie Lippe-Biester-
feld in het gelijk gesteld en besteeg Ernst,
graaf en heer zur Lippe-Biesterfeld, graaf
van Schwalenberg en van Sternberg enz. den
Lippischen troon. Hij heeft zich een buiten
gewone populariteit weten te verwerven en
een standbeeld in het Detmolder slotpark ge
tuigt nog van de vereering, welke zijn onder
danen hem toedroegen.
Ernst had twee zoons: de oudste, Leopold
en de jongere, prins Bernhard. Leopold volg
de hem in 1905 als vorst van Lippe op en
regeerde tot 1918. De revolutie-golf, welke
Er was een tijd, vóór de Franschen hun
vaderlijke zorgen over Marokko uitstrekten,
dat dit land een toevluchtsoord was voor ze
kere lieden, die den bodem van hun eigen
vaderland te warm hadden bevonden om er
zich nog behagehjk op te voelen. Dat wil zeg
gen, evenals enkele andere, spaarzame, sta
ten, had het geen uitleveringsverdrag geslo
ten met andere mogendheden, die een vreem
de regeering in staat stelden haar langen en
sterken arm uit te strekken naar haar afge
dwaalde schapen, welke in Tanger, Fez of
Marrakesj zich in de subtropische zon koes
terden en tegelijkertijd om aan hun meestal
welverdiende straffen te ontkomen.
Vandaar dat van tijd tot tijd vooral heer
schappen, die president-directeur waren ge
weest van banken of trustmaatschap of be
last met het beheer van publieke fondsen, of
impulsieve persoonlijkheden, die te snel wa
ren met den trekker van hun revolver, dan
wel de goederenmarkt ietwat optimistisch
hadden beschouwd, voet aan wal zetten op
den bouwvalligen landingssteiger van Tanger.
Inderdaad, als een middel om zich de con
sequenties van anti-sociale handelingen van
den hals te schuiven, was Marokko ideaal.
Mr. Brown, vliedend van de ruinen van de
bij het einde van den wereldoorlog over
Duitschland ging en het keizerrijk en alle ko
ninkrijken en vorstendommen wegvaagde,
maakte aan zijn bestuur een einde. Thans
woont hij teruggetrokken en eenvoudig op
het oude slot in Detmold.
Zijn broeder Bernhard is de vader van den
verloofde van onze Prinses.
Graaf Ernst, die in 1905 op den Lippischen
troon kwam, woonde in het slot Obercassel
met het daarbij behoorende oude klooster
Heisterbach. In het park van Heisterbach be
vindt zich ook het mausoleum van de heeren
zur Lippe Biesterfeld.
De latere vorst Leopold en zijn broeder,
prins Bernhard, werden beiden in Obercassel
geboren.
Hun jeugd brachten de beide prinsen voor
een groot gedeelte door op het kasteel Neu-
dorf bij Bentschen in het tegenwoordige Po
len, een bezitting der familie.
Leopold en Bernhard gingen zooals ge
woonte was b<j de zoons van vorstelijken
huize in militairen dienst. Leopold werd
officier bij de garde-uhlanen in Potsdam en
Bernhard bij de huzaren.
De militaire loopbaan van Leopold nam vrij
spoedig een einde, omdat hij in verband met
de troonsopvolging in Lippe zijn ontslag nam.
Prins Bernhard was en bleef officier. Na
de troonsbestijging van zijn vader werd hij
overgeplaatst naar het huzarenregiment „Kei
zer Nikolaas van Rusland" in Paderborn,
waardoor hij in de nabijheid van het ouderlijk
huis en van het Lippische volk bleef.
Aan het leven van dit volk, aan de lande
lijke genoegens van de bewoners zoowel als
aan de cultureele zijde van het landsbestuur
nam hij steeds met groote opgewektheid deel.
Ook hij mocht zich in een groote populariteit
verheugen. Zijn natuurlijke gemoedelijkheid,
zfln uitgesproken sympathie voor het Lippi
sche volk, kwamen wel bijzonder tot uiting
bij volksfeesten, waar hij steeds gaarne aan
deelnam. In Detmold spraken wij menschen,
die prins Bernhard persoonlijk gekend hadden
en zij vertelden ons, dat 't volk nog nooit mede
gemaakt had, dat een prins uit het regeeren
de huis danste met het eenvoudigste meisje
uit het dorp, dat hij met arbeiders en knech
ten een glas bier dronk.
