Prins Bernhard Rijksbegrooiing 1937 vertelt uit zijn leven. Buitenland Gulden niet vastgekoppeld aan een andere munt Prins van Asturië Koning van Spanje Zaterdag 7 November 1936* Derde blad Spanje betaalt niet meer De Wereld gaat naar ordening PENSIOENHERZIENING ZAL VOORTGANG HEBBEN. - VER DERE VERSTERKING DER BE WAPENING NIET TE ONT GAAN. Verschenen is de Memorie van antwoord in zake hoofdstuk één van de rijksbegroo- ting voor 1937. Hieraan wordt het volgende ontleend: Met hartelijke instemming heeft de regee ring kennis genomen van de woorden, door zeer vele leden aan de verloving van Prin ses Juliana gewijd. De meening van zeer vele leden, dat de begrooting en de daarbij behoorende mil- lioenennota thans bezwaarlijk kunnen dienen als grondslag voor een gedachtenwisseling over het huidige en toekomstige financieel en economisch beleid, wordt door de regee ring ten volle gedeeld. Men weet thans wel, dat de tegenwoordige cijfers op menig punt onjuist zullen blijken, doch er betere cijfers voor in de plaats stel len zal eerst mogelijk zijn, wanneer gedu rende een aantal maanden de noodige erva ring onder den gewijzigden toestand zal zijn opgedaan. De regeering zal, zoodra zij over de noodige gegevens daarvoor beschikt, door de indie ning van suppletoire begrootingen de ver- eischte correcties aanbrengen. Wat betreft het beleid der regeering in de nu verloopen 3K jaar wordt opgemerkt, dat het kabinet, dat in Mei 1933 optrad, zich zag gesteld voor enkele verschijnselen die wezen op de noodzakelijkheid van straffer gezags- handhaving ten einde de gevolgen van al lerlei gezagsondermijnende invloeden te we ren. Ook was de financieele toestand des lands zeer ongunstig, terwijl het bedrijfsle ven sterk onder den druk stond van de door het buitenland genomen maatregelen van verschillenden aard en dientengevolge de ar beidsgelegenheid in steeds toenemende mate afnam. Dat de regeering zelf geheel voldaan is, zou zij niet gaarne zeggen. Met name stelt haar teleur, dat de dekking te zeer aan den kant van verhoogde heffingen gezocht moest worden, maar zij was verplicht rekening te houden met de politieke mogelijkheden en het is wel afdoende gebleken, dat de be reidwilligheid der kamer om op het stuk van beperking der uitgaven verder te gaan dan de regeering voorstelde niet aanwezig was. Het is allerminst de bedoeling, den ernst van het probleem der werkloosheid te ver kleinen. Maar men behoeft, hoe diep men ook geroerd is door deze zedelijke en stof felijke ramp, die een deel van ons volk treft, toch ook niet te verzwijgen, dat de actie van de regeering tot ondersteuning van het bedrijfsleven goede vruchten heeft afgeworpen voor het behoud van werkge legenheid. Al blijft de noodzakelijkheid van aanpassing aan de gewijzigde om standigheden bestaan, nu die aan passing ook wel eens gezocht zal moeten worden in een andere wind streek van het kompas, nu zullen de bezwaren er tegen wel minder luid gehoord worden. En dit te meer, nu door velen als beter aangeprezen vorm van aanpassing, d.i. aanpas sing door depreciatie van den gul den, verkregen is. Wat betreft de meening der leden, als zou het verlaten van den gouden standaard een halve maatregel blijken te zijn, wan neer de gulden niet wordt vastgehaakt aan dollar of pond, handhaaft de regeering haar reeds eer uitgesproken standpunt, dat het onder de huidige omstandigheden ontijdig moet worden geacht, indien de gulden thans reeds op een zeker goudpeil zou worden gestabiliseerd, terwijl hetzelfde geldt ten aanzien van het vasthaken aan een nog zwevende buitenlandsche valuta. De regeering acht het gewenscht, voorloopig