Verdiende loon. Raadsels x zzc nu moes Beste Jongens en Meisjes Kindervriend Nieuwe Raadsels Het verloren dubbeltje. Wat de Prinses voor haar verjaardag kreeg* DE ZANGLES. Vandaag voel ik me zo'n beetje Kokadorus, je weet wel, die man met dat rad, die van die hele grote koeken verloot, die je in twee armen byna niet naar huis kon dragen. Ik heb vandaag ook zo'n smakelijke verrassing, nog lekkerder dan koek,- de maandelijkse taart n.1. en jullie watertanden natuurlijk om te weten wie de gelukkige is. Ik zal je niet lang laten wachten, hier staat haar naam want het is weer een haar, dat komt, omdat die meisjes zo trouw zijn. Ze heet: SIENI VISSER en woont, v. Speyckstraat 48. Misschien kom ik vanmiddag zo wel eens even om het hoekje van de deur gluren, Sientje. Rens Nieuwenhuizen. Nee, ik kende den Prins ook niet, Rens, maar nu heb ik hem van heel dichtbij gezien en hij is net als op de foto's, alleen heeft hij in Den Helder niet zoveel gelachen als in de andere plaatsen waar hij kwam. Maar dat kwam misschien door de zeereis. Plet Jaapbroer. Ja, dat was eigenlijk een dubbele verrassing, Piet, ook een beetje voor mij, dat ik jou daar voor het loket zag staan en er dus getuige van was dat je het boek kreeg. Nu, ik gunde het je van harte, hoor. Johanna Jelles. Dat is eigenlijk dom, Joh, wanneer je de raadsels oplost en ze niet instuurt, want daarmee verspeel je de kans op een boek of een taart, zoals vandaag en je hebt toch dezelfde moeite gehad van de kinderen die ze wel ingestuurd hebben. Corrie Jelles. Ik ben over jouw schrijven best tevreden, Corrie, ik heb wel eens brief jes gekregen, waarvan ik dacht dat ze met een muizenstaartje geschreven waren, dus je begrijpt dat ik met het jouwe meer dan tevreden was. Pinksterbloem. Ben je lang in Haarlem geweest, Pinksterbloem en heb je je hart eraan verloren? Nu, 't is waar, Haarlem is een mooie stad, vooral de buitenwijken, maar toch... er is maar een Nieuwediep. Hier waait de zeewind op je oren, hier zijn de mensen gezelliger en niet zo deftig. Tinie Gomes. Een hele familie woont in jullie huis, Tinie, en dat zal wel gezellig zijn, want je kent het spreekwoord: „Hoe meer ziel hoe meer vreugd." Als dat kleine neefje, Henkie, er dan ook nog is, dan zal het wel helemaal feest zijn. Of tuiten je oren dan. Theo Bruning. Alle begin is moeilijk, Theo, en jij was ook niet zo gelukkig, dat je raadsels de eerste keer goed waren, maar dat geeft niet, een volgende keer doe je het beter. Trijntje Jans. Dat is een goed voor nemen van jou en je vriendinnetje, Trijntje, om me trouw te blijven en ik zal misschien jou en Mientje nog wel eens herinneren aan jullie belofte. Of is dat niet nodig? Mientje Hoogendjjk. Jouw belofte is even voorzichtiger dan die van je vriendinnetje, Mientje. Jij „hoopt" dat je me trouw blijft. Nu, ik hoop het ook. Kees Elout. Heb jij de jaren al, jochie, voor een schuilnaam? En dan nog wel een Engelsche, dat komt zeker omdat je je oom van boord gehaald hebt, die pas uit het buitenland kwam. Dat was ook een buiten kansje voor je. Luit Folkerts. Nu heb je toch nog vergeten te schrijven of je Prins Benno gezien hebt, Folkert, of heb je dat nieuwtje tot volgende week bewaard? Henk Doeleman. Misschien heb ik je al heel wat malen gezien, Henk, want ik kom vaak langs de school waar jij op bent en dan zie ik een hele massa kinderen buiten spelen en daar ben jij dan ook vast bij. Toch ken ik je nog niet. Johanna de Koster. De taart heb je niet gewonnen, maar het is morgen toch feest bij jullie, nu je moeder jarig is, Joh. gefeliciteerd hoor, als je moeder verjaart is bijna net zo fijn alsof je hetzelf bent, vind je niet? Rika v. Os. Al m'n vriendjes en vrien dinnetjes hebben me Dinsdag