In alles was hij zonder pose, hij deed het
als een uitdrukking van de meest natuurlijke
verbondenheid en saamhoorigheid. Dit maakte
hem overal geliefd.
De ouders van den Prins.
De mooiste tijd uit het leven den Prins
Berhard was ongetwijfeld de tijd van zijn
verblijf in Paderborn. Daar leerde hij ook zijn
latere echtgenoote kennen, gravin Craram
Crieven, die met den graaf van Oeynhausen
gehuwd was geweest, doch van dezen ge
scheiden was.
Spoedig na hun huwelijk vertrokken Prins
Bernhard en zijn vrouw naar hun bezitting
Woynowo bij Bomst aan de Poolsche grens.
Woynowo was een heerlijkheid, vele duizen
den morgen land groot, welke tot de erfenis
van de gravin CrammCrieven behoorde
Prins Bernhard werd grootgrondbezitter en
bleef dit tot aan het einde van zijn leven.
Zijn vrouw is van haar jeugd af een en
thousiast bewonderaarster van de paarden
sport geweest. Deze sport in den meest
edelen zin van het woord werd in Woy
nowo met bijzondere voorliefde beoefend. De
prinses reed op alle groote concoursen in
Oost-Duitschland met veel succes om de hoog
ste prijzen en onderscheidingen.
Vele jaren was Woynowo het middelpunt
van het verkeer der adellijke families uit de
omgeving, totdat door de Novemberrevolutie
niet alleen de Lippische troon viel, doch ook
een groot gedeelte van het familievermogen
verdween. De inflatie in den na-oorlogschen
tijd kwam daar nog bij en dit alles tezamen
was oorzaak, dat het eens zoo vroolijke en
levensblije huis Woynowo, stiller en stiller
werd.
In dezen onrustigen en zorgvollen tijd viel
het accent in het leven van prins Bernhard
en zijn echtgenoote meer en meer op de huise
lijkheid en het innige familie-leven. Zij zoch
ten en vonden hun geluk in den omgang en
in de opvoeding van hun beide zoons, de prin
sen Benno en Aschwin.
Beide prinsen waren in Jena geboren,
Benno in 1911, Aschwin in 1914.
De oude prins Bernhard is in Juni 1934 ge
storven. In zijn laatste levensjaren heeft hij
nog het geluk gesmaakt zijn beide zoons te
zien opgroeien tot bijzonder begaafde men
schen. Hij had de overtuiging, dat zoowel
Benno als Aschwin zich een plaats in de
Nationale Bank in Blackville, behoefde niet
te vreezen onverwacht een zware hand op
zjjn schouders te zullen voelen. Integendeel,
genoemde mr. Brown verkeerde in een positie
om den hoofdcommissaris uit New York
wanneer hy dezen in Tanger was tegenge
komen, uit te noodigen uit zijn ambtelijk vel
te kruipen en een koelen dronk met hem te
nemen in Café Aleman, op kosten van de
gedupeerde inleggers uit Blackville!
In soortgelijke omstandigheden bevond zich
Mr. Hiram Higginsworth, toen hij op een
mooien vroegzomerdag zee koos met bestem
ming naar dit paradijs.
Mr. Higginsworth, een forsch en breedge
schouderd, gewichtig-uitziend man, had aan
spraak kunnen maken op den ietwat dubieusen
titel van voortvluchtig hoofddirecteur van de
Prairie Hypotheek- en Beleggingsbank in
den staat Illinois. Zijn gezicht en zijn conver
satie was even vertrouwenwekkend als zijn
gestalte imposant en dat had vele oude dames
en van een kleine rente levende tobbers ertoe
gebracht hun zure spaarduitjes in zijn hoede
te geven.
Hij had zyn maatschappij vijf jaar tevoren
opgericht. En in een normaal geval zijn vijf
jaar niet voldoende om een zakenman de melk
uit den cocosnoot te doen genieten. Mr. Hig-
gingsworth evenwel, had niet slechts de melk,
maar ook het vruchtvleesch geconsumeerd. De
bast had hij achtergelaten op het plaveisel
voor zijn thans gesloten kantoor. Die bast
was knapjes dun en tot den laatst en korrel
vleesch afgeschraapt...
Mr. Higgingsworth arriveerde in Tanger
met verscheidene koffers, een groote suit-
case en een zwartleeren handtasch. De koffers
liet hij rustig aan hun lot over, de suit-case
bejegende hij met weinig méér zorg, maar de
zwarte handtasch hadde hij als zijn oogappel.
