De leeren fauteuil
De ongekroonde koning
van Djebel Drus.
Populaire Rubriek
Loopbaan en einde van een
woestynheerscher.
Met 15 man tegen een leger
Door de stad Beiroet bewoog zich
dezer dagen een onafzienbare lijkstoet.
Honderden Bedoelnen, Libaansche veehou
ders en boeren volgden een met zware,
zwarte zijde overdekte katafalk. De kist
omhulde het stoffelijk overschot van Emir
Foead Alaneh, den ,,e-igekroonden koning
van Djebel Drus", die door de Europeanen
en de Libaansche kooplieden een straat-
roover, en door de Bedoeinen een held ge
noemd.
Nooit in zijn leven was hij gevamgen
genomen. Drie Libaansche gendarmes had-
den hem in den rug geschoten, toen hij uit
vrijen wil naar Beiroet was gekomen, om
met de Fransche mandaatsoverheid onder-
hamdelingen te plegen omtrent vredesvoor
stellen in Libanon
In de tenten der Bedoeinen aan de bron
nen van den Euphrauat tot aan Akka zin
gen thans de sprookjesvertellers het lied
van Foead Alameh's loopbaan en helden
daden. Een stuk oude, Oostersche roman
tiek is mét dezen man in het graf gedra
gen!
Gedurende de Drusenopstand vam 1925
was Foead Alaneh, nauwelijks de knapen-
schoenen ontwassen, gevangen genomen;
hij werd verdacht van moord op twee
Fransche soldaten. Hy vluchtte, werd ter
dood veroordeeld en een jaar daarna gear
resteerd, daar het intusschen wais gebleken,
dat hij aan de zaak onschuldig was! Dat
bracht een ommekeer in de pas begonnen
loopbaan van den jongeling. Hij begon een
verbitterden strijd te voeren tegen het
Fransch Mandaatsbeheer en de autonome
regeeringen van Syrië, Iibanon, Alawitië en
Tjebel Drus.
In Palestina, waarheen hij eerst was ge
vlucht, schoot hij zes politie-agenten neer,
die hem wegens een kleinen diefstal arre
steerden, hy vluchtte, en werd ook in
Palestina ter dood veroordeeld. Hij ging
terug naar de Libanon-Republiek, waar
niemand hem lastig viel. Hier begon hij in
zijn onderhoud te voorzien door het be
drijven van een paar veediefstallen, roofde
vervolgens een goederentrein en organi
seerde, tezamen met den Bedoeïnen-hoofd-
man Saleh el Assal en Is mael Abd ul Hak,
een legertje van 15 man; een kleine, m^ar
geduchte rooversbende.
Zijn kleine troep, die heden hier, morgen
100 k.m. verder opdook, werd al spoedig
de schrik van de rijke kooplieden in alle
vier de Syrische staten. Men roofde auto
mobielen, karavanen, toeristen, goederen
treinen, enz. Men plunderde zelfs een af-
deeling van het bureau der Fransche
marine en sloeg den commandant van dit
bureau, toen hy op weg was naar Damas-
cus, neer. Doch de bende van Foead Ala-
meh roofde nimmer een vrouw. Bevond
zich onder de slachtoffers, die door de
bende werden „leeggeschud" een dame, dan
trad Foead Alameh persoonlijk op en
diende by de vrouw zyn... verontschuldi
gingen in wegens den veroorzaakten last!
De Fransche overheid achtervolgde hem
vergeefs. De Drusen, die hem verafgoden,
namen geregeld voorzorgsmaatregelen om
hem te beschermen en gaven liever hun
eigen leven, dan dit van hun heerscher vry.
Einde November 1935 gelukte het Foead
Alameh's bende zelfs, den Franschen Gou
verneur van Djebel Drus, Overste Tarrit,
te overvallen en te berooven. Toen dit ge
schied was, ging Foead Alameh persooniyk
naar den gouverneur toe, liet hem het geld
en de sieraden teruggeven en verzocht hem
als aandenken om een visitekaartje van den
gouverneur.
Overste Tarrit voldeed aan 't verzoek en
werd op vrije voeten gesteld. Het kaartje
vond men nog in een der zakken van Foead
Alamed, toen hy door de gendarmes was
doodgeschoten. De gouverneur, tegenover-
wien de bendeleider zich zoo ridderiyk had
gedragen, liep zelf mee achter de lijk-
stoet van den woestynheerscher!
Thans begon een tegenoffensief! De
militaire politie mobiliseerde tegen Foead
Alemeh en zyn 15 helpers een drietal ba
taljons koloniale troepen, deelde de Liba
non-Republiek in militaire provincies in,
breidde de gendarmerie-pratrouilles uit,
mobiliseerde automobielen, motorrijwielen
en cavallerie. Doch alles was tevergeefs.