geschreven, Rika, want je begrijpt, Woensdag stonden ze alle maal langs de Hoofdgracht en Kanaalweg en wat troffen jullie het met 't weer, 't was echt Oranje-weer bij dit Oranje-feest. Piet de Koster. Nee, de Sint is geloof ik nog niet gearriveerd, Piet, want ik heb nog geen foto van hem in de krant gezien en die komt altijd eerst. Je zal dus met die schoen nog even moeten wachten. Teetje Broekhuizen. Nu is de herfst- vacantie voorbij, Teetje, 't was een echte herfstvacantie, met storm die je op hol deed slaan, met regen die je wegspoelde en met zon, die je aan de zomer deed denken. Zo ia de Hollandsche herfst en dus mogen jullie niet klagen. Loesje Flotat. Je moet je naam niet alleen op de envelop schrijven, Loesje, want die gaat zo de prullemand in, maar je naam moet op je briefje staan. Stel je voor, dat je vorige week nu eens een prijs gewonnen had, dan had ik moeten schrijven aan het „onbe kende meisje". Annie Jansen. Hoe je een taart moet winnen, Annie? Dat is doodeenvoudig. Je lost de raadsels maar op, je zendt ze goed in en... je wacht maar af. Je moet minstens der tien jaar zijn om een schuilnaam te dragen, hoor. Jopie Vógt. Die raadsels van twee weken geleden hebben aan meer vriendjes een moei lijk uur bezorgd, Jopie, en het aantal inzen dingen was dan ook beduidend minder dan anders. Maar vandaag zijn ze gemakkelijker. Margaretha v. d. Vliet. Heb jij de vorige week dan wel een briefje geschreven, Gretha, want ik had een schoon bureau, toen ik de laatste punt tikte, hoor, en alle briefjes waren beantwoord. Henny Hartog. Precies, Henny, ze zijn alle maal even mal op die taart en het meisje, dat hem dus vandaag krijgt, is er even blij mee, als jij, als je hem gewonnen hadt. Maar toch hoop ik, dat hij ook eens naar de Spuistraat kan verhuizen. Eddie de Meyer. Zeg, grappenmaker, jij moet de boel niet omdraaien en mij raadsel tjes opgeven, want ik heb geen tijd om te ppzzelen, hoor. Je ziet, dat van de vorige week had ik ook al fout, dat komt natuurlek om dat er honderd oplossingen mogelijk zijn en dat zal met die strikvraag van vandaag ook wel weer het geval zijn. Frida de Boer. Geeft jouw onderwijzer je meer huiswerk mee dan Loesje, Frida? Loesje schrijft me nog trouw en jij hadt het opgegeven. Of hoor ik nu volgende week weer wat van je? Het vriendje, dat het „om die 'taart te. doen was", vergat zijn naam. Annie Moor. Dank je wel voor die ver rassing van al die Verkade-plaatjes, Annie. M'n vrouw is juist aan het opsparen, alleen weet ik op het ogenblik niet of dat misschien aan een andere album is, maar dan kunnen we vermoedelijk wel inruilen. In ieder geval vind ik het aardig van je, dat je aan me ge dacht hebt. Nu, jongens en meisjes, alle briefjes zijn beantwoord. Tot volgende week, dus. nog aan het eind van de straat. Elsje liep haar achterna. „Juffrouw," riep ze, „ik heb het dubbeltje gevonden." De juffrouw lachte en zei: „Hier heb je een sinaasappel." Elsje liep vlug naar huis, en samen met moeder, at ze de sinaasappel lekker op. Annie Jansen. HERFST IN HET BOS. Als de gure herfstwind, Al het mooie loover vindt, Wanneer hhij door het bos heen gaat, Dan is toch zijn eerste daad, Dat hij de bomen zo lang schudt, Tot deze heel zijn ingedut. Al de geel en rode blaadjes, Strooit hij rond over de paadjes, En de takken totaal kaal, Spreken nu hun eigen taal, Van de komende wintertijden, En... van heerlijk schaatsenrijden. Hoe de broertjes het niet met elkaar konden vinden. Appelen plukken en de gevolgen daarvan. I. Oplossingen vorige raadsels. Jurk, even, menu, Azië, iris, nest, teil, inkt, erwt, neef, dame, room, acht, Isar. Je maintendrai. n. Rivier. Hl. Slang, lang. IV. Man, mand. Goede oplossingen ontvangen van: Jacob v. H.; Piet