DE
STROOPER.
Herfstmijmerij
Brief voor Indië
Snipverkouden?
DAMPO daar lucht je van op:
DoorJ. K. S.
w 4^ u
WievW:
Licht op voor alle voertuigen
p-
Burgerlijke Stand van Den Helder
FEUILLETON,
DOOR
PETER BARON.
Now summerdays are done,
Autunjn is naerly gone,
Winter is coming on,
With ice and snow....^
De hooi-oogst was binnen, hoog opgetast
onder de hanebalken, geurig. De jongen van
de weidevogels waren groot. Al het kleingoed
van kieft en grutter, tuter en - bonte piet,
pieper en kwikstaart was in de veer gescho
ten. De kleine, witgeringde kievitskuikens, de
donzen tureluurtjes, de grijsgrauwe bonte
pietjes en hoogpootige gruttertjes werden
allen vluchtig en trokken het jeugdpakje uit
om met de ouden te gaan zwerven, door duin
en inlage, en over de wei, langs slik en wad.
Half Augustus, toen overal de bruine leeuwe
rik-wijfjes nog op de vuilwitte eitjes zaten,
hadden velen ons al verlaten. Het broedterrein
en strijdperk van de vinnige gekraagde kemp
haantjes lag verlaten, misschien zochten ze
hun kostje toen al ergens aan den Boven-Nijl.
Grutto's en tureluurs waren gaan zwerven
langs zee en wad en lieten menigmaal in
donkere zomernachten hun trekroepen tuteren
boven de lichte stad. Tegelijkertijd begonnen
de kieviten te zwermen in breede golfrijen en
lange gelederen, zwaaiend en zwenkend boven
de wei. Fel flikkert het wit der buiken in het
warme zonnetje bij zwenk en zwaai, het
koppel zwiert uit tot een lange lijn, valt uit
een in brokken, voegt weer samen, brokkelt
opnieuw af, daalt, rijst en strijkt tenslotte
neer; doodstil staan de nu bronsgroen ge-
mantelde en zwartgekeelde kieften uit te
kijken en gaan dan verder wormen den grond
uit trappelen, totdat, als op afgesproken
teeken, de gansche vlucht weer opgaat. Zoo
als past in een tijd, waarin alles door de
trekkoorts bevangen is.
De leutige herfstwind danst door het riet,
dat te wuiven staat, in golvende, ruischende
waaiing, breeduit met de groote zilvergrijze
pluimen. Stil verbloeien de laatste waterlelies,
wondermooi de blanke kelken met gouden
harten, hun latijnsche naam; nymphe alba,
blanke nymph, ten volle waard. Straks zullen
hun groene zaadurntjes onder water rijpen,
daarna komt de inhoud er van boven drijven
en worden de zaadjes overgeleverd aan wind
en golven. Langs den waterkant geurt nog de
munt, tusschen riet en russchen staan de
knikkertjes van de egelskop, hangen de
augurk-vruchten van de lisch en staan er de
stijte bruine sigaren van de lischdodde. De
lischdodde zou de rietstaf zijn, die Christus
droeg, toen hij als spotkoning voor Pilatus
terecht stond; het volk noemt ze torebout,
rietsigaar, dulle, kanneboender, waterknods
en ook wel duivelsknuppel, want de helle
vorst zou er zoo nu en dan de heiligen mee
te lijf gaan. De wilgeroosjes bloeien nog met
purper-rose bloemtuilen, maar vele, smalle en
lange vruchtdoosjes zijn al open en daaruit
zwieren de vruchtjes weg op de wollige
draden.
