Stadsnieuws ts/'a nt DE STROOPER BEL OP 636 Vrijdag 6 November 1936 Heldersche Courant Tweede Blad Koninklijke dankbetuiging. j algemeene kennis, dat Hare j Majesteit de Koningin hem :t WT ot Steun" bestaat 50 jaar ASTO-TAX RUIJGHWEG 3 8. De ontvangst ten Raadhuize» Het huwelijk van Prinses Juliana en Prins Bernhard» De werkzaamheden aan de kleine Marine schutsluis naderen haar voltooiing* Activiteit van een rustende. Het wachtschip wordt versleept. Leerboeken voor de UX.Ck-school aan de Kolensteeg» voor het bleeken bleekt WITTER voor VIJF wasschen f6 ck Zij weigerde 170 gulden ouderdomsrente» FEUILLETON, DOOR PETER BARON I De BURGEMEESTER van I DEN HELDER brengt ter heeft opgedragen Hoogstder- zeiver hooge waardeering, alsmede die van Hare Ko- ninklijke Hoogheid Prinses Juliana en Zijne Doorluchtige j Hoogheid PrinsBernhard aan de Ingezetenen te willen over- 2 brengen, voor de zoo hartelijke j en van zooveel liefde voor het Koninklijk Huis getui- j gende ontvangst. De Burgemeester voornoemd, RITMEESTER. De Vereeniging „Tot Steun", welke zich ten doel stelt het verwaarloosde kind maat schappelijk en zedelijk terecht te helpen, be staat dezer dagen 50 jaar. In die halve eeuw heeft zij zich het lot van zeer vele kinderen aangetrokken en hen, hetzij door gezinsver pleging, hetzij in één van haar Tehuizen tot een goed en flink mensch in de maatschappij trachten te vormen. Nietwaar, ieder menschen- leven heeft oneindige waarde. Mag de vereeniging dus met genoegen terugzien op den gepresteerden arbeid in de afgeloopen jaren, wat de toekomst aangaat ziet het er niet zoo rooskleurig uit. Wil de vereeniging haar mooie werk op denzelfden voet blijven voortzetten dan is het noodig dat jnen haar in deze te hulp komt. Dat kan men doen door zich als lid op te geven voor 2.50 of meer per jaar of als begunstiger voor 50 centen of meer per jaar. Natuurlijk zijn ook andere giften welkom. Dezer dagen wordt in onze stad een circu laire verspreid, waarin onze stadgenooten opgewekt worden om „Tot Steun" op boven genoemde wijze te steunen. Gaarne willen wij deze circulaire een warm woord van aanbe veling medegeven. „Steunt Tot Steun", het zij door lid of begunstiger te worden, dan wel door het zenden van een gift aan den plaat selijken secretaris den heer Joh. Langhorst, Binnenhaven 29, alhier. Zij, die onverhoopt genoemde circulaire niet mochten hebben ont vangen en die sympathiseeren met de idiëele doelstelling van de vereeniging, gelieven zich even in verbinding te stellen met genoemden secretaris. Laat het 50-jarig bestaan van „Tot Steun" tot een waar jubileum worden! Mag nog maals ons slotwoord zijn: „Elk menschen- leven heeft oneindige waarde." Van den Etat-Major van Hr. Ms. „De Ruyter". De Commissaris van Politie verzoekt ons er de aandacht op te willen vestigen, dat het aanrijden van auto's bij gelegenheid van de hedenavond ten Raadhuize alhier plaats hebbende ontvangst van den Etat-Major van Hr. Ms. „De Ruyter" en genoodigden, alleen wordt toegelaten via de Kerkgracht uit de richting van de Postbrug, terwijl het afrij den in omgekeerde richting dient te geschie den. Buurt-Comité 2e Vroonstraat. K. Horsman, Voorz., 2e Vroonstr. 17. J. Posthuma, Secr., 2e Vroonstr. 1. J. Klaver, 2e Secr., 2e Vroonstr. 