D.; Fientje H.; Tea G.; Adrie M.; Nelie O.; Tride de B.; Eddie de M.; Henny H.; Reinhard K.; Margaretha v .d. V.; Jopie V.; A. J.; Loesje F.; Co V.; Zilver schoon; Jan B.; Grietje v. d. W.; Teetje B.; Jan D.; Johan v. d. P.; Tinie en Beppie V.; Anjelier; Leo C.; Piet de K.; Annie H.; Marie H.; Eddy v. d. P.; Arie de G.; Frits C.; Rika v. O.; Sieni V.; Coenraad C;; Joosje D.; Tiny B.; Catrien W.; Jantje K.; Johanna de K.; Evie H. i. Mijn eerste is een getal, Mijn tweede zit in de hand. En mijn geheel een plaats in Gelderland. II. Ik heb geen mond en praat en zing toch, ra, ra, wat is dat? m. Welke appel kan men niet eten? IV. Welke wagens hebben geen wielen? Elsje moest een boodschap doen. Naar de bakker, Moeder had haar een dubbeltje ge geven. Op de hoek botste een jongen tegen haar aan. Door de schrik liet ze het dubbel tje vallen. Ze wou het oprapen, maar vond het niet. Ze begon te huilen. De jongen zag het ook nergens. Daar kwam een juffrouw aan... „Wat is er, kindje?" vroeg ze vriendelijk. Elsje snikte: „Ik... ik, heb m'n dubbeltje laten vallen". „Hier, heb je een ander dubbeltje," zei de juffrouw. „Dank u wel," zei Elsje blij. Elsje ging vlug naar de bakker. Toen ze terugkwam, kon ze niet nalaten even te kyken. Daar lag het. De juffrouw liep door Carly Vos. Klaas, de oudste der drie kinderen van boer Maarten, kon het de laatste tijd helemaal niet vinden met zyn broertje Pe ter. Zij wisten eigenlijk zelf niet, waarom zij bijna iedere dag hooglopende ruzie had den en of Stien, het zusje dat in leeftijd juist tussen hen in was, zich er al mee bemoeide het gaf helemaal niets, bij het minste of geringste stoven de beide broers tegen elkaar op. Maar hoewel zij het zelf niet wisten, was het alleen het verschil in hun karakter, dat er de oorzaak van was. Want Klaas, hoewel hij de oudste van de drie kinderen was en dus ook de verstandigste behoorde te zijn, moest altijd zijn eigen zin doordrijven en was niet alleen een echte baasspeler, maar ook erg hebberig. Alles was voor hem en alles moest hij alleen hebben. Zijn broer Pe ter was veel gemakkelijker en veel meegaan der van aard, net zoals het zusje Stientje Maar Peter was wat groter en zat in de derde klas op school, terwijl Klaas, die drie jaar ouder was, maar twee klassen hoger zat. Hij voelde niet veel voor leren en was onoplettend onder de les, terwijl Peter juist erg zijn best deed om te begrijpen wat de onderwijzer vertelde. Het scheen er op uit te zullen draaien, dat Klaas dit jaar weer zou blijven zitten en hij kon het eigenlijk niet verkroppen, dat Peter dan nog maar één klas lager zou zit ten dan hij. Inplaats van nu zijn uiterste best te gaan doen om te trachten over te gaan, deed hij niets anders dan zijn broertje verwijten, dat hij expres zo zijn best deed om hem voor te komen en dan kregen zij weer de grootste ruzie. Dit gaf op de duur een vervreemding tussen de jongens, waar zelfs vader en moeder niet veel aan konden veranderen. Wel had vader tegen Klaas gezegd, dat hij als hij weer bleef zitten, hij het volgend jaar van school af moest om op de boerderij te gaan werken, maar het scheen, dat straf noch goede woorden hielpen. Eindelijk was de grote vacantie aange broken en inderdaad was Klaas blijven zitten, terwijl Peter met lof was overgegaan, evenals Stientje. Klaas nam zich voor wraak op zijn broertje te nemen, door hem zijn vacantie zoveel mo gelijk te vergallen en als er verre boodschap pen gedaan moesten worden of werkjes, die erg vervelend waren, dan was het of Klaas er lucht van kreeg en was voor een paar uur spoorloos verdwenen, zodat Peter het allemaal moest doen. Doch toen de appels van de bomen geplukt moesten worden, was Klaas er het eerst by om in de boom te