De ramp van de
♦tVan der ^Vijck
Berging van de
„Okeanis"
Ontzetting onder de
opvarenden.
Is kapseisen de oorzaak
van de ramp
Huurbijslag door huurder
afgehouden
tt
Relaas van den kapitein
der „Witte Zee"
VRIJDAG 23 OCTOBER.
Spontane hulp door de Inland
sche bevolking. Verhalen van
geredden. De marconist stierf
met de koptelefoon aan het
hoofd.
Hot was aanvankelijk moeilijk
zich voor te stellen, welk een ont
zettende ramp de ondergang van de
„van der Wijck" beteekende, maar
toen allengs de details meer bekend
werden, en de eerste geredden zich
tqi het agentschap van de K.P.M.
kwamen melden en daar hun ver
halen deden, ging men pas ten volle
de omvang van deze verpletterende
ramp gevoelen.
De verhalen door de geredden in allen
eenvoud gedaan, klinken bijna alle gelijk
luidend. Zij geven weer hoe plotseling de
ramp gekomen was, zoo absoluut onver
wacht, terwijl iedereen sliep. Het schip hel
de geweldig en het water drong binnen.
Niemand kon zich verder staande houden
en een ieder gleed in zee.
De gezagvoerder, de heer Akkerman, werd
tot het laatste toe aan boord gezien en men
ikon waarnemen hoe hij alle krachten in
spande om de sirene te doen loeien.
Trouwens er bestaat onder de geredden
slechts een meening: de equipage heeft zich
uiterst flink gehouden en deed wat nog mo
gelijk was.
Allerlei voorwerpen zag men op het water
'drijven, van het schip weggespoeld: kisten
sinaasappelen, stoelen, fauteuils, banken, ta
fels en wrakhout.
Slechts enkele sloepen konden worden ge
streken.
Hartroerende tooneelen speelden zich af
bp zee, toen de massa drenkelingen zich
trachtte drijvende te houden, zich vast
klampend aan alles wat zij maar onder hun
hereik konden krijgen.
Ooggetuigen verhalen hoe bijna
ledereen gilde uit doodsangst. Doch
weldra werd het stiller, en probeer
de iedereen zich zoo goed mogelijk
op de golven drijvende te houden. De
toestand was angstwekkend, totdat
in den vroegen ochtend de „Plan-
cius" (eveneens van de K.P.M.), voor
bij voer op ongeveer 100 meter af
stand van de plaats des onheils
waar de drenkelingen ronddreven.
Toen zoo verhalen ooggetuigen
begon opnieuw het gegil, opdat
men hen op de „Plancius" zou hoo-
ren, en men vandaar redding zou
kunnen brengen.
Een ontzettende teleurstelling en
de grootste wanhoop maakten zich
meester van de drenkelingen, toen
men bespeurde, dat de bemanning
van de „Plancius" niets van dit al
les had gehoord.
Tot geweldige ontzetting van alle
schipbreukelingen voer de „Plan
cius" door in de richting van Soe
rabaja.
Deze ontzetting, toen de redding nabij
scheen en men het schip voorbij zag gaan,
was wel het vreeselijkste moment in dit
verschrikkelijke drama. Verder was ook de
doodsangst voor haaien de voornaamste
heden tot ontzetting van de ronddrijvende
drenkelingen.
Bij het reddingswerk door de Dornier-
tvliegtuigen, welke van de marine-basis Soe
rabaja onmiddellijk waren afgezonden,
speelden zich ontroerende tooneelen af. Een
zevenjarig meisje, het dochtertje van me
vrouw Hartman, die boven op een tafel
ronddreef, wilde daar zelfs niet vandaan
toen de bemanning van de Dornier haar pro
beerde weg te halen. Voortdurend schreeuw
de zij „Mammie" en toen zij eenmaal ge
red was en op het Soerabajasche vliegveld
Morokrembangan was aangebracht, bleef zij
doodverschrikt in een hoekje zitten.
Mevrouw Wisse werd bij de redding nog
levend aangetroffen, doch te Morokremban
gan bleek zij reeds te zijn overleden tot ont
vettende ontsteltenis van haar echtgenoot,
dr. Wisse uit Modjokerto, die reeds zeer
Vroeg gewaarschuwd was en wien men aan
hankelijk had medegedeeld dat zijn vrouw
hog leefde.
