Raadsels IZA EN DE SLAK. SS 52 -*■ Beste fongens en Meisies Kindervriend Het welkom van de Zeemeeuw» Het kleine meisje met het slakkenhuisje. De slak klaagt zijn nood. Lucifersgrapjes. Een aartsleugenaar. Nieuwe Raadsels Wat een storm van de week. Ik merkte Zondag thuis al, dat hij op komst was, want m'n kinderen waren zo rumoerig en dat is meestal het bewijs, dat de barometer zakt. En, ja hoor, wat gierde die wind Maandag en Dinsdag! 't Was fijn, als je er thuis naar zat toe luisteren, mot een mooi boek, maar het was minder prettig, als je er door moest. Je zag op de buitenwegen niemand op de fiets. Alle mensen waren er afgewaaid en liepen met hun karretje aan hun hand en de wind rukte aan het helm in de sloten, alsof het 't er met wortel en al uit wilde trekken. Maar dat lukte niet. Het boog wel diep voor de kracht van de wind, maar het richtte zich ook telkens weer op, het stond driftig met z'n pluimen te wuiven, maar het bleef op z'n plaats. En nu ik aan jullie zit te schrijven schijnt de zon weer en loop je weer zonder jas bui ten. 't Is raar weer in ons land, nukkig als... sommige kinderen, kwaad als een getergde stier, of ook wel lief als een baby van drie maanden, die nog niet anders kan dan vrien delijk lachen en soms huilen. En nu wilden jullie zeker wel eens weten, wie het boek gewonnen heeft? Nu, dat zal ik je gauw vertellen. Het is: PIET JAAFBROER, Artilleriestraat 6. Henny Hartog. Dat zie ik, Henny, dat jij een slechte briefjes-schrijfster bent. Je voornaam kon er niet eens helemaal op en dat was toch al een heel kleine moeite ge weest. Volgende week nog eens extra je best gedaan, dan zal je zien hoe gemakkelijk het je straks valt me een brief te schrijven, die klinktals de storm van Maandag. Rika v. Os. Je vergist je, Rika, die taart is volgende week pas aan de beurt. Je weet, die heb ik beloofd iedere eerste Zaterdag van de maand. Je zal het dus op de verjaardag van je broertje, waarmee ik je feliciteer, zon der de Heldersche Courant-taart moeten doen. Maar ik denk, dat moeder in de kast hier of daar nog wel wat lekkers heeft. Trjjntje van Breugel. Ja, Trijntje, je meester, je moeder en jij hebben gelijk, dat Amalia v. Solms, met een S. geschreven wordt en Bazel met een z. Dat was dus eigen lijk een fout in de opgave en nu heb ik na tuurlijk alle oplossingen, die Basel met een s. schreven voor goed gerekend. Dus ook de jouwe. Eddie de Meyer. Dat is een raar raadsel, dat je me opgeeft, Eddie, maar als je het verschil wil weten, dat is in de eerste plaats 3000 pond, 't kan ook wat minder zijn en dan het feit, dat het eene dier springt en het an dere loopt, het ene flaporen heeft en het an dere helemaal geen oren en zo kan ik door gaan tot de Jutter vol is, en misschien be doel jij dan nog wel een andere oplossing. Guurtje Glasbergen. Als iemand erg knap is in wiskunde, Guurtje, dan zegt men wel: Die heeft een wiskunde-knobbel en om dat jij nu zo goed raadsels op kan lossen, daarom had ik jou een „raadsel-knobbel" toe gedacht. Snap je? Adriana Grande. Jij mag je handen wel in elkaar slaan, zo'n geluksvogel als je bent, Adriana, als je al enige malen een boek ge wonnen hebt. En nu wilde je nog graag de taart ook in de wacht slepen. Nu, wie weet, misschien ben jij voor 't geluk geboren. Teetje Broekhuizen. Wat een puzzle-familie heb jij, Teetje, als je vader ook al z'n vrije tijd er mee zoek brengt. Ik wens je een prettige herfstvacantie, met net zulk mooi weer als het vandaag, Donderdag is, Rene Nieuwenhuizen. Of ik de zee prach tig vind, bij stormweer? Nu, ik heb er op Huisduinen naar staan kijken, tot ik zowat wegwoei, 't Was één witte golvenmassa, zover je kon zien. 