Maar dit verhaal behandelt niet Mr. Hig
gingsworth aankomst in Tanger, noch zijn
maatschappij zouden verwerven door eigen
bekwaamheid.
Zelf had hij zich in het leven veel moeten
ontzeggen. De wereldoorlog, welke hij van het
begin tot het einde medemaakte, viel in zijn
beste jaren. Daarna moest hij den druk ver
dragen, welke na de Novemberrevolutie in
1918 de familieleden van vroegere vorstenhui
zen ondervonden. En ten slotte had hij groote
zorgen bij het bestuur van zijn uitgebreide
goederen. In de laatste jaren werd een groot
gedeelte van het Woynowo-er grondbezit ver
kocht; aan de familie Lippe-Biesterfeld bleef
het slot, de naaste omgeving en het meer.
In het thans eenzame kasteel leeft de prin
ses zij is 53 jaar oud een rustig en te
ruggetrokken leven, in de herinneringen aan
haar echtgenoot en aan een schoon verleden,
doch gelukkig met haar beide kinderen, aan
wie zij ad haar zorgen wijdt.
Het nieuws, dat Prinses Juliana zich ver
loofd heeft, was voor vele vrienden van de
Prinses te Londen een groote verrassing.
In kringen, waar men de prinses goed kent,
verklaarde men niet te hebben verwacht, dat
zij zich thans zou verloven, hoewel men Prins
Bernhard als vriend had hooren noemen.
Ten paleize Kensington, waar Prinses Ju
liana dikwijls heeft gelogeerd, verklaarde haar
nicht. Prinses Alice, dat zij en de graaf van
Athlone zeer verheugd waren het geheel on
verwachte nieuws te vernemen. Men Ver
wachtte, dat spoedig een officieele mededee-
ling uit Den Haag zou komen.
Het A.N.P. meldt nog uit Londen:
De bladen maken uitvoerig melding van de
verloving van Prinses Juliana. Zij wijzen daar-
by op haar belangstelling voor Engeland en
het Engelsche leven en op haar groote liefde
voor de sport.
In hofkringen te Londen is men van mee
ning, dat een lid der Koninklijke familie de
huwelijksplechtigheid zal bijwonen. Men acht
het mogelijk, dat de hertog en de hertogin
van Gloucester den Koning zullen vertegen
woordigen. Prinses Alice en graaf van Athlone
zullen eveneens de feestelijkheden bijwonen.
Te Par[j8.
De correspondent van de N. Rott. Ct. te
Parijs meldt aan zijn blad:
De avondbladen, die een correspondent in
Nederland hebben, wijden hartelijke woorden
aan de verloving vande Prinses. Ze geyen
hoog op van de algemeene sympathie, die de
Prinses ten onzent geniet, van haar degelijke
opleiding, den eenvoud van haar karakter,
evenals van de groote vreugde, waarmede liet
bericht in ons land ontvangen is.
Uit den aard van de zaak deze eerste
berichten nog spaarzaam met nieuws aan
gaande den Prins.
Het spreekt vanzelf dat deze gebeurtenis
geen aanleiding geeft tot politieke commen
taar. De bladen verheugen zich in de voldoe
ning van het Nederlandsche volk en beschou
wen de verloving uitsluitend uit het oogpunt
van de innige verbondenheid tusschen natie
en dynastie.
j n.i
De „Nw. Rott. Crt." schrijft:
Een blijde mare in donkere dagen!
Een juichtoon zal uit de harten van ons
volk opwellen over deze heuglijke gebeurtenis.
Met groote vreugde en hartelijk medeleven in
het geluk van het Koninklijk Huis, zal liet
bericht van de verloving van Prinses Juliana
met Prins Bernhard van Lippe-Biesterfeld ont
vangen worden.
Bij de hechte en innige banden, die ons niet
de Koninklijke Familie verbinden, verplaatsen
wij ons vanzelf in de zonnige stemming, die
daar op dit oogenblik zal heerschen. Na het
overlijden van de Koningin-Moeder en van
Prins Hendrik, was het eenzaam geworden om
onze Koningin en Haar Dochter, nóg eenza
mer dan het reeds bij vorstelijke personen van
dien rang pleegt te zijn. En nu zal daar op
eens uit jonge liefde nieuw leven opbloeien
en zijn licht ook naar buiten verspreiden.
Een blijde mare in donkere dagen, zoo
noemden wij het bericht van deze verloviiig.
