DE STROOPER. Herfstmijmerij Brief voor Indië Snipverkouden? DAMPO daar lucht je van op: DoorJ. K. S. w 4^ u WievW: Licht op voor alle voertuigen p- Burgerlijke Stand van Den Helder FEUILLETON, DOOR PETER BARON. Now summerdays are done, Autunjn is naerly gone, Winter is coming on, With ice and snow....^ De hooi-oogst was binnen, hoog opgetast onder de hanebalken, geurig. De jongen van de weidevogels waren groot. Al het kleingoed van kieft en grutter, tuter en - bonte piet, pieper en kwikstaart was in de veer gescho ten. De kleine, witgeringde kievitskuikens, de donzen tureluurtjes, de grijsgrauwe bonte pietjes en hoogpootige gruttertjes werden allen vluchtig en trokken het jeugdpakje uit om met de ouden te gaan zwerven, door duin en inlage, en over de wei, langs slik en wad. Half Augustus, toen overal de bruine leeuwe rik-wijfjes nog op de vuilwitte eitjes zaten, hadden velen ons al verlaten. Het broedterrein en strijdperk van de vinnige gekraagde kemp haantjes lag verlaten, misschien zochten ze hun kostje toen al ergens aan den Boven-Nijl. Grutto's en tureluurs waren gaan zwerven langs zee en wad en lieten menigmaal in donkere zomernachten hun trekroepen tuteren boven de lichte stad. Tegelijkertijd begonnen de kieviten te zwermen in breede golfrijen en lange gelederen, zwaaiend en zwenkend boven de wei. Fel flikkert het wit der buiken in het warme zonnetje bij zwenk en zwaai, het koppel zwiert uit tot een lange lijn, valt uit een in brokken, voegt weer samen, brokkelt opnieuw af, daalt, rijst en strijkt tenslotte neer; doodstil staan de nu bronsgroen ge- mantelde en zwartgekeelde kieften uit te kijken en gaan dan verder wormen den grond uit trappelen, totdat, als op afgesproken teeken, de gansche vlucht weer opgaat. Zoo als past in een tijd, waarin alles door de trekkoorts bevangen is. De leutige herfstwind danst door het riet, dat te wuiven staat, in golvende, ruischende waaiing, breeduit met de groote zilvergrijze pluimen. Stil verbloeien de laatste waterlelies, wondermooi de blanke kelken met gouden harten, hun latijnsche naam; nymphe alba, blanke nymph, ten volle waard. Straks zullen hun groene zaadurntjes onder water rijpen, daarna komt de inhoud er van boven drijven en worden de zaadjes overgeleverd aan wind en golven. Langs den waterkant geurt nog de munt, tusschen riet en russchen staan de knikkertjes van de egelskop, hangen de augurk-vruchten van de lisch en staan er de stijte bruine sigaren van de lischdodde. De lischdodde zou de rietstaf zijn, die Christus droeg, toen hij als spotkoning voor Pilatus terecht stond; het volk noemt ze torebout, rietsigaar, dulle, kanneboender, waterknods en ook wel duivelsknuppel, want de helle vorst zou er zoo nu en dan de heiligen mee te lijf gaan. De wilgeroosjes bloeien nog met purper-rose bloemtuilen, maar vele, smalle en lange vruchtdoosjes zijn al open en daaruit zwieren de vruchtjes weg op de wollige draden. Maandag 12 Oct17.42 Het is Herfst geworden. En in de tuinen staan oranje goudsbloemen en vlammende dahlia's naast rjjkbloeiende Oost-Indische kers en forsche Teunisbloemen, waar hoog boven uit de gele harten van de zonnebloemen deinen. Langs weg en dijk staan nog de gele dichte schermen-kussentjes van boerenworm- kruid en de gele korfjes met omgeslagen witte lintblaadjes van kamille, even verder ook nog de grijnzende geel en oranje koboldjes met mutsjes op van de vlasbekjes, die zich alle grazende tongen wel van het lijf weten te houden door het scherpe sap in de lancet- vormige blaadjes. Daarnaast bengelen nog de purperen kwastjes van