De terugkeer van de Koninklijke familie in de Residentie» Het Wachtschip maakt vrij-baan voor de „De Ruyter tt Na vele jaren verdrongen door een jongeren broerSic transit Wat was de „Emma" voor een schip. Film van het Koninklijk Bezoek. „Onze Vloot" bezichtigt de „De Ruyter", Koninklijk onderscheiden. Amusementsavond van de Ver. van Christelijk Marine-Personeel. Toespraken van den burgemeester en van C.J. Baron van Asbeck. Musis Sacrura. Werkman door zolder gevallen. Promotie Ds. H. Steen. Helders Gemengd Klein Koor* Openbare leeszaal en bibliotheek. tikow en dan volgden de 2 compagnieën mari niers, elk bestaande uit 2 secties. Het was een genoegen om te kijken naar de voorbeeldige wijze, waarop de troep de bevelen van zijn commandant opvolgde. Bjj het afzetten van het geweer kwamen 100 geweren als was het met één klap, neer. Aardige attentie. Een aardige attentie werd aan het diaman ten echtpaar But-Feierabend bewezen. Het behoefde n.1. niet tusschen al die menschen te staan met de kans, dat het niets van de Koninklijke Familie zou zien. Inspecteur Helder leidde de oudjes vriendelijk het Sta tionsgebouw binnen waar zij op een gemak- kelijken stoel gezeten, de Koningin, Prinses en Prins uitstekend zouden kunnen zien. Om 8 minuten over half vier was er eenige beweging in de lange rijen, die tot ver in de Prins Hendriklaan te zien waren. Kapitein de Bruyn commandeerde „Geeft acht". Men rs»cte den hals. Niets te zien. -Het was een loos gerucht. Maar men behoefde nu toch niet lang meer te wachten. Aankomst van de Koninklijke Familie, aan het Station. Om 11 minuten voor vier komt er opnieuw beweging in de menschenschare. Maar nu intenser, nu is de Koninklijke Familie in aantocht! En ja hoor, eerst zien we de motorbrigade, dan volgt een auto waar de commissaris van politie in gezeten is, dan een auto, waarin we burgemeester Ritmeester ontwaren. Het gejuich neemt toe, we zien een hevig gezwaai van zakdoeken en hoeden. Het hoerageroep werd sterker en sterker. Dan verschijnt de Packard van de Prinses om den hoek en volgt ovatie op ovatie. In de vol gende auto is de Koningin gezeten en dan volgen nog twee auto's met het gevolg. Vlak voor den ingang van de wachtkamer Ille klas wordt gestopt. Een lakei snelt naar het portier en opent dat. Het is H.K.H. Prinses Juliana, het hoofd gedekt door een blauwe muts, die lachend uitstapt. Zij wordt op den voet gevolgd door Z. H. Prins Bernhard, die sportief en luchtig uit de auto springt. Lachend staan Zij daar even rond te kijken naar de drukte die hier heerscht. Zij kijken naar de eerewacht en naar de honderden, die daarachter juichend met zakdoeken en hoeden zwaaien. Vriendelijk wuift Prinses Juliana even terug. Dan is intusschen ook H.M. de Koningin uitgestapt. Terwijl het jonge Paar voor den ingang blijft wachten, begeeft H.M. zich dadelijk naar de beide admiraals en geeft den wensch te kennen de aanwezige troepen te inspecteeren. Inspectie. Kapitein de Bruyn begroet H.M. en dan zet de Stafmuziek het Wilhelmus in. Onder het spelen daarvan vindt de inspectie plaats. Onmiddellijk daarna treden de Koninklijke Gasten de wachtkamer binnen, gevolgd door de admiraals, hun adjudanten en het gevolg. Enkele minuten houdt het gezelschap zich hier op. Hi^r neemt de Koninklijke Familie afscheid van de autoriteiten; intusschen speelt op het perron de muziek de parademarsch. Op het perron hadden zich intusschen velen een plaatsje weten te verwerven. Ook hier werd echter een groote ruimte opengelaten voor de Hooge Gasten. Toen de Koningin, ge volgd door Haar Dochter en Haar Verloofde naar buiten trad, ging opnieuw een luid ge juich op. Vriendelijk knikte de Koningin tot dank voor deze hartelijke belangstelling. Ook de Prinses en de Prins knikten de aanwezigen vriendelijk toe. Dan stapten de voorname Rei zigers in den