De terugkeer van de Koninklijke
familie in de Residentie»
Het Wachtschip maakt
vrij-baan voor de
„De Ruyter
tt
Na vele jaren verdrongen door een
jongeren broerSic transit
Wat was de „Emma" voor
een schip.
Film van het Koninklijk Bezoek.
„Onze Vloot" bezichtigt de
„De Ruyter",
Koninklijk onderscheiden.
Amusementsavond van de
Ver. van Christelijk
Marine-Personeel.
Toespraken van den burgemeester
en van C.J. Baron van Asbeck.
Musis Sacrura.
Werkman door zolder gevallen.
Promotie Ds. H. Steen.
Helders Gemengd Klein
Koor*
Openbare leeszaal en bibliotheek.
tikow en dan volgden de 2 compagnieën mari
niers, elk bestaande uit 2 secties. Het was een
genoegen om te kijken naar de voorbeeldige
wijze, waarop de troep de bevelen van zijn
commandant opvolgde. Bjj het afzetten van het
geweer kwamen 100 geweren als was het met
één klap, neer.
Aardige attentie.
Een aardige attentie werd aan het diaman
ten echtpaar But-Feierabend bewezen. Het
behoefde n.1. niet tusschen al die menschen
te staan met de kans, dat het niets van de
Koninklijke Familie zou zien. Inspecteur
Helder leidde de oudjes vriendelijk het Sta
tionsgebouw binnen waar zij op een gemak-
kelijken stoel gezeten, de Koningin, Prinses
en Prins uitstekend zouden kunnen zien.
Om 8 minuten over half vier was er eenige
beweging in de lange rijen, die tot ver in de
Prins Hendriklaan te zien waren. Kapitein
de Bruyn commandeerde „Geeft acht". Men
rs»cte den hals. Niets te zien. -Het was een
loos gerucht. Maar men behoefde nu toch
niet lang meer te wachten.
Aankomst van de Koninklijke Familie,
aan het Station.
Om 11 minuten voor vier komt er opnieuw
beweging in de menschenschare. Maar nu
intenser, nu is de Koninklijke Familie in
aantocht! En ja hoor, eerst zien we de
motorbrigade, dan volgt een auto waar de
commissaris van politie in gezeten is, dan een
auto, waarin we burgemeester Ritmeester
ontwaren. Het gejuich neemt toe, we zien
een hevig gezwaai van zakdoeken en hoeden.
Het hoerageroep werd sterker en sterker. Dan
verschijnt de Packard van de Prinses om den
hoek en volgt ovatie op ovatie. In de vol
gende auto is de Koningin gezeten en dan
volgen nog twee auto's met het gevolg. Vlak
voor den ingang van de wachtkamer Ille klas
wordt gestopt. Een lakei snelt naar het
portier en opent dat. Het is H.K.H. Prinses
Juliana, het hoofd gedekt door een blauwe
muts, die lachend uitstapt. Zij wordt op den
voet gevolgd door Z. H. Prins Bernhard, die
sportief en luchtig uit de auto springt.
Lachend staan Zij daar even rond te kijken
naar de drukte die hier heerscht. Zij kijken
naar de eerewacht en naar de honderden, die
daarachter juichend met zakdoeken en hoeden
zwaaien. Vriendelijk wuift Prinses Juliana
even terug. Dan is intusschen ook H.M. de
Koningin uitgestapt. Terwijl het jonge Paar
voor den ingang blijft wachten, begeeft
H.M. zich dadelijk naar de beide admiraals en
geeft den wensch te kennen de aanwezige
troepen te inspecteeren.
Inspectie.
Kapitein de Bruyn begroet H.M. en dan
zet de Stafmuziek het Wilhelmus in. Onder
het spelen daarvan vindt de inspectie plaats.
Onmiddellijk daarna treden de Koninklijke
Gasten de wachtkamer binnen, gevolgd door
de admiraals, hun adjudanten en het gevolg.
