DAGBLAD GOEDKOOPSTE De Abessijnsche geloofsbrieven goedgekeurd Het ongeluk op Hr.Ms. Gelderland HELDERSCHE COURANT VAN DONDERDAG 24 SEPTEMBER 1936 de Heldersche Courant van nederland BUITENLAND Groote verrassing te Genève Wolde Mariam erkent het Italiaansche gezag. Marineberichten. Voor de Indische marinemenschen Het gebeurde op Hr. Ms. Van Galen. Inheemsche jongelui bij de opleiding voor officier. Matroos van bordes gevallen en verdronken. De mijnveger Abraham Grijnssen te water gelaten. Marktberichte^. Visscherijberichten MET INGANG VAN 1 OCTOBER HET Ji.it De stemming: 39 vóór; 4 tegen en 6 onthoudingen. De Volkenbondsvergadering heeft gis terenavond weer voor een groote verras sing gezorgd. Z(j is om half acht bijeen gekomen en heeft overeenkomstig het voorstel van de commissie voor de ge loofsbrieven besloten de geloofsbrieven der Abessijnsche delegatie definitief voor de zeventiende Volkenbondsvergadering ring goede te keuren en niet het advies van het Haagsche Internationale Ge rechtshof over de geldigheid ervan in te roepen. Het rapport wees er op, dat sinds de vorige Volkenbondsvergadering van verleden jaar veel in den toestand veranderd was van het Staatshoofd van Abessinië, dat thans, evenals toen de geloofsbrieven had onderteekend. Het Staatshoofd bevindt zich thans in het buiten land. De regeering is niet meer in de hoofd stad. Volgens enkele documenten zou een an dere regeering in een ander deel van het land zich bevinden, over den aard en den omvang van de macht van die autoriteiten en over de waarde van de banden, die tusschen haar en het staatshoofd van Abessinië, bestaan, schijnt het heel moeilijk te zijn een oordeel te vellen. De kwestie of het staatshoofd, van wie de geloofsbrieven afkomstig zijn, nog over een voldoende werkelijke uitoefening van zijn wet- telijken titel beschikt, om deze volmachten regelmatig te maken, is zeer delicaat te be antwoorden. Geen lid van de commissie voor de geloofsbrieven had voorgesteld deze vraag negatief te beantwoorden, doch anderzijds be staat bij alle leden zonder uitzondering twij fel aan de regelmatigheid der volmachten. De commissie voor de geloofsbrieven meent onder deze omstandigheden te moeten her halen, dat wel is waar eenige twijfel over de regelmatigheid van de Abessijnsche geloofs brieven bestaat, doch zij is van opvatting, dat deze twijfel zal moeten strekken ten gunste van hen op wie deze twijfel drukt, zoodat de Volkenbondsvergadering goed zal doen de ge loofsbrieven voor voldoende te houden. Het rapport van de commissie voor de ge loofsbrieven verklaard bovendien, dat deze goedkeuring alleen geldig zal zijn voor de tegenwoordige zeventiende Volkenbondsverga dering en dus op geenerlei wijze op de toe komst zal vooruitloopen. In dezen geest en met het volste gevoel van de verantwoorde lijkheid, die de commissie heeft moeten op zich nemen stelt zij dus eenstemmig voor de Abessiniërs toe te staan aan de werkzaa- heden van de zeventiende Volkenbondsverga dering deel te nemen. De stemming. Motta, Zwitserland, zeide, dat hy het ge lukkig achtte, dat de commissie voor de ge loofsbrieven plotseling nog heeft afgezien van haar voorstel om het advies van het Haagsche hof in te winnen. Desniettemin zou de Zwitsersche delegatie met het oog op de groote politieke gevolgen, die deze beslissing kan hebben, zich van