De heer Hudson, die gered is, kon niet
bieer spreken, daar hij door het hevige ge
gil om hulp zijn stem was kwijtgeraakt.
De heer Franken, uit Batavia afkomstig,
tverd opgenomen in het ziekenhuis Darmo
te Soerabaja. Hij was niet gewond, doch
Was totaal overspannen van zenuwen.
Behalve door de bemanning van de Dor-
hiers, is schitterend reddingswerk verricht
door de visschersbevolking van de dessa
Brondong, waar vele schipbreukelingen
Werden aangebracht. Ook te Lamonan op
Toebang werden drenkelingen aan wal ge-
Zet.
Op weg naar Brondong kwam de ver
slaggever van Aneta op den weg de mantn
Van de veldpolitie tegen, die acht agenten
naar Brondong had gezonden voor het ver-
leenen van assistentie. Verder bleek hem
dat al het beschikbare motor-materiaal van
de veldpolitie te Lamonan met den detache
mentscommandant, een Europeesche inspec
teur en vijf agenten naar Brondong waren
vertrokken.
Te Karanggonong werd de verslaggever
van Aneta nader ingelicht door den assis-
tent-wedono in wiens kantoortje een onge
kende drukte heerschte.
Het bleek, dat hier een auto gepasseerd
was, waarin gezeten waren de gezagvoer
der van het vergane schip, de heer Akker
man, de dames Raaff en Kamer.
De heer Akkerman was slechts gekleed
in een pyama-broek, beide dames waren ten
zeerste overstuur daar zij nog in onzekerheid
verkeerden omtrent het lot van hun echt-
genooten.
Te Brondong aangekomen, vond de Aneta-
correspondent hier alles in rep en roer. Hij
trof in de woning van den assistent-wedana
te Brondong den assistent-resident, de re
gent, de dokter van Lamonan en verschil
lende inheemsche bestuursambtenaren aan.
Kapitein Akkerman was een der eersten
cue te Brondong aankwam, met een gewonde
dame, die brandwonden had bekomen, ter
wijl later daar, volgens de lijst door ambte
naren van het binnenlandsch bestuur aan
gehouden, werden aangebracht de heeren
Hudson, Rochester, Polsky, Mangelaar Meer-
tens, Franken, Schroevers, mevrouw Raaff,
mevrouw Brandes, mevrouw Hartman en
kmd, alsmede de tweede stuurman de heer
Gerdingh, die de reis met de „Van der
Wijck" als passagier meemaakte.
Voorts kwamen te Brondong aan de stuur
lieden Hermse en Verseput, alsmede de
werktuigkundigen van de „Van der Wijck",
de heeren Bax, Geyser, Goossens en Lolke-
ma, en bovendien de proviandklerk Turang,
de bar-klerk Kaunang en de lading-klerk,
de heer Eman.
Voorts arriveerde nog een aantal inheem
sche schipbreukelingen.
De geredde dames werden naar de wo
ning van den assistent-resident te Lamongan
gebracht, waar mevrouw Beynon, alle zor
gen besteedde om de verschrikten op haar
gemak te stellen. Allen waren buitengewoon
uitgaput van de doorstane ellende en in
verband met den tijd waarop de ramp plaats
greep zeer summier gekleed. Een van de
inlandsche schipbreukelingen had een arm
en een been gebroken, doch medische hulp
was aanwezig; deze werd verleend door den
Indischen arts Koeslan en Dr. Rameli uit
Toebang. Verder had dr. Tumbelaka een
post ingenomen bij het overzetveer tus-
schen Bajak, waarheen een groote autobus
van de marine-luchtvaartdienst af- en aan
reed om de geredden naar Soerabaja te bren
gen.
GROOTE HULP VAN DE IN
HEEMSCHE BEVOLKING.
Het aandeel dat de visschersbevolking van
Brondong in het reddingswerk heeft ge
had, mag zonder overdrijving zeer groot ge
noemd worden. Zonder hun hulp zou het
aantal dooden aanzienlijk grooter geweest
zijn, zooals de assistent-resident van Lamon
gan, de heer Beynon, verzekerde.
Verschillende vaartuigen namen aan dit
reddingswerk deel, nl. 'n groote prauw van
den inlander Kaslibin uit Blinbing, waar
mede 53 drenkelingen werden opgepikt.
