De ramp van de ♦tVan der ^Vijck Berging van de „Okeanis" Ontzetting onder de opvarenden. Is kapseisen de oorzaak van de ramp Huurbijslag door huurder afgehouden tt Relaas van den kapitein der „Witte Zee" VRIJDAG 23 OCTOBER. Spontane hulp door de Inland sche bevolking. Verhalen van geredden. De marconist stierf met de koptelefoon aan het hoofd. Hot was aanvankelijk moeilijk zich voor te stellen, welk een ont zettende ramp de ondergang van de „van der Wijck" beteekende, maar toen allengs de details meer bekend werden, en de eerste geredden zich tqi het agentschap van de K.P.M. kwamen melden en daar hun ver halen deden, ging men pas ten volle de omvang van deze verpletterende ramp gevoelen. De verhalen door de geredden in allen eenvoud gedaan, klinken bijna alle gelijk luidend. Zij geven weer hoe plotseling de ramp gekomen was, zoo absoluut onver wacht, terwijl iedereen sliep. Het schip hel de geweldig en het water drong binnen. Niemand kon zich verder staande houden en een ieder gleed in zee. De gezagvoerder, de heer Akkerman, werd tot het laatste toe aan boord gezien en men ikon waarnemen hoe hij alle krachten in spande om de sirene te doen loeien. Trouwens er bestaat onder de geredden slechts een meening: de equipage heeft zich uiterst flink gehouden en deed wat nog mo gelijk was. Allerlei voorwerpen zag men op het water 'drijven, van het schip weggespoeld: kisten sinaasappelen, stoelen, fauteuils, banken, ta fels en wrakhout. Slechts enkele sloepen konden worden ge streken. Hartroerende tooneelen speelden zich af bp zee, toen de massa drenkelingen zich trachtte drijvende te houden, zich vast klampend aan alles wat zij maar onder hun hereik konden krijgen. Ooggetuigen verhalen hoe bijna ledereen gilde uit doodsangst. Doch weldra werd het stiller, en probeer de iedereen zich zoo goed mogelijk op de golven drijvende te houden. De toestand was angstwekkend, totdat in den vroegen ochtend de „Plan- cius" (eveneens van de K.P.M.), voor bij voer op ongeveer 100 meter af stand van de plaats des onheils waar de drenkelingen ronddreven. Toen zoo verhalen ooggetuigen begon opnieuw het gegil, opdat men hen op de „Plancius" zou hoo- ren, en men vandaar redding zou kunnen brengen. Een ontzettende teleurstelling en de grootste wanhoop maakten zich meester van de drenkelingen, toen men bespeurde, dat de bemanning van de „Plancius" niets van dit al les had gehoord. Tot geweldige ontzetting van alle schipbreukelingen voer de „Plan cius" door in de richting van Soe rabaja. Deze ontzetting, toen de redding nabij scheen en men het schip voorbij zag gaan, was wel het vreeselijkste moment in dit verschrikkelijke drama. Verder was ook de doodsangst voor haaien de voornaamste heden tot ontzetting van de ronddrijvende drenkelingen. Bij het reddingswerk door de Dornier- tvliegtuigen, welke van de marine-basis Soe rabaja onmiddellijk waren afgezonden, speelden zich ontroerende tooneelen af. Een zevenjarig meisje, het dochtertje van me vrouw Hartman, die boven op een tafel ronddreef, wilde daar zelfs niet vandaan toen de bemanning van de Dornier haar pro beerde weg te halen. Voortdurend schreeuw de zij „Mammie" en toen zij eenmaal ge red was en op het Soerabajasche vliegveld Morokrembangan was aangebracht, bleef zij doodverschrikt in een hoekje zitten. Mevrouw Wisse werd bij de redding nog levend aangetroffen, doch te Morokremban gan bleek zij reeds te zijn overleden tot ont vettende ontsteltenis van haar echtgenoot, dr. Wisse uit Modjokerto, die reeds zeer Vroeg gewaarschuwd was en wien men aan hankelijk had medegedeeld