Foead Alameh Uet zich niet vangen, doch
een zich op zyn spoor bevindende gendar
merie-officier werd op weg van Nabatich
naar Merjeyom, nauwelijks 5 k.m. van de
post van Nabatich verwijderd, door een
zgner helpers over vallen en... tot op het
hemd uitgekleed.
Den daaropvolgenden dag reden op weg
van Beiroet naar Bayad een tweetal toe
risten-autobussen met 70 inzittenden, die
door... drie bendeleden van Foead Alameh
werden overvallen en beroofd.
Toen riep de president van de Libanon-
Republiek den Ministerraad in een buiten
gewone zitting bijeen, welke plaats vond in
tegenwoordigheid van den Franschen Gou
verneur en den President van de Syrische
Kamer van Koophandel. Den daaropvol
genden dag bezetten sterke militaire troe
pen geheele dorpen in het „strydgebied",
arresteerden tientallen verdachten en wier
pen hen in de gevangenis. Doch de ver
dachten weigerden iedere aanwijzing om
trent Foead Alameh te vertellen en de
roovers bleven onvindbaar. De overheid
wachtte nog drie weken. Dan volgde een
nieuw offensief. Eindeiyk begonnen enkele
verdachten te spreken, verrieden hun lei
der. In den nacht werd een farm om
singeld door een sterke militaire macht en
Foead Alameh's bende kwam in de gevan
genis van Beiroet terecht. Foead Alameh
zelf was evenwel verdwenen.
Toen besloot de commandant van de Li
baansche gendarmerie, Overste Boivin,
met list en geweld te gaan werken. Doch
de volgende twee maanden leverden geen
succes op, totdat het een zyner officieren,
commandant Medewar, gelukte in verbin
ding te komen met een spitsboef, die hem
nader zou brengen tot Foead Alamed. Op
nieuw verliepen vier maanden, dan ver
klaarde Foead Alameh zich bereid onder
handelingen te plegen met den comman
dant, zulks door tusschenkomst van den
misdadiger, die in nauwe relatie had ge
staan met den bendeleider. Er werd afge
sproken, dat Foead Alameh niet langer
meer zou worden achtervolgd, wanneer hij
zich bereid verklaarde naar Turkije te
gaan en nooit meer in Syrië terug te
keeren. Hierin stemde Foead Alameh toe.
De commandant stond in voor een vei
lige reis naar Beiroet. Doch toen hij van
hieruit in een auto naar Aleppo wilde
rijden, waar hij de noodige papieren voor
Turkije zou kunnen bekomen, werd Foead
Alameh's wagen, 10 k.m. van Beiroet ver-
wyderd, door drie Libaansche gendarmes
aangehouden; de gendarmes herkenden
hem en schoten hem ter plaatse neer. Dat
was het einde van een roemruchte roovers-
loopbaan.
een koninkrijk
met vier onderdanen.
De bepaling van een zonderling.
Singapore: lederen avond kan men boven
een nietig koraaleilandje in de zee, ten
Westen van Singapore, de Britsche en nog
een andere, onbekende vlag zien wapperen.
Op een donkeren achtergrond ziet men een
wit paard. Dat is de vlag van den zonder
ling A. B. Goodall, die hier „zijn konink
rijk" heeft. Op den atlas staat dit eilandje
aangeduid met den naam Pulau Serinhun,
doch Goodall noemt het eenvoudig „myn
koninkryk".
Goodall was vroeger staatsingenieur in
Johere en later te Singapore. Toen hy 57
jaar oud was, trok hy zich uit zyn beroep
terug, doch voelde niets voor een terug
keer naar het vaderland Engeland, daar
volgens zijn meening zyn bloed te dun
was geworden en het koele klimaat hem
in een menscheiyk wrak zou veranderen.
Hy kocht daarom een klein eilandje,
waarop enkele palmboomen staan, beplant
te het hier en daar; de vrij onvruchtbare
bodem laat niet veel toe, en stelde een Chi
nees en drie Maleiers aan, welke zyn geheele
staf „onderdanen" uitmaken. Vanuit Enge
land krijgt Goodall maandelijks een klein
pensioen, hetwelk juist voldoende is om den
„vorst" en zyn menschen te eten te geven.
Voor het overige trekt Goodall zich weinig
van de wereld aan. „Ik ben" zoo verklaart,
hy „op myn eiland het gelukkigste mensch
ter wereld. De menschen hebber my ver
geten ik heb de menschen vergeten.
Meer heb ik niet noodig!"
