POPULAIR BIJVOEGSEL VAN DE HFI DFRSf.HF COURANT *T SH! E BC J ZATERDAG 12 SEPTEMBER 1936 AUTEURSRECHTEN VOORBHOUDEN Bij de verloving H.K.H. Prinses Juliana. Interview met den bouwervanhetJapansch Olympia-stadion VOOR DE van 8 September 1936. goe wisten w' ons in weinige uren verzekerd van het Vorstlijk feit, dat snel de volksvreugd aan zou vuren rondom Oranjes Majesteit! Nooit klonk van U zoo'n blijde mare, o Hoogheid, Koninklijke Vrouw; nooit zong voor U zoo'n blijde schare ons oud; Wilhelmus van Nassauw! Hoe lang reeds leefden w'als in vreezen, voor schuchtre woorden schier te teer! Nu zijn de weelden ons herrezen, en hopen w' op nog eindloos meer! prinses, van Uw Geslacht de laatste, o, zij die wankling thans voorbij, nu Hij een Sterkre naast U plaatste, Die steeds uw Beider Sterkte zij! Dan rijst de roem der Voorgeslachten opnieuw aan Neerlands horizon, nu 't morgenrood van blij verwachten Oranjes levensnacht herwon! Ten hemel heffen w' onze handen, tot heiliging des volksgewins; dus dienen w' als de vrije Landen Uw heil en dat van Uwen Prins! Nog scharen w' ons als een fiere Natie, in onbedreigde veiligheid ons om den troon bij Godes Gratie: Symbool der Hoogste Majesteit! Veelvuldig zijn reeds opgezonden, gebeden voor den brozen band; drievoudig zijn w' opnieuw verbonden: als „God, Oranje en Nederland!" Eens moog' de luistep tï omstralen! der ..eeuwen schoonsle..Qrarufizoiü en feestlijk zal de-faam .'t herhalen,- hoe thans een gfootsche dag begon! Dan deele Uw Koninklijke Moeder, dat God Haar voor die glorie spaar! met U de gunst van d' Albehoeder; Verloofd en Veelbelovend Paar! Koegras. G. H. Groot Enzerink. ...Tokio bereidt zich thans reeds voor. „De Olympiadeklok zal een omgekeerde Lotusbloem z(jn". Een onzer correspondenten mocht dezer dagen een interessant onder houd hebben met Dr. H. Kishida, ar chitect en professor aan de Imperial University te Tokio. Prof. Kishida zal het Olympisch Stadion van Ja pan, waar de Xlle Olympische Spe len in 1940 plaats vinden, ontwer pen. ...„Vóór alles," zoo vertelt Dr. Kishida, „willen wij luchtig en ruim bouwen. Hij legt ons enkele ruwe plannen voor. „Ik ben sinds eenigen tijd hier in Berlijn om de in richting van het sportveld, dat bij de Xle Olympische. Spelen zulke schitterende dien sten heeft bewezen, te bestudeeren en leer geld te trekken uit de ervaringen, welke men hier mocht hebben opgedaan". „Wordt het nieuwe Olympisch Stadion in Japanschen stijl gebouwd. Wij bedoelen met pagodebalken, tiendubbele daken, enz.!' willen wij weten. Want in onze oogen is Japan nog altijd het land van de huizen met omgekrulde daken en de dui zend en één versierselen aan iedere wo ning. De architect glimlacht; hij schijnt die vraag wel te hebben verwacht. „Zooiets, mijne heeren," zegt hij lachend, „past toch niet meer bij onze moderne sportbegrippen. Bij sport behoort zakelijk heid en comfort, dus de rechte, eenvou dige lijn, de zeer moderne stijl. Daarom zullen wij zoo eenvoudig en zuiver mo gelijk bouwen, wellicht in den trant van het Rykssportterrein te Berlijn. Wij zul len ook van beton gebruik maken, omdat dit de schoonste constructies toelaat Maar Japansch wordt het toch! Professor Kishida is vol geestdrift over zijn werk, dat hem te wachten staat. Of schoon hij den geheelen bouw van het stadion niet alleen zal uitvoeren, doet hij toch het voornaamste werk er aan. Toch I zal het Japansche stadion, uit Prof. Kis- hida's woorden op te maken, een eenigs- zins Oosterschen stijl krijgen. „Tenslotte willen de buitenlanders", aldus prof. Kishida, „Japan zien, zooals zij dat steeds op prenten en foto's hebben gezien. Zij wenschen geen namaak-Westerschen trant. En hierin zullen wij hen tegemoet ko men." Tokio bezit reeds enkele groote sport terreinen. Midden in de groote stad, slechts enkele kilometers van de hoofd straat, de Ginza, verwijderd, ligt de Meiji Shirno Outer Gardon, een sport park, dat een oppervlakte heeft als de Londenschen Zoo. In de tuinen staan ontelbare kersen- boomen, nootenboomen flankeeren de wan delpaden. De perken zijn bontgekleurd door de duizenden bloemen, die als het ware een dik tapijt vormen. Deze tuin is echt Japansch, met zijn kleine, miniatuur bruggetjes op de met waterlelies bedekte slooten. Wie hier voor de eerste maal komt, verdwaalt er, wanneer hij geen gids bij zich heeft! Plaats voor 120.000 personen. Dit terrein wil Japan benutten voor den bouw van een nieuw Olympisch