Enkele minuten houdt het gezelschap zich
hier op. Hi^r neemt de Koninklijke Familie
afscheid van de autoriteiten; intusschen speelt
op het perron de muziek de parademarsch.
Op het perron hadden zich intusschen velen
een plaatsje weten te verwerven. Ook hier
werd echter een groote ruimte opengelaten
voor de Hooge Gasten. Toen de Koningin, ge
volgd door Haar Dochter en Haar Verloofde
naar buiten trad, ging opnieuw een luid ge
juich op. Vriendelijk knikte de Koningin tot
dank voor deze hartelijke belangstelling. Ook
de Prinses en de Prins knikten de aanwezigen
vriendelijk toe. Dan stapten de voorname Rei
zigers in den trein. Eerst de Koningin, dan de
Prinses en tenslotte Prins Bernhard. Aardig
was het te zien hoe de Prins op losse, onbe
vangen wijze den trein binnenging, sportief
wipte hij naar binnen.' In den trein gingen
Prinses Juliana en Prins Bernhard dadelijk
voor het coupéraam staan, dat uitzag op den
Polderweg. Hier hadden zich velen opgesteld
om een glimp van de Koninklijke Familie op
te vangen. Toen men de Prinses en den Prins
dan ook herkende, steeg een luid gejuich op en
werd er drulr gezwaaid. Met handgewuif dank
te de Prinses ook voor deze attentie. Dan
keerden Koningin, Prinses en Prins zich naar
de zijde van het perron, waar de autoriteiten
nog afscheid namen van het gevolg.
Het vertrek.
Slechts enkele seconden duurde nu nog het
verblijf der Koninklijke Familie in Den Helder.
Want even later zette de trein zich langzaam
in beweging. Buiten zette de Stafmuziek het
Wilhelmus in. De autoriteiten op het perron
groetten eerbiedig, de drie Koninklijke Reizi
gers bogen diep ten afscheid. Buiten speelde
de muziek. En terwijl de trein, die even later
dan gewoonlijk, n.1. om 1 minuut voor vieren
onder de stationskap wegreed, juichte de
menigte den Vertrekkenden ten afscheid toe.
Het korte Koninklijke bezoek aan Den Helder
was ten einde.
De afzetting op het Stationsplein werd nu
verbroken, waarna de menigte zich verspreid
de en ieder zijns weegs ging. Het bezoek was
kort, maar toch heeft Den Helder en haar
burgerij op ondubbelzinnige wijze aan haar
verknochtheid aan het Koninklijk Huis uiting
gegeven.
Na den tocht, dien de Koninklijke familie
gisteren met den nieuwen kruiser Hr. Ms. „De
Ruyter" heeft gemaakt, zijn de Koningin en
bet prinselijk paar pen trein naar de Residentie
vertrokken.
De beide salonwagens, waarin het hooge ge
zelschap en enkele leden van de hofhouding
hadden plaats genomen, waren tot Alkmaar in
een gewonen trein gevoegd. Van Alkmaar af
heeft het gezelschap in de Koninklijke salon
wagens, welke thans getrokken door een
locomotief, waaraan de Koninklijke bagage
wagen was gekoppeld een extra-trein vorm
den, de reis naar Den Haag voortgezet.
Op den vastgestelden tijd, om 5.42 uur, ree
de trein onder de verkapping het Hollandsche
spoorstation binnen. Voor de Koninklijke
Wachtkamer op het eerste perron, was de loo-
per uitgelegd. Enkele tientallen belangstellen
den, door eenige agenten op een afstand ge
houden, waren van de aankomst van de Ko
ningin, Prinses Juliana en Prins Bernhard ge
tuige.
De stationschef, de heer J. A. Breekpot,
leidde het hooge gezelschap naar de wacht
kamer, onder „hoera"-geroep van de belang
stellenden.
Enkele oogenblikken later verlieten de
Koningin en het prinselijk paar het stations
gebouw. Buiten stond in een druilenden regen
een honderdtal belangstellenden te wachten.
Ook hier was de politie aanwezig, welke voor
een afzetting zorgde.