Voorts redde de prauw van den inlander
Sratit 21 menschen, die van Troenoredjo 22,
die van Mardjiki 17, en die van Modwie
32 drenkelingen. Een zesde vaartuig bracht
een tafel en twee stoelen binnen.
De telling, door de ambtenaren van het
binnenlandsch bestuur aangehouden, gaf
aan, dat 22 Europeanen en 117 inlanders ge
red waren.
Dit geeft, wat de inlanders betreft een
eenigszins ander getal, dan dat door de red
ders opgegeven, maar vermoedelijk waren er
enkele inheemsche drenkelingen, die in de
buurt thuishooren, na hun redding op eigen
gelegenheid naar hun woningen terugge
keerd.
Het overbrengen van de geredden uit de
prauwen naar den wal geschiedde onder lei
ding van assistent-resident Beynon, die
hierbij bijzondere zorg betrachtte.
Te Brondong, zoo deelde men den Aneta-
correspondent mede, was uiteraard niets
verkrijgbaar wat noodzakelijk was voor de
allereerste behoeften van de geredden, zoo
als kleeding, voedsel en een plaats waar de
uitgeputte menschen van hun ontzettende
schrik ietwat konden bekomen.
Daarom werden uit Toebang alle beschik
bare auto's gerequireerd om de geredden zoo
snel mogelijk weg te voeren. Het grootste
deel van de drenkelingen werd via den ou
den „Daendelsweg" tot de veerpont tusschen
Bajak gebracht, waar de autobus van de
marineluchtvaartdienst uit Soerabaja gereed
stond om hen naar Soerabaja over te bren
gen. Enkele geredden en speciaal te gewon
den werden naar het ziekenhuis overge
bracht en wel, langs een anderen weg, naar
dat te Lamongan.
Verklaringen van den gezag
voerder.
De gezagvoerder van het vergane schip
kapitein Akkerman, verklaarde nog steeds
niet te weten aan welke oorzaak de ramp
moet worden toegeschreven.
„Ik sta hier voor een raadsel", was het
eenige wat hij kon zeggen. Hij was vol deel
neming over het lot dat den marconist heeft
getroffen. „En die arme jongen aan het ra
diotoestel, die nog heeft getracht zijn nood
seinen uit te zenden, is slachtoffer geworden
van zijn intens plichtsgevoel", zoo zeide hij
met tranen in de stem.
Ook de dagbladen staan stil bij het tragi
sche feit, dat de marconist het eenige slacht
offer is onder de etat-major. Zij wijzen er
op, dat wijlen Uytermerk op het veld van
eer is gestorven als een mensch, die eerst
aan de uitoefening van zijn hoogst verant
woordelijke taak dacht en die tot het laatste
moment voor het kapseizen van het schip
heeft getracht met andere schepen en de
vaste wal verbinding te onderhouden, zon
der ook maar te denken aan den steeds be-
narderen toestand, waarin hij kwam te ver-
keeren. Hoogstwaarschijnlijk is wijlen Uy
termerk met de koptelefoon aan het hoofd
met het schip in de diepte verdwenen.
Ongetwijfeld hebben aan hem de vele ge
redden hun leven te danken.
Uytermerk, die ongehuwd was, zou op 17
December met de „Dempo" met Europeesch
verlof vertrekken.
Een van de geredden, een Engelschman,
verklaarde:
„Ik viel uit mijn cabine en begreep toen
dat iets niet in orde was. Ik sprong onmid
dellijk naar de deur,- doch deze viel met
een harden slag dicht. Het was eigenaardig,
maar nu herinner ik mij alle bijzonderhe
den. In de gang had ik nog verschillende
andere menschen ontmoet. Ik greep een red
dingsboei en sprong in zee. In zee draaide
ik mij om op mijn rug en zag het schip zin
ken. Eenige oogenblikken later kon ik mij
aan een bank vastgrijpen. Later werd ik
door inlanders opgepikt. Op zee had ik mijn
pyamapantalon verloren, maar ik kreeg
van mijn Inlandsche redders een sarong om
om te doen.
Zij namen een houding aan van „maloe
(verlegen) te zijn, alsof zij aan het ongeluk
schuldig waren.
Het zeewater was vettig van de olie, ik ge
loof dat dit de reden was dat zich geen
haaien in de buurt bevonden.