weg- en akkerdistel of waait reeds het zijig pluis. Ge kunt U dan te binnen brengen, dat in de Grieksche mytho logie de distel een schepping was van de godin der aarde, uit droevenis over de teleurge stelde liefde voor een herder, Daphnis en ook, dat de Noren de distel in verband brengen met Thor, dien ouden donderaar of ook, dat de Schotten diezelfde distel als volksbloem in hun nationale teeken voeren, omdat Deen- sche krijgers eens bij het 's nachts sluipend overvallen van een Schotsche legerplaats met bloote voeten in een distel trapten, wat aan een van hen een scherpen kreet van pijn ont lokte, waardoor het kamp der Schotten ge alarmeerd en de overval afgeslagen werd. En zoo ontdekken we overal nog bloeiende planten; dat blijft nog lang zoo, soms nog wel tot in December. De klavers zijn zelfs opnieuw aan het bloeien gegaan en wit bestippelen de made lieven de wei, de witte schermen van het duizendblad bloeien nog op de dijken en overal blinken de gele sterretjes van biggekruid en de gele, van onder roodgestreepte bloem- hoofdjes van de herfstleeuwentand, naast de heldergele melkdistels. Op een paaltje in de wei zit een oude spreeuw met witte vlekjes in z'n eentje wat te herfst-prevelen. Ze jagen libellen en graven troepsgewijs naar larven van langpootmuggen of plukken gezamenlijk een boomgaard leeg aan geel of rood gerijpte vruchten, of be- rooven in enkele uren een vlier van zijn zwarte bessenvracht. En eiken avond suizen ze in een groote, zwarte wolk naar de stad, waar ze in de hooge boomen van parken en tuinen slapen. Maar eerst prevelen en doedelen ze nog een avondlied en als dat gedaan is, wordt 't stiller en stiller, nog een „prrt" en nog een strofe, dan is 't stil, want morgen is het weer vroeg dag. Langs het slootje, waarin de eenden snek- keren in het kroos, wipt een gele kwikstaart, als een stukje goud vliegt hij op uit het gras en golft weg in een dalende en rijzende lijn naar de boerderij, waar nog wel wat is te halen, rond de mestvaalt of bij het ingekuilde gras of onder den varkenstrog. Ook zijn neef, de gezellige grtjsgekleurde witte kwikstaart met zijn groote zwarte keelvlek en eeuwig wippend staartje, het koewachtertje, akker mannetje, landmetertje, of hoe men hem nog meer wil noemen, is voor ons opgevlogen. En hoog in de lucht staat een mooi steenrood- gerugd torenvalkje stil te bidden, want in de muizenkolonie daar beneden hem spelen de jongen kruip-ddor-sluip-door en worden in het warme zonnetje snorharen opgestreken. Maar dan opeens, een schaduw, een felle, gele poot en mee omhoog gaat een vet, grijs pelsje om ergens op een draadhek of paal te worden opgepeuzeld. De laatste boerenzwaluwen zetten op de telefoondraden als notenbalken een herfst- melodie in mineur in, want ook zij maken zich nu gereed voor de reis naar het warme Zuiden. Al eerder hebben de huiszwaluwen ons verlaten, spoedig zullen hun neven dat voor beeld volgen. Toch zijn die staalblauw ge ragde boerenzwaluwtjes al te laat om het volksrijmpje: „Op Mariageboort, gaan de zwaluwen voort" (8 September) nog waar te maken. Altijd zijn de zwaluwen de vogels ge- H4' Marine", verheven, welke naam de instelling ook nu nog draagt. In tusschen was „De Kortenaer" op haar beurt vervangen door de „Urania", dat tot 1866 voor de huisvesting der jonkers diende, waarna het werd vervangen door een nieuw schip, dat beter aan de eischen van den tijd heette te voldoen. Naar den wal. Intusschen was al eenige malen gesproken over het feit, dat het leven aan boord voor de jonge adelborsten toch eigenlijk niet aan de daarvoor gestelde