't Is waar, voor de men sen, die op zee zijn is 't verchrikkelijk zo'n wilde watermassa en er zijn ook heel wat slachtoffers geweest van de week. We zullen daarom maar hopen, dat we de zee niet meer van zo'n grimmige kant leren kennen, al is die ook mooi. Piet de Koster. Ja, dat mag, Piet, alles wat je me te vertellen hebt, schrijf je me maar. Johanna de Koster. Ais ik eens heel weinig tqd heb, Joh., dan schrijf ik je dat wel in jullie hoekje, maar anders mag je me iedere week schrijven hoor, tot de inktpot thuis hele maal leeg is. Loeki en Leon v. d. Wal, Den Haag. Jouw dag is bezet met prettige dingen, Loeki, en als je 's avonds in bed kruipt, denk ik, dat je zo in slaap valt, omdat je moe en tevreden bent. Wij vinden het leuk, dat de Koninklijke familie in onze stad komt, al is het bezoek maar van korte duur. Ik kan je niet beloven de postvluchten anders te plaatsen, dat is om verschillende redenen nogal bezwaarlijk, maar ik zal toch eens zien of het niet verbeterd kan worden. De jongen of het meisje, die me vertelt, dat zijn zusje van de M.U.L.O. hem geholpen heeft bij de oplossing, vergat zgn of haar rtaafn dndèr het briefje te schrij ven. Wie is die dommerd? Adriana Klik. Je had er de vorige week zeker een voorgevoel van, Adriana, dat je het boek zou winnen, toen je Dinsdag al verlangde naar 't Jutt'ertje van Zaterdag en dat voorgevoel heeft je niet bedrogen. Corrie Lubsen. Ik kan me indenken, Corrie, dat om jullie huis de wind als een leeuw brult, omdat je helemaal buiten woont. Ik woon bijna op een hoek, waar we ook de volle laag krijgen en bij mij loeit het al dat horen en zien je soms vergaat. Nu, tot vol gende week. Je schrijft me maar weer zo'n gezellige en keurige brief. Pieter Ares Klik. Je was zeker een klein beetje jaloers op je zusje, Piet, dat zij zo'n fijn boek gewonnen had. Je dacht na tuurlijk, ik ga ook maar gauw meedoen, want je kan nooit weten, hoe een koe en haas vangt. Maar jij was nog niet zo gelukkig. Tinie Gomes. Jouw opoe is ook een grappenmaakster, Tinie, dat ze ieder kind een taart wil laten winnen. Ze komt zeker vaak bij jullie en heeft natuurlijk trek in een stukje van die taart, die jij dan zou winnen, 't Zal niet gaan of jouw opoe moet, in een royale bui, al m'n vriendjes en vrien dinnetjes een taart cadeau doen, daar heb ik geen bezwaar tegen. .Vraag het haar maar eens. Jantje Koomen. Ik heb je niet gezien, Jan, dat komt natuurlijk omdat ik je nog niet ken. Misschien ben ik wel eens bijna tegen je aangebotst, maar je zal me eerst nogeens aan m'n jas moeten trekken en zeggen: „Ik'ben 'Jantje Kbomeri", want anders vrees ik dat ik je nooit leer kennen. Luit Folkerts. Natuurlijk, Luit, hoe meer zielen, hoe meer vreugd. Honderd armen, van al die andere vriendjes en vriendinnetjes, snap je, heten je welkom. Dat vriendje dat. me over de toekenning van de prijzen schrijft, vergeet z'n naam te vermelden. Nu, ik kan je zeg gen, dat het maar zelden gebeurt dat een zelfde jongen of een meisje, kort na elkaar, een prijs winnen. Als dat veel voor zou komen, zou je voorstel wel overweging verdienen, maar zoals het nu gaat, gebeurt het 't meest eerlijk en krijgen allen, die mee blijven doen, toch een beurt. Nu, jongens én meisjes, ik ben door de briefjes heen. Tot volgende week. Een zeemeeuw is een eigenaardige vogel. Hij vliegt dikwijls over zee en vooral langs de kusten en stranden vindt men hem in gro ten getale, maar wisten jullie, dat de zeeman veel van de zeemeeuw houdt? Waarschijnlijk niet. Welnu, dan zal ik jullie eens vertellen, waarom hij deze vogel graag ziet. Bij het vertrek van de grote stoomschepen gaan er dikwijls verschillende zeemeeuwen een eind mee op reis. Zij volgen enkele dagen lang een schip -en leven van hetgeen er over boord wordt gegooid door de koks of van de visjes, die zij in het water zien zwemmen en waarop zij ineens neerschieten. Maar 's nachts, als