stemming over het voorstel onthouden. Bij de stemming werden de geloofsbrieven van de Abessijnsche delegatie goedgekeurd met 39 tegen 4 stemmen en 6 stemonthoudin- gen. Tegen stemden Albanië, Ecuador, Hon garije en Oostenrijk, van stemming onthiel den zich Bulgarjje, Panama, Portugal, Siam, Venezuela en Zwitserland, Afghanistan, Boli- vië en Chili waren uit de vergaderzaal af wezig gebleven. Hierop werd de Volkenbondsvergadering verdaagd. Hjj biedt zyn onderwerping aan op de Italiaansche ambassade te Parjjs. Wolde Mariam, de Abessijnsche gezant te Parijs, heeft gisteren op de Italiaansche ambassade aldaar zijn onderwerping aan den Italiaanschen Koning aangeboden. Er was tot dit doel een plechtige bijeenkomst georganiseerd in de Italiaansche ambassa de, waarbij o.a. Cerrutti, de Italiaansche ambassadeur, de marine- en leger-attaché's alsmede vertegenwoordigers van de pers aanwezig waren. Wolde Mariam legde de volgende ver klaring af: Ik verklaar uit vrijen wil de souvereini- teit van zijne majesteit Victor Emanuel III, Koning van Italië en Keizer van Abes sinië te aanvaarden en mij geheel te onder werpen aan de wetten en maatregelen, die zijne allerhoogste majesteit voor zijn rijk zal uitvaardigen. Ik verklaar plechtig noch in Ethiopië noch daarbuiten eenig ander gezag te zul len erkennen dan dat van den wettig re geerenden souverein Victor Emanuel III, Koning van Italië en Keizer van Abessinië. DE „DE RUYTER". Naar de N. R. Crt. verneemt, is op de proefvaart van de Ruyter gebleken, dat de schroeven van te lichte constructie waren. Het schip zal nu van andere schroeven wor den voorzien. Off. van den M.S.D. der 2ekl. Th. J. Span- Hermanuszn., wien vergund is uit Oost-Indië naar Nederland terug te keeren, is 16 Sept- met het m.s. Sibajak van Batavia vertrokken. Eerste-luit. er mariniers J. G. M. Nass is geplaatst aan boord van Hr. Ms. kruiser de Ruijter te Schiedam. MARINIERS TE SCHIEDAM. Morgen zullen de mariniers, die dien dag een bezoek brengen aan den kruiser ,,De Ruy ter", 's morgens tusschen half tien en 10 uur voor het stadhuis voor den burgemeester van Schiedam defileeren. In het begin van den middag zal nog een wandeling door de stad gedaan worden, waar bij zij ongeveer half drie voorbij het woonhuis van den burgemeester aan de Tuinlaan zullen trekken. Off. van den M.S.O. der 2e kl. Th. J. Span genberg is overgeplaatst van de Onderzee- dienstkazerne te Willemsoord aan boord van Hr. Ms. kruiser de Ruijter te Schiedam. Bij beschikking van den minister van staat, minister van defensie a.i., is de off. van gez. der le kl. dr. J. C. van Heusden, dienende bij het Marinehospitaal te Willemsord, den len October 1936 ter beschikking gesteld. Bij beschikking van den minister van staat, minister van defensie a.i., zijn de volgende plaatsingen gelast: met 29 September 1936: de luitenants ter zee der le kl. jhr. H. A. van Foreest, bij het departement van defen sie en J. Tissot van Patot, belast met de be trekking van adj.