Stadion, ofschoon men er reeds een sportterrein vindt. Het huidige stadion, dat Tokio mo menteel gebruikt, is een ovaal-vormig am- phitheater met vlak-geconstrueerde zit plaatsen. Aan den ingang staan twee to rens, de vlaggentoren en de marathon toren. Toch is dit ruime stadion te klein voor dé vele bezoekebs,, welke men in 1940 ver- wacht. Mén wil Eet stadion thans zoo danig verbouwen, dat het 120.000 per sonen een plaats kan geven. Niet ver van dit stadion ligt het groote zwemstadion, dat men eveneens wil be nutten, doch dat dan eerst een uitbreiding dient te ondergaan, want het terrein moet minstens 30.000 bezoekers kunnen bevatten. En tenslotte vindt men in To kio een tennisstadion, een basebalterrein en een klein terrein, waar talrijke athle- tiekvereenigingen hun wedstrijden hou den. Wanneer men vanuit het groote park zijn schrede richt naar het Zuiden, dan ziet men vlak achter de dwarsliggende straat Aoyana nog een reusachtig sport veld, het voetbal- en wielerstadion, dat plaats biedt aan 50.000 menschen. Men ziet, Toki's sportterreinen mogen er zijn! Verbouwingskosten: 15 millioen yen. Professor Kishida is, zooals ieder archi tect, weinig verrukt over een eventueele ombouwing van oude terreinen. Een kun stenaar wil gaarne van voren af aan be ginnen en niet werken aan een idee van zijn voorganger. Hierin staat de professor niet alleen. Te Tokio zijn meerdere archi tecten, die geïnteresseerd zijn bij den bouw van het nieuwe Olympische Stadion, die van meening zijn, dat Tokio iets „nieuws" moet hebben en niet moet gaan voortbouwen aan oude ontwerpen. Prof. Kishida heeft een prachtig terein op het oog, nl. de Setagaya, een stuk land, lig gend ten zuiden van de stad Tokio, waar op momenteel de grootste sporthal van Japan staat. Dit gebouw wil prof. Kishida doen afbreken en den grond, bijzonder gunstig liggend, benutten voor den bouw van een nieuw stadion, op te trekken in den trant van het Berlijnsche sportveld. Natuurlijk zal een geheel nieuwe con structie aanmerkelijk kostbaarder zijn en daarom wil men in Tokio tot aan het einde van dit jaar beraadslagen wat te doen. De geïnteresseerde architecten zullen in ieder geval in December a.s. met hun plannen geheel gereed zijn. Vier nieuwe stations worden gebouwd. Zal volgens het tot dan toe goedgekeurd plan het gebouwencomplex in Meiji Shirne Garden worden omgebouwd, dan zal men ook aan de verkeerswegen bijzondere aan dacht dienen te schenken, want het groot ste probleem bij zulk een bouw is altijd weer de regeling van het verkeer, hetwelk, naar wordt verwacht, buitengewoon groot zal zijn. Nieuwe verkeerswegen naar het Olym pisch Stadion zullen worden aangelegd. Daartoe zullen eerst honderden kleine hui zen moeten worden afgebroken. De vele tramrails, welke ten westen en ten noor den van het park liggen, zullen worden verlegd. Vier nieuwe stations, alle rond het sportveld liggend, zullen er worden opgebouwd. Aldus zal Tokio in 1940 niet minder dan negen stations hebben! „Wij roepen de jeugd van de wereld, aldus prof. Kishida", „evenals Berlijn, ook met een klok, doch wij gieten haar in onzen vorm, als een omgekeerde lotusbloem. Dat is de roep van het Oosten!" Baas: Jan, je hebt nu nog geen enkele dag je werk afgehad, ik geloof, dat het maar het beste is, dat ik naar een anderen knecht uitzie. Jan: Nou baas, daar doet U goed aan, want er is heusch werk genoeg voor twee. De eenige hele. De smid kwam de kachels nakijken. An- nie stond er brj en begon van allerlei aaa den man te vragen. Zij vroeg ook: Hebt u broers Smid: Ja, ik heb twee halfbroers. Annie: En hebt u zusters ook? Smid: Ja, een halfzuster. Annie (schudt meewarig het hoofd en zegt dan); Ach, bent u de enige hele u thuis? Ja maar..* Dame: Is deze vliegmachine absoluut veilig Piloot: Ja, mevrouw, vooral als hij nog op de begane grond staat. HET ABNORMALE KIND. IIL Een groot aantal kinderen maakt op school een achterlijken indruk, zonder evenwel te behooren tot de aangeboren achterlijken. Men zou dan ook beter kun nen spreken over „achterblijvers'''. In de vorige verhandeling wéés ik er reeds op, hoe verschillende factoren mee werken aan deze „achterlijkheid", welke, zooals vroeger eveneens gezegd, slechts schijnbaar is. Ik wil thans op enkele de zer oorzaken het licht laten vallen. Daar is dan in de allerlaatste plaats de ver- waarloozing. Niet alle kinderen zijn even vlug van begrip. Er zijn heel wat kinderen met trage