over de noodige bewegingsvrijheid te blij ven beschikken. Men zie voorts niet voorbij, dat een te sterke daling van de waarde onzer munt eenheid zonder eenigen twijfel zou leiden tot een politiek van algemeene loonsver- hooging en opvoering van lasten, waardoor de rendabiliteit van het bedrijfsleven in hoogst ongunstige mate zou worden be- invloed. Het verwijt, dat de regeering belangrijk betere resultaten zou hebben kunnen ver krijgen, indien zij maar een constructie welvaartspolitiek, een op stimuleering ae binnenlandsche conjunctuur gerichte p tiek, zou hebben gevoerd, moet, nu het ge maakt werd, worden teruggewezen. Wat onder de constructieve welvaarts politiek te verstaan zij, is, buiten de de S.D.A.P. ondernomen poging beKenci geworden als plan van den arbeid nim mer heel duidelijk geformuleerd en net plan van den arbeid is vT'j^a!gemeen^als ondoeltreffend veroordeeld. Wellicht d e men het beste de vraag zoo te stellen o door middel van credietinflatie kansbe staat op eenigszins aanzienlijke venuimi g van werkgelegenheid. Reeds de geschiedenis der jaren *9251929 geeft op die vraag een antwoord. De geweldige credietin flatie in die jaren heeft metterdaad oen periode in het leven geroepen, waarin het bijna iedereen voor den wind scheen te gaan. Maar men voege daaraan dan ook toe, dat de wereld 7 jaren na 1929 nóg kreunt onder de gevolgen der roekelooze credietpolitiek, die gedurende de voorafgaande vijf jaren alom is ge voerd. Onder het voorbehoud, dat men niet lette op de gevolgen, is inderdaad door crediet inflatie tijdelijk een verruiming van werk gelegenheid te verkrijgen. De regeering was intusschen van oordeel, dat zij den morgen en den overmorgen niet aan den dag van heden mocht opofferen en heeft daarom de kunstmatige stimuleering van arbeidsgelegenheid binnen bepaalde gren zen moeten houden, waarbij men dan niet uit het oog mag verliezen, dat het aantal productieve werken in Nederland in ver gelijking met andere landen Zweden b.v. niet onbeperkt is, wijl er in het verleden hier reeds zooveel verricht is geworden, wat elders nagelaten was. Gevolgen van het prijsgeven van den Gouden Standaard. De regeering is van meening, dat het nog te vroeg is om een oordeel te vormen over de gevolgen van het prijsgeven van den gou den standaard. Er kunnen de regee ring heeft dit nooit ontkend voordeelen uit voortvloeien, waarbij echter veel afhangt van de houding van het buitenland. Er z u 11 e n nadeelen uit voortvloeien, waar van de beteekenis echter thans nog niet kan worden bepaald. Het zal nog wel enkele maanden duren, alvorens men een voor- loopige balans zal kunnen opmaken. Tot nu toe is van verruiming van het goederenver keer nog zeer weinig gebleken. De handelspolitiek. Ten aanzien van de te volgen handelspoli tiek stelt de regeering zich voorloopig op het standpunt, dat zij tot autonome maatre gelen terzake slechts zal kunnen overgaan, voor zoover zulks voor onze economische positie, in haar geheel bezien, gewenscht -is. Dit geldt zoowel ten aanzien van de contin- genteeringen als van de invoerrechten. Zij is van oordeel, dat de waarderechten, zooals deze in Nederland bestaan, op een zoo laag peil liggen, dat vergelijkingen met het bui tenland hier niet getrokken kunnen worden. Ordening. Waar nog een vraagstuk is, dat in het cen trum der belangstelling staat, moge de regee ring ook hierover met een enkel woord haar gevoelen kenbaar maken. Het betreft het probleem der vrije of gebonden economie. Dat, zoo niet alle voorteekenen be driegen de ontwikkeling zal gaan in de richting van toenemende gebon denheid, is ook de meening der regee ring. Daarover