er' geen mensen op het dek zijn, komen zij voorzichtig naderbij en rusten in het want, of op de railing uit van het vliegen, dat zij de hele dag doen. Maar een schip dat naar Indië gaat, heeft niet de hele reis zeemeeuwen om zich heen, op zekere dag, je merkt het in het begin niet eens, zijn zij plotseling verdwenen en men ziet ze ook niet terug. Voordat men echter een paar dagen van de andere kust verwij derd is, komen plotseling weer een drom an dere zeemeeuwen opzetten en deze maken de reis weer mee, tot het schip in een haven is gekomen. Zo vervolgen zij dan na korte tijd weer met het schip de reis, totdat ook zij weer plotseling verdwenen zijn en men dicht bij Indië gekomen, een kleiner soort meeuwen op het schip ziet toekomen, die het volgen tot het eind van de reis. Voor den zeeman, die tegenwoordig met de prachtigste instrumenten, die hem ten dien ste staan, nauwkeurig weet, waar hij is en hoeveel dagen het nog duurt, voordat hij in een haven kan ankeren, is toch de meeuw het voorteken dat er spoedig land in zicht is en de dieren zijn voor hem een welkomstbode, een groet in den vreemde. Niet alleen zijn deze vogels nuttig omdat zij een vriend van de mensen zijn, maar zij houden tevens grote schoonmaak langs de kust, want zij eten allerlei etensresten op, die anders in het water zouden blijven drijven en bederven, want niet alles wordt door de vis sen verslonden. In het midden van de oceanen, waar gro tere visechen zich bevinden, die weer zorgen voor het schoonhouden van het water, daar komt de zeemeeuw niet, zoover gaat hij meestal niet van huis weg, maar hij vliegt toch een tamelijk eind van de kust af en wel in zulke groten getale, dat er niet veel eet baars meer overblijft. Als zoodanig doen zij dus ook hun plicht. De zeemeeuw is niet eetbaar wat aan den eenen kant maar gelukkig is ook, omdat zij anders weldra helemaal uitgeroeid zouden zjjn, omdat als zij eetbaar waren, er een flinke maaltijd aan zat. Het vlees is echter taai en tanig, terwijl ook de veren niet bruik baar zijn, zoodat het geen nut heeft hen te vangen of te schieten, zoodat men de zee meeuwen ongemoeid laat en zij hun grootse taak in de natuur kunnen vervullen. door Violette Carr. I«a hoorde een kinderliedje: Zeg slakkenluis, Kom eens uit je huis, Ben je soms een bange muis? Als het liedje uit was, begonnen de kinde ren weer van voren af aan. Nieuwsgierig als Iza nu eenmaal was, vloog hij op het geluid van het liedje af. Ja, daar stonden bij de ingang van het bos drie kleine meisjes, bij elkaar en keken lachend naar de handen van een der meisjes, die iets daarin vasthield. murmelen morgenavond is het feest, als „Ja," riep hij verheugd, „weet je wat? „Neen," antwoordde de slak onwillig. weet helemaal niets." .Maar ik," zei Iza triomfantelijk. ,.ik neem je op mijn vleugels en draag je regel recht voor de voeten van Titania. Wat zeg je daarvan?" „O, ja, maar als dat goed gaat," meende de slak twijfelachtig. „Je moet het aandurven," moedigde Iza hem aan. Dus kroop de slak Iza dacht dat het een eeuwigheid duurde op Iza's vleu- gels. „Ga nu daar zitten, waar de vleugels bij elkaar komen, dan verlies ik mijn evenwicht niet," zei Iza. De slak kroop op de aangeduide plaats. „Pas op, daar begint de reis," riep Iza. Hij verhief zich in de lucht, zijn vleugeltjes maakten een fluitend geluid. „Hm!" zei Iza, tot zichzelf, „de slak is tamelijk zwaar." De vlucht ging slechts zeer langzaam en toch riep de slak: „O, wat vlieg je vreselijk hard ik bén er duizelig van." „Het spijt me," zei Iza, „maar wij moeten opschieten, anders zijn ,we jujst te laat." De slak steunde en klaagde, dat zij zo veel te lijden had bij het vliegen, en Iza, die de hem zelf opgelegde taak bijna niet kon vol brengen, wegens de zwaarte van de slak, herademde