Het Chinese jongetje. Onverwachte hulp. Het aanzetten van de zeis. Beste jongens en meisjes. Vandaag is de prijs gewonnen door twee Jongens en twee meisjes. Hoe dat mogelijk is? Dat zal ik jullie vertellen. Op de op lossing die ingezonden werd, stonden vier namen: Veeltje, Coen, Tieni en Fietsie. Ik heb zitten denken en heb zeker tien haren uit mijn hoofd getrokken voor ik wist, hoe ik die prijs nu uit moest reiken. Ik kon toch moeilijk, als een boek uit honderd- vijftig bladzijden bestaat, het in vieren scheuren en m'n twee vriendjes en twee vriendinnetjes ieder 37bladzijde geven. Wat dan? Moet je luisteren, of liever, goed lezen. Ik zal voor het viertal een fijne taart bestellen, van dezelfde waarde als het boek en dan kunnen ze hem met z'n viertjes en natuurlijk ook vader en moeder fijn oppeuzelen. Hoe vinden jullie dat idee? Dat moet je me eens schrijven, dan zou ik b.v. eens in de maand een taart kunnen verloten onder de goede oplossers. Dus Neeltje en Coen, Tieni en Fietsie Coster, jullie komen vanmiddag op ons kantoor gauw je taart halen. Loop hard, hij is nog warm. En... eet smakelijk. Loeki en Leon v. d. Wal, Den Haag. Nu zou ik eigenlijk eerst even naar Leon moeten gaan, daar in dat grote Haagse ziekenhuis om eens even stil aan z'n bedje te gaan zitten en een praatje met hem te maken, want hij zal het misschien wel een zaam hebben, al zijn er veel mensen om hem heen. Ik hoop maar dat hij gauw weer helemaal beter is en weer bij z'n Mama en z'n broertje thuis mag komen. Dat zal een feestdag worden. Vertel me volgende week maar eens gauw hoe het met hem is. Van Tjip z'n scheepje hebben we nog niet veel terug gezien, ik denk dat het een onder zeeboot geworden is en dat het ergens op de bodem van de vijver in het Timorpark ligt. Adriana Grande. Dat dacht ik wel dat Jullie het fijn hadden in Julianadorp, Adriana, want het weer kon niet beter, niet teveel wind en een fijn zonnetje. Je had dus niet in de zak van een van de andere deelnemers weg te kruipen of je te verschuilen achter een brede rug. Annie Moor. Fijn, Annie, dat je de reken sommen nu onder de knie hebt. Natuurlijk je kunt, als je wilt, evengoed rekenen als je vriendinnetjes, maar je moet je inspan nen, je tanden op elkaar en je hoofd fris. Rie Wullems, Ja, dat is een verrassing, hè, en dat blijft het telkens weer, als je zo'n boek wint, want natuurlijk is het een fijn boek, anders zouden we het niet geven. Blijf maar trouw meedoen, dan krijg je misschien ook de taart nog eens. Loesje Flotat. Dank je wel voor je speur derszin, Loesje. Wij hebben ook naar alle bootjes gekeken, die we zagen varen in Singel, Timor-vijver of Fortgracht, maar 't is weg en 't zal vermoedelijk wel wegblij ven. Nu, enfin, daar is wel overheen te komen. Tjib praat er al niet meer over. Nu, jongens en meisjes, ik ben ook deze week weer gauw door de briefjes heen en stop dus. Tot volgende week. Kindervriend. Chung doopte zijn blote teentjes in het water van het kleine riviertje, dat voorbij zijn huis stroomde en dacht er over na, hoe fris dit water was. Weldra stond hij tot zijn enkels in de stroom en plaste naar hartelust. De zon scheen fel, doch hij was beschut door de schaduw van een paar rubberbomen. De droogte had reeds lang aangehouden en de weg zag wit van het stof. Maar Chung had geen last van stof en zon kon net zo lang van het frisse wa ter genieten als hij zelf wilde, want in de kampong waar hij woonde was geen school. Nadat hij een eindje door de river had ge lopen, kwam hij aan een bocht. Naast de rivier liep een weg, welke eveneens een bocht maakte. Al spelende ontdekte Chung iets op de weg, dat hij daar nooit tevoren had gezien. En toen hjj wat beter keek, zag Een boer ging naar de markt en had zijn ezel zoo zwaar beladen, dat het dier nauwelijk voort kon. „Arm beest," zei de medelijdende boer, „kom an! Wij zullen de last samen dragen." Hij nam de vracht van de rug van het dier af, laadde ze op zijn eigen schouders en ging toen op de ezel zitten, .-*■» OP DEN LANDWEG. Door Violette Carr. De landweg, die loopt door de velden, Waar 't geurt van het heerlijke hooi, De stadsmensen zien dat zo zelden, En toch is het buiten zo mooi. Laten zij op het land toch bedenken, Dat de stad heus zo prettig niet is, Want wat de natuur ook kan schenken, In de stad is dat alles toch mis. ieder ogenblik kon er een auto om de hoek komen suizen. Opeens kreeg hij een schit terende inval. Hij ging in de bocht van de weg staan en bleef eenvoudig wachten tot er een auto zou passeren. Na ongeveer tien minuten zag hij heel in de verte een kleine donkere vlek, die met de seconde grooter werd en al spoedig een auto bleek te zijn. Toen de auto nog ver genoeg van hem ver wijderd was ging hij midden op de weg staan, zwaaide met zijn armen om op deze manier de aandacht van den bestuurder te trekken. In de auto zaten blanken. Een heer en twee dames. Toen de man achter het stuurrad het kleine Chineesje gewaar werd, beduidde hij hem van de weg af te gaan, omdat hij veronderstelde, dat de kleine jongen voor verkeersagentje speelde, doch