11. Koning dwarsstraat. Hablous, Voorz., Koningdwarsstr. 9. J. van Leeuwen, Secr., Koningdwarsstr. 25. Spoor grachtVischmarkt. M. Govers, Voorz., Spoorgracht 24. M. Kruijff, Secr., Vischmarkt 28. Stakman Bossestraat en Jan in 't Veltstraat. Mevr. v. d. Berg, Voorz., Stakman Bossestr. 13. Mevr. Geervliet, Penn., Stakman Bossestr. 27. Wagenstraat. G. Wierer, Voorz., Wagenstr. 3. J. H. Walburg, Secr., Wagenstraat 33. Hoogstraat en Koningdw.str. van Hoogstr. tot Koningstraat. D. Steeman, Voorz., Hoogstraat 97. D. den Brasem, Secr., Hoogstr. 69. Hertzogstraat. H. J. J. Kessenich, Voorz., Hertzogstr. 48. J. W. London, Secr., Hertzogstr. 52. Kanaalweg en Kerkgracht. H. Schol, Voorz., Kanaalweg 34. G. M. v. d. Plaat, Secr., Kerkgracht 41. Van Galenstraat. W. A. VisSer, Voorz., Van Galenstr. 47. W. Burger, Secr., Van Galenstraat 26. Brouwerstraat. P. J. Izaksson, Voorz., Brouwerstr. 36. Mej. T. Zegel, Secr., Brouwerstr. 18. Zuidstraat. D. Bakker, Voorz., Zuidstraat 13. A. v. d. Lagemaat, Secr., Zuidstraat 79. Molengracht. F. Winter, Voorz., Molengracht 10. B. J. Lorette, Secr., Molengracht 27. Tuindorp oude gedeelte). H. J. Drost, Voorz., Leliestraat 7. L. Huisman, Secr., Tuinstraat 19. Molenstraat (met de hoornen). S. Makelaar, Voorz., Molenstraat 44. G. Lemmers, Secr., Molenstraat 46. J. C. Duinker, Molenstraat 58. Stakman Bossestraat en Beukenkampstraat. A. P. de Wit, Voorz., Stakman Bossestraat 67. Ambriola, Secr., Stakman Bossestraat 54. Koningstr, Spoorstr., Keizerstraat. H. W. Zegel, Voorz., Koningstr. 73. J. F. v. Wijngaarden, Secr., Koningstr. 9. Goversstraat. Th. Verbey, Voorz., Goversstraat 51. A. Boutkan, Secr., Goversstr. 19. Nieuwstraat. P. N. Kelder, Voorz., Nieuwstr. 74. J. Nieuwkamp, Secr., Nieuwstr. 51. Jan in 't Veltstraat, van Jonkerstr. t.m. Nieuwstraat. P. de Beurs, Voorz., Jan in 't Veltstraat 76. G. M. v. d. Poel, Secr., Jan in 't Veltstr. 56. Krugerstraat. P. K. Groot, Voorz., Krugerstr. 114. H. J. Glinthuis, Secr., Krugerstr. 73. Middenstraat. H. J. de Bunje, Voorz., Middenstr. 63. L. C. Geerling, Secr., Jeugdherberg. Sternstraat. F. Verlinden, Voorz., Sternstraat 52. J. P. Dronkers, Secr., Sternstraat 43. Weezenstraat. G. Egner, Secr., Weezenstr. 23. J. Bakker, Penn., Weezenstr. 41. Fazantenstraat. G. G. Staleman, Voorz., Fazantenstr. 32. D. Langeveld, Secr., Fazantenstr. 62. Oostslootstraat. A. van Wijk, Voorz., Oostslootstr. 59. A. van Beek, Secr., Oostslootstr. 47. Bassingracht. Geurts, Voorz., Bassingracht. P. Zwartes, Secr., Bassingracht. Westgracht. L. Hut, Voorz., Westgracht 24. W. G. Bakker, Secr., Westgracht 82. Steengracht. J. G. v. d. Zee, Voorz,, Steengracht 10. Joh. Vink, Secr., Steengracht 3. Violenstraat. G. van Duin, Voorz., Violenstraat 58. J. van Santen, Secr., Violenstraat 73. Sluisdijkstraat. A. Stam, Voorz., Sluisdijkstraat 7. H. A. Tijdema, Secr., Sluisdijkstraat 121. Vijzelstraat. A. van Klaveren, Voorz., Jan in 't Veltstraat. J. van Veen, Secr., Vijzelstraat 207. Loods grachtKanaalweg. K. Zeeman, Voorz., Looiersteeg 2. J. Boerdijk, Secr., Loodsgracht 21. Vlamingstraat. S. Lak, Voorz., Vlamingstraat 3. H. Thiel, Secr., Vlamingstraat 1. Huisduinen. J. Sinjewel, Voorz., Badhuisstraat 130. J. de Jong, Badhuisstraat 30. KuiperstraatDoolhof. J. Vos, Voorz. J. G. Vroegen, 2e