In den eersten hofauto namen de Koningin,
Haar dochter en Prins Bernard plaats, vrien
delijk dankende voor de toejuichingen van de
wachtenden.
Vijf minuten later reed de Koninklijke auto
het plein voor het paleis Noordeinde op. Onder
den kastanjeboom stonden slechts weinigen, die
uit de aanwezigheid van een versterkte politie
macht afleidden, dat er iets bijzonders zou ge
beuren. Vrijwel onopgemerkt dus betrad het
hooge gezelschap het paleis Noordeinde.
In de Buitenhaven ligt het „Wachtschip".
Het ligt er reeds vele jaren en zoo met ter
tijd is het eigenlijk een stuk marine gewor
den, dat tot het onvervreemdbare Nieuwe-
diepsche meubilair is gaan behooren.
Je kunt je de haven zonder het Wacht
schip niet recht denken en als er eens een tijd
zal komen dat het tóch verdwijnt, dan zullen
we het al even zeer missen als eens het
Peperhuisje...
Het Wachtschip, of, eerbiediger en met het
praedikaat wat het toekomt „Hr. Ms. Wacht
schip", is een stuk marine, dat ons van de
historie kan vertellen, van de tijden toen
onze oorlogsschepen nog met vol zeil op over
de zeeën zwalkten en men over een Indische
reis nog ettelijke maanden deed.
Dat alles overdachten wij heden
morgen, toen dat oude Wachtschip, dat
zoo vele jaren karakter aan onze haven
gegeven heeft versleept werd om... plaats
te maken voor een modernen broer, voor
Hr. Ms. „De Ruyter".
Zooals altijd zaten ook thans de kok
meeuwen op het zwarte dek met zqn vele
witte spatten. Ze zaten er al even filoso
fisch, en al even pessimistisch de Nieuwe-
diepsche wereld in te staren als ze dat steeds
gedaan hebben en we vroegen ons af of ook
zij in gedachten nagingen dat de spreuk Sic
Transit Gloria Mundi toch inderdaad wel
eenige waarheid bevat... Nietwaar, zoo gaat
het, eens heb je de zeeën bevaren en ging je
door voor de beste wat er op dit gebied te
krijgen was. Later kwam de aftakeling, en
toen arriveerden de kruisers. En Hr. Ms.
Emma werd ingericht tot „Wachtschip",
doch kreeg een eereplaats in de haven.
Totdat de „De Ruyter" op een goeien dag
arriveerde en... de oude getrouwe vrij-baan
had te maken..
Gezien het feit dat tal van marine-menschen
intertijd op de „Emma" gediend hebben, en
voorts gezien het feit, dat jaar in, jaar uit
ontelbare Jantjes hier een gedegen Marine
opleiding krijgen lijkt het ons niet ondienstig
een paar dingen van dat Wachtschip op te
rakelen, die we zoo te hooi en te gras er van
opvingen.
Men beschouwe het evenwel niet als een
zwanezang...
De „Emma", thans een ontwapend fregat",
was indertijd een zg. stoomfregat met zeil-
vermogen, evenals o.a. de „Atjeh" en de
„Van Speyck". Het schip was vervaardigd als
zg. compositiebouw, hetgeen beteekent, dat
het een ijzer schip was, met evenwel onder
de waterspiegel een houten buitenhuid. Het
bezat voorts 3 volgetuigde masten met ra's
en had bij de ouwe marinemenschen een uit
stekende reputatie qua zeewaardigheid.
Men moet de verhalen hooren van de oude
onderofficieren, waarvan er ook thans nog
verscheidenen in leven zijn. Verhalen, die ver
tellen, hoe daar de Emma volgetuigd over de
watervlakte scheerde, en hoe je er trotsch
op werd als de lijzeilen bijgezet werden (het
welbekende „melkmeisje") en voorts de
mars-, onder- en bramzeilen. En glimlachend
gaan ze de historie na en vertellen en passant
dat het, als het van waaien ging worden, een
duivelsch karwei was.