De „Witte Zee" van L. Smit en Co's In
ternationalen Sleepdienst, is er in geslaagd,
de „Okeanis", die vanaf één uur 's nachts
voor den mond van den Nieuwen Waterweg
had gelegen, om half drie binnen de pieren
te brengen, waarbij de „Plankenburg" en
de „Maas" van dezelfde maatschappij, as
sisteerden.
De sleep heeft den tocht naar Waalhaven
voortgezet en is daar te ongeveer half acht
gistermorgen gearriveerd. Het schip ligt
thans aan boei 99 in de Waalhaven, waar
het bergingsvaartuig „Meermin" het leeg
pompen voortzet.
Aan boord van de „Witte Zee" heeft kapi
tein B. C. Weltevreden een relaas gegeven
van de gebeurtenissen.
Dinsdagmorgen om negen uur werd te
Hoek van Holland het S.O.S.-bericht ont
vangen waarin het Grieksche koopvaardij
schip „Ok,egnis" geladen met kolen en on
derweg van Stettin naar Pyraeus, assisten
tie verzocht, daar het schip een lek aan het
stookhol had gekregen en zich in zinken
den toestand bevond.
Wat de oorzaak van het lekslaan was, is
nog niet bekend. Verondersteld wordt, dat
het zware werken van het schip daaraan
niet vreemd is.
De „Witte Zee" is onmiddellijk van Hoek
van Holland vertrokken en met behulp van
de richtingzoeker was men weldra ter plaat
se. Daar de „Okeanis" geheel verlaten was,
was er weinig kans, dat een verbinding tot
stand kon worden gebracht. De „Belgion",
die de bemanning had overgenomen, wei
gerde evenwel een boot te strijken om de
Grieksche bemanning naar de „Witte Zee"
te brengen. Kapitein Weltevreden heeft toen
vrijwilligers voorgeroepen en, hoewel het
hier een levensgevaarlijk werk betrof, heb
ben de bootsman J. van Es, de lichtmatroos
P. Snoek en de stoker M. van Dijk zich on
middellijk beschikbaar gesteld.
De kapitein van het koopvaardijschip, de
heer Paleokrassas, was zelf te uitgeput om
aan het werk te kunnen deelnemen.
Van het lichtschip Elbe I tot het moment
waarop hij noodseinen uitgezonden had,
heeft hij met zwaar weer te kampen gehad
en zich geen slaap gegund.
Toen de drie Grieken eenmaal aan boord
van de „Witte Zee" waren, kon men be
ginnen met te trachten het contact tot
stand te brengen.
Toen de „Witte Zee" dicht genoeg bij de
„Okeanis" was, is genoemd drietal van de
Benoeming van eenige deskundigen
's-Gravenhage, 20 October 1936.
Naar aanleiding van de ontzettende ramp,
die de „Van der Wijck" van de Koninklijke
Paketvaart Maatschappij getroffen heeft,
heeft het N.P.B. zich gewend tot eenige in de
residentie wonende gepensioeneerde zeeoffi
cieren met de vraag, of inderdaad kapseisen
zooals in de eerste telegrammen uit Indië
werd verklaard de oorzaak van het onge
luk zou kunnen zijn. Daar nadere gegevens nog
geheel ontbraken, kon men zich hierover
natuurlijk nog moeilijk uitlaten, maar alge
meen was men van oordeel, dat men kap
seizen niet zonder meer als de oorzaak van
de ramp mocht aannemen.
Een schip kapseist, wanneer de lading niet
goed gestuwd is en daardoor in werking komt.
Dit kan natuurlijk zoowel aan stuur- als bak
boord gebeuren. Kapseizen van schepen komt
vooral op Nederlandsche schepen, met hun
over het algemeen uitstekende equipage,
slechts sporadisch voor. Het stuwen van de
lading staat meestal onder het oppertoezicht
van den eersten stuurman, dus een officier,
die reeds in den loop der jaren in het vak
doorkneed is. Slechts bij zeer zwaar weer kan
het dan ook slechts gebeuren, dat de lading
ondanks alle genomen voorzorgen in werking
komt, maar bij goed weer, dat de „Van der
Wijck" naar verluidt moet hebben gehad, is
dit wel uitgesloten. Hierbij moet nog worden
opgemerkt, dat het stuwen van stukgoed over
het algemeen veel lastiger is, dan dat van
z.g. gestort goed.