trein. Eerst de Koningin, dan de Prinses en tenslotte Prins Bernhard. Aardig was het te zien hoe de Prins op losse, onbe vangen wijze den trein binnenging, sportief wipte hij naar binnen.' In den trein gingen Prinses Juliana en Prins Bernhard dadelijk voor het coupéraam staan, dat uitzag op den Polderweg. Hier hadden zich velen opgesteld om een glimp van de Koninklijke Familie op te vangen. Toen men de Prinses en den Prins dan ook herkende, steeg een luid gejuich op en werd er drulr gezwaaid. Met handgewuif dank te de Prinses ook voor deze attentie. Dan keerden Koningin, Prinses en Prins zich naar de zijde van het perron, waar de autoriteiten nog afscheid namen van het gevolg. Het vertrek. Slechts enkele seconden duurde nu nog het verblijf der Koninklijke Familie in Den Helder. Want even later zette de trein zich langzaam in beweging. Buiten zette de Stafmuziek het Wilhelmus in. De autoriteiten op het perron groetten eerbiedig, de drie Koninklijke Reizi gers bogen diep ten afscheid. Buiten speelde de muziek. En terwijl de trein, die even later dan gewoonlijk, n.1. om 1 minuut voor vieren onder de stationskap wegreed, juichte de menigte den Vertrekkenden ten afscheid toe. Het korte Koninklijke bezoek aan Den Helder was ten einde. De afzetting op het Stationsplein werd nu verbroken, waarna de menigte zich verspreid de en ieder zijns weegs ging. Het bezoek was kort, maar toch heeft Den Helder en haar burgerij op ondubbelzinnige wijze aan haar verknochtheid aan het Koninklijk Huis uiting gegeven. Na den tocht, dien de Koninklijke familie gisteren met den nieuwen kruiser Hr. Ms. „De Ruyter" heeft gemaakt, zijn de Koningin en bet prinselijk paar pen trein naar de Residentie vertrokken. De beide salonwagens, waarin het hooge ge zelschap en enkele leden van de hofhouding hadden plaats genomen, waren tot Alkmaar in een gewonen trein gevoegd. Van Alkmaar af heeft het gezelschap in de Koninklijke salon wagens, welke thans getrokken door een locomotief, waaraan de Koninklijke bagage wagen was gekoppeld een extra-trein vorm den, de reis naar Den Haag voortgezet. Op den vastgestelden tijd, om 5.42 uur, ree de trein onder de verkapping het Hollandsche spoorstation binnen. Voor de Koninklijke Wachtkamer op het eerste perron, was de loo- per uitgelegd. Enkele tientallen belangstellen den, door eenige agenten op een afstand ge houden, waren van de aankomst van de Ko ningin, Prinses Juliana en Prins Bernhard ge tuige. De stationschef, de heer J. A. Breekpot, leidde het hooge gezelschap naar de wacht kamer, onder „hoera"-geroep van de belang stellenden. Enkele oogenblikken later verlieten de Koningin en het prinselijk paar het stations gebouw. Buiten stond in een druilenden regen een honderdtal belangstellenden te wachten. Ook hier was de politie aanwezig, welke voor een afzetting zorgde. In den eersten hofauto namen de Koningin, Haar dochter en Prins Bernard plaats, vrien delijk dankende voor de toejuichingen van de wachtenden. Vijf minuten later reed de Koninklijke auto het plein voor het paleis Noordeinde op. Onder den kastanjeboom stonden slechts weinigen, die uit de aanwezigheid van een versterkte politie macht afleidden, dat er iets bijzonders zou ge beuren. Vrijwel onopgemerkt dus betrad het hooge gezelschap het paleis Noordeinde. In de Buitenhaven ligt het „Wachtschip". Het ligt er reeds vele jaren en zoo met ter tijd is het eigenlijk een stuk marine gewor den, dat tot het onvervreemdbare Nieuwe- diepsche meubilair is gaan behooren. Je kunt je de haven zonder het Wacht schip niet recht denken en als er eens een tijd zal komen dat het tóch verdwijnt, dan zullen we het al even zeer missen als eens het Peperhuisje... Het Wachtschip, of, eerbiediger en met het praedikaat wat het toekomt „Hr. Ms. Wacht schip", is een stuk marine, dat ons van de historie kan