Eindelijk weer eens iets, waarin wij ons ge
heel kunnen verheugen. Wat ook om ons heen
mag veranderen of vallen, ons Oranjehuis ligt
diep in het Nederlandsche volk verankerd.
En hier wekt ons nieuw leven aan den al-
ouden stam toe.
verbiyf aldaar gedurende de eerste twee
weken. Het is ons te doen om de geschiedenis,
die zich na verloop van veertien dagen af
speelde. En daarvoor moeten we Mr. Higgins
worth voor een poosje uit het oog verliezen
eenzaam maar comfortabel geïnstalleerd in een
ruim huurhuis en onze aandacht wijden aan
eenige andere personen, die zich bijzonder voor
den hoofddirecteur-in-ruste interesseerden.
In het Amerikaansche consulaat zat de
consul achter zyn schrijfbureau en tegenover
hem had plaats genomen een zwaargebouwd,
beslist uitziend man, met blozend gelaat en
blonde haren, die zoo juist uit Gibraltar was
aangekomen.
De consul was jong en slank en opgeruimd,
wat niet belette dat hem deze belangrijke
post was toevertrouwd. Want niet alleen
was hij consul, maar, zooals het in dien tijd
gebruikelijk was, alleensprekend rechter over
alle Amerikanen in zijn ambtsgebied, mits
gaders hun niet-Amerikaansche huisgenooten
en bedienden.
Dat nam niet weg, dat hij niet méér recht
had om tegen Mr. Higginsworth, van wien hij
alles wist wat er van hem te weten viel, maar
het terrein van wiens tekortkomingen buiten
Marokko lag, op te treden, dan laten we
zeggen tegen Koning George van Engeland!
Hij legde dit aan zijn bezoeker met nadruk
uit.
..Dat is me bekend," knikte deze. „Maar ik
wil dien knaap hebben en ik ben van plan niet
zonder hem naar Amerika terug te gaan.
Maar hoe, dat weet ik nog niet."
Consul Teddy Lane liet zijn blik weer rusten
op de legimitatiepapieren tegenover hem. Ze
waren gesteld ten name van Mr. Joseph J.
MacDonald te Riversdale, inspecteur bij de
recherche van den staat Illinois.
Daarop keek hy zijn bezoeker opnieuw aan.
„U kunt broeder Higginsworth hier met
geen vinger aanraken. Ik zou den kerel zelfs
Dat op deze vorstelijke verbintenis een ge
lukkig huwelijk moge volgen, zal ons aller
hartgrondige wensch zfjn. Onze Prinses heeft
zich aller liefde verworven door Haar een
voudig optreden. Van Haar geestelijke ver
mogens is steeds met lof getuigd.
Zoo moge ons volk in deze keuze van Haar,
die het met Haar Moeder op de handen
draagt de belofte zien van een nieuwe,
schoone toekomst die voor deze twee jonge
menschen en, laat ons hopen, ook voor het
land zal zijn weggelegd.
N-s schrijft in „De Telegraaf":
Iedereen, wien het behoud der constitutio-
neele monarchie onder het Stamhuis van
Oranje-Nassau ter harte gaat, zal zich ver
heugen in de verloving der Prinses: eerste
stap op den weg, die tot bevestiging der dy
nastie leidt. Geen Nederlander, die ook niet
hoopt, dat deze verbintenis het persoonlijke
geluk der jonge vorstin ten goede zal komen.
Velen schijnt het toe, dat het voor een
krachtigen, jongen man weinig aantrekkelijk
is steeds „de man van zijn vrouw" te moeten
zijn, en déAraan en niet aan zichzelf zijn po
sitie te ontleenen. Dit is een dwaling: juist
voor een persoonlij kheid is er in ons volks
leven veel te doen voor een Prins-gemaal.
Door deze verbintenis zal aan de Konink
lijke Familie een lid toegevoegd worden en zij
kan den kring van hare bemoeienissen wijder
uitbreiden. Bij tal van openbare instellingen
en maatschappelijke plechtigheden en gebeur
tenissen speelt in Engeland de „Minor
Royalty" een groote rol. Daardoor wordt de
band tusschen hof en volk nauwer. De jonge
echtgenoot van de jonge troonopvolgster, die
geen politieke verantwoordelijkheid draagt,
met minder luister omringd is, zal zich wat
vrijer tusschen het volk kunnen bewegen. Hij
zal meer ongedwongen omgang hebben, zich
eenvoudiger en gemakkelijker verplaatsen en
zoo kan hij een groote kennis opdoen van
menschen en zaken. Is eenmaal, moge het nog
lang duren, de tijd daar, dat zijn echtgenoote
moet regeeren, dan heeft zij een vertrouwden
en ervaren raadsman naast zich: iemand, die
haar persoonlijk steunt, iemand die veel niet
politieken arbeid van haar kan overnemen.
