Stadsnieuws
DE
STROOPER
Waar gaan we heen
BEL OP 636
Maandag 9 November 1936
Heldersche Courant
Tweede Blad
Eerste winterconcert
Stedelijk Muziekcorps*
Möttlinger vrienden.
Vertrokken personen
STORM EN ONWEER
Licht op voor alle voertuigen
De storm
in cijfers*
ASTO-TAX
RÜIJGHWEG 3 8
Knaapje in kokend water gevallen
Man tegen den trein gereden.
FEUILLETON.
DOOR
PETER BARON
EXPOSITIE BIJ CORRIE KOSSEN.
Corrie Kossen, Laan 60, houdt van heden
tot Zaterdag d.a.v. in haar zaak een Nomot-
ta expositie van gebreide kleedingsstukken.
Tevens installatie van burgemeester
Ritmeester tot Beschermheer.
Zaterdagavond heeft in „Casino" het
eerste winterconcert van het „Stedelijk
Muziekcorps" plaats gevonden en deze
avond is in tweeërlei opzicht belangrijk te
noemen.
Eerstens was daar de korte plechtig
heid van de installatie van burgemeester
Ritmeester tot Beschermheer van het
korps, en waarbij door dèn laatste wel zeer
hartelijke woorden aan het adres van het
„Stedelijk" gericht werden en ten tweede
mochten de aanwezigen een concert beluis
teren, dat tot in detail naar de qualificatie
„verzorgd", mocht luisteren.
Het was de eere-voorzitter van het ensemble,
de heer L. van Loq, die wegens ziekte van den
praeses, den heer Bruyn, enkele woorden van
welkom tot de zeer goed bezette zaal sprak.
Namens het bestuur sprak hij zijn verheugen
uit over den opkomst en noemde daarbij
speciaal de aanwezigheid van burgemeester en
mevrouw Ritmeester, den heer W. de Boer, den
heer Leewens en voorts de diverse zusterver-
eenigingen.
Met enkele woorden wees de heer Van Loo
op het gehalte van het te geven concert, wekte
op om het korps te steunen, zij het als lid of
donateur en beval tenslotte den aankoop van
de aan den man te brengen steunbonnen, wel
ke noodzakelijk waren in verband met de niet
bijster rooskleurige financieelen toestand van
het „Stedelijk" aan.
Direct hierna attendeerde de directeur, de
heer Pala, zijn menschen en even later klonken
de klanken van den „Burgemeester Ritmeester-
Marsch" welke, zooals bekend, een compositie
van den dirigent zelf is, door de zaal. En reeds
bij dit eerste nummer kregen wij de overtui
ging, dat op dit concert iets goeds geboden zou
worden.
Burgemeester Ritmeester tot Be
schermheer geïnstalleerd.
Het was hierna wederom de heer Van Loo,
die het tooneel betrad en dit eveneens verzocht
aan burgemeester Ritmeester, welke hieraan
onder daverend applaus van de aanwezigen,
voldeed.
De heer Van Loo dankte allereerst den bur
gemeester voor zijn vriendelijkheid, om gevolg
te geven aan de uitnoodiging van het bestuur,
het beschermheerschap op zich te willen
nemen. Het is evenwel zoo langzamerhand een
traditie geworden, dat de eerste magistraat
van Den Helder, tevens beschermheer van dit
korps, is.
Spr. wijst op het feit, dat de burgemeester
meeleeft met alles wat in onze stad gebeurd
en het is hem een behoefte te verklaren, dat de
burgerij zulks hoogelijk op prijs stelt.
Hp hoopt, dat de nieuwe beschermheer nog
in lengte van jaren de uitvoeringen van het
korps zal mogen bezoeken en zoowel in lief als
Tegen verstopping zijn Leopillen een
mild en prompt werkend laxeermiddel, dat
uit zuiver plantaardige bestanddeelen is sa
mengesteld. L e o n p i 11 e n hebben, zelLs in
chronische gevallen, sedert 20 jaar tot uitste
kende resultaten geleid.
Leopillen. In doosjes vanaf 20 ct. Bij
alle apothekers en drogisten. (Adv.)
leed zijn vereeniging trouw zal blijven.
Hierna spelt hij het eereteeken op den borst
van den burgemeester en overhandigt hem het
diploma. Tevens worden de echtgenoote van
den heer Ritmeester bloemen geoffreerd.
Rede van den burgemeester.
De burgemeester, hierna aan het woord
komende, vestigt er op geestige wijze de aan
dacht op, dat Casino zoo langzamerhand zijn
tweede huis geworden is. Deze week alleen be
vond hij zich hier niet minder dan 3 maal
Dan zegt spr., dat hij ten zeerste erkentelijk
is voor de eer, die men hem dezen avond heeft
aangedaan en hij geeft de belofte dat het „Ste
delijk Muziekcorps" van Den Helder zeer zeker
op zijn volle steun en sympathie zal mogen
rekenen: en dat zoowel in lief als leed.