klimmen en te gaan pluk ken en hij wist het zo te draaien, dat Peter juist weer boodschappen moest doen. In een oogwenk liet hy niet alleen de lekkerste ap pelen in zijn maag verhuizen, maar hij had zijn zakken ook vol prachtige appels,, want hij was gulzig en altijd bang, dat hij niet ge noeg zou krijgen. Stientje at maar één appel en plukte toen nog een hele mooie voor Peter, maar Klaas at maar en at maar... Eindelyk des middags kwam Peter terug van de boodschappen en Klaas liet hem een prachtge appel zien. Pe ter, denkende, dat die appel voor hem was, wilde hem aannemen, maar Klaas lachte schamper en zette er zijn tanden in. Stientje had dit gezien en gaf Peter nu den appel, welke zy speciaal voor hem had geplukt. Terwijl de drie kinderen stonden te eten, werd Klaas opeens heel bleek en greep met beide handen naar zijn maag. Stientje ondersteunde hem en zo kon hy nog juist op tijd op het grasveld gaan liggen, waar hij huilde en schreeuwde van de buikpijn, want hij had veel te veel appelen gegeten en was er werkelijk naar aan toe. Peter liep vlug naar huis en riep zijn moeder, die kwam aan lopen en zei, dat Klaas zo gauw mogelyk naar bed moest, Ach, dat viel niet mee, inplaats van heer lijke appelen te plukken en te eten lag hij nu in bed en was zó ziek, dat het wel twee da gen duurde, voor hij weer op mocht staan. Moeder ging eens by hem zitten en zei. „Ja, jongen, dat is je verdiende loon, waarom ben je toch altijd zo gulzig en bang, dat je te kort komt." En terwijl hij daar zo lag te peinzen, dacht hy eens na, over hetgeen moeder had gezegd en besloot zijn leven te gaan beteren en zijn best te doen ook voor andere mensen wat vriendelijker te zijn. Hy heeft woord gehou den tegenover zichzelf en van dien tyd af waren de ruzies tussen hem en zijn broertje ook voor goed afgelopen. Prinses Rozerood werd 12 jaar. Haar vader, de oude grijze koning, met zyn lange witte baard, zyn kroon vol juwelen, en zyn rode met hermelijn gevoerde mantel, vroeg aan zijn dochter Rozerood, wat zij met haar ver jaardag van hem wilde hebben. De prinses dacht even diép na, doch moest tenslotte bekennen, dat haar vader steeds al haar wensen zo vervulde, dat zij werkelijk niet weten zou wat zy hem moest vragen. Speelgoed had zij genoeg, sieraden en mooie kleren ook, vriendjes en vriendinnetjes had de koning zorgvuldig voor haar uitgezocht. Haar enigste wens om net als alle kinderen een moeder te hebben, kon hij niet vervullen, want haar moeder was gestorven, toen zij nog een klein meisje was. Vroeger had zij wel eens aan haar vader gevraagd, waarom zij geen moeder had, maar de koning was toen zo be droefd geworden, dat zij werkelijk nooit meer de moed had gehad, daarover met hem te spreken. Toen zij hem dus vertelde, dat zij niets kon bedenken voor haar verjaardag, lachte de oude koning stil voor zich heen en zei: „Lieve Rozerood, laat het dan maar aan mij over, en ik beloof je, dat je met het cadeautje tevreden zult zijn." Haar verjaardag brak aan. De koning feli citeerde des morgens zyn dochter, sprak de wens uit, dat zy eerlijk en trouw zou blijven, maar van een cadeautje was niets te be speuren. De Prinses, die altijd zeer tevreden was, was wel even verwonderd, doch liet daarvan niets blijken. Toen des avonds de gasten, die ter ere van haar verjaardag waren komen eten, weer vertrokken waren, riep de Koning zijn dochter bij zich, en zei: „En ben je nu niet nieuws gierig naar je cadeau?" De Prinses lachte eens en antwoordde: „ik dacht, dat u het vergeten had te kopen." De koning nam zyn dochter bij de hand en bracht haar naar het raam waarvan hy de overgordijnen openschoof. Hij haalde een kijker, uit zyn zak en zei: „Rozerood, hier heb je een kijker, waarmede