hersens, als ik het zoo eens noemen mag. Men moet met zulke kinderen veel geduld hebben. Men moet ze voortdurend helpen bij hun ontwikkeling. Daarom is het ook zoo goed, dat ouders hun kinderen reeds voor den leerplichti gen leeftijd spelenderwijs allerlei vaardig heden laten verwerven, welke later op school en in het leven noodig zijn. Het is absoluut niet noodig, dat een kind reeds lezen kan, voor dat het op school komt, doch wel noodig en nuttig is het, het kind zoo vroeg mogelijk te wennen aan het bepalen van zijn aandacht bij de hon derd en één dingen om zich heen. Op wan delingen en uitstapjes kan men zijn kin deren telkens weer wijzen op allerlei din gen, voor hem wel interessant. De natuur vfcoral biedt daar enorm veel ge legenheid toe. Wijst uw kind op bloemen en dieren, op de levenswijze van vogels, vlinders, ja ik weet niet al. Leert hun aandacht en belangstelling hebben voor de dingen om hen heen! Ik ken een vader, die tijdens de wande ling met zijn jongsten spruit honderd uit loopt te praten en ik vertel u, dat dit kind straks, wanneer het op school komt, zijn kameraadjes belangrijk voor zal zijn! Prijst u gelukkig, wanneer uw kind zonder ophouden aan het vragen blijft naar alle mogelijke en onmogelijke din gen. Maakt u nooit met een teleurstel lend antwoord van uw vragenden jon gen af. Er zitten heel wat sufferige kinderen in de schoolbanken, die dit niet geweest zou den zijn, wanneer hun ouders zich wat meer met hen bemoeid hadden. Het valt mij telkens weer op, welk een groot ver schil er te bespeuren valt bij de kleuters, die voor het eerst op de groote school zijn. Er zijn er bij die niet eens weten uit te drukken, wanneer ze naar de W.C. moeten en die dan maar net zoo lang blij ven zitten of in huilen uitbarsten, tot de juffrouw, die gelukkig in dit opzicht er varing bezit en snel de situatie doorziet, op hen afkomt en, wanneer het tenmin ste niet te laat is, brengt waar ze zijn moeten Mij dunkt, dergelijke dingen kan ieder ouder zijn kind toch wel leeren. Er zijn er onder, die niet eens hun kleeren kun nen aan- en uittrekken, die hopeloos staan te tobben met hun laarsjes, of hun linkervoet met geweld in hun rechter klompje persenEn zoo zou ik door kunnen gaan. Doch deze voorbeelden be wijzen de onderwijzeres overduidelijk, dat dergelijke kinderen min of meer verwaar loosd zijn, ook al zijn ze dan nog zoo net jes gekleed en gewaaschen! Want het is niet waar, dat men dergelijke „achter lijkheid" alleen bij de „havelooze" kinde ren vindt. Heel vaak zijn juist die „have looze boefjes" tusschen haakjes: er zitten onder deze kleuters allerliefste scha vuiten! vlug en pienter. Ook al weer begrijpelijk: zij hebben zich vaak, ondanks de weinige zorgen en aandacht hun door hun ouders bewezen, zelf weten te hel pen, hetgeen de vertroetelde kinderen niet behoefden te doen! Maar niettegenstaande alle zorgen en aandacht kan zelfs het meest vertroetelde kind nog verwaarloosd zijn, doordat de ouders of de kinderjuf frouw het kind eigenlijk nooit zichzelf hebben laten helpen. In vertroeteling ligt dikwijls de grootste verwaarloozing. Dan noem ik hier nog eens nadrukke lijk het tekort aan slaap. Zonder tenslotte de boog zoo strak te spannen door te zeggen, dat het kind iederen avond weer aan vroeg naar bed moet er bestaat n.1. niets tegen, dat een kind eens of tweemaal per winterseizoen wat later naar bed gaat meen ik er goed aan te doen op dit euvel te wijzen. Er wordt in dit opzicht wel eens te veel toegestaan aan het kind. Zooals ik zei, eenige malen in een win ter mag het hoogstens voorkomen, en dan houde men er liefst rekening mee, dat het kind den volgenden dag kan uitslapen. Een uitvoering op Zaterdagavond, op een avond in de Kerstvacantie of tegen den dag dat de vacantie begint, is niet zoo heel bezwaarlijk. Het kind kan dan ten minste het tekort aan nachtrust inhalen. Tenslotte nog een opmerking, welke ik bij Prof. Kohlbrugge vond: „Woorden als achterlijk en stompzinnig mag men slechts gebruiken voor zulke personen, die aangeboren achterlijk of stompzinnig zijn en dus ook niet te gene zen zijn". Men wete wel, dat het gebruik, of beter gezegd het te onpas gebruiken van deze woorden, voor de betrokkenen hoogst ernstige gevolgen kan hebben. „Men heeft gauw genoeg een naam", zei mijn grootvader, „maar men raakt hem in de meeste gevallen niet meer kwijt".**

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1936 | | pagina 17