Shung week geen centimeter en al spoe dig stond de auto stil. Nu riep Chung: Er is een gevaar, toean, om de hoek, toean, is er een grote boom op de weg, toean. Toean, kom mee, dan zal Chung laten zien. Half aarzelend, of hij voor de gek gehouden werd, stapte de heer uit de auto en volgde den kleine jongen. Wij zullen veel te laat komen, als hij zich niet haast, zei de ene dame tegen de an dere. Laten wij eens kijken, wat hij toch doet. Ze stapten uit, liepen de bocht om, en wat zij nu zagen vervulde hen met ver wondering, daar de man glimlachend op den kleinen jongen neerkeek. „Jij bent een beste jongen," hoorden zij hem zeggen. En hier zijn twee gulden voor jou, daar mag je nu meer doen wat je wilt. Heg je het begrepen? Ik ben je erg dank baar." Twee gulden! Beste jongen? Wat zou dat betekenen. Doch al spoedig kregen de dames de verklaring. Er lag een zware tak dwars over den weg, deelde de man mede, die ik bijna niet uit den weg kon ruimen, en de kleine jongen heeft ons voor een groot ongeluk behoed." Toen de auto in de verte verdwenen was, liep Chung terug onder de schaduw van de rubberbomen en danste blij in het rond. Twee gulden! Wat voelde hij zich rijk! Wat zou hij daar niet allemaal voor kunnen kopen. Lekkers! Vruchten! Een spelletje voor zijn kleine zusje. Een paar nieuwe rode sandalen voor zijn broertje. Nogmaals keek Chung naar de twee gul den in zijn kleine bruine vuist, duikelde een paar keer koppetje over en holde toen naar huis, zo vlug zijn tengere beentjes hem dragen konden. Naastenliefde in de dierenwereld. met de poes vonden. Zij brachten het wee bij de hondenmoeder terug, die echter var. haar kind niets meer wilde weten, terwijl ook het kleine hondje niet naar zijn moe der omkeek, maar naar de poes ging. Ook later, toen de hond al volwassen was, bleef hij steeds in de nabijheid van oe poes, die hem zo goed verzorgd had. In de vacantie kan men ook allerlei bij zonderheden opmerken tusschen de dieren, vooral op het platteland. Zo waren op zekere dag bij een boer de eieren van een kip op een na uitgekomen. Om te zorgen, dat de kuikentjes niet zou den sterven, zette de boer ze voorzichtig inde zon. Na enkele uren draaide de zon de grote erfhond, die eens naar de kui kens was wezen kijken en ze zo klagelijk hoorde piepen, begreep dat de kuikens het te koud hadden. Voorzichtig nam hij ze een voor een in zijn bek en bracht ze naar een ander plekje, waar weer zon was. Wat lief, hè? Moeder, tot haar dochtertje, dat in de open tuindeur staat: Rietje, pas op, je staat daar in de tocht! Rietje kijkt haar moeder verbaasd aan en zegt dan: Welnee, moeder, ik sta in de r Jullie hebt toch allemaal wel eens ge hoord van de vriendendiensten, die de die ren elkander bewijzen? Op zekere dag wandelde een heer met twee zwarte poedels langs den waterkant, terwijl de muren vrij steil naar boven sta ken aan weeszijden. De heer gooide een stok in het water en commandeerde de honden in het water te springen en de stok te halen. Na een wedstrijd wie het eerst de stok zou kunnen bemachtigen had eindelijk een van de poedels het voorwerp te pakken, doch toen hg bij de kant kwam, bleek het hem onmogelijk op het droge te komen, zodat het er allen schijn van had, dat het dier zou verdrinken. De andere poedel, die dat zag, sprong opnieuw het water in, greep zijn vriend bij het nekvel en bracht hem zo naar de kant, waar inmiddels toe snelde mensen de beide dieren hielpen. Zo had iemand eens een grote witte waakhond, die bijzonder goede vrienden was met twee kleine hondjes, een reepin cher en een taxhond. Deze kleine honden hadden hun vaste plaatsje in huis maar als de boer en boerin op het veld waren en een van de hondjes moest even naar bui ten, dan blaften zij op een bepaalde ma nier. Onmiddellijk liep de waakhond dan naar de deur, ging er tegen op staan en maakte met zijn poot de knop los. Zo kon den de kleine hondjes dan naar buiten gaan. Katten tonen dikwijls een voorliefde voor andere dieren, die eigenlijk hun doods vijanden behoren te zijn. Zo was er een poes, die in 't hooi kindertjes had gekregen, maar ongelukkigerwijs stierven ze allemaal. De poes was ontroostbaar, want een poes is een van de beste moeders uit de dieren wereld. Op zekere dag bemerkte zij dat de tac kel ook jongen had en toen de moeder even weg was, sloop zij naar de mand, nam een jonge hond in haar bek en bracht die met veel moeite en zuchten naar het plekje in het hooi, waar zij het hondje als haar eigen kindje verzorgde en opvoedde. Daar het een nest kostbare hondjes was, ging men zoeken, doch het duurde wel veertien dagen, voordat zjj het diertje - hij, dat een dikke boomtak dwars over de weg gewaaid was. Vlug sprong hij uit het water en rende naar de plaats des onheils. Hij trachtte de tak te verwijderen, doch hoe hij zijn krachten ook inspande, het gelukte hem zelfs niet er beweging in te brengen. Een ogenblik stond hij in diep nadenken verzonken. Wat moest hij doen? Zijn moe der en vader waren ver weg op het veld en

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1936 | | pagina 22