Zooals reeds gezegd kon de „Emma" zich
zoowel voortbewegen door midel van stoom
als door haar zeilen.
Wat de bewapening betreft, deze was voor
die tijden van behoorlijke sterkte, en men zal
dit begrijpen als wij schrijven dat het schip
niet minder dan een 20-tal stukken geschut
voerde.
De batterij was opgesteld in het kuildek,
terwijl daar voorts nog waren het bovendek
en tusschendek.
Nu ligt de Emma hoog op het havenwater
en als jongen begrepen we nooit hoe het
kwam dat zoo'n schuit niet kapseisde. Van
zelfsprekend was dit vroeger anders, als daar
beneden de zware stoommachine opgesteld
stond met alles wat daarbij behoorde, als daar
de groote hoeveelheid victualie aan boord was
en als men tenslotte voer met een lading
kolen van circa 275 ton.
De bemanning bestond uit een 300 koppen,
en men zal begrijpen dat een comfort, verge
lijking met de schepen van nu niet opgaat.
Deed men dit toch dan was de Emma inder
daad ON-comfortabal, doch men 4wist niet
beter, zoodat niemand er over repte. Ons
werd o.a. verteld, dat zelfs de luitenants ter
zee 3e klasse sliepen in zeildoeksche hang
matten, zoodat zij, die thans ter „De Ruyter"
geambarkeerd zijn, zeker geen reden tot
klagen hebben.
Wat de geschiedenis van de „Emma"
na haar diensttijd betreft, na eerst ge-
ruimen tijd in de Binnenhaven gelegen
te hebben (voor 1914) als logementschip
voor den torpedodienst, is het in 1925
verhuisd naar haar huidige ligplaats in
de Buitenhaven, en waar het direct als
Wachtschip in gebruik genomen werd.
En vanaf dien tijd is het daar nimmer
meer van zijn plaats geweest...
Maar vanmorgen is het alles anders ge
worden. Daar zijn sleepbooten gekomen,
nijdige zwarte snorders, die hun kabels vast
maken aan de zwarte huid van de „Emma"
en die de opdracht hadden haar te verslee-
pen naar de ligplaats voor de Langebrug, of,
zooals het in officieele taal heet, naar afd.
B 6.
Zooals de heer P. van Twisk in "een adver
tentie, voorkomend in dit nummer van de
Heldersche Courant mededeelt, is de film wel
ke door Polygoon gisteren van het Koninklijk
bezoek aaan Den Helder gemaakt werd van
Vrijdagavond af in het Rialto-theater te zien.
De commandant van de „De Ruyter" heeft
medegedeeld, dat de leden van de Koninklijke
vereeniging „Onze Vloot" a.s. Zaterdagmid
dag om 3 uur den kruiser kunnen bezichtigen.
Men verzoekt ons mede te deelen, dat liefheb
bers hun lidmaatschapskaart 1936 moeten
kunnen overleggen.
Gisterenmiddag, tegen twee uur, heeft
aan boord van Hr. Ms. „v. Speyck" een plech
tigheid plaats gehad. Het was de majoor
machinist A. Straus, die uit handen van den
commandant van de „Van Speyck", overste
Fruin, een Koninklijke onderscheiding ont
ving, die hem ter gelegenheid van den ver
jaardag van H.M. de Koningin was toegekend.
Straus was toen in Indië, vandaar dat de
plechtigheid gisteren plaats had, voor het
front der bemanning.
In een korte toespraak stelde de comman
dant den majoor tot een voorbeeld van de
jongeren. Door zijn groote plichtsbetrachting
aan boord van de „Java" en „Sumatra",
waarop hij in Indië gediend had, was majoor
machinist Straus deze onderscheiding toege
kend, zoo zeide de overste.
Met een driewerf hoezee voor de Koningin
werd de sympathieke toespraak van den com
mandant besloten.
Na deze plechtigheid werd nog aan den
kwartiermeester Pelgrim, den bronzen me
daille voor trouwen dienst uitgereikt.