dat zijn vrouw hog leefde. De heer Hudson, die gered is, kon niet bieer spreken, daar hij door het hevige ge gil om hulp zijn stem was kwijtgeraakt. De heer Franken, uit Batavia afkomstig, tverd opgenomen in het ziekenhuis Darmo te Soerabaja. Hij was niet gewond, doch Was totaal overspannen van zenuwen. Behalve door de bemanning van de Dor- hiers, is schitterend reddingswerk verricht door de visschersbevolking van de dessa Brondong, waar vele schipbreukelingen Werden aangebracht. Ook te Lamonan op Toebang werden drenkelingen aan wal ge- Zet. Op weg naar Brondong kwam de ver slaggever van Aneta op den weg de mantn Van de veldpolitie tegen, die acht agenten naar Brondong had gezonden voor het ver- leenen van assistentie. Verder bleek hem dat al het beschikbare motor-materiaal van de veldpolitie te Lamonan met den detache mentscommandant, een Europeesche inspec teur en vijf agenten naar Brondong waren vertrokken. Te Karanggonong werd de verslaggever van Aneta nader ingelicht door den assis- tent-wedono in wiens kantoortje een onge kende drukte heerschte. Het bleek, dat hier een auto gepasseerd was, waarin gezeten waren de gezagvoer der van het vergane schip, de heer Akker man, de dames Raaff en Kamer. De heer Akkerman was slechts gekleed in een pyama-broek, beide dames waren ten zeerste overstuur daar zij nog in onzekerheid verkeerden omtrent het lot van hun echt- genooten. Te Brondong aangekomen, vond de Aneta- correspondent hier alles in rep en roer. Hij trof in de woning van den assistent-wedana te Brondong den assistent-resident, de re gent, de dokter van Lamonan en verschil lende inheemsche bestuursambtenaren aan. Kapitein Akkerman was een der eersten cue te Brondong aankwam, met een gewonde dame, die brandwonden had bekomen, ter wijl later daar, volgens de lijst door ambte naren van het binnenlandsch bestuur aan gehouden, werden aangebracht de heeren Hudson, Rochester, Polsky, Mangelaar Meer- tens, Franken, Schroevers, mevrouw Raaff, mevrouw Brandes, mevrouw Hartman en kmd, alsmede de tweede stuurman de heer Gerdingh, die de reis met de „Van der Wijck" als passagier meemaakte. Voorts kwamen te Brondong aan de stuur lieden Hermse en Verseput, alsmede de werktuigkundigen van de „Van der Wijck", de heeren Bax, Geyser, Goossens en Lolke- ma, en bovendien de proviandklerk Turang, de bar-klerk Kaunang en de lading-klerk, de heer Eman. Voorts arriveerde nog een aantal inheem sche schipbreukelingen. De geredde dames werden naar de wo ning van den assistent-resident te Lamongan gebracht, waar mevrouw Beynon, alle zor gen besteedde om de verschrikten op haar gemak te stellen. Allen waren buitengewoon uitgaput van de doorstane ellende en in verband met den tijd waarop de ramp plaats greep zeer summier gekleed. Een van de inlandsche schipbreukelingen had een arm en een been gebroken, doch medische hulp was aanwezig; deze werd verleend door den Indischen arts Koeslan en Dr. Rameli uit Toebang. Verder had dr. Tumbelaka een post ingenomen bij het overzetveer tus- schen Bajak, waarheen een groote autobus van de marine-luchtvaartdienst af- en aan reed om de geredden naar Soerabaja te bren gen. GROOTE HULP VAN DE IN HEEMSCHE BEVOLKING. Het aandeel dat de visschersbevolking van Brondong in het reddingswerk heeft ge had, mag zonder overdrijving zeer groot ge noemd worden. Zonder hun hulp zou het aantal dooden aanzienlijk grooter geweest zijn, zooals de assistent-resident van Lamon gan, de heer Beynon, verzekerde. Verschillende vaartuigen namen aan dit reddingswerk deel, nl. 