Maandag 12 Oct17.42
Het is Herfst geworden. En in de tuinen
staan oranje goudsbloemen en vlammende
dahlia's naast rjjkbloeiende Oost-Indische kers
en forsche Teunisbloemen, waar hoog boven
uit de gele harten van de zonnebloemen
deinen. Langs weg en dijk staan nog de gele
dichte schermen-kussentjes van boerenworm-
kruid en de gele korfjes met omgeslagen witte
lintblaadjes van kamille, even verder ook nog
de grijnzende geel en oranje koboldjes met
mutsjes op van de vlasbekjes, die zich alle
grazende tongen wel van het lijf weten te
houden door het scherpe sap in de lancet-
vormige blaadjes. Daarnaast bengelen nog de
purperen kwastjes van weg- en akkerdistel of
waait reeds het zijig pluis. Ge kunt U dan te
binnen brengen, dat in de Grieksche mytho
logie de distel een schepping was van de godin
der aarde, uit droevenis over de teleurge
stelde liefde voor een herder, Daphnis en ook,
dat de Noren de distel in verband brengen
met Thor, dien ouden donderaar of ook, dat
de Schotten diezelfde distel als volksbloem
in hun nationale teeken voeren, omdat Deen-
sche krijgers eens bij het 's nachts sluipend
overvallen van een Schotsche legerplaats met
bloote voeten in een distel trapten, wat aan
een van hen een scherpen kreet van pijn ont
lokte, waardoor het kamp der Schotten ge
alarmeerd en de overval afgeslagen werd.
En zoo ontdekken we overal nog bloeiende
planten; dat blijft nog lang zoo, soms nog wel
tot in December.
De klavers zijn zelfs opnieuw aan het
bloeien gegaan en wit bestippelen de made
lieven de wei, de witte schermen van het
duizendblad bloeien nog op de dijken en overal
blinken de gele sterretjes van biggekruid en
de gele, van onder roodgestreepte bloem-
hoofdjes van de herfstleeuwentand, naast de
heldergele melkdistels.
Op een paaltje in de wei zit een oude
spreeuw met witte vlekjes in z'n eentje wat
te herfst-prevelen. Ze jagen libellen en graven
troepsgewijs naar larven van langpootmuggen
of plukken gezamenlijk een boomgaard leeg
aan geel of rood gerijpte vruchten, of be-
rooven in enkele uren een vlier van zijn
zwarte bessenvracht. En eiken avond suizen
ze in een groote, zwarte wolk naar de stad,
waar ze in de hooge boomen van parken en
tuinen slapen. Maar eerst prevelen en doedelen
ze nog een avondlied en als dat gedaan is,
wordt 't stiller en stiller, nog een „prrt" en
nog een strofe, dan is 't stil, want morgen
is het weer vroeg dag.
Langs het slootje, waarin de eenden snek-
keren in het kroos, wipt een gele kwikstaart,
als een stukje goud vliegt hij op uit het gras
en golft weg in een dalende en rijzende lijn
naar de boerderij, waar nog wel wat is te
halen, rond de mestvaalt of bij het ingekuilde
gras of onder den varkenstrog. Ook zijn neef,
de gezellige grtjsgekleurde witte kwikstaart
met zijn groote zwarte keelvlek en eeuwig
wippend staartje, het koewachtertje, akker
mannetje, landmetertje, of hoe men hem nog
meer wil noemen, is voor ons opgevlogen. En
hoog in de lucht staat een mooi steenrood-
gerugd torenvalkje stil te bidden, want in de
muizenkolonie daar beneden hem spelen de
jongen kruip-ddor-sluip-door en worden in
het warme zonnetje snorharen opgestreken.
Maar dan opeens, een schaduw, een felle, gele
poot en mee omhoog gaat een vet, grijs pelsje
om ergens op een draadhek of paal te worden
opgepeuzeld.
De laatste boerenzwaluwen zetten op de
telefoondraden als notenbalken een herfst-
melodie in mineur in, want ook zij maken zich
nu gereed voor de reis naar het warme
Zuiden. Al eerder hebben de huiszwaluwen ons
verlaten, spoedig zullen hun neven dat voor
beeld volgen. Toch zijn die staalblauw ge
ragde boerenzwaluwtjes al te laat om het
volksrijmpje: „Op Mariageboort, gaan de
zwaluwen voort" (8 September) nog waar te
maken. Altijd zijn de zwaluwen de vogels ge-
H4'
Marine", verheven, welke naam de instelling
ook nu nog draagt.
In tusschen was „De Kortenaer" op haar
beurt vervangen door de „Urania", dat tot
1866 voor de huisvesting der jonkers diende,
waarna het werd vervangen door een nieuw
schip, dat beter aan de eischen van den tijd
heette te voldoen.
Naar den wal.
Intusschen was al eenige malen gesproken
over het feit, dat het leven aan boord voor
de jonge adelborsten toch eigenlijk niet aan
de daarvoor gestelde eischen beantwoordde.