-chef van den staf der zee macht te Willemsoord; met 1 October 1936: de luitenant ter zee der le kl. J. A. Gauw aan boord Hr. Ms. Wachtschip te Willems oord; de officier van administratie der 2e kl. J. W. B, Buijkës aan boord Hr. Ms. Wachtschip te Willemsoord; met 26 October 1936: de luitenant ter zee der 2e kl. J. A. de Back aan boord Hr. Ms. Wachtschip te Willems oord. Bij beschikking van en minister van staat, minister van defensie a.i., zijn de volgende officieren op 3 October 1936 geplaatst aan boord van Hr. Ms. „De Ruyter": Kapitein-luitenant ter zee H. G. de Bruijne, als eerste-officer; de luitenants ter zee: der le kl. W. J. L. Willinge, F. J. van de PoU, A. W. Kruk, der 2e kl. G. P. Kuiler, A. B. L. de Gelder, E. J. Gallas, der 3e kl. S. H. de Boer, J. van Dapperen, J. L. Dencher, W. Lange- raar, N. J. A. C. Swellengrebel; le luit. der marns. J. G. M. Nass, officier-vlieger der 2e kl. E. Bakker, officier van den marinestoom vaartdienst der le kl. M. de Vries, als hoofd m.k., idem 2e kl. N. J. C. Smit, W. P. J. Brunet de Rochebrune, L. Stam en Th. J. Spangenberg, idem 3e klasse: J. Fehrenburg, E. Eilers, K. Metz, W. Morée, officier van gezondheid der le kl. P. C. Broekhoff, officier van administratie der 1ste kl. A. J. Poll, idem 3es klalfc F. A. Bouman en C. van der Stad. Bij een aanvullende begrooting voor 1936 is aangevraagd 94000 ter verbetering van sportterreinen, de inrichting van gymnastiek- en ontspanningslokalen en de uitbreiding van logeergelegenheden voor marine-personeel te Seerabaja. Geen schade onder de waterlijn. Den Haag, 24 September. Naar aanleiding van de berichten aangaande een ongeval aan boord van Hr. Ms. Van Galen bjj het afschieten van een dieptebom tijdens den vlootdag te Batavia, heeft de commandant der zeemacht in Ned. Indië nader geseind, dat Hr. Ms. Van Galen gisteren in het droogdok te Tandjong-Priok werd geïnspecteerd waarbij geen schade onder de waterlijn veroorzaakt bleek. De aangebrachte schade beperkte zich derhalve tot een lichte beschadiging binnen boord. Uit Batavia, 24 September. Aneta Alg. dienst. Ter tegemoetkoming aan de motie-Soeromo waarin werd verzocht ruimere gelegenheid aan inheemsche jongelui tot opleiding van offi cieren te geven, verzocht de Gouverneur Gene raal den conmandant der Zeemacht de noodige voorstellen te willen indienen om bij de aan neming tot adelborsten ruimere bestaandheid te geven aan de gelegenheid welke ook voor inheemsche jongelui bestaat tot opleiding van officieren bij de K.M. U 'II De Marineraad is gistermiddag onder voor zitterschap van prof. mr. B. M. Taverne, bijeen geweest ten einde een onderzoek in te stellen naar de toedracht van het ongeluk, dat op 15 Juli j.1. tijdens de marine-manoeuvres aan den zeemilicien-matroos der 2e klasse S. van Dijk van Hr. Ms. Gelderland het leven heeft gekost. De matroos der le klasse C. Wilems was op 15 Juli des ochtends omstreeks half 7 bezig met het looden, waarby van Dijk als inhaler as sisteerde. De laatste is toen over boord gesla gen en verdronken, ondanks het uitwerpen van een reddingboei en het strijken der sloepen, zoowel van de Gelderland als van de Hertog Hendrik. De eerste getuige in deze zaak, luitenant-ter zee 2e klasse Cool, verklaarde, dien ochtend de wacht te hebben gehad. Hij heeft de opdracht tot het looden gegeven. Gewoonlijk geschiedt dit van de sloepen uit, maar in verband met de landingsproeven op Walcheren moest het looden ditmaal van het bordes af gebeuren, daar alle sloepen gereed moesten zijn om de landingsdivisie aan wal te brengen. Op het looden zelf heeft de heer Cool geen toezicht uitgeoefend, aangezien hij opdracht had tot het afstandsmeten aan bakboord. De tweede getuige, matroos