eischen beantwoordde. Vooral de toenmalige minister van Marine, L. G. Broek, die elf jaren oudste officier in structeur bij de opleiding geweest was, had de schaduwzijde van het leven aan boord leeren inzien. Het was zijn werk, dat daarop het Koninklijk Instituut van de Marine afge scheiden werd van de overige Marine en dat de adelborsten van het wachtschip zouden verdwijnen. Het tegenwoordige Instituut aan de Buiten haven werd gebouwd en in September 1870 in gebruik genomen. De directeur en comman dant van de Marine werd met het opper toezicht belast, terwijl kapitein-luitenant ter zee K. F. R. Andrau tot commandant en directeur van het onderwijs benoemd werd. In den loop der jaren heeft het Instituut, of „Gesticht" zooals het in marinekringen bekend staat, eenige veranderingen onder gaan. Zoo moest het door het toenemende aantal leerlingen herhaaldelijk worden uitge breid. Tijdens den wereldoorlog is de regelmaat in de opleiding verstoord geweest, doch in September 1916 kon de cursus hervat worden. In September maakte men nog de sensa tie mede, dat de cursus met liefst 173 leer lingen begon. Dit groote aantal werd ver klaard, daardat sprake was van vlootuit- breiding. Allengs is het aantal cursisten meer ingekrompen. Daar is echter juist dit jaar verandering in gekomen, daar vorige maand een grootere cursus is aangevangen dan in vele jaren het geval geweest is. Wij zijn in dit korte bestek de vele wijzi gingen voorbijgegaan, die er in de wijze van opleiding plaats hebben gevonden, doch hoe- vele die mutaties ook geweest mogen zijn, onveranderd is gebleven, door jaren heen, de liefde van de adelborsten voor Vorst, Vorstin en Vaderland, zoo ook de belangstelling van het Vorstelijk Huis voor het corps der adel borsten. Dat het Koninklijk Instituut nog vele jaren dienst moge doen in denzelfden zin als waaraan het zijn uitstekenden naam te danken heeft. Dat het nog vele kundige, kloeke en vooral karaktervolle officieren aan onze Marine zal mogen afleveren! EEN TOCHT NAAR DE „DE RUYTER". Hr. Ms. De Ruyter, die het weekend op de reede van Texel heeft doorgebracht, trok gisteren zeer veel belangstelling. Honderden maakten, onder het genot van het prachtig ste herfstweer, een wandeling langs den dijk en Buitenhaven. Een snel communicatievaartuig maakte met velen een tocht naar den kruiser. En wandelaars, die dit buitenkanspje in de gaten kregen, sloten zich achter de rij liefhebbers, die naast de aanlegplaats van de Texelsche boot hun beurt afwachtten. van 10 October 1936. BEVALLEN: C. D. van den Hoekvan Eg- mond, d., H. Waayenbergin 't Veld, z. 17) XII. Ook inspecteur Keating wachtte tevergeefs, en omstreeks halfvijf in den morgen ging hij als een gebroken man naar huis. Vanuit de bovenste verdieping van het tegenoverliggende huis sloeg Larry Wade zijn aftocht gade. Twee uren had hij de ramen van zfln flat bewaakt hij was zoo voor zichtig geweest, zulks anderen onmogelijk te maken dooor te zorgen, dat een vriend van hem het huis tegenover het zijne gehuurd had. Zoodoende was hij veilig voor de oogen van lieden, die zich anders misschien in dat huis gevestigd zouden hebben met het doel, hem te bespieden. Larry hield er niet van, dat iemand zich met zijn levenswijze bemoeide, en hij vermeed zooveel mogelijk alles, wat kon opvallen. Zijn kleeren, hoewel van een modieu- zen snit, waren altijd zoo sober, dat ze geen bepaalden indruk achterlieten ,en zijn optreden was gereserveerd. Er was over het algemeen niets aan hem, dat de aandacht kon trekken de aandacht namelijk van lui met groote schoenen en een