vertellen, van de tijden toen onze oorlogsschepen nog met vol zeil op over de zeeën zwalkten en men over een Indische reis nog ettelijke maanden deed. Dat alles overdachten wij heden morgen, toen dat oude Wachtschip, dat zoo vele jaren karakter aan onze haven gegeven heeft versleept werd om... plaats te maken voor een modernen broer, voor Hr. Ms. „De Ruyter". Zooals altijd zaten ook thans de kok meeuwen op het zwarte dek met zqn vele witte spatten. Ze zaten er al even filoso fisch, en al even pessimistisch de Nieuwe- diepsche wereld in te staren als ze dat steeds gedaan hebben en we vroegen ons af of ook zij in gedachten nagingen dat de spreuk Sic Transit Gloria Mundi toch inderdaad wel eenige waarheid bevat... Nietwaar, zoo gaat het, eens heb je de zeeën bevaren en ging je door voor de beste wat er op dit gebied te krijgen was. Later kwam de aftakeling, en toen arriveerden de kruisers. En Hr. Ms. Emma werd ingericht tot „Wachtschip", doch kreeg een eereplaats in de haven. Totdat de „De Ruyter" op een goeien dag arriveerde en... de oude getrouwe vrij-baan had te maken.. Gezien het feit dat tal van marine-menschen intertijd op de „Emma" gediend hebben, en voorts gezien het feit, dat jaar in, jaar uit ontelbare Jantjes hier een gedegen Marine opleiding krijgen lijkt het ons niet ondienstig een paar dingen van dat Wachtschip op te rakelen, die we zoo te hooi en te gras er van opvingen. Men beschouwe het evenwel niet als een zwanezang... De „Emma", thans een ontwapend fregat", was indertijd een zg. stoomfregat met zeil- vermogen, evenals o.a. de „Atjeh" en de „Van Speyck". Het schip was vervaardigd als zg. compositiebouw, hetgeen beteekent, dat het een ijzer schip was, met evenwel onder de waterspiegel een houten buitenhuid. Het bezat voorts 3 volgetuigde masten met ra's en had bij de ouwe marinemenschen een uit stekende reputatie qua zeewaardigheid. Men moet de verhalen hooren van de oude onderofficieren, waarvan er ook thans nog verscheidenen in leven zijn. Verhalen, die ver tellen, hoe daar de Emma volgetuigd over de watervlakte scheerde, en hoe je er trotsch op werd als de lijzeilen bijgezet werden (het welbekende „melkmeisje") en voorts de mars-, onder- en bramzeilen. En glimlachend gaan ze de historie na en vertellen en passant dat het, als het van waaien ging worden, een duivelsch karwei was. Zooals reeds gezegd kon de „Emma" zich zoowel voortbewegen door midel van stoom als door haar zeilen. Wat de bewapening betreft, deze was voor die tijden van behoorlijke sterkte, en men zal dit begrijpen als wij schrijven dat het schip niet minder dan een 20-tal stukken geschut voerde. De batterij was opgesteld in het kuildek, terwijl daar voorts nog waren het bovendek en tusschendek. Nu ligt de Emma hoog op het havenwater en als jongen begrepen we nooit hoe het kwam dat zoo'n schuit niet kapseisde. Van zelfsprekend was dit vroeger anders, als daar beneden de zware stoommachine opgesteld stond met alles wat daarbij behoorde, als daar de groote hoeveelheid victualie aan boord was en als men tenslotte voer met een lading kolen van circa 275 ton. De bemanning bestond uit een 300 koppen, en men zal begrijpen dat een comfort, verge lijking met de schepen van nu niet opgaat. Deed men dit toch dan was de Emma inder daad ON-comfortabal, doch men 4wist niet beter, zoodat niemand er over repte. Ons werd o.a. verteld, dat zelfs de luitenants ter zee 3e klasse sliepen in zeildoeksche hang matten, zoodat zij, die thans ter „De Ruyter" geambarkeerd zijn, zeker geen reden tot klagen hebben. Wat de geschiedenis van de „Emma" na haar diensttijd betreft, na eerst ge- ruimen tijd in de Binnenhaven gelegen te hebben (voor 1914) als logementschip voor den torpedodienst, is het in 1925 verhuisd naar haar huidige ligplaats in de Buitenhaven, en waar het direct als Wachtschip