Vooral de toenmalige minister van Marine,
L. G. Broek, die elf jaren oudste officier in
structeur bij de opleiding geweest was, had
de schaduwzijde van het leven aan boord
leeren inzien. Het was zijn werk, dat daarop
het Koninklijk Instituut van de Marine afge
scheiden werd van de overige Marine en dat
de adelborsten van het wachtschip zouden
verdwijnen.
Het tegenwoordige Instituut aan de Buiten
haven werd gebouwd en in September 1870 in
gebruik genomen. De directeur en comman
dant van de Marine werd met het opper
toezicht belast, terwijl kapitein-luitenant ter
zee K. F. R. Andrau tot commandant en
directeur van het onderwijs benoemd werd.
In den loop der jaren heeft het Instituut,
of „Gesticht" zooals het in marinekringen
bekend staat, eenige veranderingen onder
gaan. Zoo moest het door het toenemende
aantal leerlingen herhaaldelijk worden uitge
breid.
Tijdens den wereldoorlog is de regelmaat
in de opleiding verstoord geweest, doch in
September 1916 kon de cursus hervat worden.
In September maakte men nog de sensa
tie mede, dat de cursus met liefst 173 leer
lingen begon. Dit groote aantal werd ver
klaard, daardat sprake was van vlootuit-
breiding. Allengs is het aantal cursisten meer
ingekrompen. Daar is echter juist dit jaar
verandering in gekomen, daar vorige maand
een grootere cursus is aangevangen dan in
vele jaren het geval geweest is.
Wij zijn in dit korte bestek de vele wijzi
gingen voorbijgegaan, die er in de wijze van
opleiding plaats hebben gevonden, doch hoe-
vele die mutaties ook geweest mogen zijn,
onveranderd is gebleven, door jaren heen, de
liefde van de adelborsten voor Vorst, Vorstin
en Vaderland, zoo ook de belangstelling van
het Vorstelijk Huis voor het corps der adel
borsten.
Dat het Koninklijk Instituut nog vele
jaren dienst moge doen in denzelfden zin als
waaraan het zijn uitstekenden naam te danken
heeft. Dat het nog vele kundige, kloeke en
vooral karaktervolle officieren aan onze
Marine zal mogen afleveren!
EEN TOCHT NAAR DE „DE RUYTER".
Hr. Ms. De Ruyter, die het weekend op de
reede van Texel heeft doorgebracht, trok
gisteren zeer veel belangstelling. Honderden
maakten, onder het genot van het prachtig
ste herfstweer, een wandeling langs den dijk
en Buitenhaven.
Een snel communicatievaartuig maakte
met velen een tocht naar den kruiser. En
wandelaars, die dit buitenkanspje in de gaten
kregen, sloten zich achter de rij liefhebbers,
die naast de aanlegplaats van de Texelsche
boot hun beurt afwachtten.
van 10 October 1936.
BEVALLEN: C. D. van den Hoekvan Eg-
mond, d., H. Waayenbergin 't Veld, z.
17)
XII.
Ook inspecteur Keating wachtte tevergeefs,
en omstreeks halfvijf in den morgen ging hij
als een gebroken man naar huis.
Vanuit de bovenste verdieping van het
tegenoverliggende huis sloeg Larry Wade zijn
aftocht gade. Twee uren had hij de ramen
van zfln flat bewaakt hij was zoo voor
zichtig geweest, zulks anderen onmogelijk te
maken dooor te zorgen, dat een vriend van
hem het huis tegenover het zijne gehuurd had.
Zoodoende was hij veilig voor de oogen van
lieden, die zich anders misschien in dat huis
gevestigd zouden hebben met het doel, hem
te bespieden. Larry hield er niet van, dat
iemand zich met zijn levenswijze bemoeide, en
hij vermeed zooveel mogelijk alles, wat kon
opvallen. Zijn kleeren, hoewel van een modieu-
zen snit, waren altijd zoo sober, dat ze geen
bepaalden indruk achterlieten ,en zijn optreden
was gereserveerd. Er was over het algemeen
niets aan hem, dat de aandacht kon trekken
de aandacht namelijk van lui met groote
schoenen en een onmiskenbaren gang.