Nederland krijgt nu een jong Hof en het
zou voor ons volksleven van beteekenis kun
nen zijn, als dit Hof, dat nog geen politiek
centrum is, een cultureel centrum kon worden.
Geboorte en positie, maatschappelijk aan
zien en de in de meeste kringen van ons volk
levende gehechtheid aan Oranje, maken het
den komenden jongen Prins-Gemaal mogelijk
ons bij stipte inachtneming van zijn staat
kundige positie, die hem de uiterste reserve
oplegt, toch een aanmoedigend voorman te
worden op velerlei maatschappelijk gebied.
Het zijn dikwijls de niet-regeerende vorsten
geweest (men denke b.v. in ons land aan den
broeder van Willem ni), die aan zooveel nut
tige zaken den stoot gegeven hebben.
„GA HUN ZON BLINKEND OP
Het Hbl. schrijft o.m.
Van hoe vér-strekkenden invloed zal deze
verbintenis kunnen zijn voor onze dynastie en
voor de toekomst van ons Koninkrijk! Om het
verband, dat nu gesloten wordt, weven zich de
gedachten, de beden van ons volk. Uit de
smartelijke herinnering aan wat nog niet zoo
lang geleden werd verloren door den dood die
rondwaarde om den troon der Oranjes, heft
het hart van Nederland zich op tot blijde
vreugde, die zich niet temperen laat door der
tijden somber verschiet. Het is alsof de goed
keurende blik van den vader en de regeeren
de oude handen van de grootmoeder op beide
vorstenkinderen rusten. En stil ruischt ons
amen.
Maar dan neemt jubel den voorrang en
weldra zal het langs onze rivieren, langs onze
duinen klinken: een Prins is in het land! En
van stad tot stad, van oord tot oord zal een
oprecht welkom voortgalmen in zijn nieuwe
huis, het land zijner Prinses. Licht wordt het
in het Paleis; een beeld bloeit open van een
toekomst, die tot nieuwe gaven is gewekt. En
hoe zwaar de ongunst der tijden ons volk ook
getroffen moge hebben en hoe donker het
pad nog voor ons zij, er zal meer vertrouwen
stralen uit menig oog, en menige mond zal
een trek van geloovende blijmoedigheid
plooien om het geluk, dat zijn intrede doet in
het Koninklijk gezin, en dat ons volk mede
als zijn eigen geluk gevoelt.
Een herfstgeschenk is ons de verbintenis.
Onder het gouden loover zal een innerlijke
zon haar stralen zenden. De vlaggen onzer
landen wapperen en bloemen geuren in het
late getij. Beide jonge menschen sluit ons
volk in diep ontroerde liefde in zijn hart. Ge
zegend zij hun weg, waarop zij anderen ten
zegen mogen zijn. Het leven lacht hun toe,
„ga hun zon blinkend op en zij hun lente
schoon".
moeten beschermen, als hij zich tot mij wend
de. Als u geweld gebruikt, ben ik zelfs ver
plicht u te laten opsluiten!"
Inspecteur MacDonald knikte.
„Volkomen juist en ik houd daar ook
rekening mee. Maar daarom kunt u toch iets
voor me doen. Absoluut binnen de grenzen
van uw bevoegdheid. Zoudt u me in contact
kunnen brengen met een betrouwbaren
inboorling, die eenig begrip heeft van de
psychologie van Amerikanen?"
De consul presenteerde sigaretten, stak er
een op en dacht na.
„Neen," zei hij toen; „zoo iemand weet ik
niet voor u. Kunt u het doen met een Ameri
kaan, die de inlanders kent?"
De inspecteur schudde ontkennend het
hoofd.
„Heb ik niets aan. Het moet een inlander
zijn, of een mem die voor een inlander kan
doorgaan. Maar dat zal waarschijnlijk wel uit
gesloten zijn."