'n groote prauw van den inlander Kaslibin uit Blinbing, waar mede 53 drenkelingen werden opgepikt. Voorts redde de prauw van den inlander Sratit 21 menschen, die van Troenoredjo 22, die van Mardjiki 17, en die van Modwie 32 drenkelingen. Een zesde vaartuig bracht een tafel en twee stoelen binnen. De telling, door de ambtenaren van het binnenlandsch bestuur aangehouden, gaf aan, dat 22 Europeanen en 117 inlanders ge red waren. Dit geeft, wat de inlanders betreft een eenigszins ander getal, dan dat door de red ders opgegeven, maar vermoedelijk waren er enkele inheemsche drenkelingen, die in de buurt thuishooren, na hun redding op eigen gelegenheid naar hun woningen terugge keerd. Het overbrengen van de geredden uit de prauwen naar den wal geschiedde onder lei ding van assistent-resident Beynon, die hierbij bijzondere zorg betrachtte. Te Brondong, zoo deelde men den Aneta- correspondent mede, was uiteraard niets verkrijgbaar wat noodzakelijk was voor de allereerste behoeften van de geredden, zoo als kleeding, voedsel en een plaats waar de uitgeputte menschen van hun ontzettende schrik ietwat konden bekomen. Daarom werden uit Toebang alle beschik bare auto's gerequireerd om de geredden zoo snel mogelijk weg te voeren. Het grootste deel van de drenkelingen werd via den ou den „Daendelsweg" tot de veerpont tusschen Bajak gebracht, waar de autobus van de marineluchtvaartdienst uit Soerabaja gereed stond om hen naar Soerabaja over te bren gen. Enkele geredden en speciaal te gewon den werden naar het ziekenhuis overge bracht en wel, langs een anderen weg, naar dat te Lamongan. Verklaringen van den gezag voerder. De gezagvoerder van het vergane schip kapitein Akkerman, verklaarde nog steeds niet te weten aan welke oorzaak de ramp moet worden toegeschreven. „Ik sta hier voor een raadsel", was het eenige wat hij kon zeggen. Hij was vol deel neming over het lot dat den marconist heeft getroffen. „En die arme jongen aan het ra diotoestel, die nog heeft getracht zijn nood seinen uit te zenden, is slachtoffer geworden van zijn intens plichtsgevoel", zoo zeide hij met tranen in de stem. Ook de dagbladen staan stil bij het tragi sche feit, dat de marconist het eenige slacht offer is onder de etat-major. Zij wijzen er op, dat wijlen Uytermerk op het veld van eer is gestorven als een mensch, die eerst aan de uitoefening van zijn hoogst verant woordelijke taak dacht en die tot het laatste moment voor het kapseizen van het schip heeft getracht met andere schepen en de vaste wal verbinding te onderhouden, zon der ook maar te denken aan den steeds be- narderen toestand, waarin hij kwam te ver- keeren. Hoogstwaarschijnlijk is wijlen Uy termerk met de koptelefoon aan het hoofd met het schip in de diepte verdwenen. Ongetwijfeld hebben aan hem de vele ge redden hun leven te danken. Uytermerk, die ongehuwd was, zou op 17 December met de „Dempo" met Europeesch verlof vertrekken. Een van de geredden, een Engelschman, verklaarde: „Ik viel uit mijn cabine en begreep toen dat iets niet in orde was. Ik sprong onmid dellijk naar de deur,- doch deze viel met een harden slag dicht. Het was eigenaardig, maar nu herinner ik mij alle bijzonderhe den. In de gang had ik nog verschillende andere menschen ontmoet. Ik greep een red dingsboei en sprong in zee. In zee draaide ik mij om op mijn rug en zag het schip zin ken. Eenige oogenblikken later kon ik mij aan een bank vastgrijpen. Later werd ik door inlanders opgepikt. Op zee had ik mijn pyamapantalon verloren, maar ik kreeg van mijn Inlandsche redders een sarong om om te doen. Zij namen een houding aan van „maloe (verlegen) te