schijnt verschil van meening nauwelijks mogelijk. Die toestand vloeit voort zoowel uit de gewijzigde verhoudingen op interna- tionaal-economisch terrein als uit de ontwikkeling op sociaal gebied. Elk streven naar ordening, dat niet vol doende rekent met de overwegende beteeke nis van den privaten ondernemingsgeest leidt tot mislukking, d.w.z. tot het achterop raken van ons land bij andere landen. En elke poging om van boven af, van staatswe ge, ordening te gaan opleggen gaat .te zeer in de richting van 't staats-absolutisme om voor Nederland bruikbaar te kunnen zijn, af gezien nog van de economische bezwaren, die er mee verbonden zijn. Onderzoek naar mogelijkheden op dit ge bied valt binnen de taak der regeering, even zoo het geven van leiding. Maar overigens is de taak der overheid naast het scheppen van de voorwaarden voor het ontwikkelen eener maatschappelijke ordening beperkt tot het geven van vormen aan hetgeen er op dit ge bied gegroeid is, hetwelk van zelf insluit, dat voorzichtige geleidelijkheid hier richtsnoer behoort te zijn. De goudwaarde van den gulden wordt niet opgeschroefd. De vrees, dat de regeering op twee gedach ten zou gaan hinken, is volkomen ongegrond, en de half uitgesproken gedachten, dat de regeering den gulden in het buitenlandsch verkeer zoo hoog mogelijk opgeschroefd zou willen zien, is te eenenmale onjuist. Het standpunt der regeering is zeer eenvoudig en volkomen ongepraejudiceerd. Zij mist op het oogenblik elk vast gegeven om.de waar de van den gulden ten opzichte van buiten landsche valuta te kunnen,beoordeelen. Nor maal oefent de stand van de betalingsbalans met het buitenland daarop een beslissen den invloed, maar momenteel wordt die ba lans sterker dan gewoonlijk beinvloed door speculatieve kapitaalbewegingen. In dien tusschentijd is de taak van het egalisatie fonds om grootte schommelingen te verhoeden en zeker niet om de goudwaarde van den gulden op te schroeven. Er is dan ook niets van dien aard geschied. De invloed van de monetaire maatregelen op het bedrijfsleven. In hoeverre de gewijzigde monetaire om standigheden invloed ten goede zullen uit oefenen op den bloei van het bedrijfsleven, valt nu nog niet te zeggen. Ook zal men moeten afwachten, of nieuw verweer tegen den Nederlandschen uitvoer uitblijft. Het was ook de regeering niet onbekend, dat tegen het voorstel tot herziening van reeds toegekende pensioenen ernstige bezwa ren bestonden. Dit mocht er haar intusschen niet van weerhouden dit voorstel, dat een naar haar overtuiging redelijke wijze van besparing op de pensioensuitgaven inhield, in haar dekkingsplan op te nemen. In hoeverre er in den gewijzigden mo- netairen toestand aanleiding is van een ver mindering van pensioenen af te zien, is nog in overweging. Waakzaamheid tegenover geva. ren, die onze staatsinstellingen bedreigen. Dat waakzaamheid geboden blijft tegen over de gevaren, die onze staatsinstellingen bedreigen, is ook het oordeel der regeering. Het is verstandig beleid, zonder het eigen beginsel van staatkundige en geestelijke vrij heid op te offeren, er voor te zorgen, dat het optreden dezer richtingen binnen zekere grenzen wordt gehouden. Het lidmaatschap van ambtena ren van bepaalde organisaties. De regeering erkent zonder voorbehoud, dat de voorschriften, die voor ambtenaren in het algemeen of voor ambtenaren van be paalde takken van dienst het lidmaatschap van sommige organisaties verbieden, niet al leszins bevredigend zijn te achten. Aan de eene zijde bieden zij wellicht onvoldoenden waarborg om de gezagsorganen van den Staat in elk opzicht betrouwbaar te doen zijn en aan den anderen