„Hm! Dat wil zeggen De consul aarzelde
„Dat weet ik nog zoo niet. Er is hier een
Engelschman zijn moeder is Amerikaan
sche een van de wonderlijkste lui dien ik
ooit ontmoet heb. Allemenschelijk aardige
kerel. Er is een heele geschiedenis aan hem
verbonden. Zijn vader was Britsch consul in
Mogador. Lang geleden gestorven. Voor zijn
dood, werd zijn dochter door een Berberstam
gestolen. De jongen was toen nog een kind.
Maar hij bleef hier onder de inlanders, nadat
zijn moeder naar Engeland vertrokken was,
om zijn verdwenen zuster op te sporen. Daar
maakte hy zijn levensdoel van. Hij is nu meer
inlander dan Europeaan. Hij heeft het heele
land doorgereisd en kent de inboorlingen
beter de consul lachte „dan ze zichzelf
kennen!"
„Met zoo iemand zou ik het wel kunnen
klaarspelen," meende MacDonald. „Zou geld?"
„Hemel neen," was het snelle antwoord. „Hy
Dinsdagmiddag.
18 man zijn des morgens van de „Sirenes
gehaald; de rest, waaronder de kapitein en
alle officieren besloot aan boord te blijven.
De 18, die de weinig benijdenswaardige
sensaUe mochten beleven middels de ver
maarde „broek" aan land getrokken te wor,
den, zijn ondergebracht in café de Haan en het
blijkt, dat het hun aan niets ontbreekt. Ze
krijgen hier voedsel en, wat ze nog meer van
noode hebben: slaap.
O speling van het noodlot: Callantsoog viert
feest. Er was kermis op het dorp en de kermis
gaat door, n'importe storm en schipbreuk. In
hotel de Haan is het ook feest en de kermis-
gangers zijn reeds vroeg in den middag in
een uitgelaten stemming.
Op een geïmproviseerd plankier zitten drie
knapen. Ze produceeren dansmuziek. Klate
rend mengen zich de rhythmen in het loeien
van den wind om de buitenmuren. Men danst
en lacht. Men is uitbundig en geen wonder.
Dit schip zal Callantsoog geen windeieren
leggen!
Een voor een schuiven de geredden tusschen
de dansenden door, naar boven. Nog staat de
schrik in hun oogen. Nog trillen verscheidene
van deze krachtige body's van de doorgestane
emotie.
Op het strand.
Op het strand groept men tezaam: razend
snel is de mare door Noord-Holland gevlogen
en op verschillende plaatsen geeft men reeds
parkeerbonnetjes uit. Zaken zyn zaken.
Over de lage duinenrug priemen de beide
masten der „Sirenes". Ze ligt er nu in val
lend water en steeds wordt de gaping tus
schen strand en schip smaller. Ze ligt daar,
eindeloos treurig en eindeloos eenzaam, tegen
een fond van felbewogen luchten en gebeukt
door het nog steeds razende water.
De zee is imposant hier voor Callantsoog;
deze zee, die het schip ranselt, het schip,
waarvan we thans weten dat het in ballast
varende van Amsterdam naar New Castle een
ware nacht van verschrikking aan de Neder
landsche kust doormaakte.
Een nacht, waarin ieder moment de schip
breuk kon brengen, de nacht, die voor deze
menschen één eindelooze kwelling geweest
moet zfln.
Op het dek van de „Sirenes" is het stil;
een enkele maal ziet men van den wal af de
schimmen van de opvarenden die achterbleven
Schimmen, haast onzichtbaar achter de sluiers
van schuim en water, die onophoudelijk over
het schip spatten. Haastig verdwijnen ze.
Bulderend ranselen de zeeën op de stalen
huid van de „Sirenes", die siddert onder deze
beproeving. De brug wordt steeds weer be
dolven onder het spattend schuim.
Meeuwen wieken over de golven en over het
schip, dat nog maar weinig slagzij maakt. Het
ligt daar zoo, alsof menschenhanden het ge
meerd hadden
De hel van het water.
Later in den middag spreken we den heer
de Booy, den wakkeren secretaris van den
Noord- en Zuidholl. Reddingmaatschappij, die
de leiding bij de reddingspogingen heeft.
Hy vertelt ons enkele dingen van den naoht,
die voor de mensohen aan boord geweest is
één ontzettend inferno van wind en golven.
Hoe men van Maandagmiddag tot Dinsdag
morgen vocht voor het behoud van het schip,
dat leeg zijnde, hoog op de golven danste.