Een harde les.
(In de tuinkamer). De soep is te
zout. Mijnheer, wat driftig van humeur,
smijt zijn vol bord het raam uit. Mevrouw
neemt heel bedaard 't tafellaken bij de vier
hoeken en werpt het met al wat er op
staat, borden, glazen, zilverwerk, uit het
raam.
„Wat voer je uit?" buldert mijnheer.
Mevrouw: „Wel ik dacht, dat je in de
tuin wou dineeren, lieverd.
GEEST EN STOF.
De stryd tusschen deze beiden.
In het geheele leven zien wij den stryd
tusschen geest en stof. Dit is in de eerste
plaats onvermijdelijk, omdat de mensch
bestaat uit een geestelijk en een stoffelijk
gedeelte, omdat hij is een geest, wonend
in een stoffeiyk lichaam. Het is hier op
aarde niet altijd mogelijk dat de geest de
stof volkomen beheerscht, wat utopisten
hiervan ook mogen zeggen.
Al willen wij nog zoo graag ons wij
den aan de dingen des geestes, zoolang wij
op aarde leven is het eenmaal noodig, dat
wij eten, dat wij ons kleeden, dat wij er
gens wonen. Daarvoor is geld noodig.
Wanneer wij elk oogenblik bedreigd wor
den met moeilijkheden omdat wij de huur
niet kunnen betalen, dan schieten wij er
niets mee op als wij zeggen: „geld voor
de huur behoort tot het materieele, en ik
wensch mij slechts bezig te houden met
dingen des geestes".
Want als wij uit ons huis gezet worden,
zullen wij toch gedwongen zijn, een an
der onderkomen te zoeken.
Hoe moeten wij dan handelen om onze
zorgen voor het stoffelyke tot een mini-
mum te beperken en niet geheel verstrikt
te worden in het materieele?
Wel, door onze materieele eischen zoo
bescheiden mogelijk te houden. Hoe groo.
ter uw eischen op dit gebied zyn, des te
meer zult u zich met het materieele moe-
ten bezighouden om het daarvoor benoo-
digde geld bijeen te brengen.
Hoe grooter uw materieele eischen zy^
des te meer geldzorgen zult u hebben.
Wanneer iemand erg hangt aan luxe 0p
allerlei gebied, zullen de ontwikkeling,
kansen van zy'n geest wel in verdrukking
komen. Vermijdt daarom de gewoonte
veeleischend te zyn op materieel gebied.
Stelt u tevreden met een kleine, gezellige
woning, met eenvoudig, gezond voedsel en
eenvoudige kleeding. Leert uw stoffeiyk
wezen beheerschen, dan zal uw geesteiyk
wezen u meer en hoogerstaand genot ver-
schaffen dan de grootste luxe ooit zou
kunnen doen.
Wanneer u geen half of heel uur uit
stel van een maatiyd kunt verdragen
zonder uit uw humeur te geraken, wan
neer u niet iets moois kunt zien zonder
uit uw evenwicht te geraken doordat u
het zich niet kunt aanschaffen, wanneer u
niet kunt aanzien, dat een ander iets by.
zonders heeft zonder het onmiddeliyk
zelf óók te verlangen, dan bent u een on-
beheerscht mensch, met handen en voeten
aan het stoffelijke gebonden en ontoegan
kelijk voor de zuiver geestelijke vreugden
die niets kosten, zooals een mooie zons
opgang, de aanhankelijke trouw van een
dier, de voldoening van onbaatzuchtig te
kunnen geven.
Al kunnen wij ons niet geheel onafhan
kelijk maken van stoffelyke behoeften,
dat neemt niet weg, dat wij óók het uiter
ste kunnen vermyden van het materieele
onnoodig veel macht te verleenen. En dit
laatste doen wy, als wij er te veel aan
dacht aan schenken.
Wanneer U zich b.v. ergert, omdat U
zich het een of ander niet veroorloven
kunt, begaat dan niet de fout van daar
over te gaan zitten mokken. Neemt liever
iets ter hand, dat Uw gedachten afleidt
en concentreert U d&érop.
Materieele tekorten, voor zoover deZe
geen directe levensbehoefte betreffen,
reageeren precies als een klein kind, dat
lastig is uit ondeugendheid. Wanneer
men er aandacht aan schenkt, zal het eens
zoo lastig worden. Laat men het daaren
tegen kalm aan zijn lot over en gaat men
zijn gang als gebeurde er niets, dan wordt
het na eenigen tijd vanzelf stil.
Dr. JOS. DE COCK.
Deze bouquet is van een heer in de
stalles en dit pakje goudsbloemzaad van
een Schot op de engelenbak.