Toen Keating uit de buurt was, stak Larry
over naar zijn eigen flat. Hij ging in zijn
slaapkamer op zijn bed zitten, trok de schoe
nen uit en glimlachte vergenoegd, toen hij
zijn hoed afzette. En niet zonder reden: op
zijn hoofd lag een parelsnoer. Hij nam het er
af en onderzocht het, onderwijl hij terug
dacht aan de opschudding en de verwarring,
die hij bij Raith achtergelaten had. Vermoe
delijk zou de douairière gravin van Raith nog
doende zijn, haar zoon met verwijten te over
stelpen. Larry had haar den aanval nog zien
beginnen, toen hij al op het trottoir stond.
Vervolgens had hij de aankomst van de ern
stige mannen der wet meegemaakt en mede
lijden met hen gevoeld. Daarna had hij zich
uit den oploop teruggetrokken, drie duizend
pond rijker.
Hij stak de hand uit naar een sigaret en
voelde iets ongewoons onder de bovenste laag
in de doos. Het was een enveloppe. Hij haalde
ze naar zich toe en las, wat op de rugzijde
stond.
„Bewaar dit voor me, Larry, tot ik terug
kom. Als ik over een week nog leef, kom ik
het ophalen. D."
Dus Dennis was er geweest. Larry krabde
de punt van zijn neus. Dat gaf een heel andere
wending aan de zaak, en verklaarde Keating's
verschijning. Het verklaarde ook het plot
selinge schot en de komst van de ambulance.
Hij fronste zijn wenkbrauwen, want er viel
niet aan te twijfelen, wiens lichaam het was,
dat ze in de ambulance gedragen hadden.
Het was voor Larry een heele opluchting,
te weten, dat 't Keating niet om hemzelf te
doen was geweest Dat zijn heimelijke aan
wezigheid op de partij van Raith was uitge
lekt, leek onwaarschijnlijk, maar er waren
verschillende andere redenen, waarom Keating
In zijn doen en laten belang kon stellen. Niet
temin deed het hem onaangenaam aan, dat
Dennis in een schietpartij was geraakt. Larry
voelde voor Dennis iets meer dan de kolonel
gemeend had, hoewel niet zoo veel, dat hij zich
niet voornam, eenige uren gerust te gaan
slapen, in de veronderstelling, dat Keating
voorloopig wel niet terug zou komen.
Maar hij vergiste zich. Om half acht werd
hard op zijn deur geklopt. Hij stond, vloekte,
en deed open.
„Morgen", bromde Keating, wiens humeur
door de korte rust niet verbeterd was.
„Slapen jullie dan nooit?" vroeg Larry ver
wonderd, en liet den inspecteur binnen.
„Niet veel, maar als we het doen, trekken
we onze kleeren uit."
„Hij keek veelbeteekenen naar Larry's ver
fomfaaid avoncostuum.
„Niet onbescheiden zijn," verzocht Larry.
Meteen opende hij het venster en snoof de
morgenlucht op.
„Kom je ontbijten?" vroeg hij. „Ik kan je
uitstekend brood met kas aanbieden, als je
deel wilt nemen aan mijn bescheiden maaltijd."
„Het is hier anders niet erg bescheiden,"
meende Keating en keek rond door de tamelijk
weelderig ingerichte kamer. „Hoeveel kraakjes
heb je moeten doen, voor je 't zoover had?
Brood en kaas passen hier niet zoo goed als
parels. Ik hoor, dat je vannacht bij Raith ge
weest bent."
„Dat verbeeld je je maar," antwoordde
Larry vriendelijk. „Ik heb vier alibi's, alle vier
verschillend. Welk wil je hebben?"
Hij ging rustig op de vensterbank zitten en
keek Keating onschuldig aan.
„Ik zal wel eens rondkijken," gromde Kea
ting en begon de kamer te doorsnuffelen. Hij
vond niets. Dat kon ook niet anders, want de
parels hingen op dat oogenblik buiten aan een
spijker in den muur, onder de vensterbank,
waarop Larry zat.
„Slim ingepikt. Waar heb je ze verborgen?"
vroeg de inspecteur tenslotte, en hield op met
zoeken.
Beste Piet,
Even jou jaloersch maken. Gisteren heb ik
de kachel aangemaakt. Niet in den zin zooals
we dat bij de marine bedoelen, maar werkelijk.