Maar zelfs, indien een schip met stukgoed
beladen zwaar weer treft en er komt werking
in de lading, gaat dit meestal zoo langzaam
in zijn werk, dat het schip nog voordat er
werkelijk gevaar ontstaat een veilige haven
kan binnenstoomen. Wie zijn oogen in onze
havens de kost geeft, zal wel eens. hebben
waargenomen, dat na zwaar weer een schip
met vervaarlijke slagzij voor anker ging lig
gen. Zelden komt het echter voor, dat een
schip in zoo'n geval de behouden haven niet
meer kan bereiken en een onzer zegslieden
meende, dat zulks voor de Nederlandsche kust
sinds 1883 niet meer was gebeurd.
Houdt men er dan ook rekening mede, dat
de „Van der Wijck" een zeer bekwame offi
ciers-staf had, dat het schip op een kalme zee
voer en dat het ongeluk met groote snelheid
heeft plaats gehad, dan moet men tot de
conclusie komen, dat kapseisen door een ver
keerd stuwen van de lading uitgesloten is.
Blijft den intusschen nog de mogelijkheid,
dat het schip zelf niet stabiel was en dien
tengevolge kapseisde. Maar ook deze mogelijk
heid acht men niet zeer aannemelijk. De „Van
der Wijck" was een in 1921 op de werf van
de Maatschappij Feyenoord gebouwd schip,
dat nog nimmer een ongeluk had gehad en
als zeer stabiel bekend stond. Op 21 Septem
ber had het schip nog in het dok te Tandjong
Priok voor een algeheele schoonmaak en in
spectie gelegen. Op 13 October kreeg het
schip weer een nieuw passagiers-certificaat,
waarmede men over het algemeen werkelijk
niet roekeloos omspringt.
Met het oog op het bovenstaande meent
men in scheepvaartkringen dan ook, dat men
kapseisen niet als op zichzelf staande oor
zaak van het ongeluk mag beschouwen en
dat men zijn uiteindelijk oordeel zal moeten
opschorten tot er meer gegevens bekend zijn.
„Witte Zee" met de Grieken in een sloep
gesprongen en zijn zij naar de „Okeanis"
geroeid. Toen zij eenmaal aan boord ge
klommen waren, was de 18 duims tros, wel
ke bij het sleepen een lengte had van 120
vaam, weldra bevestigd.
Het weer, dat in den avond slecht ge
weest was, knapte later in den nacht wat
op en dat kwam zeer van pas, aangezien
het sleepen vele moeilijkheden met zich
mede bracht.
De stoomketels waren namelijk nog in
tact, toen de „Okeanis" om lei te maken
naar bakboord het roer omgooide, doch
spoedig daarop is de stoom er af gegaan,
doordat het water, dat in het stoomhol en
de machinekamer steeds hooger werd, ten
slotte boven de stoomketels kwam te staan.
Met geen man of macht was er toen weer
beweging in het schip te krijgen en zoo
moest het schip .gesleept worden met oen
roer, dat vrijwel dwars stond.
Hierdoor bleef het schip niet recht achter
de „Witte Zee" doch had steeds de neiging,
om haaks op de vaarrichting te gaan staan.
Hierdoor heeft de sleep in het gunstigste
geval een snelheid van slechts 2 tot ZVz mijl
kunnen maken.
De „Blankenburg" en de „Maas" waren
reeds vroeg op den avond naar zee gegaan,
om de „Witte Zee" te assisteeren. Gedrieën
hebben zij de „Okeanis" veilig binnenge
bracht, hoewel nog een oogenblik het ge
vaar heeft bestaan, dat de „Okeanis" op het
Noorderhoofd zou terecht komen. In Hoek
van Holland is het bergingsvaartuig „Meer
min" direct langszij gekomen om met het
pompen een aanvang te maken.
Nauwelijks had kapitein Weltevreden
zijn relaas over den avontuurlijken tocht
gedaan, of het schip kreeg order, zich naar
Ylissingen te begeven, waar de Noorsche
tanker Beth op de Schelde een gat in den
scheepswand van pl.m. 70 c.M. heeft ge
kregen.
De verhuurder wil een voorbeeld
stellen. Tenslotte tot een schik
king gekomen.