kant is het denkbaar, dat zij verder gaan dan noodza kelijk is. De regeering houdt zich dan ook sinds eenigen tijd bezig met de vraag of op andere wijze dan met de thans geldende regelingen een even goed en zoo mogelijk zelfs beter resultaat ware te verkrijgen. De landbouwcrisispolitiek. Naar aanleiding van de in het voorloopig verslag vervatte beschouwingen omtrent de door de regeering te volgen politiek ten aan zien van de landbouwcrisismaatregelen moge de regeering als haar meening te kennen geven, dat zij zich in dezen wenscht te scha ren bij hen, die ten opzichte van de ophef fing dier maatregelen de uiterste voorzich tigheid geboden achten. De overweging, wel ke haar tot het innemen van dit standpunt leidt, is in de eerste plaats deze, dat de ge volgen van de plaats gehad hebbende de preciatie voor den landbouw nog zeer wei nig zijn te overzien. Dat het bovenaangegeven standpunt de re geering echter niet belemmert om tot gehee- le of gedeeltelijke afschaffing van maatrege- gelen over te gaan, ten einde de lasten voor den consument te doen verminderen, waar dit zonder gevaar voor den landbouw moge lijk is, is gebleken uit de'verschillende maat regelen, welke door haar sedert de depre ciatie zijn getroffen. De door sommige leden gestelde vraag of de minister van landbouw en visscherij niet op den verkeer den weg is met de door hem getrof fen regeling ten opzichte van het bewaarloon voor geleverde tarwe van 1 September af, welke regeling in wezen een verhooging van den tar- westeun zou zijn, moet ontkennend worden beantwoord. Deze regeling berust op de overwegingen, dat het tot dusverre gevolgde systeem deze onbevredigende zijde had, dat ver- schillende tarwetelers minder ont vingen dan de hun in uitzicht ge stelde richtprijs. Het spreekt vanzelf, dat deze nadeelige zijde der regeling in het bijzonder tot uiting kwam, nu de richtprijs laag is gesteld. Onderwijs. Dat de bij Kon. Besluit van 11 Februari 1936 ingestelde staatscommissie nog niet met haar rapport is gereedgekomen, moet uit sluitend worden toegeschreven aan het feit, dat de behandeling van de haar opgedra gen taak, heeft geleid tot velerlei onderzoe kingen en tot breedvoerige gedachtenwisse- lingen, die meer tijd hebben gevorderd dan aanvankelijk werd verwacht. Landsverdediging. De door de regeering in den laatsten tijd genomen belangrijke maatregelen op het stuk van de landsverdediging wijzen er op, dat zij een open oog heeft voor de veranderde omstandigheden in de wereld. Ook is zij van meening, dat verdere versterking niet zal zijn te ontgaan. Afgevaardigden van Franco zou den onderweg zijn om den troon aan te bieden. Te Rome zijn, naar de correspondent van de „Daily Telegraph" meldt, uit Spanje 5 af gezanten van Generaal Franco aangekomen, die op weg zijn naar Milaan, waar zij een ontmoeting zullen hebben met ex-koning Alfonso en den Prins van Asturië, den Spaanschen troonpretendent. In Spaansche kringen gelooft men dat-de In de Staatscourant van gisteren wordt een Koninklijk besluit bekend gemaakt, waarbij de Spaansche republiek wordt aan gewezen als vreemde mogendheid in den zin van artikel 4 van de „wet internationaal betalingsverkeer 1934", zoowel voor wat be treft het grondgebied in Spanje, als dat van de Balearen, de Canarische eilanden, de Spaansche bezittingen en het Spaansch proectoraat in Marokko. Dit besluit, dat op heden in werking treedt, heeft tengevolge, dat voldoening van schul den, wegens of in verband met levering van goederen van oorsprong uit of herkom stig uit Spanje, met ingang van dien dag slechts kan geschieden door storting bij het Nederlandsch