toen de slak naar de aarde terug wilde, omdat hij honger had en van de aard beien, die langs de weg stonden, wilde eten. Nadat de slak zich, volgens de mening van Iza, verdoende verzadigd had, drong hij tot haast aan. Brommend hernam de slak haar plaatsje weer tussen de beide vleugels „zij was juist pas begonnen met eten", mopperde zij. De nacht verliep en de morgen kwam. Na Haastig vloog hij met zijn kleine vleugeltjes er heen en zag dat het meisje een slakkenhuis in haar hand hield. Van de slak was helemaal niets te zien, deze had zich in zijn huisje teruggetrokken. Nu dachten de meisjes, als zij het liedje maar dikwijls genoeg zongen, dat de slak zich dan wel zou laten verleiden om naar buiten te komen. Iza had echt medelijden met het dier en blies de eene hoed na de andere af en schopte ze daarna nog een eindje van hen af. Ze wierpen dadelijk de slak op de grond en hol den hun hoeden achterna. Iza knielde bij de slak neer en vroeg deel nemende of de slak zich erg angstig had ge maakt. „Nu, dat kun je begrijpen vreeselijk!" antwoordde de slak, „de kinderen hebben mij reeds langen tijd geplaagd (zij berekende dat volgens de slakkentijdsberekening), en ik ben blij, dat je tussenbeide bent gekomen. Ik heb bijna niet anders dan ergernis en ver driet." „Ach," antwoordde Iza op bedroefden toon, ..dat spijt me. Kan ik je misschien ergens mee helpen?" „Heel vriendelijk van je," dankte de slak, terwijl zij .helemaal uit haar huisje kroop en het kopje naar de aarde boog, alsof zij een buiging maakte, „luister eens, sinds onheu gelijke tijd probeer ik een vollemaansfeest met jullie allen mee te vieren, en steeds kom ik te laat of veel te vreog. De laatste keer verwijderde ik me een weinig van de plaats van het feest en wilde het volgende feest af wachten en och lieve help weer was ik te laat. ik ben helemaal afgemagerd van al dat heen en .weer trekken", besloot de slak haar klaaglied met een diepen zucht. „Wacht .rnaar een ogenblik" zei Iza, „laat mij er even over nadenken, misschien kan ik je helpen". De slak zag, hoe Iza helemaal in gepeins verzonk hoorde hem in zichzelf verschillende keren te hebben gedaald, omdat de slak iedere keer wat moest eten, kwamen zij in de nabijheid van het feestterrein. Alle moeite, die Iza gehad had werd goed gemaakt door de gedachte, hoe de slak deze feestavond vol vreugde zou genieten. Eindelijk was het doel bereikt. De krekels hadden hun instrumenten reeds gestemd en juist wilde Oberon het teken geven, dat het feest kon gaan beginnen toen zijn vrouw Ti tania haar lijfdienaar Iza op zich af zag komen. Wacht nog een ogenblik, lieve man," vroeg zjj aan Oberon „daar komt Iza met een gast". En reeds liet Iza de slak aan de voeten van Titania neerglijden. Nadat zij door het ko ningspaar vriendelijk welkom waren geheten, begon het feest. In een pauze vroeg Titania aan de slak, hoe de avond haar beviel. „Ach, antwoordde deze, „het orkest speelt te luid, zodat ik er half doof van ben en de dans der elfjes warrelt zo voor mijn ogen, dat ik er verblind door hen." „Wat spijt me dat," zei Titania, „maar je bent een klein ontevreden dier. Kijk eens iedereen is even blij." „Ja, ja," zuchtte de slak, „ik wou, dat ik maar niet met Iza mee was gegaan en dat ik in mijn oude omgeving was gebleven En zonder dank of zonder afscheid te ne men, kroop zij weg van het feestterrein maar in de verkeerde richting. Iza die het bemerkte, wilde hem achterna rennen, om haar de juiste weg te w*jzen, doch werd door Oberon tegengehouden. Hij wenkte tegen Iza en zei: „Wat heb ik je enige tijd geleden gezegd? Medelijden is vaak niets anders dan zwakheid en dikwijls verkeerd toegepast - zoals hier En terwijl hij net deed, alsof hij de ver legenheid van Iza niet bemerkte, vervolgde verstoren vreuSde