Verleden week heeft de Amsterdamsche
kantonrechter mr. L.S.G. de Hartog een
persoonlijke comparitie gelast de civ. zaak
tusschen een huiseigenaar en een huurder.
De huurder, een werklooze, wiens huur
bijslag was ingehouden als gevolg van een
regeeringsbesluit en die deze bijslag van
zijn huur had afgetrokken was door den
verhuurder aangezegd de woning te ver
laten. De man had gehandeld overeenkom
stig de instructie door de werkloozenver-
eeniging aan haar leden gegeven.
Gister heeft deze comparitie plaats gehad,
die tenslotte leidde tot een schikking, die
ook door den kantonrechter werd voorge
staan.
De huiseigenaar was daartoe aanvanke
lijk niet bereid. Het gaat niet om de huur
penningen, maar om het principe. Hij
wenscht in geen geval over te gaan tot
huurverlaging. De huurder wilde minder
betalen en volledige kwijting krijgen. Mor
gen aldus de verhuurder is er weer
iemand anders die dat wil en dan krijg ik
weer hetzelfde geval.
Mr. de Hartog (tot verhuurder): U hebt
de wet op uw hand en als u wilt dat hij
er uit gaat, moet dat gebeuren. Maar er
is toch wel reden om water in de wijn te
doen.
De eigenaar: er moet een voorbeeld wor
den gesteld. De andere huurders hebben
genoegen genomen met een quitantie „in-
mindering". Maar deze man wilde volle
dige kwijting hebben. Als hu niet zoo'n
houding had aangenomen
De kantonrechter stelt dan nog eenige
vragen aan den huurder.
De verhuurder: Ik ben niet te beroerd
om te regelen, maar in dit geval
Kantonrechter: Uw huurder is een fat
soenlijk man en hij woont al twee jaar in
het huis. Hij is deze keer zijn kop kwijt
geraakt
De huurder biedt dan bij monde van zijn
raadsman mr. W. Loeb aan, de kosten vol
ledig te betalen.
Verhuurder: Nuin dat geval.
Na eenig heen en weer gepraat zijn par
tijen het eens. De kantonrechter houdt in
afwachting der te betalen f 20— de zaak
14 dagen aan. Na betaling wordt deze dan
geroyeerd.
HILVERSUM II.
Ochtend.
Middag.
Avond.
HILVERSUM I.
Ochtend.
Middag.
Avond.
Nieuwsberichten
7.50
11.00
Orkest Concerten
Stichtsch Salon-orkest
5.00
Gramofoonmuziek
8.00
10.35
1.30
7.20
11.30
Nieuwsberichten
8.00
10.00
Lichte Muze
Gramofoonmuziek
8.15
12.15
10.30
De Palladians
12.00
2.00
Melody Circle
4.00
4.45
Godsdienstige Uitz.
Lichte Muze
Morgenwijding VPRO
10.00
9.00
Ensemble v. d. Horst
12.30
Jeugd- en Godsdienst
Avondwijding
10.40
Godsdienstige Uitz.
Dansmuziek
Schriftlezing
8.00
3.15
Morgendienst
10.30
Flierefluiters
Chr. Lectuur
2.30
6.00
Lezingen
Lezingen
Plan v. d. Arbeid
7.00
Literaire causerie
7.15
Over den mensch
8.05
Medische causerie
8.50
Causerie overRomains
10.00
Paedagogische
Solisten-concert
causerie
11.05
Zang en pianc-
11.00
Solisten-concerten
Solisten-concert
3.00
Solisten-concert
4.00
Zang en piano
8.30
Haarlemsche Orkest-
Zang en piano
9.30
vereen. met soliste
8.15
Voor de jeugd
Haarlemsche Orkest-
Kinderuurtje
5.00
vereen. met soliste
9.20
Orgelbespelingen
Diversen
Orgelspel
11.20
Voor tuinliefhebbers
6.30
Diversen
Voordracht
10.15
Voordracht
11.00
Declamatie
2.30
Politiek Radio
Journaal
6.30
Uw bijzondere aandacht vraagt:
Hilversum I.
8.158.50 Haarlemsche Orkest-vereeniging
o.l.v. Frits Schuurman met solisten.
92010.30 Haarlemsche Orkest-vereeniging
o.l.v. Frits Schuurman met solisten.
Internationale specialiteiten.
Deutschlandsender.
7.30 u. n.m. Cello-concert door Caspar
Cassadö.