Voorz. J. Plas, Secr. Torenstraat. M. Schilperoort, Voorz., Torenstraat 30. J. K. van Hartingvelde, Secr., Torenstraat 22. Diaconiestraat. J. Orynus, Voorz., Diaconiestraat 4. P. Cirk, Diaconiestraat 6. SperwerstraatMeeuwenstraat. C. Dol, Secr., Meeuwenstraat 17. B. A. de Rek, Meeuwenstraat 5. Reigerstraat. C. Rietmulder, Voorz., Reigerstraat 31. N. Graafland, Secr., Reigerstraat 40. G. Zegwaard, Reigerstraat 18. Ie Vroonstraat. J. Huig, Voorz., Ie Vroonstraat 52. R. J. Clee, Secr., Ie Vroonstraat 62. De kolk gisternacht en -morgen volgepompt. Maanden en maanden reeds ziet men dag in, dag-uit werklieden bezig met de herstel lingen aan de kleine Marine Schutsluis, doch gisteren kon men getuige zijn van de laatste werkzaamheden voordat dit groote karwij zijn beslag krijgt.. In den nacht van Woensdag op Donderdag is men namelijk begonnen met het volpompen van de kolk, hetwelk, in verband met den anders te grooten druk die op de wanden zou uitgeoefend worden, geschiedde door twee toegangswegen. En zoo zagen wij Donderdagmorgen door een opening in den damwand en tevens van uit de opening van een machtige centrifu- geerpomp het water bruischend binnenstor- ten, de onmiddellijke omgeving met een groot geraasch vullend. Nog in den loop van den morgen had het water in de sluis een gelijk niveau met dat van buiten. Vervolgens zullen nu nog de geïmprovi seerde damwanden weggetrokken worden, terwijl een baggermachine zal zorgen, dat ook de groote hoeveelheid zand, welke zich voor de sluiskolk bevindt, verdwijnen zal. Wij vestigen er evenwel de aandacht op, dat het verkeer nog tot niet nader bekenden datum geen doorgang heeft. In aansluiting op datgene, wat wg in ons blad van gisteren over het verhalen van het Wachtschip schreven, vermelden wij nog het volgende: Nadat de voorbereidende werkzaamheden tot ongeveer half tien geduurd hadden, werd de valreep, dezelfde, waarover in den loop der jaren honderdduizenden voeten van marine mannen gedrenteld zijn, van boord gebracht. 18 Jantjes stonden op den wal klaar met de touwen, waaraan het witte gevaarte hing. Om kwart voor tienen heeft de „Emma" geen valreep meer en de sleepers staan puffend en hijgend uit te blazen. Onderwijl maakt de „Utrecht" van Wijs muller aan den boeg vast, terwijl een tweetal marinesleepbooten eveneens aan de achter zijde van het zwarte schip werkzaam zijn. Nog twee trossen houden het Wachtschip thans nog aan den wal verbonden Los Dan het bevel: „Achtertros los en in- haéAlenHet is 10 minuten voor 10 en statig en, men zou haast zeggen met een zekere mate van deftigheid, zwaait het schip om. De „Utrecht" trekt aan en daar gaat ze, nagestaard door hon derden oogen. Een minuut later: „Voor los en hi- hééAlen!!!" en ook het laatste verbin dingslijntje is niet meerHet „Wacht-, schip" vaartzij het dan ook op andermans krachten. Zonder overhaasting gaat het naar de nieuwe ligplaats, voor de Marinekazerne, waar het bejaarde vaartuig zonder verdere moeite gemeerd wordt. Het publiek verspreidt zichen ja, waar achtig, de meeuwen komen al weer terug en zitten op de „Emma". En kijken nóg diepzinniger dan voorheen. Verzoek aan den Raad van de Ver eeniging „Laat de Kinderkens tot Mij komen". Het bestuur der schoolvereeniging „Laat de Kinderkens tot Mij komen" alhier, heeft zich tot den Raad dezer gemeente met het verzoek gewend om, op grond van de arti kelen 72 e.v. der L.O.