der le klasse C. Wilems had van den kwartiermeester de Bruine opdracht gekregen, het loodingsbordes op te tuigen. Met den kwartiermeester heeft hg het bordes neergeklapt en het toen alleen opge tuigd. Aan de achterste stang van het hekje ontbrak een pen. Er was naar getuige's mee ning geen tijd, een pen te halen, zoodat hij met een stuk touw de beide stangen aan elkaar be vestigd heeft. Zoowel getuige als van Dijk meenden, dat dit voldoende stevig was. Getuige heeft van Dijk niet zien vallen. Na het ongeluk Is hem gebleken, dat de rechter zijstang is uitgeschoten en schuin op het bordes stond. Nadat de secretaris voorlezing had gedaan van een verklaring van een matroos der 2e klasse van de Gelderland, die als zijn meening uitspreekt, dat het ongeluk te wijten was aan het losschieten van de stang, waartegen het slachtoffer leunde, werd de schipper J. D. Anspach als getuige gehoord. Deze was, toen van Dijk over boord sloeg, op het achterdek. Hij gaf toe, dat de bewuste pen aan den stand had moeten bevestigd zijn. Maar het was haast werk en hij kan zich voorstellen, dat Wilems geen tjjd meende te hebben, om een pen te halen. De Marineraad zal op een nader te bepalen dag uitspraak in deze kwestie doen. Gistermorgen half tien is op de werf Gusto te Schiedam met goed gevolg te water gelaten de mijnenveger Abraham Crijnssen, bouw nr. 702, gebouwd in op dracht van het departement van defensie. De plechtigheid geschiedde door mevr. A. J. H. GaasterlandDraaksma, echtgenoote van ir. A. A. Gaasterland, ingenieur van het bureau Scheepsbouw van de marine, en werd bijgewoond door vice-admiraal A. Vos, hoofd van de afd. Materiaal zeemacht bij het depar tement van defensie, kolonel A. C. v. d. Haa- gen, inspecteur van den marinestoomvaart dienst, mr. dr. F. C. J. van Haaren, burge meester van Schiedam, ir. G. 't Hooft, chef van het bureau scheepsbouw der marine, en ir. W. F. Bot, eerstaanwezend electrotechnisch ingenieur der marine, welke functionnarissen vergezeld waren van hun echtgenooten. Boven dien waren er verscheidene andere genoodig- den met hun dames. De mijnenveger is de tweede van een serie van acht, waarvan de eerste op 27 Augustus van de werf P. Smit Jr. te Rotterdam is te water gelaten. De waterverplaatsing bedraagt 525 ton, het schip is 45.8 m lang, 7.8 m breed en heeft een diepgang van 2.2 m. De bemanning zal bestaan uit 45 koppen, de bewapening uit een kanon van 12 cm en 2 dubbelmitrailleurs van 12.7 mm. Het schip is voorzien van twee stoommachines met een totaal vermogen van 1600 pk en heeft twee met olie gestookte ketels. Deze schepen zijn tevens ingericht om dienst te kunnen doen als mijnenlegger. Na de te waterlating hebben de aanwezigen zich in het hoofdgebouw vereenigd waar ver- verschingen werden gebruikt. De heer F. Smulders gevoelde zich gedron gen zijn dank uit te spreken jegens de regee ring, die den bouw van deze mijnvegers aan Nederlandsche werven had toevertrouwd, waardoor de werkloosheid voor een deel be- sjreden wordt. Spr. hoopte dat deze mijnenveger die den naam draagt van een bekenden admi raal uit de 17de eeuw de zee even veilig zou bevaren als de tewaterlating een succes was geweest. Aan mevr. Gaasterland bood spr. namens de directie een zilveren theestel aan, als herinnering aan de door haar verrichte doopplechtigheid. Vice-admiraal Vos noemde het schip een aanwinst voor de marine en, gelet op den internationalen toestand, geenszins overbodig. Ir. Gaasterland dankte de directie voor de eer zijn vrouw aangedaan en bracht een dronk uit op het welzijn der Nederlandsche marine. PURMEREND, 22 Sept. Gem. kaasbeurs. Verhandeld 17 partijen, wegende 48,000 kg. Hoogste prijs 18.50. Handel goed. Kaas. Kleine boeren 18, 1 stapel Goud- sche 18.50 en 2 stapels volvette 22. Me): rijksmerk. 