onmiskenbaren gang. Toen Keating uit de buurt was, stak Larry over naar zijn eigen flat. Hij ging in zijn slaapkamer op zijn bed zitten, trok de schoe nen uit en glimlachte vergenoegd, toen hij zijn hoed afzette. En niet zonder reden: op zijn hoofd lag een parelsnoer. Hij nam het er af en onderzocht het, onderwijl hij terug dacht aan de opschudding en de verwarring, die hij bij Raith achtergelaten had. Vermoe delijk zou de douairière gravin van Raith nog doende zijn, haar zoon met verwijten te over stelpen. Larry had haar den aanval nog zien beginnen, toen hij al op het trottoir stond. Vervolgens had hij de aankomst van de ern stige mannen der wet meegemaakt en mede lijden met hen gevoeld. Daarna had hij zich uit den oploop teruggetrokken, drie duizend pond rijker. Hij stak de hand uit naar een sigaret en voelde iets ongewoons onder de bovenste laag in de doos. Het was een enveloppe. Hij haalde ze naar zich toe en las, wat op de rugzijde stond. „Bewaar dit voor me, Larry, tot ik terug kom. Als ik over een week nog leef, kom ik het ophalen. D." Dus Dennis was er geweest. Larry krabde de punt van zijn neus. Dat gaf een heel andere wending aan de zaak, en verklaarde Keating's verschijning. Het verklaarde ook het plot selinge schot en de komst van de ambulance. Hij fronste zijn wenkbrauwen, want er viel niet aan te twijfelen, wiens lichaam het was, dat ze in de ambulance gedragen hadden. Het was voor Larry een heele opluchting, te weten, dat 't Keating niet om hemzelf te doen was geweest Dat zijn heimelijke aan wezigheid op de partij van Raith was uitge lekt, leek onwaarschijnlijk, maar er waren verschillende andere redenen, waarom Keating In zijn doen en laten belang kon stellen. Niet temin deed het hem onaangenaam aan, dat Dennis in een schietpartij was geraakt. Larry voelde voor Dennis iets meer dan de kolonel gemeend had, hoewel niet zoo veel, dat hij zich niet voornam, eenige uren gerust te gaan slapen, in de veronderstelling, dat Keating voorloopig wel niet terug zou komen. Maar hij vergiste zich. Om half acht werd hard op zijn deur geklopt. Hij stond, vloekte, en deed open. „Morgen", bromde Keating, wiens humeur door de korte rust niet verbeterd was. „Slapen jullie dan nooit?" vroeg Larry ver wonderd, en liet den inspecteur binnen. „Niet veel, maar als we het doen, trekken we onze kleeren uit." „Hij keek veelbeteekenen naar Larry's ver fomfaaid avoncostuum. „Niet onbescheiden zijn," verzocht Larry. Meteen opende hij het venster en snoof de morgenlucht op. „Kom je ontbijten?" vroeg hij. „Ik kan je uitstekend brood met kas aanbieden, als je deel wilt nemen aan mijn bescheiden maaltijd." „Het is hier anders niet erg bescheiden," meende Keating en keek rond door de tamelijk weelderig ingerichte kamer. „Hoeveel kraakjes heb je moeten doen, voor je 't zoover had? Brood en kaas passen hier niet zoo goed als parels. Ik hoor, dat je vannacht bij Raith ge weest bent." „Dat verbeeld je je maar," antwoordde Larry vriendelijk. „Ik heb vier alibi's, alle vier verschillend. Welk wil je hebben?" Hij ging rustig op de vensterbank zitten en keek Keating onschuldig aan. „Ik zal wel eens rondkijken," gromde Kea ting en begon de kamer te doorsnuffelen. Hij vond niets. Dat kon ook niet anders, want de parels hingen op dat oogenblik buiten aan een spijker in den muur, onder de vensterbank, waarop Larry zat. „Slim ingepikt. Waar heb je ze verborgen?" vroeg de inspecteur tenslotte, en hield op met zoeken. Beste Piet, Even jou jaloersch maken. Gisteren heb ik de kachel aangemaakt. Niet in den zin zooals we dat bij