in gebruik genomen werd. En vanaf dien tijd is het daar nimmer meer van zijn plaats geweest... Maar vanmorgen is het alles anders ge worden. Daar zijn sleepbooten gekomen, nijdige zwarte snorders, die hun kabels vast maken aan de zwarte huid van de „Emma" en die de opdracht hadden haar te verslee- pen naar de ligplaats voor de Langebrug, of, zooals het in officieele taal heet, naar afd. B 6. Zooals de heer P. van Twisk in "een adver tentie, voorkomend in dit nummer van de Heldersche Courant mededeelt, is de film wel ke door Polygoon gisteren van het Koninklijk bezoek aaan Den Helder gemaakt werd van Vrijdagavond af in het Rialto-theater te zien. De commandant van de „De Ruyter" heeft medegedeeld, dat de leden van de Koninklijke vereeniging „Onze Vloot" a.s. Zaterdagmid dag om 3 uur den kruiser kunnen bezichtigen. Men verzoekt ons mede te deelen, dat liefheb bers hun lidmaatschapskaart 1936 moeten kunnen overleggen. Gisterenmiddag, tegen twee uur, heeft aan boord van Hr. Ms. „v. Speyck" een plech tigheid plaats gehad. Het was de majoor machinist A. Straus, die uit handen van den commandant van de „Van Speyck", overste Fruin, een Koninklijke onderscheiding ont ving, die hem ter gelegenheid van den ver jaardag van H.M. de Koningin was toegekend. Straus was toen in Indië, vandaar dat de plechtigheid gisteren plaats had, voor het front der bemanning. In een korte toespraak stelde de comman dant den majoor tot een voorbeeld van de jongeren. Door zijn groote plichtsbetrachting aan boord van de „Java" en „Sumatra", waarop hij in Indië gediend had, was majoor machinist Straus deze onderscheiding toege kend, zoo zeide de overste. Met een driewerf hoezee voor de Koningin werd de sympathieke toespraak van den com mandant besloten. Na deze plechtigheid werd nog aan den kwartiermeester Pelgrim, den bronzen me daille voor trouwen dienst uitgereikt. De Vereeniging van Christelijk Marineperso neel (V.C.M.P.) heeft zich tot doel gesteld om de verhouding tusschen marineman en burger en die tusschen de marinemannen onderling zoo goed mogelijk te doen zijn. Zij gaat daarbij van de gezonde redeneering uit, dat, waar goede samenwerking en een juist begrip van saamhoorigheidsgevoel bestaan, dit zonder meer in het voordeel moet zijn én van die categorieën en van de algemeene verstand houding in een marinestad als de onze. Dat doel tracht genoemde vereeniging o.m. na te streven door het organiseeren van amusementsavonden, zooals gisteravond in Casino de tweede in dit seizoen gegeven werd. De eerste was een groot succes, er was toen een tjokvol Casino en uitstekende stemming. Wat de laatste aangaat, wel, die was gister avond ook weer opperbest, maar met de be langstelling was het iets minder gesteld. Toch was de benedenzaal heel goed bezet, toen omstreeks kwart over acht de voorzitter van V.C.M.P., de heer G. Weeda, de bijeenkomst opende. Hij heette allen welkom, in het bijzon der burgemeester G. Ritmeester, luitenant kolonel C. J. baron van Asbeck, commandant van het Koninklijk Instituut der Marine en Ds. Bartlema, vlootpredikant. Na het doel van dezen avond geschetst te hebben (de banden van saamhoorigheid en vriendschap tusschen de militairen en de burgers te versterken), bracht hij dank aan de Directie van Casino, die zoo vriendelijk geweest was om de con sumptieprijzen voor dezen avond te veriagen. Daarna werd psalm 146 1 gezongen, gevolgd door het Wilhelmus. Vervolgens werd aan de afwerking van het gevarieerd programma begonnen Daar was allereerst een zeer interessante film over Oud- Batavia, waarna overste C. J. baron van Asbeck voor het voetlicht trad om een korte toespraak te houden. Toespraak overste van Asbeck. De heer van Asbeck zeide de verhouding tusschen den marineman en den burger niet zoo goed te kennen. Maar hij wist toch een staaltje te vertellen