1352 kg boter 1.341.44 en wei- boter 1.241.33 per kg. NOORDSCHARWOUDE, 23 Sept. 1936. (Noordermarktbond). 5500 kg Aardappelen! Schotsche 0.90—1.20, Groote 1.40— 1.80, Drielingen 1.60, BI. Eigenheimers 1.501.70; 18800 kg Uien: gele nep 3.60 4.10, drielingen 6090 cent, uien 0.80— 1.40 en groote uien 1.30; 250 kg Kroten 0.801.20; 500 kg Rammenas 1.50; 4700 kg Spercieboonen 38.20; 6000 kg roode kool 1.10—2,30; 32800 kg witte kool 80—90 cent. AMSTERDAMSCHE VEEMARKT. AMSTERDAM, 23 Sept. 1936. Op de heden gehouden veemarkt waren aanvoer en prijzen als volgt: 239 vette kalveren, le kw. 4856 cent, 2e kw. 4048 cent, 3e kw. 3240 cent per K.G. levendgew.; 48 nuchtere kalveren 711; 248 varkens, vleeschvarkens, wegende van 90110 K.G. 4748 cent, zware varkens 4647 cent en vette varkens 4445 cent per K.G. slachtgew. SCHAGEN, 24 Sept. 11 paarden 150450; 12 geldekoeien (ma gere) 80150; 70 geldekoeien (vette) 150—260; 10 kalfkoeien 160—225; 22 kal veren 2560; 8 nuchtere kalveren 814; 120 shcapen (magere) 1521; 151 schapen (vette) 1826; 293 lammeren 1015; 3 bokken en geiten 210; 10 varkens (ma gere) 1416; 10 varkens (vette) per kg 4041 cent; 143 biggen 812; konijnen 0.401; 50 kippen en eenden 0.251.50; haantjes 0.200.60. Qe stapellopp van den mijnenveger „Abraham Crijnssen van de werf Gusto te Scmedanjl- Hèt schip verlaat de helling en bereikt zijn element 23 Sept. '1 Aangebracht door korders: Tongen p. kg 1.080.92 Slips 0.82—0.73 Schol I p. kist 7.905.70 Schol II 3.80—2.90 Schar 2.85—2.00 Door garnalenvisschers: Levende garnalen p. lit 1.20 Gekookte garnalen p. kg 0.15 dozijn politieke tegenstanders op de beschul diging, dat zij diefstal gepleegd hadden, neer te schieten. Hij zuchtte nog eens en opende het kof fertje om er een zwart marokkijn doosje met (hoeken van gedreven zilver uit te nemen. Ook dit opende hij en bood het den heer Hesse aan. Op het fluweelen kussentje lagen vier Smaragden van langwerpigen vorm, elk gevat in een krans van kleine diamanen en onder ling verbonden door twee fijne gouden ket tinkjes. Mijnheer Hesse nam het schitterende ding behoedzaam uit het doosje en reikte het over aan mijnheer Sachs. „De weg naar een vrouwenhart leidt door den zak van den man, Sachs," zei hij grim mig. „Wat drinken, baron?" Dat wilde de baron wel. Hij keek naar de lesch, die uit den achterzak van ztjn gasheer ;e voorschijn kwam, en naar mijnheer Hesse's Zuinigheid op de soda. Maar hij glimlachte waardeerend en begon zich te ontplooien. „De toestand in mijn land is gespannen, zéér gespannen. De aartshertog heeft zyn eigen plannen en die kunnen het best gediend yvorden door de afzetting van Zijne erfelijke Majesteit, Michaël. Hij heeft zijn volgelingen verzameld in de heuvels en kan elk oogenbllk optrekken naar de hoofdstad. Onder deze om standigheden mobiliseert Zijne Majesteit met volle kracht, maar de krijgstoerustingen kos- iten geld en de firma, die