Hoe Rolf haar leerde kennen
door
Peter Mattheus
Slot.
Hy sprong op en keek trillend naar d«
deur. „Een portefeuille?" mompelde hij
schor? Kijkt U zelf maar eens... Hier is
geen portefeuille! Die zult U dan wel op
de trap verloren hebben...!"
Alles bleef stil, de deur bleef gesloten,
op de trap was het doodstil...
Rolf zonk opnieuw in zijn stoel. Zijn blik
viel op het schildery, dat zijn naamteeke-
ning droeg. Daar rechts... in de bloeiende
weide, stond zijn naam, met de bekende
krul aan het eind.... Daar kleefde nog geen
smet aan, tot nog toe! Deze naam zou
eens beroemd worden! Schilderijen met deze
naam moesten eens in het groote museum
hangen! En hy wilde
Hij veegde zijn klamme voorhoofd af,
trok de portefeuille weer uit de vouw,
rende naar het kletne balkon en boog zich
ver over de rand...
Daar heelemaal beneden zag hij
directeur Ling, die juist in zijn auto wilde
stappen! Hij riep zoo hard hy kon en
zwaaide de portefeuille heen en weer. De
directeur zag het, greep haastig naar zijn
binnenak! Toen keerde hij terug naar de
huisdeur, riep naar boven met de handen
aan den mond: „Ik kom!"
Weldra stond directeur Ling weer voor
de leeren zetel en liet zich door Rolf uit
leggen, waar hij de portefeuille gevonden
had en hoe ze daar gekomen moest zijn.
Hy keek eens vorschend naar het bleeke
gezicht van den schilder. Een beetje men-
schenkennis had hij wel, directeur Ling. Hij
voelde instinctmatig iets van den stryd, van
de worsteling, die zich hier had afgespeeld...
„U hebt gelijk," zei hij tenslotte, „ik
moet de portefeuille naast mijn binnenzak
gestoken hebben, een andere oplossing is
er niet! En ik had het verlies nog niet eens
bemerkt. „Hm," hy lachte zachtjes en
wees op de ezel met het schilderij, „daar
ik nu toch weer hier ben, neem ik het
schilderij meteen maar rpee. „Gaat U daar
mee aceoord"
Rolf kon slechts knikken. Tachtig gulden
lag daar voor hem op tafel. Een prop
kwam in zyn keel. Tachtig eerlyk-verdien-
de guldens!
De directeur keek eens rond in het
atelier. Hij zag een zelfportret van Rolf
hangen...
„Ik zie, dat U ook portretten schildert,"
zei hij langzaam, „ik had al lang de wensch
een goed schilderij van mijn dochter te
hebben. Voelt U lust, dat portret te maken
Over het honoranium spreken we dan later
wel eens... dat regelen we wel!"
Rolf stamelde een paar onverstaanbare
woorden.
„Ja, ik begrijp Uw bezwaren wel," zei de
directeur, en hij glimlachte nog eens, „U
kunt niet besluiten, voordat U het mode)
gezien hebt, nietwaar? Wel alstublieft..."
Hij opende zijn portefeuille en reikte Rolf
een foto over. Het was de beeltenis van een
zeer knap meisje, met regelmatige trekken
en een kleine, fraai-geteekende mond.
Rolf keek langen tijd naar de foto.
Nu?" zei de directeur eindeiyk.
„Ik ik neem Uw opdracht aan!" zei
Rolf bruusk
Wie nü den schilder Rolf bezoekt, ziet
aan den muur van zy'n atelier, recht tegen
over de deur, het portret van een beeld
schoon meisje hangen. Schitterend geschil
derd! En soms komt een jonge vrouw bin
nen en kykt naar zyn werk... Zij heeft
precies dezelfde trekken, als het meisje op
het schilderij de lachende oogen, defyn-
besneden mond. Zij is dan ook het meisje
van het schilderij en heet met haar meis
jesnaam Ling.
En als zij eenigen tijd achter haar man
heeft gestaan, klinkt in de andere kamer
een kinderstemmetje. Dan loopt ze snel
weer terug.
Rolf glimlacht dan vergenoegd. Vier
schildery en van hem hangen reeds in
groote musea en zijn naam staat herhaal
delijk in de grootste kunstgidsen.
In een hoek van zijn atelier, op een uit
gezocht plekje staat een oude leeren club
fauteuil, die eigenaardig afsteekt by de
verdere inrichting van het propere atelier.
Het leer is gescheurd en geschaafd, de zit
ting is op de naden gebarsten... een paar
veeren zyn gebroken...
Maar voor geen prijs ter wereld zou Rolf
afstand willen doen van dezen zetel!