-Wet 1920, medewerking te willen verleenen voor het aanschaffen van een aantal leerboeken, ten behoeve van de U.L.O.-School aan de Kolensteeg. Als toelichting op deze aanvrage vermeldt het schoolbestuur, dat door een groote toe neming van het aantal leerlingen voor den cursus, welke 1 September j.1. is aangevan gen, aanvulling van den voorraad leermiddelen dezer school dringend noodig is. De commissie van advies, welke over deze aanvrage gehoord werd, deelde mede, dat er der wasch, voor hel reinigen in de keuken,voor hek verwijderen van vlekken Hendelsond. „Emka" Apeldoorn harerzijds geen bezwaren bestonden tegen in williging van het verzoek. Daar gebleken is, dat de aanschaffing slechts dient tot aanvulling van den leermid- delenvoorraad wegens uitbreiding van het aantal leerlingen, geven B. en W. den Raad in overweging het verzoek in te willigen. Het volgende niet alledaagsch voorval speelde zich deze week voor één der loketten van het postkantoor, alhier, af. Het was druk aan het loket waar het bordje „Ouderdomsrente" voor hangt. De menschen stonden er en qeue voor en de amb tenaar deed zijn best om de menschenstroom zoo vlug mogelijk te verwerken. Hij slaagde daarin voor een groot gedeelte, doch plot seling kwam er stagnatie. Die was gepersoni fieerd in een oude dame, die blijkbaar op geroepen was om de haar toekomende ouder domsrente te komen halen. „Mijnheer," zoo zeide ze ongeveer tegen den man achter het loket, „U heeft me een op roeping gestuurd om ouderdomsrente te komen, halen, maar ik wil dat geld niet hebben." De ambtenaar kijkt de dame ongeloovig aan. „Waarom niet, mevrouw?" „Ik heb er geen recht op." „Dat heeft U wel!" „Dat heb ik niet!" De ambtenaar vertelt haar dan, en we luisteren nieuwsgierig mede, dat zij nu al een paar jaar, beweert geen recht op de ouder domsrente te hebben, maar dat nu in hoogste instantie door de inspectie uitgemaakt is, dat zij er wél recht op heeft. „Bestaat niet," houdt de dame vol „Maar neemt U toch het U toekomende geld maar mee," antwoordt de ambtenaar, die de stroom van menschen achter de dame m XXVL ïnplaats van voor de thee te gaan zorgen, ging Kaye telefoneeren met inspecteur Storm van de Vliegende Brigade. „Hallo, ben jij dat, Storm?" vroeg hij zacht, wet zijn mond vlak bij den hoorn. „Hier Kaye. Ik heb een dringend karweitje voor je. Stuur de Brigade uit en overval het winkeltje van Lou Staam in de Angels Crescent. Ja, dadelijk Wat zeg je? Het bevel tot inhechtenisneming is al uitgevaardigd Lou is de grootste heler van Londen. Ik had het al een poosje in de gaten niet dat het er wat op aankomt. De hoofdzaak is, dat ze Keating daar gevangen houden. Ja, Keating God alleen weet, hoe hij er terecht gekomen is. In elk geval, haast je, ik zou niet graag hebben, dat Sam iets overkwam. Chorley, „de Neus", is er natuur lijk bij ja Sam heeft hem eens twee jaar bezorgd, en hij zou wel eens iets kunnen doen, wat niet te pas komt. Kan ik op je rekenen? Goed. Boks het voor mekaar, ouwe jongen." Kaye legde den hoorn weg en stond een oogenblik in gedachten door het raam te turen. Natuurlijk was er hoegenaamd geen kans, dat Sam iets overkwam, maar