ze levert, wil geen geweren of andere wapens sturen dan tegen contante betaling. Die vervloekte Amerika nen pardon, ik vergat, dat mijnheer de eer heeft Amerikaan te zijn! zooals ik zei, de Amerikanen willen altijd geld zien, vóór dat zijn overtuigd zijn van iemands eerlijke bedoelingen. Is het niet zoo?" „Geld is welsprekend," stemde de heer (Hesse toe en dronk zijn glas leeg, min of ineer door het gepraat van den baron geamu seerd. De „vervloekte Amerikaansche firma", die vorst Michaël wapens moest leveren, han delde onder den naam van Benton Zonen, jlet lag niet op den weg van den heer Hesse, Öen baron het verband tusschen hem en die firma te verklaren, maar het Bestond, en de millionnair was bezig, de veertig duizend pond voor de smaragden langs een anderen weg goed te maken. De baron zat nog een poosje te praten over de toestanden in Cenrtaal Europa, en de heeren Hesse en Sachs luisterden geduldig, maar op een snelle vlucht bedacht. De eerste vriendelijke gedachte voor den baron kwam pas bij hen op, toen hij aankondigde, dat hy hen verlaten moest om naar de bank te gaan, wilde hij over vijftig minuten aan het station zijn. Mijnheer Hesse stond verheugd op. „Ik zal u naar den bank vergezellen, ba ron," bood hij aan. „Het spijt me, dat u terug gaat naar het vasteland. We zouden anders samen dit éénpaards dorp eens wat hebben laten zien. Maar u hebt Parijs nog vóór u. Laat uw geldbuidel daar maar niet te veel rammelen. Ga je mee, Sachs?" „Als mijnheer veroorlooft, tot buiten. Dan ga ik naar de „Polish Players". Kent u hun werk, baron?" „Zeker, kent hy dat," onderbrak Hesse haastig, en duwde den Pool byna de deur uit. „Ik denk, dat de hotelsafe wel de beste plaats is voor de bracelet, niet, Sachs?" De heer Sachs knikte en samen gingen zij de trappen af. Mijnheer Hesse verontschul digde zich voor een oogenblik. En nadat hy by den diretceur het marokonijnen doosje ge deponeerd had, voegde hij zich weer by hen. Onder aan het breede bordes wachtte de auto van den baron. Het was een twoseater en het nieuwste model van een der beste za ken, die den baron, hoewel deze die omstan digheid verzweeg, den wagen voor reclame tot zijn vertrek had geleend. „Nou, bonjour, Sachs," zei de heer Hesse en stapte naast den baron in. „Ik hoop, dat we compleet aan de bank komen, achter het stuur is de baron een uitgesproken duivel!" De heer Sachs glimlachte beleefd en het laatste, wat hij van den „uitgesproken dui vel" zag, was, dat deze oplèttend over het stuur zat gebogen van een wagen, die negen tig myl per uur kon halen, maar die ook ge vaar liep als belemmering van het verkeer uit den weg geruimd te worden, en die spot tende opmerkingen uitlokte van booze, ach ter hem aan sukkelende taxi-chauffeurs. Myn- heer Sachs wuifde nog eens met een gepar fumeerd handje en draaide zich toen om, teneinde een taxi aan te roepen, die juist langs den trottoirrand kwam schuiven. In gedachten bleef hij terzijde staan, toen een dame uitstapte en betaalde. Hij stond al op het punt, den chauffeur een adres op te ge ven, maar bemerkte opeens, dat hij in de vin nige oogen van de uitgestapte dame keek. Die oogen behoorden aan mevrouw J. Benton Hesse, die niet in haar handelbaarst humeur scheen. „Meneer Sachs," zei ze zuur, terwijl zij hem aan een knoop vastgreep, „ik ben be- leedigd." „Wat zegt u