Billy maakt carrière Een Oostersche sprookjes kolonie. Roosevelt's tegenstander haat alle fotografen. Populaire Rubriek PAG. 2 Reinheid het voornaamste kenmerk der Indo-Chineezen. door RENË LENORMAND. Fransch Indo-China heeft, wat zyn ste den betreft, sterker den invloed van den Europeeschen heerscher ondergaan dan de steden van eenige andere kolonie in het Oosten. In steden als Saigon en Hanoi aan men zeker enkele van de bekoorlijkheden vinden, die de Fransche stad over het alge meen kenmerken: versieringen aan de ge vels der openbare gebouwen, een wei-door dacht stratennet en, ofschoon niet zoo tal rijk verspreid als dit in Frankrijk wel het geval is, ontspanningsoorden, zooals par ken en café's met groote terrassen. Men verwacht echter niet, dit alles in een zoo- danigen omvang aan te treffen, dat dit een verbluffende overwinning op de armoede, de slechte woningtoestanden en de onrein heid van het Oosten beteekent. Voor mij is bijvoorbeeld de Rue Cantinat in Saigon de aantrekkelijkste straat uit het Oosten. Zij is smal en over haar ge- heele lengte met boomen begroeid, die ver boven de gebouwen, met uitzondering van de hoogste, uitsteken, des middags nooden de beschaduwde terrassen der café's tot een rustig zitje.' Kijkt men de straat af, dan ziet men aan den eenen kant de kathedraal, die te midden van een kleine, doch prach tige tuin is gelegen, en aan den anderen kant een stoomboot, die in de rivier voor anker ligt. In het midden verbreedt de straat zich tot een zonnig plein, waar de stadsschouwburg is. Daarbij komen nog de met Franschen smaak uitgestelde étalages der groote winkels. Hiermede heeft men alles, wat het leven in een stad aantrek kelijk maakt. Dagbladen als in Parys. Ook de hoofdstad Hanoi in het Noorden heeft haar eigen bekoring. In het centrum der stad bevinden zich de café's, maar in plaats van rondom het traditioneele plein te liggen, geven zij alle uitzicht op een door boomen omgeven meertje. In het cen trum der stad op het terras van een café te zitten, een apéritief te drinken en over een meertje naar de andere „borrelaars" te kijken, die aan den anderen kant van het kleine meer op de terrassen der café's te zitten, is voor mij een buitengewoon genoegen. Bij ieder bezoek aan Saigon en Hanoi maakt de intimiteit, die de Franschen hier weten te sceppen, op mij een sterken in druk. De kranten liggen in lange rijen uitgestald en zijn beplakt met een strookje papier, waarop reclame voor een likeur gemaakt wordt. De binnenpagina's brengen de buitenlandsche en binnenlandsehe be richten, het plaatselijk nieuws, „le sport" en zelfs advertenties van artikelen, contre 1'impuissance", juist als in een krant, die men op een boulevard in Parijs koopt. Mooie en elegante vrouwen. Op straat zelf doen meer dingen nog aan Frankrijk herinneren. De etalages der dames-modezaken en de kleine, slanke Annamitische meisjes, die daar helpen, hebben iets Fransch over zich. Anderzyds 7ATFRDAG 26 SEPTEMBER 1936 schijnen in de heeren-modezaken de hoe den en costuums nooit heelemaal goed te zijn; en de zaak, die geweren en onder werpen voor „la chasse", alsmede benoo- digdheden voor „la pêche" verkoopt, toont dat de hartstocht der Franschen voor deze beide sporten met de verhuizing naar de Tropen niet afgenomen is.. Des avonds komen de bewoners van de stad in café's, cabarets en in de „cercle Sportif" bij elkaar Aan de gratie en klee derdracht der dames zou men niet zeggen, dat men in een Oostersche stad was, doch men waant zich in Parijs zelf. Ook in vele andere dingen komt dit tot uiting. Evenals de Parissienne haar nagels manicuurt, doet de kleine Annamitische het en zij beweegt zich met een gemak, waarop vele Wester- sche vrouwen trotsch zouden zijn. Nauwgezette straatvegers. In de kleinere steden ontmoet men uiter aard minder elegantie, maar de overheid zorgt er voor, dat deze er onberispelijk uit zien. De straten, hoe weinige er ook moge zyn, worden goed onderhouden. Zoo zag ik bijvoorbeeld in Vientiane, een kleine stad diep in het wilde Laosgebied, hoe het wei nige