niet laten Men legt drie lucifers naast elkander op tafel en probeert met nog twee andere luci fers samen acht te maken. De oplossing hiervan is heel eenvoudig zie maar: t ft Op dezelfde wtjee kan men ook de merk waardige stelling verkondigen, dat de helft van 12 niet 6 maar zeven is. Om dit te be wijzen, legt men de volgende lucifersfiguur op de tafel: Neemt men het onderste weg, dan blijft VII over. VII Leg op een rij op de tafel zeven lucifers; De aanwezigen zullen tevergeefs trachten met zes lucifers' er bij negen te maken. d9 oplossing, waaraan een kleine truc verbon, den is, luidt als volgt: Dok kan men de stelling verkond zes en zeven geen dertwl ^en Om mte weriw 8 n als volgt te Een smid in een klein dorp stond er voor bekend, dat iuj een aartsleugenaar was, maar hij kon de verhalen zo smakelijk opdisschen, en met zoveel vuur, dat hij zelf geloofde dat het waarheid was. Zo zat hij op zekere dag bij vrienden van hem en daar het hard vroor, zei de gastheert „Kom, ik zal de kachel eens een beetje op. stoken, want het is bar koud." „Noem je dit koud?" vroeg de smid. „Nu, dan had je eens een jaar of tien geleden moe- ten komen. Toen kwam er een agent bij ma en zei: „Zou jij even voor me naar het naburige dorp A. willen rijden, want ik heb een brief en daar is veel haast bij. Maar denk er om, het is heel erg koud, dus stop je warm in." „Ik lachte hem uit om de kou, ging zo van het vuur naar het paard, sprong in het zadel en reed in draf naar A. Maar het vroor hard en toen ik eindelijk bij het juiste adres aan« kwam, was ik zo bevroren, trouwens mijn paard ook, dat ik in het zadel vastgevroren zat en men mij er niet uit kon krijgen. Toen zei een van de aanwezigen: „Weet je wat, ga bg 't.vuur wat.ontdooien en zo van het paard maar mee naar de smid, dan kun je daar bij afkomen. Dat deed ik, en mijn paard en ik hadden vijf uur nodig om te ontdooien, en toen pas kon ik uit het zadel klimmen. Nu, toen hebben we flink gegeten en omdat ik veel werk thuis had, kon ik niet blijven over nachten. Daarom steeg ik weer op het paard en kwam weer thuis, opnieuw helemaal be vroren. En weer had ik vijf uur nodig om te ontdooien." De aanwezigen keken hem eens aan en ter* wijl de gastheer begon te lachen zei hij„Vas dat dooiwater is nog altijd de sloot, hè, dia langs je huis loopt." De smid zei niets meer. OPLOSSINGEN RAADSELS VORIGE WEEK. I. Kar, kamer, aar, polka, lip, taart, Eva, braam, Ant, basil, vol, kolen, oma, Assen; Amalia van Solms. n. Baard, helft, lever, traan; Alva. Goede oplossingen ontvangen van: Jan D., Han G., IJsbrand S., Bram S» Trijntje v. B., Nettie K., Guus L., Rika v. O, H. H., Tynie en Beppie V., Tinie G., Eddy w, d. P., Johan v. d. P., „Anjelier", „Zilver* schoon", Jantje K„ Luit T„ Adriana G, Guurtje G„ Eddie de M„ „Heidebloempje", Piet J., Evie H., Tinie W., Ria W„ Grietje v. d. W„ Teetje B., Nelie O., Jac. D., Jan B, Rins N., Piet de K., Johanna de K., Leo C, H. v. E., J. v. E., Catrien W., Joosje D„ Van Reinhard, Adriana K., Corrie L. Marietje K„ Pieter Aris K., i. Verplaats de 4 letters van de onderstaande "jen zo, dat er woorden ontstaan, waarvan de betekenissen hieronder volgen. Wanneer je goed doet, zullen de beginletters van bo ven naar beneden gelezen, de leus der Oranjes vormen. RUJK Kieedingstuk voor vrouwen en meisjes. ENVE Kort ogenblik. E" WeSdeel^ tC 6t6n krijgt setn zv:sseik*ioem- KINT waai"in g2WaSaen Warmee je schrijft. WERT Peulvrucht MEDA ^°n van °°m tant€' Mevrouw, juffrouw. ASIR Zijrivier van de Donau. n. Mie heeft er takken zonder btad of bloemt *n. ter^JÜ! :!Uer 3 '6 6611 d»er. Haal de 3 WeS> dan is het niet kort? XV. iJÜÜ. 1 T levend W6S*m; aet er een d n haalt men er boodschappen in"?,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1936 | | pagina 20