Het was de laatste dagen hoewel we een
prachtigen nazomer hebben hoor wat je in
Indië noemt „terlaloe dingin". Nu we hadden
bij Govers nog een' haard van onze vorige
Hollandsche term staan, die hebben we naar
Den Haag laten komen. Den schoorsteen laten
vegen (jullie daar in de Oost hebben niet eens
schoorsteenen aan je huis) en we hebben den
brand er maar ingestoken. Nu is dat op zich
zelf weinig bijzonders, maar voor o.g., pas uit
het warme land terug, was het wel een bij
zonder genoegen. Dan voel je je weer echt in
het oude land en wordt het echt oud-Hol-
landsch gezellig in je huiskamer. Toch is er
ook in dit opzicht hier weer veel veranderd
sedert de vorige maal, dat ik in Holland was
In de eerste plaats krijg Je hier je kolen
niet meer per mud in een jutezak. Neen hoor,
die ouderwetsche kolensjouwers met hun
zwarte gezicht en een leege zak over hun
nek, die zie je bijna niet meer. Je krijgt nu
je brandstof, net als je Zaterdagavondkoekje
van Stolk, in een zakje. Ik heb maar een klein
bovenhuisje in de „vrachtenbuurt", dus maar
een klein kolenhokje, maar daar zijn op het
oogenblik 95 zakjes kolen opgestapeld. Geen
gruis en geen vuile boel meer met binnen
brengen.
O man, het wordt je zoo gemakkelijk ge
maakt hier. Heb je een kat? Je neemt een
abonnement bij den „kattenbakbezorgdienst",
je hebt een bellenpoetsdienst, een glazenwas-
schersdienst, vuilnisbaktrappenafhaaldienst
en weet ik wat al niet meer, maar je kunt
bij zoo'n AZ vereeniging werkelijk alle
mogelijke hulp krijgen. Wil je eens naar de
bios daar hebben we hier ook nog steeds last
van dan laat je voor een avond iemand
komen om op den boel te passen. Heb je geen
zin om je bedden regelmatig af te halen, dan
kun je je abonneeren op een beddenafhaal-
dienst, dat zijn toch ook instellingen waar
jullie in Indië niet over piekeren, maar je
hebt op ons hier voor, dat je altijd een goeie
weest, die in verband werden gebracht met
Maria. Zoo verhaalt een legende, dat de
zwaluw in dienst was bij Maria en op een
dag een klos rood garen en een schaar stal.
Als straf werd ze in een zwaluw veranderd,
die voortaan het gestolen garen aan den hals
als een roode halsvlek en de schaar als vork
staart mee moest dragen. Een andere sproke
wil, dat de zwaluw eens de vrouw was van
een dronkaard. Toen deze eens weer dronken
thuis kwam, sloeg hij het spinnewiel stuk,
doodde het kind op haar schoot en wilde zijn
vrouw mishandelen. De Schepper veranderde
haar echter tijdig in een zwaluw. De woeste
ling sloeg nog naar haar met een mes, doch
raakte slechts haar staart. Nu vliegt ze nog
steeds rond in de kleeding, die ze eens droeg:
halsdoekje en zwarte hoofddoek, zwart rokje,
wit hemd, met het teeken van dien laatsten
uitval nog in haar staart; zoo schiet ze nog
achter mug en vlieg aan door de zonnige
lucht, rap, rap, keerend en wendend met de
sikkelvleugels.
Gonzend suizen nog de dikke hommels door
den dag. Maar als de vriesnachten komen met
witte rijp, dan is ook hun tijd gekomen, ze
dommelen in om niet meer wakker te worden
en dan zijn alleen nog de koninginnen over,
die een warm plekje gaan zoeken om te over
winteren en volgend jaar de nieuwe hommel-
staten stichten. Ook de vlinders, die nu hun
lijfjes nog zat drinken aan den honing van de
herfstbloemen, zullen niet lang meer hun
zonnedans houden. De groote, witte kool
witjes, met hun gele vleugelonderzijden, zitten
met toegeklapte vleugels te stoven in de zon
op de roode klaverbolletjes, dwarrelend tui
melen de zandoogjes, met de donkêr-oranje
stippen als oogen op de voorvleugels, door het
licht van den herfstdag. De oranje-getinte
Aurelia's en de zwart- en rood-fluweelen
Atalanta's en nog zooveel anderen dwarrelen
nog rond, om zoo lang mogelijk te genieten
van hun toch al zoo kort leven.