zijn, alsof zij aan het ongeluk schuldig waren. Het zeewater was vettig van de olie, ik ge loof dat dit de reden was dat zich geen haaien in de buurt bevonden. De „Witte Zee" van L. Smit en Co's In ternationalen Sleepdienst, is er in geslaagd, de „Okeanis", die vanaf één uur 's nachts voor den mond van den Nieuwen Waterweg had gelegen, om half drie binnen de pieren te brengen, waarbij de „Plankenburg" en de „Maas" van dezelfde maatschappij, as sisteerden. De sleep heeft den tocht naar Waalhaven voortgezet en is daar te ongeveer half acht gistermorgen gearriveerd. Het schip ligt thans aan boei 99 in de Waalhaven, waar het bergingsvaartuig „Meermin" het leeg pompen voortzet. Aan boord van de „Witte Zee" heeft kapi tein B. C. Weltevreden een relaas gegeven van de gebeurtenissen. Dinsdagmorgen om negen uur werd te Hoek van Holland het S.O.S.-bericht ont vangen waarin het Grieksche koopvaardij schip „Ok,egnis" geladen met kolen en on derweg van Stettin naar Pyraeus, assisten tie verzocht, daar het schip een lek aan het stookhol had gekregen en zich in zinken den toestand bevond. Wat de oorzaak van het lekslaan was, is nog niet bekend. Verondersteld wordt, dat het zware werken van het schip daaraan niet vreemd is. De „Witte Zee" is onmiddellijk van Hoek van Holland vertrokken en met behulp van de richtingzoeker was men weldra ter plaat se. Daar de „Okeanis" geheel verlaten was, was er weinig kans, dat een verbinding tot stand kon worden gebracht. De „Belgion", die de bemanning had overgenomen, wei gerde evenwel een boot te strijken om de Grieksche bemanning naar de „Witte Zee" te brengen. Kapitein Weltevreden heeft toen vrijwilligers voorgeroepen en, hoewel het hier een levensgevaarlijk werk betrof, heb ben de bootsman J. van Es, de lichtmatroos P. Snoek en de stoker M. van Dijk zich on middellijk beschikbaar gesteld. De kapitein van het koopvaardijschip, de heer Paleokrassas, was zelf te uitgeput om aan het werk te kunnen deelnemen. Van het lichtschip Elbe I tot het moment waarop hij noodseinen uitgezonden had, heeft hij met zwaar weer te kampen gehad en zich geen slaap gegund. Toen de drie Grieken eenmaal aan boord van de „Witte Zee" waren, kon men be ginnen met te trachten het contact tot stand te brengen. Toen de „Witte Zee" dicht genoeg bij de „Okeanis" was, is genoemd drietal van de Benoeming van eenige deskundigen 's-Gravenhage, 20 October 1936. Naar aanleiding van de ontzettende ramp, die de „Van der Wijck" van de Koninklijke Paketvaart Maatschappij getroffen heeft, heeft het N.P.B. zich gewend tot eenige in de residentie wonende gepensioeneerde zeeoffi cieren met de vraag, of inderdaad kapseisen zooals in de eerste telegrammen uit Indië werd verklaard de oorzaak van het onge luk zou kunnen zijn. Daar nadere gegevens nog geheel ontbraken, kon men zich hierover natuurlijk nog moeilijk uitlaten, maar alge meen was men van oordeel, dat men kap seizen niet zonder meer als de oorzaak van de ramp mocht aannemen. Een schip kapseist, wanneer de lading niet goed gestuwd is en daardoor in werking komt. Dit kan natuurlijk zoowel aan stuur- als bak boord gebeuren. Kapseizen van schepen komt vooral op Nederlandsche schepen, met hun over het algemeen uitstekende equipage, slechts sporadisch voor. Het stuwen van de lading staat meestal onder het oppertoezicht van den eersten stuurman, dus een officier, die reeds in den loop der jaren in het vak doorkneed is. Slechts bij zeer zwaar weer kan het dan ook slechts gebeuren, dat de lading ondanks alle genomen voorzorgen in werking komt, maar bij goed weer, dat