dienstpersoneel van de reiniging de straten zorgvuldig reinigde van het afval, wat er op geworpen was. Meestal bestaat dit afval uit bananenschillen en bananen bladen, die als „pakpapier" gebruikt wor den. En het eten! In deze stadjes van 1000 tot 5000 in woners, waaronder meestal niet meer dan 10 Franschen, zijn goede eetgelegenheden. Men mag natuurlijk niet beweren, dat in alle restaurants het eten en het logies van prima kwaliteit zyn, maar wel kan ik dit zeggen; Ik ben in ongeveer 20 van deze stadjes geweest, waarvan er enkele zeer af gelegen zijn en weinig bezocht worden. Maar nooit heb ik eenige bezwaren uit hy giënisch oogpunt of betreffende het eten, en de hotelkamers kunnen maken. Als de reiziger bedenkt, dat er in Indië, dat reeds bijna drie eeuwen onder de Euro- peesche overheersching staat, steden van ruim een kwart millioen inwoners zijn, waar hij geen ander voedsel en geen ander beddegoed krijgt dan dat, wat hij mede brengt en het zeer goed toebereide Euro- peesche eten in de stadjes van Fransch Indo-China is bijna als een wonder. „Dank U, mijnheer ik weet niet waar het op uitgedraaid zou zyn zonder U." „Op ongeveer 15 jaar". „Een goede foto verhoogt uw kansen". Hoe de Yankee's propageeren De verkiezingsstrijd in de Vereenig- de Staten is in vollen gang. En dat die geschiedt op echt-Amerikaan- sche wijze, getuigt onderstaand ar tikel, waarin Alfred Landon, de te genstander van Sir Franklin Roose velt, onder de loupe wordt genomen. Grijze haren van ergernis Twee weken was Sir Roosevelt er met zyn oude schoener. „Sewanna op uit g weest. En toen hij van zijn reisje waar bij hij slechts door een radiotoestel me Washington verbonden was, temgkeerde, I bracht hij voor de Yankee's een verrassing j mee- hij had zijnbaard laten sUmn. Een persoonlijke aangelegenheid. Geens zins! Het gaf aanleiding om Sir Roose velt nog eens enkele honderden malen te vereeuwigen. Sir Roosevelt fotografeert goed; hij weet op het juiste moment te lachen, al valt er niets te lachen. Kort om hij is de meest geschikte „showman van Amerika. - Sir Alfred Landon daar entegen niet. De managers van Landon hebben er grijze haren van gekregen, o kan men met een duizendmaal gefotogra- feerden president concurreeren, wanneer het eigen „object" fotografenschuw is? „Laat mij met rust!" Er is heel wat strijd noodig, alvorens men Alfred Landon, den „kleine man uit Kansas", tot een half dozijn opnamen krijgt. Deze zijn er dan ook naar; ze doen ons denken aan de strenge portretten van onze voorouders. Wat blijft den managers dan nog an ders over, dan de wereld een verhaaltje op te disschen. Zij verzekeren in de pers, dat Landon zoo bescheiden is en daarom een hekel heeft aan het fototoestel. Hij wil zich in geen geval opdringen met zijn portretten in allerlei vorm. En meteen wordt er dan bij vermeld, dat hij een hulp program voor de farmers voor het jaar 1937 heeft ontworpen, waarachter nogal vinnig wordt vermeld, dat... Roose velt zijn baard liet staan! Basta! Maarde managers zouden toch wel graag een goede kopfoto van Landon willen hebben. Zooiets zou zijn verkie zingskansen aanmerkelijk verhoogen. „Laat mij toch met rust", riep Landon uit, toen men hem nogmaals over deze kwestie lastig viel, „Ik ben zooals ik ben. Aan een foto kan een verkiezing niet liggen!" De managers schudden het hoofd; de man, overigens toch een Amerikaan van ge boorte,, heeft nu eenmaal absoluut geen zin voor reclame. „Landon is een doordryver". Men moet voor fotografeeren in de wieg gelegd zijn, zegt Alfred Landon. Hij heeft de oude fotografiën bezien van Coolidge, Hoover en andere presidenten en is tot de conclusie gekomen, dat de meeste leiders zichzelf belachelijk maakten door de zon derlinge costuums en de gewilde poses, welke zij aan den dag legden. Zoo vond Landon b.v. een fotografie van Coolidge, in Indianencostuum, maar onder de te JUTTERT.jp korte broek gluurden een paar moderne laschoenen Sir Hoover had geen kleiner hekel aan fotografeeren als Landon, ofschoon sneller was over te halen „even stil te staan". Het