de marine bedoelen, maar werkelijk. Het was de laatste dagen hoewel we een prachtigen nazomer hebben hoor wat je in Indië noemt „terlaloe dingin". Nu we hadden bij Govers nog een' haard van onze vorige Hollandsche term staan, die hebben we naar Den Haag laten komen. Den schoorsteen laten vegen (jullie daar in de Oost hebben niet eens schoorsteenen aan je huis) en we hebben den brand er maar ingestoken. Nu is dat op zich zelf weinig bijzonders, maar voor o.g., pas uit het warme land terug, was het wel een bij zonder genoegen. Dan voel je je weer echt in het oude land en wordt het echt oud-Hol- landsch gezellig in je huiskamer. Toch is er ook in dit opzicht hier weer veel veranderd sedert de vorige maal, dat ik in Holland was In de eerste plaats krijg Je hier je kolen niet meer per mud in een jutezak. Neen hoor, die ouderwetsche kolensjouwers met hun zwarte gezicht en een leege zak over hun nek, die zie je bijna niet meer. Je krijgt nu je brandstof, net als je Zaterdagavondkoekje van Stolk, in een zakje. Ik heb maar een klein bovenhuisje in de „vrachtenbuurt", dus maar een klein kolenhokje, maar daar zijn op het oogenblik 95 zakjes kolen opgestapeld. Geen gruis en geen vuile boel meer met binnen brengen. O man, het wordt je zoo gemakkelijk ge maakt hier. Heb je een kat? Je neemt een abonnement bij den „kattenbakbezorgdienst", je hebt een bellenpoetsdienst, een glazenwas- schersdienst, vuilnisbaktrappenafhaaldienst en weet ik wat al niet meer, maar je kunt bij zoo'n AZ vereeniging werkelijk alle mogelijke hulp krijgen. Wil je eens naar de bios daar hebben we hier ook nog steeds last van dan laat je voor een avond iemand komen om op den boel te passen. Heb je geen zin om je bedden regelmatig af te halen, dan kun je je abonneeren op een beddenafhaal- dienst, dat zijn toch ook instellingen waar jullie in Indië niet over piekeren, maar je hebt op ons hier voor, dat je altijd een goeie weest, die in verband werden gebracht met Maria. Zoo verhaalt een legende, dat de zwaluw in dienst was bij Maria en op een dag een klos rood garen en een schaar stal. Als straf werd ze in een zwaluw veranderd, die voortaan het gestolen garen aan den hals als een roode halsvlek en de schaar als vork staart mee moest dragen. Een andere sproke wil, dat de zwaluw eens de vrouw was van een dronkaard. Toen deze eens weer dronken thuis kwam, sloeg hij het spinnewiel stuk, doodde het kind op haar schoot en wilde zijn vrouw mishandelen. De Schepper veranderde haar echter tijdig in een zwaluw. De woeste ling sloeg nog naar haar met een mes, doch raakte slechts haar staart. Nu vliegt ze nog steeds rond in de kleeding, die ze eens droeg: halsdoekje en zwarte hoofddoek, zwart rokje, wit hemd, met het teeken van dien laatsten uitval nog in haar staart; zoo schiet ze nog achter mug en vlieg aan door de zonnige lucht, rap, rap, keerend en wendend met de sikkelvleugels. Gonzend suizen nog de dikke hommels door den dag. Maar als de vriesnachten komen met witte rijp, dan is ook hun tijd gekomen, ze dommelen in om niet meer wakker te worden en dan zijn alleen nog de koninginnen over, die een warm plekje gaan zoeken om te over winteren en volgend jaar de nieuwe hommel- staten stichten. Ook de vlinders, die nu hun lijfjes nog zat drinken aan den honing van de herfstbloemen, zullen niet lang meer hun zonnedans houden. De groote, witte kool witjes, met hun gele vleugelonderzijden, zitten met toegeklapte vleugels te stoven in de zon op de roode klaverbolletjes, dwarrelend tui melen de zandoogjes, met de donkêr-oranje stippen als oogen op de