Ten avond zakt de zon groot en rood naar
Larry bleef even onschuldig kijken. „Ben je
alleen daarvoor gekomen?" vroeg hij.
„Toch niet. De kranten nog niet gelezen?"
„Nee. Ik lees niet, als ik slaap."
„Zoo? Nou, Dennis Teyst is vannacht hier
geweest. Wat weet jij daarvan?"
„Niets. Maar j ij misschien wel. Je bent ook
hier geweest."
„Werkelijk?" vroeg Keating bitter. „In elk
geval komt dat er niets op aan. Kom eens van
je voetstuk, jongmensch. Heeft Dennis je bij
geval ook iets gegeven?"
„Ik begrijp je niet."
„Heeft hij je dan misschien iets verteld?"
„Nee, en als hrj 't wèl gedaan had, zou ik
er om durven wedden, dat je er toch niet
achter kwam."
Keating gromde. Hij kende Larry goed ge
noeg, om de gegrondheid van die bewering te
beseffen.
„Dus je erkent, dat hij je iets heeft gezegd.
Kom er eens mee voor den dag."
„Ik moest je zijn groeten overbrengen,"
geeuwde Larry, en vroeg zich eenigszins be
zorgd af, of niet de een of andere vroeg-
opstaander het halssnoer onder het venster
kozijn zou ontdekken.
„Vannacht," vervolgde Keating bedaard,
„heeft Dennis zijn broer Ralph van de reke
ning geschrapt."
„God," stiet Larry uit. „Vermoord?"
„Zoo wordt het gewoonlijk genoemd. Ik
volgde Dennis hierheen en we hadden een
kleine onaangenaamheid. Die jongen is niet
zoo zeker met een knapper als hij wel denkt.
Hij ligt nou in 't ziekenhuis. Ik zou wel eens
willen weten wat hij hier kwam doen."
„Dan hoop ik, dat je dat te weten komt."
„Dat zal ik. Ik ben er zoo goed als zeker
van, dat hij je iets gebracht heeft."
„Voor 't antwoord zie Old Moore's Alma
nak, grinnikte Larry. „We kennen elkaar
==S=T.
bediende thuis hebt. Dat mis ik hiér nu
heel erg, hoor. Je kunt niet, zooals in de
alles maar achter je laten liggen.
Je thee daar moet je hier zelf voor z0
en je krijgt het niet zoo uit je bed o?*
platje. Maar kerel, als ik hier 's ochte
met verkleumde handen op m'n speda zit
voel ik me toch heel wat senanger clan in -
Oost, hoor, waar je tenslotte alleen maar
kouden neus kunt gaan halen raison van
heeleboel geld in Serangan. Tosari of eifT'
in de bergen. Toch las ik uit de verslag
Volksraad bij de Marine dat er gelden uk
trokken zullen worden voor een onts/^
ningsoord. Is het de bedoeling dat we dan
„kampement" hooger in de bergen krijg I
Malang is anders ook wel een preï?" I
plaatsje en in den goeien tijd wel koud ook I
Den Haag bevalt me anders best hoor h I
wat anders dan de Jutterij, maar toch' veJ
langen mijn vrouw en ik, die geboren en J i
togen Jutters zijn, wel eens naar ons vasul
bioscoop-avondje bij Piet van Twist en onz!?
Zondagmorgenwandeling buitenom naar Huis'
duinen en binnendoor terug (met beide
ren wind terug).
Voetballer geweest zijnde gaat het me wa
erg aan mijn hart als ik zoo zie hoe
vroegere Haagsche voetbalclubs zoo langjJ I
merhand gezakt zijn. Ik las dezer dagen eet
afiche van b.v. „de groote Haagsche" Va,
vroeger, H.V.V., dat in de tweede klas moest
speler tegen „Steeds Hooger" geloof ik. geD
voetbalclub, waar we vroeger nooit van hoor
den en „Quick", dat tegen een clubje uit de
Hoek van Holland gaat spelen. Maar geluk,
kig hebben we hier H.B.S. nog en kunnen we
dus aardige wedstrijden zien.