je de sterren kunt zien. Ik ben een oude man en misschien zal de tijd komen, dat ik er niet meer zyn zal. Dan zal het jouw beurt zijn om ons land te regeren. Deze kijker zal je daarbij helpen, want er zit een toverkracht in, waardoor je kunt zien of je het land goed regeert. Als je des avonds door de kijker naar de sterren tuurt en alle sterren flonkeren, dan zijn je onderdanen tevreden, dan regeer je het land goed; maar als de sterren dof zijn, dan is dat een teken, dat er iets niet in de haak is. De kijker zal je dan tevens laten zien, waarom er droefenis in het land is en wat je doen moet om de mensen weer geiukkig te maken." De Prinses nam de kijker aan, bedankte haar vader, en keek naar de sterren en zag, dat haar vader een wijs koning was, die zyn land goed regeerde. Zorgvuldig borg zij de kijker in haar kast en toen na enige jaren de oude grijze koning het moede hoofd neer legde, en zij tot Koningin werd gekroond, toen haalde zij de kijker weer te voorschijn en trouw iedere avond onderzocht zij met haar kijker of zij die dag weer haar plicht had gedaan. Natuurlijk nam het land in bloei toe en zo lang zij leefde was haar hele volk gelukkig. door Lilly van Zyen. Alle zangvogeltjes in het bos hadden eind Maart druk werk gehad aan de' bouw van hun nestje en niet voor dat in ieder nestje een drie- of viertal mooie gespikkelde eitjes lagen en het vogelpaar daarop beurte lings zat te broeden, kwamen zy samen een beetje tot rust en spraken zij over een drukke tyd, die aan zou komen, als vier hele kleine kindertjes het eierschaaltje zouden verbreken En jawel, eind April kon men hier en daar reeds het eerste zacht tjilpen hooren van de kleintjes, die altijd maar weer van de honeer huilden. Vader en Moeder vlogen af en aan met hun bekjes vol vliegjes en wurmpjes, maar hoe zij ook hun best deden, nooit waren de kleine vogeltjes een ogenblik zonder hon ger. Gelukkig duurt deze toestand niet lang en reeds na een paar weken begonnen de vo geltjes vliegbewegingen te maken, waarbij zij naar hun moeder keken, die op de rTnd vï het nest zat en het hen voor deed. allee^het neitfH68 een paar weken alleen het nestje in en uit konden vliegen probeerden zy wel op de grond te komen en zelf een wurmpje op te pikken, maar dat ging zmgen van een schoon lied. Dat konden hun ouders hen niet leren, dat deden de zangelfjes die het bos bewoon den. De elfjes gingen nu naar de verschillen de nestjes toe, de vogeltjes moesten op een rijtje op een takje gaan zitten en de zang elfjes begonnen hen de allergemakkelijkste tril lertjes voor te zingen, terwijl zij daarbij de maat sloegen. Iedere morgen oefenden zij minstens een uur, dat was heus niet te veel. Want begin Juni zou er een groot vogelcon cert plaats hebben, waarbij alle jonge vogel tjes de eerste stem zouden zingen. Maar ach, hoezeer zij ook hun best deden, soms scheen het, alsof de vogeltjes niets anders konden tjilpen dan „piet, piet, piet." De wanhopige zangelfjes begonnen dan maar weer met eindeloos geduld van voren af aan. Doch ten slotte wordt altijd alle moeite beloond en toen de grote dag aanbrak, waarop de verschillende volwassen vogels van heinde en verre kwamen luisteren naar het gezang van de nieuwe kleintjes, deden zij allen zóó hun best dat alle andere woudbe woners kwamen kijken wat er te doen was. En hoewel de eekhoorntjes en konijntjes alles heel mooi vonden, waren zy toch bly toen het concert afgeloopen was. Zy hadden n.1. ook lcine kinderen en die vonden dit zo mooi dat zy hard gingen huilen, omdat zij het ook niet konden. De zangelfjes, die zo hun best hadden gedaan, kregen allemaal een grote druppel honing tot beloning.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1936 | | pagina 14