daar, mevrouw, wie zou dat durven doen?" antwoordde Sachs veront waardigd, terwijl hij een beetje vreesachtig naar den ongemakkelijk uitzienden robusten taxi-chauffeur keek. „Die kat van Raith", beet mevrouw Hesse hem toe, zonder zijn zucht van opluchting op te merken. „Ze zegt, dat ze mij niet heeft op gebeld en dat ze niet naar mijn bezoek ver langde. Ik geloof, dat zy het op de zenuwen heeft. Als dat haar manier is van grappig te zijn neem me niet kwalijk, maar dat vind ik heelemaal niet om te lachen! Ze noemde mij een indringster en zei tegen haar vetzak van een butler: „Laat dit mensch uit." Dit mensch! Een tooverheks is ze, en vóór ik met haar klaar ben, zal ik haar leelijk gezicht zoo toetakelen, dat de lui, die het weer moeten opknappen, gillen van lol." „Dat is werkelijk zonderling. De gravin heeft anders den naam, bijzonder gastvrij te zijn, maar dat is moeilijk met deze hou ding te vereenigen," betreurde mijnheer Sachs. „Zonderling? Dat zou ik ook meenen." Den Pool nog altyd vasthoudend, stak me vrouw Hesse het trottoir over en begon het bordes van het hotel te bestijgen. Mijnheer Sachs ging noodgedwongen mee. „Zijn de smaragden nog gekomen?" vroeg zy in de hall, „Welzeker, mevrouw. Uw man heeft ze in de hotelsafe gedeponeerd, voordat hij uitging." „Uitging?" Haar toon vervulde den heer Sachs van vurige dankbaarheid, dat hij niet mijnheer Hesse was! „Zeker, mevrouw. Hij is met baron d'Es singer naar de bank." „O, goed. Ga mee naar boven en laat mij die smaragden eens zien." „Ik had gehoopt, dat mij zoudt willen verontschuldigen, mevrouw. Ik zou zoo graag..." „Myn smaragden zien. Dat weet ik." Daar was mijnheer Sachs niet tegen opge wassen. Hij liet zich naar het kantoor van den directeur brengen, en zoodra mevrouw Hesse het marokijn doosje in haar bezit had, volgde hy haar bedrukt naar haar suite, nog altyd bedacht op een hoffelijke, maar snelle vlucht. Maar dat behoorde niet tot mevrouw Hesse's plannen. Haastig opende zij het étui, knipte de bracelet om haar pols en wendde zich tot den Pool. „Nou, hoe staat het me?" „Charmant, mevrouw. Verrukkelijk. Zulke steenen zouden de schoonheid van menige vrouw verhoogen, maar by u krijgen de stee nen een grooteren luister door de schoonheid van de draagster! Mevrouw veroorlooft?" Hij nam haar pols tusschen de vingers en bestudeerde de bracelet. „Ik zal die kat van Raith beroerd maken van nijd," zei mevrouw Hesse. Mijnheer Sachs glimlachte plotseling. „Wonderlijk! Mevrouw is, als ik 't zoo zeg gen mag, even verstandig als schoon. De Amerikanen hebben de reputatie, voorzichtig te zijn, is het niet? De origineele steenen zijn, vertrouw ik, nog veilig in de hotelsafe?" Iets huiverigs verspreidde zich door de atmosfeer. „Zeg, hou je me voor den gek, of wat be zielt je?" vroeg mevrouw Hesse, en in die seconde kwam de Pool tot besef van de waar heid. Hy liet een gejank hooren en greep zoo plotseling met zyn handen naar het hoofd, dat zij hem bezorg aankeek. „Ben je ziek?" vroeg zij. „Ziek? Neen, mevrouw. Maar die armband, die smaragden... ze zijn valsch! Goed nage maakt, ja, maar ze zijn niet echt!" III. Toen de Squad, de Vliegende Brigade, naar aanleiding van een anonieme telefoni sche boodschap, Arthur Somerville vond, lag deze op zijn rug in een kelder van een onbe woond huis iii. Kensington, en hem ontbraken jas, vest broek, en