De Vereeniging van Christelijk Marineperso
neel (V.C.M.P.) heeft zich tot doel gesteld om
de verhouding tusschen marineman en burger
en die tusschen de marinemannen onderling
zoo goed mogelijk te doen zijn. Zij gaat daarbij
van de gezonde redeneering uit, dat, waar
goede samenwerking en een juist begrip van
saamhoorigheidsgevoel bestaan, dit zonder
meer in het voordeel moet zijn én van die
categorieën en van de algemeene verstand
houding in een marinestad als de onze.
Dat doel tracht genoemde vereeniging o.m.
na te streven door het organiseeren van
amusementsavonden, zooals gisteravond in
Casino de tweede in dit seizoen gegeven werd.
De eerste was een groot succes, er was toen
een tjokvol Casino en uitstekende stemming.
Wat de laatste aangaat, wel, die was gister
avond ook weer opperbest, maar met de be
langstelling was het iets minder gesteld. Toch
was de benedenzaal heel goed bezet, toen
omstreeks kwart over acht de voorzitter van
V.C.M.P., de heer G. Weeda, de bijeenkomst
opende. Hij heette allen welkom, in het bijzon
der burgemeester G. Ritmeester, luitenant
kolonel C. J. baron van Asbeck, commandant
van het Koninklijk Instituut der Marine en
Ds. Bartlema, vlootpredikant. Na het doel van
dezen avond geschetst te hebben (de banden
van saamhoorigheid en vriendschap tusschen
de militairen en de burgers te versterken),
bracht hij dank aan de Directie van Casino,
die zoo vriendelijk geweest was om de con
sumptieprijzen voor dezen avond te veriagen.
Daarna werd psalm 146 1 gezongen, gevolgd
door het Wilhelmus.
Vervolgens werd aan de afwerking van het
gevarieerd programma begonnen Daar was
allereerst een zeer interessante film over Oud-
Batavia, waarna overste C. J. baron van
Asbeck voor het voetlicht trad om een korte
toespraak te houden.
Toespraak overste van Asbeck.
De heer van Asbeck zeide de verhouding
tusschen den marineman en den burger niet
zoo goed te kennen. Maar hij wist toch een
staaltje te vertellen van een bezoek met de
„O 6" aan le H&vre in 1921, waaruit bleek, dat
die verhouding toch heel goed kan zijn. In die
haven toch werkten Hollandsche havenarbei
ders en eiken avond, zoolang het bezoek van
de Nederlandsche onderzeeboot aan die haven
duurde, kwamen marinemannen en burger
arbeiders bijeen om den tijd op gezellige wijze
te korten. Sprekende over huiselijkheid, con
stateerde overste van Asbeck, dat de marine
man daar zeer op gesteld is. Dat merkt men
het best als hij op zee zit, ver van huis. Dan
wordt alle mogelijke best gedaan om aan
boord toch maar een huiselijke stemming te
verkrijgen. Echter om huiselijkheid te verkrij
gen moet men gastvrijheid weten te verleenen.
Met betrekking hierop wees overste van
Asbeck op Zweden, waar op het platteland
gedekt wordt voor alle huisgenooten plus één.
Het laatste couvert is bestemd voor den onbe
kenden gast. Als er iemand komt, dan is hem
dadelijk duidelijk: „er is op je gerekend".
„Waarom kan dat in Den Helder niet?", zoo
vroeg de spreker en het was duidelijk dat hij
hiermede een lans brak voor den braniekraag
en de mariniersjas. Waarom zegt men in Den
Helder niet tot den matroos of den marinier:
„er is op je gerekend?" Deze woorden vonden
veel bijval bij de aanwezigen en toen overste
van Asbeck dan ook eindigde met de hoop uit
te spreken, dat het Zweedsche voorbeeld hier
navolging zal vinden (dat behoeft niet letter
lijk zoo verstaan te worden), applaudisseerde
men hartelijk voor deze sympathieke woorden.