van een bezoek met de „O 6" aan le H&vre in 1921, waaruit bleek, dat die verhouding toch heel goed kan zijn. In die haven toch werkten Hollandsche havenarbei ders en eiken avond, zoolang het bezoek van de Nederlandsche onderzeeboot aan die haven duurde, kwamen marinemannen en burger arbeiders bijeen om den tijd op gezellige wijze te korten. Sprekende over huiselijkheid, con stateerde overste van Asbeck, dat de marine man daar zeer op gesteld is. Dat merkt men het best als hij op zee zit, ver van huis. Dan wordt alle mogelijke best gedaan om aan boord toch maar een huiselijke stemming te verkrijgen. Echter om huiselijkheid te verkrij gen moet men gastvrijheid weten te verleenen. Met betrekking hierop wees overste van Asbeck op Zweden, waar op het platteland gedekt wordt voor alle huisgenooten plus één. Het laatste couvert is bestemd voor den onbe kenden gast. Als er iemand komt, dan is hem dadelijk duidelijk: „er is op je gerekend". „Waarom kan dat in Den Helder niet?", zoo vroeg de spreker en het was duidelijk dat hij hiermede een lans brak voor den braniekraag en de mariniersjas. Waarom zegt men in Den Helder niet tot den matroos of den marinier: „er is op je gerekend?" Deze woorden vonden veel bijval bij de aanwezigen en toen overste van Asbeck dan ook eindigde met de hoop uit te spreken, dat het Zweedsche voorbeeld hier navolging zal vinden (dat behoeft niet letter lijk zoo verstaan te worden), applaudisseerde men hartelijk voor deze sympathieke woorden. Toepsraak van burgemeester Rit meester. Eenige minuten na overste van Asbeck trad onze burgemeester, de heer G. Ritmeester, voor het Wagnerdoek. Hij begon met te ver tellen hoe het kwam, dat hij voor deze ver eeniging sprak. Het gemeentebestuur wilde n.1. een feestavond in Casino geven op 6 Nov. (in verband met de komst van de „De Ruy ter"), maar Casino was bezet door V.C.M.P. Deze vereeniging verleende echter direct medewerking en stelde haar avond op 4 Nov. vast, doch de voorzitter vroeg, blijkbaar als tègenprestatie, of hjj, burgemeester, op den amusementsavond van V.C.M.P. het woord wilde voeren over het onderwerp: „De burger tegenover den militair". „Nu," aldus de burgemeester, „ik als burger voel er niets voor om tegenover een militair te staan, integendeel". Spr. voelt er meer voor om de Als hij zoo eens in de zaal ziet, gelooft hij, Als hij zoo eens in de zjaal ziet, gelooft hij, dat er al een wonderbeste verhouding tusschen militair en burger bestaat. In ons land hebben we niet te veel militairen De meesten daarvan zijn dat bovendien maar tjjdelijk. Zij vormen het militieleger, waarvan de goede geest en tucht van groote opvoedende waarde voor het maatschappelijk leven zijn. Die waarde ontleent dat leger ook aan de volksopvoeding, die ervan uitgaat. Je kunt toch aan de betrokken menschen zien, dat zij in dienst geweest zijn: zij zijn viever, flinker. Wat de verhouding tusschen burger en mili tair aangaat, wel, daarmee gaan we den goe den kant uit. Waar tusschen die twee een goede verhouding bestaat, daar zal de eerste beter tot het inzicht komen van hoe groote beteekenis een goede weermacht voor ons land wel is. Vandaag, aldus vervolgde de heer Rit meester, doelende op het Koninklijk bezoek, hebben we hier een merkwaardigen dag be leefd. Toen ik de Koningin en de Prinses en den Prins zag, had ik gaarne willen juichen, maar dat mocht ik helaas niet. Ook met de 80 rijksveldwachters die hier waren is dat zoo geweest. Voor driekwart was hun gezicht naar het*publiek gekeerd en slechts voor één kwart naar de Koninklijke Familie. Hoe gaarne zou den zij voor de volle vier kwart naar Haar gekeken en gejuicht hebben.* Maar op het politiebureau, waar spr. hen na het vertrek der Hooge Gasten had ontboden, heeft hij hen de gelegenheid geboden om te juichen! Zooals het met die veldwachters was ge steld, zoo was het ook met de militairen.