voorvleugels, door het licht van den herfstdag. De oranje-getinte Aurelia's en de zwart- en rood-fluweelen Atalanta's en nog zooveel anderen dwarrelen nog rond, om zoo lang mogelijk te genieten van hun toch al zoo kort leven. Ten avond zakt de zon groot en rood naar Larry bleef even onschuldig kijken. „Ben je alleen daarvoor gekomen?" vroeg hij. „Toch niet. De kranten nog niet gelezen?" „Nee. Ik lees niet, als ik slaap." „Zoo? Nou, Dennis Teyst is vannacht hier geweest. Wat weet jij daarvan?" „Niets. Maar j ij misschien wel. Je bent ook hier geweest." „Werkelijk?" vroeg Keating bitter. „In elk geval komt dat er niets op aan. Kom eens van je voetstuk, jongmensch. Heeft Dennis je bij geval ook iets gegeven?" „Ik begrijp je niet." „Heeft hij je dan misschien iets verteld?" „Nee, en als hrj 't wèl gedaan had, zou ik er om durven wedden, dat je er toch niet achter kwam." Keating gromde. Hij kende Larry goed ge noeg, om de gegrondheid van die bewering te beseffen. „Dus je erkent, dat hij je iets heeft gezegd. Kom er eens mee voor den dag." „Ik moest je zijn groeten overbrengen," geeuwde Larry, en vroeg zich eenigszins be zorgd af, of niet de een of andere vroeg- opstaander het halssnoer onder het venster kozijn zou ontdekken. „Vannacht," vervolgde Keating bedaard, „heeft Dennis zijn broer Ralph van de reke ning geschrapt." „God," stiet Larry uit. „Vermoord?" „Zoo wordt het gewoonlijk genoemd. Ik volgde Dennis hierheen en we hadden een kleine onaangenaamheid. Die jongen is niet zoo zeker met een knapper als hij wel denkt. Hij ligt nou in 't ziekenhuis. Ik zou wel eens willen weten wat hij hier kwam doen." „Dan hoop ik, dat je dat te weten komt." „Dat zal ik. Ik ben er zoo goed als zeker van, dat hij je iets gebracht heeft." „Voor 't antwoord zie Old Moore's Alma nak, grinnikte Larry. „We kennen elkaar ==S=T. bediende thuis hebt. Dat mis ik hiér nu heel erg, hoor. Je kunt niet, zooals in de alles maar achter je laten liggen. Je thee daar moet je hier zelf voor z0 en je krijgt het niet zoo uit je bed o?* platje. Maar kerel, als ik hier 's ochte met verkleumde handen op m'n speda zit voel ik me toch heel wat senanger clan in - Oost, hoor, waar je tenslotte alleen maar kouden neus kunt gaan halen raison van heeleboel geld in Serangan. Tosari of eifT' in de bergen. Toch las ik uit de verslag Volksraad bij de Marine dat er gelden uk trokken zullen worden voor een onts/^ ningsoord. Is het de bedoeling dat we dan „kampement" hooger in de bergen krijg I Malang is anders ook wel een preï?" I plaatsje en in den goeien tijd wel koud ook I Den Haag bevalt me anders best hoor h I wat anders dan de Jutterij, maar toch' veJ langen mijn vrouw en ik, die geboren en J i togen Jutters zijn, wel eens naar ons vasul bioscoop-avondje bij Piet van Twist en onz!? Zondagmorgenwandeling buitenom naar Huis' duinen en binnendoor terug (met beide ren wind terug). Voetballer geweest zijnde gaat het me wa erg aan mijn hart als ik zoo zie hoe vroegere Haagsche voetbalclubs zoo langjJ I merhand gezakt zijn. Ik las dezer dagen eet afiche van b.v. „de groote Haagsche" Va, vroeger, H.V.V., dat in de tweede klas moest speler tegen „Steeds Hooger" geloof ik. geD voetbalclub, waar we vroeger nooit van hoor den en „Quick", dat tegen een clubje uit de Hoek van Holland gaat spelen. Maar geluk, kig hebben we hier H.B.S. nog en kunnen we dus aardige wedstrijden zien. Dezer dagen sprak ik luitenat ter zee De Boer, die is al 2 jaar in Weymouth geplaatst die me vertelde dat luitenant ter zee Krediet daar ook woont. Allemaal vanwege de tor- pedo's. Ik