Toepsraak van burgemeester Rit
meester.
Eenige minuten na overste van Asbeck trad
onze burgemeester, de heer G. Ritmeester,
voor het Wagnerdoek. Hij begon met te ver
tellen hoe het kwam, dat hij voor deze ver
eeniging sprak. Het gemeentebestuur wilde
n.1. een feestavond in Casino geven op 6 Nov.
(in verband met de komst van de „De Ruy
ter"), maar Casino was bezet door V.C.M.P.
Deze vereeniging verleende echter direct
medewerking en stelde haar avond op 4 Nov.
vast, doch de voorzitter vroeg, blijkbaar als
tègenprestatie, of hjj, burgemeester, op den
amusementsavond van V.C.M.P. het woord
wilde voeren over het onderwerp: „De
burger tegenover den militair". „Nu,"
aldus de burgemeester, „ik als burger voel er
niets voor om tegenover een militair te staan,
integendeel". Spr. voelt er meer voor om de
Als hij zoo eens in de zaal ziet, gelooft hij,
Als hij zoo eens in de zjaal ziet, gelooft hij,
dat er al een wonderbeste verhouding tusschen
militair en burger bestaat.
In ons land hebben we niet te veel militairen
De meesten daarvan zijn dat bovendien maar
tjjdelijk. Zij vormen het militieleger, waarvan
de goede geest en tucht van groote opvoedende
waarde voor het maatschappelijk leven zijn.
Die waarde ontleent dat leger ook aan de
volksopvoeding, die ervan uitgaat. Je kunt
toch aan de betrokken menschen zien, dat zij
in dienst geweest zijn: zij zijn viever, flinker.
Wat de verhouding tusschen burger en mili
tair aangaat, wel, daarmee gaan we den goe
den kant uit. Waar tusschen die twee een
goede verhouding bestaat, daar zal de eerste
beter tot het inzicht komen van hoe groote
beteekenis een goede weermacht voor ons
land wel is.
Vandaag, aldus vervolgde de heer Rit
meester, doelende op het Koninklijk bezoek,
hebben we hier een merkwaardigen dag be
leefd. Toen ik de Koningin en de Prinses en
den Prins zag, had ik gaarne willen juichen,
maar dat mocht ik helaas niet. Ook met de
80 rijksveldwachters die hier waren is dat zoo
geweest. Voor driekwart was hun gezicht naar
het*publiek gekeerd en slechts voor één kwart
naar de Koninklijke Familie. Hoe gaarne zou
den zij voor de volle vier kwart naar Haar
gekeken en gejuicht hebben.* Maar op het
politiebureau, waar spr. hen na het vertrek
der Hooge Gasten had ontboden, heeft hij hen
de gelegenheid geboden om te juichen!
Zooals het met die veldwachters was ge
steld, zoo was het ook met de militairen.- Die
moesten in de houding staan en konden niet
juichen. Ook zij zullen dat gewild hebben,
maar nu, nu kan het wel. En na eenige gloed
volle woorden aan ons Koninklijk Huis gewijd
te hebben, stelde de burgemeester voor een
„Leve de Koningin, leve de Prinses en een leve
Prins Bernhard" uit te roepen. Daaraan werd
spontaan door de aanwezigen, die zich van de
stoelen verhieven, gevolg gegeven. Een harte
lijk applaus volgde op de warme woorden van
onzen burgervader. De muziek zette het Wil
helmus in, dat door allen staande meegezon
gen werd.
Vóór de pauze inging, werd een aardig
tooneelstukje„Een vermakelijke vergissing"
gespeeld, dat veel bij val vond.
Het programma na de pauze vermeldde aller
eerst een goede voordracht van den heer Groe
nendijk en vervolgens de film met den beroem
den Jackie Coogan in de hoofdrol, „Peck's
stoute jongen". Men begrijpt wel, dat deze
geestige rolprent er best inging. Tenslotte
heeft de heer Weeda dezen tweeden amuse
mentsavond met een woord van dank voor de
opkomst en van opwekking om mede te helpen
aan het streven van de V.C.M.P., gesloten.