- Die moesten in de houding staan en konden niet juichen. Ook zij zullen dat gewild hebben, maar nu, nu kan het wel. En na eenige gloed volle woorden aan ons Koninklijk Huis gewijd te hebben, stelde de burgemeester voor een „Leve de Koningin, leve de Prinses en een leve Prins Bernhard" uit te roepen. Daaraan werd spontaan door de aanwezigen, die zich van de stoelen verhieven, gevolg gegeven. Een harte lijk applaus volgde op de warme woorden van onzen burgervader. De muziek zette het Wil helmus in, dat door allen staande meegezon gen werd. Vóór de pauze inging, werd een aardig tooneelstukje„Een vermakelijke vergissing" gespeeld, dat veel bij val vond. Het programma na de pauze vermeldde aller eerst een goede voordracht van den heer Groe nendijk en vervolgens de film met den beroem den Jackie Coogan in de hoofdrol, „Peck's stoute jongen". Men begrijpt wel, dat deze geestige rolprent er best inging. Tenslotte heeft de heer Weeda dezen tweeden amuse mentsavond met een woord van dank voor de opkomst en van opwekking om mede te helpen aan het streven van de V.C.M.P., gesloten. Van dezen tweeden amusementsavond kan, evenals van den eersten, gezegd worden, dat hij uitstekend geslaagd is en aan het doel, dat door den voorzitter aan het begin van den avond geschetst werd, beantwoord heeft. Men schrijft ons: Op veler verzoek stelt de Directie van „Musis Sacrum" ook Zondagmiddag a.s. de gelegenheid open tot deelname aan te „Thé Dansant". De introducties, zonder prijsver- hooging zijn dan tevens geldig voor de Popu laire Soirée, die om acht uur aanvangt. We der z(jn er prijzen voor de deelname aan het Cabaret der Amateurs. Als extra prys wordt een fraai Zwitsersch polshorloge beschikbaar gesteld voor een wedstrijd, waaraan elke be- zoeker(ster) kan deelnemen. Men leze de advertentie in dit blad Gistermiddag, te ongeveer 5 uur, zakte een zolder van een woning in de Oranjestraat, welke door werklieden gesloopt werd, in, waardoor een der arbeiders zoodanig kwam te vallen, dat hij per auto naar zijn woning vervoerd moest worden. Aldaar bleek, dat hij verwondingen aan het boen opgeloopen had. Gister slaagden te Amsterdam voor examen Apothekers-Assistente de dames G. Ruig en M. C. Kingma. Onze vroegere stadgenoot, Ds. H. Steen, Geref. predikant te Andijk, voor dien predi kant bij de Geref. Kerk te dezer stede, pro moveerde de vorige week tot doctor in de philosofie, aan de Universiteit te Munster op een proefschrift: „Das Leib Seele Problem in der Philosophie Hollands des 19. und 20. Jahrhunderts". De promotie geschiedde magna cum laude. (Directie Toon de Hoogh). Concert in de Nieuwe Kerk. Bovengenoemd koor gaf gisterenavond in de Nieuwe Kerk, Weststraat, een concert, waar als solisten optraden, behalve de heer De Hoogh zelf (orgel), de sopraan Emmie van Andel (Haarlem) en de bariton Dick Weiman (Amsterdam, l.g. welbekend hier ter stede. Dientengevolge had men een vol kerk gebouw mogen verwachten: men beklaagt zich altijd als op een concert geen solist aan wezig is. Nu waren er twee en hoewel er geenszins gebrek aan belangstelling heerschte, was er toch ook lang geen overmaat. Enfin, zooals altijd, hebben de afwezigen ongelijk gehad en een schitterend concert verzuimd. Reeds de samenstelling van het programma deed iets goeds verwachten :Bach, Haydn en Cherubini vulden het met hun composities en als geheel voldeed het buitengewoon. Nadat de heer De Hoogh met een prélude en fuga in C-mol van Johan Sebastian had geopend, en wij weten allen welk een bekwaam en artistiek organist de heer De Hoogh is, volgde als nummer 2 van het programma een can tate-fragment van J. S. Bach, recitatieven en aria's uit „der Friede sei mit Dir". Hier hadden we al dadelijk gelegenheid met beide solisten kennis te maken; Dick Weiman nog altijd