Dezer dagen sprak ik luitenat ter zee De
Boer, die is al 2 jaar in Weymouth geplaatst
die me vertelde dat luitenant ter zee Krediet
daar ook woont. Allemaal vanwege de tor-
pedo's. Ik schrijf je dit, omdat het dikwijla
gebeurd dat we dergelijke plaatsingen in Ir.
dië niet weten en je je aan de borreltafel
suf zit te denken waar een van de colega's
geplaatst is. Nu voor van de week weer ge.
noeg. Ga nu voort met schrijven uit de Oost
de vorige week miste ik je weer in de
„soerat kabar",
Gonje,
HENK.
den horizon. Daverend hotsebotst de melkkar
met rinkelende bussen en emmers het land in,
langs de sloot. Ver vooruit gooit zich traag
een groote blauwgrijze vogel op de holle
wieken, langzaam roeit hij weg met inge
trokken hals en „krhatsch" klinkt de rauwe
reigerkreet. En als de koeien zijn gemolken
en ze een voor een de wei weer in stappen,
met hun lange staarten de vliegen wegslaand
en de natte snuiten over de flanken vegend,
dan valt traag de avond, meer en meer dooft
het zonnevuur, vaag waast het laatste mat
goud over de weiden en grijze dauwzeeën
rijzen uit sloot en plas en breiden zich uit
over de landen, terwijl het avondrood tot vaal
purperen schimmer verglimt en vol en koper
geel de maan stijgt om een stil zilveren licht
op de nevelzee te werpen. Tegen de eerste
ster, die boven ons staat te flikkeren jankt
een verre hofhond
En zoo verglijden vele dagen, stil, wind- en
wolkenloos. Mestkarren gaan rijden en de
koeien krijgen dekken. De weide bleekt
Vlagen stuiven striemend over de wei en
stormwinden dreigen. Elke dag kan de voor
posten van het bonte kraaienleger brengen.
De staltijd is gekomen voor het vee, nat en
vuil staan ze weer in de rij en als de staarten
gewasschen zijn en de lijven geroskamd, dan
gaat het getik van de staarttouwen en het
kettinggerammel het hagelgekletter en regen-
geraisoh op dak en tegen de kleine raampjes
weer overstemmen, dan gaat het geklokker
van de pijpen en het zwiepen van den storm
in de zuchtende boomen weer komen
Dan is het wachten weer op het nieuwe
getij
Dan wat Dampo diep opsnuiven.
Doos 30. Pot 50 ct. Bij Apoth. en Drogisten.
nou al vijf-jaar, Keating, en verwacht je nou
nog, dat ik op zoo'n vraag zal antwoorden-
Ik vraag me af, waar ze jullie dan eigenlijk
voor betalen. Drink je een kop koffie?"
Keating keek hem koel aan.
„Kijk eens hier," zei hij. „Voor de kolonel
het aflegde, heeft hij zijn broers aanwijzing6-1
gegeven, waar zij die smaragden kunnen vin
den. Een van hen is dood, en de ander zo°
goed als dood. Ik denk niet, dat 't geheim
met hen het graf zal ingaan, en jij bent zo"'
wat Dennis vertrouweling dus laat rnaa'
eens hooren, Larry."
„Keating," zei Larry, „als je eens een in?81
hebt, moet je er niet zoo lang over zagen;
Dat verveelt. Zet eens een nieuwe plaat op-
Inspecteur Keating zag niets grappigs f
de opmerking.
„Als ik nu eens dacht," zei hij onverwach
„dat je een goeie bekende van den Stroope
bent, hoe dicht zou ik dan bij de waarhei r
zijn?"
Larry lachte hardop. I
„Ik geloof, Keating," zei hij, „dat, toenJt
nog een kind was, iemand je mutsje he
laten vallen. Toevallig zal je hoofd er n-
in gezeten hebben." I
Dat was alles wat Keating van Larry
weten kwam. Hjj liep nog te vloeken,
langs South Audley Street op weg was n
Raith. Daar ontmoette hij Barbara.
„Het u 't tegen mjj glimlachte ze Pla£e°
„Nee, maar tegen dat zwtjn, waar ze Par^j
voor gegooid hebben. Heb je de kranten
gezien?" w
Ze schudde het hoofd en h(j verwens0
zichzelf in stilte. Door zijn onhandigheid
hij haar er aan herinnerd, dat de kranten n^
ander nieuws zouden bevatten dan dat 6
den diefstal by Raith. Hij keek haar bero I
vol aan en trachtte haar af te leiden.
(Wordt vervolgV'