schrijf je dit, omdat het dikwijla gebeurd dat we dergelijke plaatsingen in Ir. dië niet weten en je je aan de borreltafel suf zit te denken waar een van de colega's geplaatst is. Nu voor van de week weer ge. noeg. Ga nu voort met schrijven uit de Oost de vorige week miste ik je weer in de „soerat kabar", Gonje, HENK. den horizon. Daverend hotsebotst de melkkar met rinkelende bussen en emmers het land in, langs de sloot. Ver vooruit gooit zich traag een groote blauwgrijze vogel op de holle wieken, langzaam roeit hij weg met inge trokken hals en „krhatsch" klinkt de rauwe reigerkreet. En als de koeien zijn gemolken en ze een voor een de wei weer in stappen, met hun lange staarten de vliegen wegslaand en de natte snuiten over de flanken vegend, dan valt traag de avond, meer en meer dooft het zonnevuur, vaag waast het laatste mat goud over de weiden en grijze dauwzeeën rijzen uit sloot en plas en breiden zich uit over de landen, terwijl het avondrood tot vaal purperen schimmer verglimt en vol en koper geel de maan stijgt om een stil zilveren licht op de nevelzee te werpen. Tegen de eerste ster, die boven ons staat te flikkeren jankt een verre hofhond En zoo verglijden vele dagen, stil, wind- en wolkenloos. Mestkarren gaan rijden en de koeien krijgen dekken. De weide bleekt Vlagen stuiven striemend over de wei en stormwinden dreigen. Elke dag kan de voor posten van het bonte kraaienleger brengen. De staltijd is gekomen voor het vee, nat en vuil staan ze weer in de rij en als de staarten gewasschen zijn en de lijven geroskamd, dan gaat het getik van de staarttouwen en het kettinggerammel het hagelgekletter en regen- geraisoh op dak en tegen de kleine raampjes weer overstemmen, dan gaat het geklokker van de pijpen en het zwiepen van den storm in de zuchtende boomen weer komen Dan is het wachten weer op het nieuwe getij Dan wat Dampo diep opsnuiven. Doos 30. Pot 50 ct. Bij Apoth. en Drogisten. nou al vijf-jaar, Keating, en verwacht je nou nog, dat ik op zoo'n vraag zal antwoorden- Ik vraag me af, waar ze jullie dan eigenlijk voor betalen. Drink je een kop koffie?" Keating keek hem koel aan. „Kijk eens hier," zei hij. „Voor de kolonel het aflegde, heeft hij zijn broers aanwijzing6-1 gegeven, waar zij die smaragden kunnen vin den. Een van hen is dood, en de ander zo° goed als dood. Ik denk niet, dat 't geheim met hen het graf zal ingaan, en jij bent zo"' wat Dennis vertrouweling dus laat rnaa' eens hooren, Larry." „Keating," zei Larry, „als je eens een in?81 hebt, moet je er niet zoo lang over zagen; Dat verveelt. Zet eens een nieuwe plaat op- Inspecteur Keating zag niets grappigs f de opmerking. „Als ik nu eens dacht," zei hij onverwach „dat je een goeie bekende van den Stroope bent, hoe dicht zou ik dan bij de waarhei r zijn?" Larry lachte hardop. I „Ik geloof, Keating," zei hij, „dat, toenJt nog een kind was, iemand je mutsje he laten vallen. Toevallig zal je hoofd er n- in gezeten hebben." I Dat was alles wat Keating van Larry weten kwam. Hjj liep nog te vloeken, langs South Audley Street op weg was n Raith. Daar ontmoette hij Barbara. „Het u 't tegen mjj glimlachte ze Pla£e° „Nee, maar tegen dat zwtjn, waar ze Par^j voor gegooid hebben. Heb je de kranten gezien?" w Ze schudde het hoofd en h(j verwens0 zichzelf in stilte. Door zijn onhandigheid hij haar er aan herinnerd, dat de kranten n^ ander nieuws zouden bevatten dan dat 6 den diefstal by Raith. Hij keek haar bero I vol aan en trachtte haar af te leiden. (Wordt vervolgV'

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1936 | | pagina 14