de „Van der Wijck" naar verluidt moet hebben gehad, is dit wel uitgesloten. Hierbij moet nog worden opgemerkt, dat het stuwen van stukgoed over het algemeen veel lastiger is, dan dat van z.g. gestort goed. Maar zelfs, indien een schip met stukgoed beladen zwaar weer treft en er komt werking in de lading, gaat dit meestal zoo langzaam in zijn werk, dat het schip nog voordat er werkelijk gevaar ontstaat een veilige haven kan binnenstoomen. Wie zijn oogen in onze havens de kost geeft, zal wel eens. hebben waargenomen, dat na zwaar weer een schip met vervaarlijke slagzij voor anker ging lig gen. Zelden komt het echter voor, dat een schip in zoo'n geval de behouden haven niet meer kan bereiken en een onzer zegslieden meende, dat zulks voor de Nederlandsche kust sinds 1883 niet meer was gebeurd. Houdt men er dan ook rekening mede, dat de „Van der Wijck" een zeer bekwame offi ciers-staf had, dat het schip op een kalme zee voer en dat het ongeluk met groote snelheid heeft plaats gehad, dan moet men tot de conclusie komen, dat kapseisen door een ver keerd stuwen van de lading uitgesloten is. Blijft den intusschen nog de mogelijkheid, dat het schip zelf niet stabiel was en dien tengevolge kapseisde. Maar ook deze mogelijk heid acht men niet zeer aannemelijk. De „Van der Wijck" was een in 1921 op de werf van de Maatschappij Feyenoord gebouwd schip, dat nog nimmer een ongeluk had gehad en als zeer stabiel bekend stond. Op 21 Septem ber had het schip nog in het dok te Tandjong Priok voor een algeheele schoonmaak en in spectie gelegen. Op 13 October kreeg het schip weer een nieuw passagiers-certificaat, waarmede men over het algemeen werkelijk niet roekeloos omspringt. Met het oog op het bovenstaande meent men in scheepvaartkringen dan ook, dat men kapseisen niet als op zichzelf staande oor zaak van het ongeluk mag beschouwen en dat men zijn uiteindelijk oordeel zal moeten opschorten tot er meer gegevens bekend zijn. „Witte Zee" met de Grieken in een sloep gesprongen en zijn zij naar de „Okeanis" geroeid. Toen zij eenmaal aan boord ge klommen waren, was de 18 duims tros, wel ke bij het sleepen een lengte had van 120 vaam, weldra bevestigd. Het weer, dat in den avond slecht ge weest was, knapte later in den nacht wat op en dat kwam zeer van pas, aangezien het sleepen vele moeilijkheden met zich mede bracht. De stoomketels waren namelijk nog in tact, toen de „Okeanis" om lei te maken naar bakboord het roer omgooide, doch spoedig daarop is de stoom er af gegaan, doordat het water, dat in het stoomhol en de machinekamer steeds hooger werd, ten slotte boven de stoomketels kwam te staan. Met geen man of macht was er toen weer beweging in het schip te krijgen en zoo moest het schip .gesleept worden met oen roer, dat vrijwel dwars stond. Hierdoor bleef het schip niet recht achter de „Witte Zee" doch had steeds de neiging, om haaks op de vaarrichting te gaan staan. Hierdoor heeft de sleep in het gunstigste geval een snelheid van slechts 2 tot ZVz mijl kunnen maken. De „Blankenburg" en de „Maas" waren reeds vroeg op den avond naar zee gegaan, om de „Witte Zee" te assisteeren. Gedrieën hebben zij de „Okeanis" veilig binnenge bracht, hoewel nog een oogenblik het ge vaar heeft bestaan, dat de „Okeanis" op het Noorderhoofd zou terecht komen. In Hoek van Holland is het bergingsvaartuig „Meer min" direct langszij gekomen om met het pompen een aanvang te maken. Nauwelijks had kapitein Weltevreden zijn relaas over den avontuurlijken tocht gedaan, of het schip kreeg order, zich naar Ylissingen te begeven, waar de Noorsche