de glanzende, nobele bariton, dien wij van meerdere concerten kennen, Emmie van Andel, een fraaie sopraan, nog wat onzeker hier en daar en nerveus, maar helder en glansrijk. In het volgend nummer konden we haar als soliste hooren, n.1. in het recita tief en aria uit „die Schöpfung" en kwamen deze eigenschapen goed uit. Tezamen met den heer Weiman vertolkte zij het bekende duet „Holde Gattin!" enz. Prachtig, ook van voor dracht, was hier de heer Weiman, zoowel in zijn recitatief als in de aria, ook de sopraan kon alleszins voldoen, al hield zij geen gelij ken tred met den bariton. Na Haydn kwam Cherubini met een buiten gewoon bekoorlijk „Ave Maria", dat mejuf frouw Van Andel gevoelvol vertolkte. Het koor(tje), dat wel klein, maar geens zins onbelangrijk is, had reeds in de Cantate van Bach méegewerkt en ons een prachtig koraal geschonken. Het stond, na dit solisten- werk, voor het groote nummer, Cherubini's „Requiem". Klein, maar fijn, dat is in drie woorden de kwalificatie, die op dit „Helder's Gemengd Klein Koor" van toepassing is. Von- del's woord „het puik van soete keelen" is hier wel op van toepassing. Zooals meestal het geval is, domineerden de vrouwenstem men: èn wat volheid van klank èn wat soe pelheid van toon betreft, moesten de mannen het afleggen. Men kan dit betreuren, het feit blijft nochtans bestaan. Het gaat niet aan zoo'n heel Requiem te analyseeren, al is de verleiding groot. Er was zoo ontzaglijk veel moois, zoo prachtig licht bijvoorbeeld kwam al dadelijk het „lux per- petua luceat eis" (doe hun het eeuwigdurend licht verschijnen) naar voren. En het „Dies irae, dies illa" (dag van gramschap, dag der dagen), die het heelal in asch zal leggen... het was zeer suggestief. Trouwens, overal waar hoogtepunten waren in het werk, was bezieling, gloed, muzikaliteit, ondanks de be trekkelijke zwakte der mannenstemmen te genover de glanzende, jubelende vrouwen stemmen. Dit ongelijksoortige kwam vooral sterk uit in den beurtzang „Preces meae non sunt dignae" (mijn gebeden zijn niet waardig) en wat er verder volgt. O, die dames! hoe subliem en schier bovenaardsch klonk haar zang en dan was de tegenzang der heeren te zwak. Maar nogmaals: daar waar hoogte punten waren: „Rex tremendae majestatis" (o Koning, wiens grootheid ons doet beven), „Confutatis maledictis"... (als de verdoem den tot de helsche vlammen zullen zijn ver wezen), in het slotkoor van het „Libera eas" (verlos ons), in het „Sanctus" en het „Re quiem" van het slot, overal was een zuiver heid van zang, een overgave... neen, de af wezigen hebben honderdmaal ongelijk gehad. Wat een prachtig slot bijvoorbeeld; bij den nobelen inzet der vrouwen kwamen ook de mannenstemmen goed uit. We zullen het hierbij laten: de aanwezigen hebben een prachtigen avond gehad. Vermeld moet nog worden ,dat bij de koor werken, waar uit den aard der zaak de heer De Hoogh dirigeerde, de orgelbegeleiding ge schiede door mejuffrouw Agathe Koch, die dit op uitstekende wijze deed. Bij de solisten was het de heer De Hoogh zelf. Gedurende de maand October werd de lees zaal bezocht door 1685 mannen en 90 vrou wen, totaal 1775 personen. Uitgeleend werden 2757 romans, 1854 kinderboeken en 1589 stu diewerken, totaal 6200 banden. Aangekocht werden de navolgende werken: Romans. Baum: Incident in Lehwinckel. Birkner: Er woei een wondere westenwind. Bokhorst, van: De stille strijder. Corsari: De weg naar Scutari. Douglas: Vergeef ons. Fa- bricius: Flipje. Kaestner: Drie mannen in de sneeuw. Philips: Henri van den overkant. Schendel, van: De rjjke man. Thomas: Neem het: Katrien. Studiewerken. Alberts Modelvliegtuigen bouwen. Blonk e.a.: Algemeene natuurkun dige aardrijkskunde. Brugmans: Geschiedenis van den wereldoorlog. Gurian: De strijd om

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1936 | | pagina 9