heeft echter vier maanden geduurd, alvorens zyn manager het zoq ver kregen, dat hij zich in het costuum van een visscher liet kieken. Hierin hij er inderdaad potsierlijk uit. En déze fotografie was het, die Landon deed be sluiten nimmer aan dergelijke „verkleed, partijen" deel te nemen en de fotografen te ontloopen. Pêggy Landon weet uitkom^ De „Verkiezings-hyena's" hebben zich evenwel toch weten te behelpen. Zy heb ben toevlucht gezocht tot de 19-jarige dochter van Landon, Peggy, die thans de functie van fotopubliciste heeft aanvaard. Peggy Landon is een jong, knap meisje en minder schuw voor fotografen dan haar vader. Met hem reist zij door Kansas om foto's weg te geven, autogrammen te teekenen, handjes te drukken, armen te bezoeken, enz. enz. „Papa heeft zoo wei nig tijd", zegt zij dan. „Hij werkt al reeds aan een ontwerp voor een nieuwe steun- verleening aan de boeren en landbou wers." Aan zijn 19-jarige dochter heeft Alfred Landon een prachtige steun. Doch waar schijnlijk zou hij zijn dochter minder prij. zen, wanneer hij wist, dat zij, ongemerkt, een aantal origineele foto's van hem ge- durende hun reizen maakt en deze dan, in het geheim, opzendt naar de pers, die vóór de verkiezing van Landon is. De echtgenoot® achter de schermen. Landon heeft echter nóg een goede steun, een drijfveer achter zich: zijn echt- genoote, Lady Landon, geboren Sarah Cobb, de dochter van den bankier Cobb, een rijke dame, die haar man gaarne op den presidentszetel zag. Zy heeft den journalisten vertelt, dat men haar Alfred reeds op 30-jarigen Ieef- thijd „Oome Alf!" noemde. Dat was in den tijd dat hij als petroleum-prospector in den staat Kansas werkte. Hij was al tijd op reis met zijn oude Ford, van het historisch T-model en zocht daarmee de arme boeren op, die hij steunde met geld, levensmiddelen en goeden raad. Hij is al tijd een eenvoudig mensch gebleven, ook toen het hem financieel zeer goed ging. Dergelijke verhalen doet mevrouw Lan don voor haar man en de dochter maakt heimelijk foto's. Nu en dan moet Alfred Landon zich wel eens boos maken over de zonderlinge verhalen, welke zyn vrouw aan de perslui doet, maar daar trekt Lady Landon zich weinig van aan. Evenwel: Het Zuiden van de Vereenig- de Staten is vóór Landon en ook een deel der farmers in het Westen, ofschoon deze menschen in de afgeloopen jaren toch ook door Roosevelt's plannen financieel zijn geholpen. Maar nog is Amerika niet veroverd. En de managers doen hun best. Een goede kopfoto' zou niet kwaad zijn... als Sir Landon maar wat toeschietelijker was! Enfin wanneer Landon niet wordt gekozen, dan kunnen echtgenoote en doch ter aan de persmenschen vertellen, dat het niet aan Landon's onvoldoende capa citeiten heeft gelegen, doch aan dat ver- wenschte fototoestel! Hoe ik de briliianten speld terug kreeg Door: B. SCHARNKE Ongeveer dertien jaar geleden de dag weet ik niet meer pre cies, maar ik geloof dat het 28 Maart was, verliet de „Dempo" weer eens Rotterdam voor een reis naar Port Said. Twee dagen later liepen we te Southampton binnen en namen o.a. den directeur-generaal Frede- rlck Dider van de „British South Africa Press Company» aan boord. Nauwelijks had ik ontdekt, dat deze beroemde pers magnaat zich aan boord van onze drijven de kast bevond, of ik begon mijn hersens af te kwellen met de vraag, hoe ik wel het gemakkelijkst de aandacht van dezen man op mij kon vestigen. Die gelegenheid wilde zich maar niet voordoen. Toen op 6 April de gong voor de lunch was geluid, liepen we juist de haven van Marseille binnen. Ik wierp toevallig een blik in de eetzaal en zag Mr. Rider, die juist plaats genomen had. Het was een heer van ongeveer 75 jaar en dus niet jong meer, glad geschoren en verscholen achter een hoornen bril. Op het bootsdek had hij zich een eerste klas luxe cabine gehuurd. Toen ik enkele mi nuten later toevallig over het bootsdek kwam, bemerkte ik tot myn verbazing, dat uit de hut van den heer Rider een jonge dame kwam, die haastig door de gang snelde om in een bocht te verdwijnen. Het was een jonge, elegant-gekleede