tanker Beth op de Schelde een gat in den scheepswand van pl.m. 70 c.M. heeft ge kregen. De verhuurder wil een voorbeeld stellen. Tenslotte tot een schik king gekomen. Verleden week heeft de Amsterdamsche kantonrechter mr. L.S.G. de Hartog een persoonlijke comparitie gelast de civ. zaak tusschen een huiseigenaar en een huurder. De huurder, een werklooze, wiens huur bijslag was ingehouden als gevolg van een regeeringsbesluit en die deze bijslag van zijn huur had afgetrokken was door den verhuurder aangezegd de woning te ver laten. De man had gehandeld overeenkom stig de instructie door de werkloozenver- eeniging aan haar leden gegeven. Gister heeft deze comparitie plaats gehad, die tenslotte leidde tot een schikking, die ook door den kantonrechter werd voorge staan. De huiseigenaar was daartoe aanvanke lijk niet bereid. Het gaat niet om de huur penningen, maar om het principe. Hij wenscht in geen geval over te gaan tot huurverlaging. De huurder wilde minder betalen en volledige kwijting krijgen. Mor gen aldus de verhuurder is er weer iemand anders die dat wil en dan krijg ik weer hetzelfde geval. Mr. de Hartog (tot verhuurder): U hebt de wet op uw hand en als u wilt dat hij er uit gaat, moet dat gebeuren. Maar er is toch wel reden om water in de wijn te doen. De eigenaar: er moet een voorbeeld wor den gesteld. De andere huurders hebben genoegen genomen met een quitantie „in- mindering". Maar deze man wilde volle dige kwijting hebben. Als hu niet zoo'n houding had aangenomen De kantonrechter stelt dan nog eenige vragen aan den huurder. De verhuurder: Ik ben niet te beroerd om te regelen, maar in dit geval Kantonrechter: Uw huurder is een fat soenlijk man en hij woont al twee jaar in het huis. Hij is deze keer zijn kop kwijt geraakt De huurder biedt dan bij monde van zijn raadsman mr. W. Loeb aan, de kosten vol ledig te betalen. Verhuurder: Nuin dat geval. Na eenig heen en weer gepraat zijn par tijen het eens. De kantonrechter houdt in afwachting der te betalen f 20— de zaak 14 dagen aan. Na betaling wordt deze dan geroyeerd. HILVERSUM II. Ochtend. Middag. Avond. HILVERSUM I. Ochtend. Middag. Avond. Nieuwsberichten 7.50 11.00 Orkest Concerten Stichtsch Salon-orkest 5.00 Gramofoonmuziek 8.00 10.35 1.30 7.20 11.30 Nieuwsberichten 8.00 10.00 Lichte Muze Gramofoonmuziek 8.15 12.15 10.30 De Palladians 12.00 2.00 Melody Circle 4.00 4.45 Godsdienstige Uitz. Lichte Muze Morgenwijding VPRO 10.00 9.00 Ensemble v. d. Horst 12.30 Jeugd- en Godsdienst Avondwijding 10.40 Godsdienstige Uitz. Dansmuziek Schriftlezing 8.00 3.15 Morgendienst 10.30 Flierefluiters Chr. Lectuur 2.30 6.00 Lezingen Lezingen Plan v. d. Arbeid 7.00 Literaire causerie 7.15 Over den mensch 8.05 Medische causerie 8.50 Causerie overRomains 10.00 Paedagogische Solisten-concert causerie 11.05 Zang en pianc- 11.00 Solisten-concerten Solisten-concert 3.00 Solisten-concert 4.00 Zang en piano 8.30 Haarlemsche Orkest- Zang en piano 9.30 vereen. met soliste 8.15 Voor de jeugd Haarlemsche Orkest- Kinderuurtje 5.00 vereen. met soliste 9.20 Orgelbespelingen Diversen Orgelspel 11.20 Voor tuinliefhebbers 6.30 Diversen Voordracht 10.15 Voordracht 11.00 Declamatie 2.30 Politiek Radio Journaal 6.30 Uw bijzondere aandacht vraagt: Hilversum I. 8.158.50 Haarlemsche Orkest-vereeniging o.l.v. Frits Schuurman met solisten. 92010.30 Haarlemsche Orkest-vereeniging o.l.v. Frits Schuurman met solisten. Internationale specialiteiten. Deutschlandsender. 7.30 u. n.m. Cello-concert door Caspar Cassadö.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1936 | | pagina 5