clearing-instituut. Tot dezen maatregel is overgegaan, ten einde te vermijden, dat vrijelijk deviezen blijven afvloeien naar een land, waarvan de rëgeering sinds geruimen tijd geen deviezen ter beschikking heeft gesteld voor de beta ling van de Nederlandsche exporten. WRAKSTUKKEN IN DENEMARKEN AAN GESPOELD. Gedurende de laatste dagen zijn aan de Westkust van Jutland verscheidene wrak stukken aangespoeld, afkomstig van de vijf visschersschepen uit Esbjerg, welke sedert de stormen van de vorige week worden ver mist, zoodat wel vaststaat, dat deze vijf schepen zijn vergaan. Een zesde vaartuig, dat met 21 man aan boord is uitgevaren, wordt nog vermist. Men vreest evenwel, dat ook dit schip met man en muis is vergaan. PRINS VAN ASTURIË. vijf gedelegeerden den prins van Asturië zul len voorstellen, de mogelijkheid te overwe gen naar Spanje terug te keeren en den troon te bestijgen, indien een regeling kan worden getroffen voor een constitutioneele regeering. Een dergelijke regeling zal na tuurlijk niet mogelijk zijn, voordat de regee ring van Generaal Franco door de groote mogendheden is erkend. ARABIEREN TELEURGESTELD. Over het besluit 1800 immigratie certificaten te verleenen. De Arabieren zijn diep teleurgesteld door het besluit yan de Britsche regeering om 1800 immigratie-certificaten te verleenen. Sommigen gaan zelfs zoo ver te zeggen, dat deze beslissing een boycot van de Koninklij ke commissie zou kunnen beteekenen. Nog steeds gebeuren op verscheidene plaatsen in het land overvallen, dorpelingen worden in hun woning beroofd en een dorps bewoner werd vermoord. De joden zijn tevreden over het besluit van de regeering, doch zij vinden 1800 certi ficaten te weinig voor een half jaar. EEN INTERESSANT INTERVIEW VAN DE „B. Z. AM MITTAG" MET ONZEN TOEKOMSTIGEN PRINS GEMAAL. „EENVOUDIG ZON DER OVERDREVEN VORMELIJK HEID." Een redacteur van het bekende Berlijnsche dagblad „B. Z. am Mit- tag" heeft een interview met Prins Bernhard gehad. Dit interview, het welk 4 November in genoemd tülad gepubliceerd werd, is zoo aardig, dat wij meenen, het onzen lezers niet te mogen onthouden. Hieron der laten wij nu de Duitsche redac teur aan het woord: De geschiedenis begon met een telefonisch gesprek met het slot Reckenwalde. Ik hoorde, dat Prins Bernhard en de Neder landsche gasten den volgenden morgen zouden vertrekken. Dus ging ik er onmid dellijk met mijn auto op af. Een dichte nevel lag over het herfstach tige Silezische landschap en al spoedig waren wij ook omgeven door een diep nach telijk duister. Eerst in Züllichau, nadat wij ons een paar maal in den weg vergist had den, begon de dag aan te breken en de tocht ging verder naar het dorp Quwalin, dicht bij de Duitsch-Poolsche grens, waar wij den weg vonden, dien de Prins mij den vorigen avond had aangeduid. De weg van Quwalin naar het slot Recken walde beteekent voor iederen chauffeur een zware beproeving. We reden door diepe kuilen, over hooge wortels maar het ging. En prompt half acht. het uur waarop ik den vorigen avond met den Prins had afgesproken, boog onze wagen het slotpark in, waar wij voor het groote bordes, onmiddellijk achter een groote touringcar, die daar gereed stond, stopten. Bij dezen touringcar was iemand bezig koffers en reisdekens in te laden. Naar hem ging ik toe en vroeg hem, of Prins Bernhard te spreken was. „Dat ben ik zelf," zei de hij. Wij maakten snel met elkaar kennis. ,Ik ben slechts gekomen," vertelde Ik, „om U te vragen, welke betrekkingen U PRINS BERNHARD als Prins van Lippe eigenlijk met Silezië onderhoudt. Welgeformuleerde vragen zou ik U niet willen .stellen, doch mij er veeleer op verlaten, wat