toch, 't was altijd een plezierig idee superintendant Kaye was erg op zijn vriend gesteld. Maar op dat oogenblik was inspecteur Keating op niets en niemand gesteld en voelde hij zich de ongelukkigste man van de heele Metropolitan Police Force. Daarvoor had hij goede redenen. Drie dagen in een dom- pigen kelder te zitten, met een ketting, die je tegen den muur knelde, om de borst, was genoeg om het geduld van iemand met meer lijdzaamheid dan Samuel Keating, geheel uit te putten. Hij zat op zijn brits, keek onheilspellend en voelde met zgn hand aan zijn ongeschoren gezicht. Zijn kelder was vrij groot, en had een steenen vloer, die geheel met vochtig stroo bedekt was. Tegenover de brits stond een groote kast, die met de brits de meubileering uitmaakte, en die, zooals Keating had begre pen, een toegang tot den kelder bevatte. Het rommelende geluid, dat altijd de komst van de twee gemaskerde heeren, die hem zijn eten brachten, voorafging, had hij nog niet kunnen verklaren. Toen hij daar over zijn baard zat te strijken hoorde hij het gerommel weer ,en even later zag hij de kastdeuren opengaan. De twee mannen, gemaskerd met zakken, voorzien van ooggaten, kwamen binnen; als altijd droeg de kleinste het blad met een kop thee en twee sneedjes brood met vet niet erg smakelijk, maar daarom niet minder welkom. Zijn maat, die een beetje grooter was, bleef als gewoonlijk in de kast om met een revolver in de hand Keating's maaltijd te bewaken. „Dezer dagen zal ik je aan stukjes snijden en je aan de duiven van St. Paul voeren," zei Keating kwaadaardig, en ledigde den kop thee in een teug. „Ik weet niet, wie jullie zijn," vervolgde hij, „maar ik veronderstel, dat jullie heel goed weet, wat er voor je opzit, als ik hier uit kom?" Hij verwachtte op die uitingen van zijn verontwaardiging geen antwoord, want tot nu toe hadden zijn cipiers steeds gezwegen, alsof zij hem niet verstonden of niet spreken kon den. Des te meer was hij verrast, toen de man met de revolver uit de kast kwam en begpn te spreken. „Wie zegt je, dat je er uit zult komen?" vroeg hij. De kleine man maakte een gebaar van schrik, maar het was al te laat. Keating, die juist een hap van zijn brood wilde nemen, vergat zijn mond weer dicht te doen. Lang zaam verspreidde zich een glimlach over zijn gezicht. „Dus jij bent 't Chorley?" vroeg hij verrukt, en zag den anderen man schuw wegkruipen. „Dezen keer zit je er eens goed in, met je boeven kop. En wat er uitkomen betreft, ik zal er zeker uitkomen en jij ook, over vijf jaar, als de rechter genadig is." Hij viel met onmiskenbare vreugde op zijn brood-met-vet aan, terwijl de ander zijn ge ïmproviseerd masker afdeed, en een pakje sigaretten te voorschijn haalde. Voor hij ant woordde, stak hij eerst een sigaret op, en blies een dunne rookwolk door zijn neusgaten, zonder op de stijgende opwinding van zijn metgezel te letten. „Het beroerde met jou is, aat je te veel praat," zei hij. „Wel, jij lijdt ook niet aan een spraak gebrek," gromde Keating, maar de opmerking viel in doove ooren: Chorley was alweer aan den gang. „Je praat zooveel, dat je geen tjjd meer over hebt, om eens iets goeds te doen daar zul je niet ver mee komen, Vlooienpoeier!" Keating wist daar zoo gauw geen antwoord op te bedenken en Chorley