Van dezen tweeden amusementsavond kan,
evenals van den eersten, gezegd worden, dat
hij uitstekend geslaagd is en aan het doel, dat
door den voorzitter aan het begin van den
avond geschetst werd, beantwoord heeft.
Men schrijft ons:
Op veler verzoek stelt de Directie van
„Musis Sacrum" ook Zondagmiddag a.s. de
gelegenheid open tot deelname aan te „Thé
Dansant". De introducties, zonder prijsver-
hooging zijn dan tevens geldig voor de Popu
laire Soirée, die om acht uur aanvangt. We
der z(jn er prijzen voor de deelname aan het
Cabaret der Amateurs. Als extra prys wordt
een fraai Zwitsersch polshorloge beschikbaar
gesteld voor een wedstrijd, waaraan elke be-
zoeker(ster) kan deelnemen. Men leze de
advertentie in dit blad
Gistermiddag, te ongeveer 5 uur, zakte een
zolder van een woning in de Oranjestraat,
welke door werklieden gesloopt werd, in,
waardoor een der arbeiders zoodanig kwam
te vallen, dat hij per auto naar zijn woning
vervoerd moest worden.
Aldaar bleek, dat hij verwondingen aan het
boen opgeloopen had.
Gister slaagden te Amsterdam voor
examen Apothekers-Assistente de dames G.
Ruig en M. C. Kingma.
Onze vroegere stadgenoot, Ds. H. Steen,
Geref. predikant te Andijk, voor dien predi
kant bij de Geref. Kerk te dezer stede, pro
moveerde de vorige week tot doctor in de
philosofie, aan de Universiteit te Munster op
een proefschrift: „Das Leib Seele Problem
in der Philosophie Hollands des 19. und 20.
Jahrhunderts".
De promotie geschiedde magna cum laude.
(Directie Toon de Hoogh).
Concert in de Nieuwe Kerk.
Bovengenoemd koor gaf gisterenavond in
de Nieuwe Kerk, Weststraat, een concert,
waar als solisten optraden, behalve de heer
De Hoogh zelf (orgel), de sopraan Emmie
van Andel (Haarlem) en de bariton Dick
Weiman (Amsterdam, l.g. welbekend hier ter
stede. Dientengevolge had men een vol kerk
gebouw mogen verwachten: men beklaagt
zich altijd als op een concert geen solist aan
wezig is. Nu waren er twee en hoewel er
geenszins gebrek aan belangstelling heerschte,
was er toch ook lang geen overmaat. Enfin,
zooals altijd, hebben de afwezigen ongelijk
gehad en een schitterend concert verzuimd.
Reeds de samenstelling van het programma
deed iets goeds verwachten :Bach, Haydn en
Cherubini vulden het met hun composities en
als geheel voldeed het buitengewoon. Nadat
de heer De Hoogh met een prélude en fuga
in C-mol van Johan Sebastian had geopend,
en wij weten allen welk een bekwaam en
artistiek organist de heer De Hoogh is, volgde
als nummer 2 van het programma een can
tate-fragment van J. S. Bach, recitatieven
en aria's uit „der Friede sei mit Dir". Hier
hadden we al dadelijk gelegenheid met beide
solisten kennis te maken; Dick Weiman nog
altijd de glanzende, nobele bariton, dien wij
van meerdere concerten kennen, Emmie van
Andel, een fraaie sopraan, nog wat onzeker
hier en daar en nerveus, maar helder en
glansrijk. In het volgend nummer konden
we haar als soliste hooren, n.1. in het recita
tief en aria uit „die Schöpfung" en kwamen
deze eigenschapen goed uit. Tezamen met den
heer Weiman vertolkte zij het bekende duet
„Holde Gattin!" enz. Prachtig, ook van voor
dracht, was hier de heer Weiman, zoowel in
zijn recitatief als in de aria, ook de sopraan
kon alleszins voldoen, al hield zij geen gelij
ken tred met den bariton.