dame. Ik was tamelijk verrast. Het was mij bekend, dat de directeur-generaal zonder gezel schap reisde en bij mijn herhaalde, maar discrete waarnemingen had ik hem ook nooit in damesgezelschap gezien. Boven dien had ik juist vastgesteld, dat hy in de eetzaal begon te eten. Wat deed die jonge dame in de hut van den krantenkoning? Maar... wat ging het mij tenslotte aan? Misschien dat tóch het een of andere ga lante avontuurtje erachter stak. Ik had er niets mee te maken! Ik ging naar den radiotelegrafist om de laatste berichten uit Europa te halen. Het was inmiddels avond geworden en juist wilde ik het feuilleton voor de nieuwe uitgave beëindigen, toen er plotseling aan de deur van mijn hut werd geklopt en op mijn „binnen" Mr. Rider binnentrad Ik meende, dat ik droomde, zoo greep het mij aan, de langverwachte eindelijk voor me te zien. Eindelijk de kans van per soonlijk contact? "Mr. Wood, de boordredacteur, als ik my niet vergis?" zei hy. Ik maakte een diepe buiging, sleepte een fauteuil voor myn hoogen gast aan mijn schrijftafel en wachtte zwygend op zyn wenschen. „Mr. Wood, ik moet u in een zeer dis crete aangelegenheid raadplegen en u ver zoeken mij een dienst te willen bewijzen." Mijn nieuwe buiging toonde mijn over vloeiende dienstwilligheid. Mr. Rider ging voort: „Ik miste zooeven mijn zeer kost bare brillanten speld, een aandenken aan myn gestorven vrouw. Ik kan slechts den ken, dat ik de speld ergens ben verloren. Maar overigens herinner ik mij beslist de brillanten speld gisteravond op mijn toi lettafel te hebben gelegd, voor den spiegel. Daarna heb ik die niet meer aangehad. Wilt u zoo vriendelijk zijn in uw boord- krant het bericht te plaatsen, dat ik een belooning van 100 Pond uitloof voor den eerlijken vinder!" Ik noteerde een paar bijzonderheden en Mr. Rider verdween. Mijn gedachten lie pen alle door elkaar. Ik ging naar de bar om enkele cocktails te verslinden. Het ongeluk, dat den directeur had getroffen, hield mij intensief bezig. Zoo kwam mij opeens weer de ontmoeting met de jonge, elegante dame in de herinnering. Hoe meer ik over de zaak nadacht, hoe dringender ik de noodzaak inzag, den krantenkoning weer in het bezit van zün brillanten speld te moeten brengen. Hier lag de groote kans voor me! Een bekendmaking, zooals Rider zelf wenschte, zou geen resultaat hebben, dat zag ik direct. Plotseling kreeg ik een pracht-idee, maar een zeer ge waagd idee ook! Ik rende naar de zetterij, liet de feuilleton-arbeid stilzetten en schreef in mijn redactiecabine in wilde haast een korte novelle; „Brillantdievegge aan boord!" Het was in zekeren zin een sleutelnovelle, waarin ik met verander de namen natuurlijk, beschreef hoe een jonge dame tijdens de lunch binnendringt in een hut van een of anderen directeur- generaal om daar een kostbaren brillan ten speld te ontvreemden. Bij het verlaten van de cabine wordt zij verrast door den hoofdredacteur en den volgenden dag staat in de krant, dat de naald, wil zij aangifte vermijden, bij hem in de hut kan worden afgeleverd, zonder dat zij verder moeilijk heden krijgt! Hetgeen ze dan ook doet. Deze geschiedenis verscheen dus in de boordkrant van de „Dempo" op Zaterdag avond, 7 April, des morgens, op reis tus- schen Marseille en Port Said. De rest is spoedig verhaald! Enkele uren na de uitreiking van de scheepskrant verscheen inderdaad de jonge dame in mijn redactie en vroeg schuw, of zij mij in een I discrete aangelegenheid even mocht spre ken. Kortom ze had mijn novelle ge lezen, goed begrepen en bracht mij nu de brillanten speld. Ik beloofde het meisje haar te sparen en kon kort daarop den verheugden directeur-generaal der „Bri tish South-Africa Press-Company" het kostbare stuk overhandigen. Toen ik de daarop gestelde belooning echter van de hand wees en Mr. Rider berichtte, hoe ik de heele zaak voor elkaar had gebracht, sloeg hy mij op den schouder: „Wel, Mr. Wood u bent mijn man!" T'"" maanden nadien was ik uitgever van de „Transvaal Courier"! o

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1936 | | pagina 18