U mij vertelt over Uw le ven en gewoonten, die U tenslotte beter kent dan iemand anders." „Zeg U dat als 't u belieft niet. Juist in den laatsten tijd heb ik de ervaring opge daan, dat de wereld veel meer van mij weet dan ik zelf. Zoo doet b.v. het gerucht de ronde, dat mijn huwelijk op 6 Januari zal plaatsvinden. Daarvan is mij niets be kend. Voor zoover ik weet, zal mijn huwe lijk met Kroonprinses Juliana tusschen 6 en 8 Januari plaatshebben, maar in ieder geval niet op 6 Januari. Ook het bericht, dat de Prinses en ik onmiddellijk na ons huwelijk een reis naar Nederlandsch-Indië zouden gaan maken, is op zijn minst ietwat voorbarig. Onze huwelijksreis zal ons be slist niet daarheen leiden. Wij weten in het geheel nog niet, waarheen wij onze huwe lijksreis zullen maken. En wanneer ik het wel wist, dan zou ik U verontschuldigt mij, maar dit is een van de weinige vra gen waarop ik U op het oogenblik niet zou antwoorden het beslist niet vertel len. Ik meen, dat U dit zult kunnen be grijpen." „Ja, natuurlijk. Maar hoe staat het met het andere bericht, volgens hewelk U na Uw huwelijk in een Nederlandsch regiment zult gaan dienen?" „Ook dit gerucht ken ik reeds, maar ook dit kan ik niet bevestigen. Mij is er in ieder geval nog niets van bekend. Sinds mijn ver loving met de Prinses bekend geworden is, wordt er dagelijks zooveel over mij en mijn zoogenaamde plannen verteld. Maar ik moet U eerlijk zeggen: voorloopig heb ik in het geheel nog geen vaststaande plan nen!" „Dan is het misschien beter, dat wij niet over de toekomst, maar over het verleden spreken en U mij eenige inlichtingen geeft op de vraag, waarvoor ik eigenlijk gekomen ben; Waarom komt U juist naar Silezië en wat bindt U aan Silezië? Voor zoover ik weet, is Koningin Wilhelmina zelfs nog in het afgeloopen jaar in Silezië, in het Wal denburger Bergland, geweest." „De Koningin verbleef ook dit jaar in de Andreas-Baude in het Waldenburgsche. Ja, en ik zelf, ik ben hier gaarne. Hier heb ik mijn jeugdjaren doorgebracht en ook U zult wel gelezen hebben dat ik het „Padagogi- um" in Züllichau bezocht heb. Maar ver der gaat het mij met Silezië als met ieder ander bijzonder landschap. Ik houd van alle streken, waar het mooi is. Zoo kan ik mij nog steeds bijzonder schoone dagen in Bad Salzbrunn herinneren, waar ik eens ter gelegenheid van een tennistournooi was." „Zijn er nog andere Duitsche landschap pen, waaraan U zich door persoonlijke be trekkingen gebonden gevoelt?" „Oh ja: aan Westfalen. Speciaal van het Sauerland houd ik. Maar overigens is het werkelijk zooals ik U reeds zeide: ik voel mij aan geen enkel landschap gebonden, maar ik ben gaarne daar, waar het schoon is." „Daartoe behoort toch ook het landschap van Schaumburg-Lippe en Lippe-Detmold, de stamhuizen van Uw geslacht?" „Ja, maar deze landen heb ik niet ge noemd, omdat mijn betrekkingen daarmede maar al te begrijpelijk zijn." „Hoe is eigenlijk de verhouding tusschen U en het Huis Lippe-Detmold?" „Ik ben de neef van den laatst regeeren den vorst van Lippe-Detmold." Terwijl wij ons zoo met elkaar onderhiel den, stonden daar de koffers, die de Prins nog in den touringcar wilde onderbrengen. Er kwamen bedienden om hem de be hulpzame hand te bieden, maar hij weerde af. Dit werk liet hij zich niet ontnemen. En de wijze, waarop hij af en toe eenige aanwijzingen gaf, was precies zoo eenvou dig en zonder overdreven vormelijkheid als ons gesprek. Dat was ons onderhoud. Thans begrijp ik de geestdrift van het Nederlandsche volk voor den natuurlijken en vriendelijken Prins Bernhard.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1936 | | pagina 9