Na Haydn kwam Cherubini met een buiten
gewoon bekoorlijk „Ave Maria", dat mejuf
frouw Van Andel gevoelvol vertolkte.
Het koor(tje), dat wel klein, maar geens
zins onbelangrijk is, had reeds in de Cantate
van Bach méegewerkt en ons een prachtig
koraal geschonken. Het stond, na dit solisten-
werk, voor het groote nummer, Cherubini's
„Requiem". Klein, maar fijn, dat is in drie
woorden de kwalificatie, die op dit „Helder's
Gemengd Klein Koor" van toepassing is. Von-
del's woord „het puik van soete keelen" is
hier wel op van toepassing. Zooals meestal
het geval is, domineerden de vrouwenstem
men: èn wat volheid van klank èn wat soe
pelheid van toon betreft, moesten de mannen
het afleggen. Men kan dit betreuren, het feit
blijft nochtans bestaan.
Het gaat niet aan zoo'n heel Requiem te
analyseeren, al is de verleiding groot. Er was
zoo ontzaglijk veel moois, zoo prachtig licht
bijvoorbeeld kwam al dadelijk het „lux per-
petua luceat eis" (doe hun het eeuwigdurend
licht verschijnen) naar voren. En het „Dies
irae, dies illa" (dag van gramschap, dag der
dagen), die het heelal in asch zal leggen...
het was zeer suggestief. Trouwens, overal
waar hoogtepunten waren in het werk, was
bezieling, gloed, muzikaliteit, ondanks de be
trekkelijke zwakte der mannenstemmen te
genover de glanzende, jubelende vrouwen
stemmen. Dit ongelijksoortige kwam vooral
sterk uit in den beurtzang „Preces meae non
sunt dignae" (mijn gebeden zijn niet waardig)
en wat er verder volgt. O, die dames! hoe
subliem en schier bovenaardsch klonk haar
zang en dan was de tegenzang der heeren te
zwak. Maar nogmaals: daar waar hoogte
punten waren: „Rex tremendae majestatis"
(o Koning, wiens grootheid ons doet beven),
„Confutatis maledictis"... (als de verdoem
den tot de helsche vlammen zullen zijn ver
wezen), in het slotkoor van het „Libera eas"
(verlos ons), in het „Sanctus" en het „Re
quiem" van het slot, overal was een zuiver
heid van zang, een overgave... neen, de af
wezigen hebben honderdmaal ongelijk gehad.
Wat een prachtig slot bijvoorbeeld; bij den
nobelen inzet der vrouwen kwamen ook de
mannenstemmen goed uit.
We zullen het hierbij laten: de aanwezigen
hebben een prachtigen avond gehad.
Vermeld moet nog worden ,dat bij de koor
werken, waar uit den aard der zaak de heer
De Hoogh dirigeerde, de orgelbegeleiding ge
schiede door mejuffrouw Agathe Koch, die
dit op uitstekende wijze deed. Bij de solisten
was het de heer De Hoogh zelf.
Gedurende de maand October werd de lees
zaal bezocht door 1685 mannen en 90 vrou
wen, totaal 1775 personen. Uitgeleend werden
2757 romans, 1854 kinderboeken en 1589 stu
diewerken, totaal 6200 banden.
Aangekocht werden de navolgende werken:
Romans. Baum: Incident in Lehwinckel.
Birkner: Er woei een wondere westenwind.
Bokhorst, van: De stille strijder. Corsari: De
weg naar Scutari. Douglas: Vergeef ons. Fa-
bricius: Flipje. Kaestner: Drie mannen in de
sneeuw. Philips: Henri van den overkant.
Schendel, van: De rjjke man. Thomas: Neem
het: Katrien.
Studiewerken. Alberts Modelvliegtuigen
bouwen. Blonk e.a.: Algemeene natuurkun
dige aardrijkskunde. Brugmans: Geschiedenis
van den wereldoorlog. Gurian: De strijd om