schoenen. Zijn handen waren op zijn rug samengebonden met zyn das, en zijn bretels bewezen een gelijken dienst voor zijn voeten. Toen hy bevrijd was, scheen hij een klein beetje in de war met de opeenvolging van de gebeurtenissen, die hem in zyn tegenwoordigen toestand gebracht hadden. Maar hij herhaalde telkens, dat hy kellner was, het laatst in het Riviera Hotel in Mentone, en een betrekking had gekregen in het Plaza Hotel in Londen. Daarheen was hij op weg geweest. Verder kon hoofdinspec teur Storm niets uit hem krijgen gedurende de eerste oogenblikken. Maar de volgende tien minuten brachten aan het licht, dat Ar thur Somerville veertien dagen geleden in Engeland was aangekomen en dat de eerste nacht in Londen hem in aanraking gebracht had met iemand, die de drie attributen van een gentleman bezat: verachting voor de be staande regeering, witte slobkousen en een byna onvergelijkelijke dorst. Op voorstel van dien gentleman hadden zij samen een zekere bar in de omgeving van Charing Cross be zocht, waar Somerville meer had ingenomen dan goed voor hem was geweest. Daarna wer den zijn herinneringen vaag. Een redelijke verklaring van zijn aanwezigheid in den kel der van -dit leegstaande huis kon hij niet geven. In de veertien dagen, dat hij daar ge legen had, zoo verklaarde hij, had hij drie maal per dag bezoek ontvangen van een man, die hem voedsel bracht. Die man had telkens bemoedigend geglimlacht, maar overigens een opmerkelijke terughoudendheid betoond. Toen hij zoo ver gekomen was met zijn verhaal, bleek Arthur Somerville een sterke neiging te krijgen, terug te komen op zyn vorige be weringen aangaande het Riviera Hotel en inspecteur Storm maakte zijn rapport op. Dit stuurde hy rond naar alle posten, met de opmerking, dat hij alleen kon bevestigen, dat Arthur Somerville te eeniger tijd te veel ge dronken moest hebben. Heel toevallig kreeg inspecteur Keating dat rapport ook in ham- den. Het wekte zijn bijzondere belangstelling op, toen hij opmerkte, dat Somerville voor nemens was geweest, naar het Plaza Hotel te gaan als kellner. Want het viel hem dade lijk in, dat baron d'Essinger, die onlangs de bescherming van de politie had ingeroepen^ dienzelfden middag den heer J. Benton Hesse in het Plaza Hotel had bezocht, om hem een smaragden armband te verkoopen. Twee en een halve minuut later was in specteur Keating op weg naar het Plaza Hotel, daartoe gedreven door de overweging, dat de kolonel voornemens was, het groote water over te steken met merkwaardige stee nen, die dus nooit de gelegenheid zouden krijgen om mevrouw J. Benton Hesse te sieren! Hij arriveerde juist op het oogenblik, dat de dame in kwestie een stroom van onbe hoorlijke taal over den ongelukikgen heer Sachs deed uitvloeien. In Philadelphia had mevrouw Hesse menig woord geleerd, dat anders gewoonlijk niet in tegenwoordigheid van jonge dames gebruikt wordt, en zy had er geen bezwaar tegen, dien rijkdom ten toon te spreiden.. Zij deed het dan ook in lengte en breedte en ging daarna zitten om een sigaret op te steken. Bemer kende, dat de heer Sachs tersluiks naar de open deur schuifelde, werd zij plotseling boos op hem. „En waarom heb je toegelaten, dat die be drieger uit Morcovië met dien rommel hief gekomen is?" „Maar, mevrouw..." (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1936 | | pagina 7