En we hooren hoe de heele kust van Noord-
Holland in gereedheid gebracht werd om te
helpen, daar waar het noodlot dit schip neer
zou gooien.
is niet van dat soort. Maar hy heeft een
natuuriyken afkeer van schurken. En ik heb
hem wel eens een dienst bewezen by het
zoeken van zgn zuster. Vandaar dat ik wel
geloof, dat hy doen zal wat hy kan. Alles wat
een fatsoenUjk man kan doen..."
De consul keek MacDonald by deze laatste
woorden veelbeteekenend aan.
„Begrepen!" zei de inspecteur kort. „Zoudt
u hem willen laten komen?"
De consul stuurde een inlandsche bediende
uit om den man in kwestie te zoeken. Het
duurde niet lang of de deur werd opengewor
pen en de bediende kondigde aan: „Sidi Kane!"
Een man van middelbare grootte trad bin
nen, met een donker, zongebruind gezicht, een
korten, zwarten ringbaard en met de witte
kleedy van den inlander aan. De consul stelde
hem voor, wees hem een stoel en gaf een uit
eenzetting van den stand van zaken.
„Het is me volkomen duideUjk," verklaarde
Sidi Kane Harry Kane met een glimlach,
toen de consul uitgesproken was. „U hebt
overigens waarschynhjk niet gehoord, dat ik
al een ontmoeting met dien achtbaren mijn
heer gehad heb. Ja heusch..."
Met een pynüjke uitdrukking op zijn gezicht^
wreef hy zich over den schouder en vervolgde:
„Zon rgzweep was zwaar. Hy zag me na-
tuuriyk voor een inlander aan. Ik liep hem in
den weg en hij sloeg er op los..."
,En toen?" vroeg de consul, toen Kane
draalde.
„Wel, toen trok ik hem de rpzweep uit de
hand en ging zelf 'n beetje aan het ranselen.
Maar hy is natuuriyk zoo verstandig geweest
om niet te gaan klagen, de smeerlap!" Toen,
tot MacDonald: „ik zal u met genoegen helpen
natuurlijk binnen de grenzen van de wet..."
voegde hy er grinnikend aan toe.
Mr. Macdonald en Sidi Kane verlieten het
consulaat en brachten een genoeglijk uur door
in Café Alman, van waar men een boeiend
En de nacht volgde op den avond en het
schip ging Noordwaarts: IJmuiden, Wijk aan
Zee; vervolgens Egmond, Petten en dan: Cal
lantsoog. Nog even verder, nog een hoek om
en de „Sirenes" zou Den Helder, de veilig8
haven bereikt hebben. De zeegoden hadden
anders beschikt.
En nu heeft dus Callantsoog dit schip
en het hoopt er van te profiteeren; laat het
ons maar niet verbloemen. Het is geen floris
sant seizoen geweest dit jaar en nu lijkt het
er sterk naar of er nog een aardige buiten
kans staat te wachten.
De exploitanten der café's en hotelletjes en
verm aaksin richtingen glunderen. Als de bla
den uitkomen en Nederland weet wat hier te
zien is, dan zal men komen.
Later in den middag valt het water sterk
en enkele Callantsoogers staan reeds zoo ver
op de pier, dat ze de neus van de „Serenes"
kunnen aanraken. Zwaar wordt er geboomd
over de kansen van vlotbrenging. De een zegt
dat het schip gunstig ligt, de ander dat het
wel even lang zal duren als indertyd met de
Kerkplein". Veel definitiefs valt hier voor-
loopig niet over te melden.
Om half vpf in den middag worden, weder
om middels de broek, menschen van boord
gebracht. Weer zwaaien ze tusschen hemel en
zee en weer staren honderden in spanning
naar deze onvrywillige acrobaten.
Een „awfull night".
Eén van de stokers schieten we aan. Een
kleine donkere kerel, maar met blauwe oogen.
We vragen hem van den nacht daar op zee
en in zyn steenkolen-Engelsch vertelt hij
eenige brokstukken. Met breede gebaren
illustreert hy zyn betoog en zegt, dat het een
„awfull night" was. Een nacht, waarin geen
einde kwam en die een week duurde.
Hoe men de liohten der torens en bakens
voorby zag schieten en hoe men steeds maar
weer hoopte dat Den Helder bereikt zou
worden.
Een worsteling, die men verloor. Hij bijt op
z'n lippen de Noor en hij versmoort een vloek
tusschen de tanden.
Dan pakt hij onze hand; spontane opwelling
van dankbaarheid. Hij gaat er vandoor. Naar
café de Haan. Waar wachten: voedsel en rust.