bukte zich en schoof wat stroo op den vloer terzijde. Daar onder was een vrij groot luik, dat hij ophief. De inspecteur begreep er de beteekenis niet van, vóór Chorley een muntstukje uit zijn zak haalde, het een oognblik boven de opening hield en het toen liet vallen. De drie mannen luisterden met ingehouden adem; het leek een eeuwigheid, voor een zacht geplons hun ooren bereikte. Zonder verdere verklaring deed Chorley het luik weer dicht en schopte het stroo op zijn plaats, waarna hij met zijn metgezel, die van angst liep te beven, naar de kast terugging. „Een karweitje voor de Waterratten, hè?" spotte Keating. Dat was de naam, dien de onderwereld aan de Rivierpolitie gaf. „Ik vergiste me zooeven met die vijf jaar, Chorley ik bedoelde drie weken." Een rookkringetje kronkelde omhoog van Chorley's lippen dat was het eenige ant woord, dat Keating kreeg. De kastdeuren sloten zich achter de beide maxinen, en even later hoorde hij weer het eigenaardige gerom mel, waarvan hij den oorsprong niet verklaren kon. Alleen gelaten, keek hij peinzend naar den vloer. Hg ontveinsde zich niet, dat hij 'er leelrjk in zat'. Niet, dat hem dat bezorgd maakte, hg had er wel al eens meer „leelijk in gezeten", en misschien zou 't hem nog wel eens overkomen. Misschien maar als hij aan Chorley dacht, was hij daar nog zoo zeker niet van. Want hoewel Chorley zich door de politie liet betalen, haatte hg haar beambten even zeer als de mannen, die hij verried, hèm haat ten. Acht jaar tevoren had hg een paar jaar „gezeten", waarvoor Keating verantwoorde lijk was geweest. Nu waren de rollen omge keerd en Keating maakte zich geen illusies over Chorley's edelmoedigheid. Daar ergens beneden dat luik bevond zich waarschijnlijk een van de kleine modderige riviertjes, die, naarmate Londen zich uitbreidde, hoe langer hoe meer onder den grond gestopt waren, behalve door den Waterstaat door iedereen vergeten of misschien een reusachtig riool, dat ergens in Deptford in de Theems uitmondde. Als hij, aan handen en voeten gebonden, daarin geworpen werd, had hij weinig kans, door zijn collega's de „Water ratten" er uitgehaald te worden, tenzij in staat van ontbinding. Dat zag Keating heel goed in, maar hg bleef er vrg kalm onder. Het was geen plezierige dood, dat moest hij toe geven, maar toch niet oplezieriger dan eenige andere dood, die voor een Londensch inspec teur van politie weggelegd kan zijn. Keating was nog bezig een en ander te overpeinzen, toen hij opnieuw het gerommél hoorde, dat altijd de komst van bezoek aankondigde. Dezen keer was 't maar één van zijn cipiers, de kleine. Zijn bangheid scheen nog niet over te zijn, want zijn handen beefden, toen hij plotseling den zak, die zijn hoofd verborg, aftrok, en zijn gezicht liet zien. Het was Lou Staam. Keating staarde het oude Joodje verbaasd aan. Hij wist van Lou evenveel als ieder ander maar Lou had nooit onder observatie van de politie gestaan, en dat hij een van zijn cipiers kon zijn, was Keating niet ingevallen. „Dus jg bent er ook bij, Lou?" vroeg hij. „Ze willen moord doen, hè?" bibberde de oude man. „Chorley wil zich wreken. Maar ik niet, ik wil niet wreken." „Nee, jij niet," stemde Keating in afwach ting toe. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1936 | | pagina 5