Zitting van Maandag 5 September.
De eerste zaak eindigde in tranen.
De eerste zaak betrof een 19-jarige jonge*
dame, die de emmer leeiyk had omgetrapt,
door een lapje van 20 te stelen uit een over
'n stoel hangenden broek van zekeren Heer A,
V„ die ten huize van haar moeder als com
mensaal vertoefde. Het meisje stond nu te
dier zake terecht en veroorzaakte den goeden
politierechter nog al wat kopzorg, door haar
minder toeschietelijke houding. Onder meer
gaf zij geen blijken zich met haar ter zitting
meegekomen vader te willen verzoenen, om
dat deze waardige man zich had verzet tegen
haar omgang met een hem ongevalligen aan
bidder. Ten slotte begon de Officier spijkers
met dikke koppen te slaan en eischte tegen
haar 3 maanden observatie, teneinde eens uit
te kienen, welke vleesch men in den kuip
had. De politierechter, die ook al aan het
eind van zyn latyn was, kon zich met dit
voorstel zeer goed vereenigen en gelaste
tevens haar onmiddellijke gevangenneming.
Natuuriyk was toen Holland in last. Het
verzet was gebroken en snikkend zonk het
meisje in de armen van haar eveneens heftig
ontroerden vader. Maar aan dit vonnis was
niets meer te veranderen. Het meisje zal deze
termijn van voorbereiding moeten doormaken,
en dan wordt het proces nog eens overge
daan.
'n Pracht-exemplaar om eens met Joe
Louis te knokken.
De 21-jarige Heldersche bakkersknecht, J.
C. R„ belooft by flinke training 'n pracht
bokser te worden voor den wereld-kampioens
titel. 'n Studdy-boy, met 'n nek als 'n nijl
paard, bracht hij Maandagmiddag nog 'n mo
ment van ongekende emotie in het tamelijk
saaie politie-rechtermilieu. Deftig in 't zwart,
de bril op, stond hy terecht wegens mishan
deling van zyn plaatsgenoot, den 21-jarigen
winkelbediende G. L. L„ 'n mager jong-
mensch dat hy op 1 Maart, ter gelegenheid
van een bal in „Musis Sacrum" na eenige
voorafgegane „bonje" met stoel en al tegen
den dansvloer had gekwakt, om hem vervol
uitzicht heeft op het kleurige, Oosterscha
gewemel van het Tangersche marktplein.
„Bent u zeker, dat hij u niet zal herken
nen?" vroeg de inspecteur.
Harry Kane lachte.
„Ik ben hem sindsdien twee keer tegenge
komen. Maar geen schaduw van herkennen,
hoor! Het duurt lang voor een blanke da
gezichten van inlanders leert onderscheiden.
Sommigen leeren het nooit. Vinden dat ze er
allemaal precies eender uitzien. Neen, daar
voor bestaat geen gevaar. Ik zal gaan zoodra
de rest van het zaakje in orde is. Hij stond
op. „Tegen zonsondergang ben ik hier terug,
Is dat goed?"
„Uitstekend," antwoordde de inspecteur en
hy keek zijn metgezel na, die zwierig en statig
in zijn wyde boernoes wegwandelde.
Enkele minuten na Kane's vertrek, betaalde
Macdonald, ging het café uit en wandelde langs
het strand naar het bureau van de toentertijd
eenige courant in Marokko, „Al-Moghrebal
Aksa", een Engelsch weekblad, dat reed3
verscheidene jaren werd uitgegeven door een.
goedgehumeurden Brit met den witten baard
van een aartsvader. Montgomery heette hij.
Mr. Macdonald en Mr. Montgomery hadden
een gesprek. Aan het einde daarvan bood de
Amerikaan den Engelschman een bankbiljet
aan, maar de Engelschman maakte een af
werend gebaar.
„Geef het maar voor een liefdadig doel!
Arme slokkers genoeg hier. Tegen vieren ga
ik drukken."
Goed vyf uur zaten de inspecteur en Sidi
Harry Kane andermaal in Café Aleman, dit-
mael in een afgezonderd hoekje. Tusschen hen
in op de marmeren tafel lag een exemplaar van
„Al Maghreb-al-Aksa", nat van de pers, zoo
als men dat noemt.
Om zes uur stond aan de poort van het huiS
waar Mr. Higginsworth zijn intrek had geno
men, Sidi Kane vertrouwelyk en op gedemptea