Aan de woorden door den heer Van Loo ge
sproken, doelende op het groote belang van de
muziekbeoefening, heeft spr. weinig toe te voe
gen; muziek veredelt, muziek veraangenaamt
het leven en ook hij wekt op als lid van dit
ensemble toe te treden. Temeer, daar het „Ste
delijk Muziekcorps", dat ten allen tijde paraat
is als zijn hulp bij gebeurtenissen gevraagd
wordt, zulks toekomt. Speciaal dankt de heer
Ritmeester het koor en diens directeur, den
heer Pala en hoopt, dat het steeds excelsior
moge gaan. En daarbij, dat het vaandel zwaar
worde van de ontelbare medailles die men in
de toekomst nog hoopt te behalen.
Hij besluit met zijn wel zeer vriendelijke
woorden met een driewerf hoera op het „Ste
delijk" uit te brengen, waaraan door het publiek
op spontane wijze gevolg wordt gegeven.
Het Concert.
Het hierna volgend concert ving aan met de
welbekende ouverture van Rossini's „Barbier
von Sevilla".
Dat was de eerste uitvoering van het korps
en gezien den ongetwijfeld lang niet lichten
aard van dit stuk, waren wij uiteraard zeer
nieuwsgierig hoe de vertolking zou worden.
Welnu, het is verheugend, dat wij hierover
im groszen Ganzen enthousiast kunnen zijn.
Daar is gespeeld met een aandacht en met een
esprit, welke van dit specifiek humoristisch en
met ontelbare rhythmische en harmonische
voetangels en klemmen bezaaide muziekstuk
iets goeds gemaakt hebben. De inzet was direct
al beheerscht en wees er op, dat een grondige
voorstudie hier haarvvruchten afwierp. De met
name voor hoorns en klarinetten zoo zware
partijen kwamen er, met een enkele (en ver
geeflijke) uitzondering goed door, zoodat het
een genot was naar deze delicate klankenrijk
dom te luisteren. Jammer was het, dat het
even in de piston-afdeeling stokte, doch daar
was over het geheel een klankgehalte en een
evenwichtigheid die te roemen vielen.
Volgde het „Premier Concerto" voor clari-
net van Von Weber, en waarbij als solist optrad
de heer J. Meijer.
Wij kennen de heer Meijer als een clarinet-
tist, die weet wat er met dit instrument te be
reiken valt en ook ditmaal heeft hij zijn kun
nen op wel zeer duidelijke wijze gedemon
streerd.
Reeds in het allegro was een fijne verklan
king te constateeren en waren de nuances
goed verzorgd. Ook het accompagneerende
orkest stond voor zijn taak.
Het adagio viel eveneens te roemen, doch
hier dominêerde een enkele maal het orkest
te veel, wat aan het solistisch gedeelte wel
eens afbreuk deed. Overigens een beschaafd
spel: Voortreffelijk, zoowel van stemming als
rhytme, was ook het rondo, dat alzoo een
welgeslaagd einde was van Weber's Concert,
gegeven door een solist, die ongetwijfeld voor
zijn taak berekend was.
No. 4 van het programma bracht 's heeren
Pala's „Divertissement voor 3 saxofoons en
orkest" en waarbij als solisten optraden resp.
de heeren Kolhorn, Geervliet en de Boer.
Zoowel door het orkest als de solisten werd
verdienstelijk gemusiceerd en ook in dit ge
deelte van het programma bleek een gedegen
voorbereiding. Ongetwijfeld een interessant
intermezzo, hetwelk evenwel qua muzikale
schoonheid afhankelijk is van smaak. Per
soonlijk geven wij den voorkeur aan deze
instrumenten als onderdeel van het orkest.
Tot slot was daar een fantasie uit Wagner's
„Lohengrin" en het was wederom een succes,
dat het korps te boeken kreeg. Daar was
begrip voor den geest van deze muziek, daar
waren uitmuntend verzorgde trompetpartijen
en een climax, die bewezen wat een goed diri
gent met dit korps bereiken kan.
Het applaus was van dien aard, dat het
program gecontinueerd werd met een mar-
schenpotpourri en het zou ons „Stedelijk" niet
zijn als men daar niet een finale beluisterd
had, die uitblonk in Schwung en Schneidig-
keit.
Een eerste winterconcert alzoo waar men
met genoegen op mag terugzien.
Vermelden wij volledigheidshalve nog, dat
na de pauze het steunbonnen-nummer volgde,
een één-acter „De Moord in 't Kolenhok" en
tenslottehet bal, dat velen nog geruimen
tijd bijeen hield.
Men verzoekt ons opname van het vol
gende:
Zooals reeds in het nummer van Zaterdag
per advertentie bekend gemaakt werd, zal er
a.s. Dinsdagavond in het Evangelisatiegebouw
Vijzelstraat een bijeenkomst van de Möttlin
ger Vrienden worden gehouden.
Deze intieme en eenvoudige avonden, die
zoovelen aantrekken, hebben ten doel om den
opgestanen Christus, zooals de Bijbel die ons
leert, naderbij te brengen.
De Möttlingers brengen het oude Evan
gelie in zijn eenvoudigensten vorm, en
leggen den vollen nadruk op den overwinnen-
den Heiland, die zijn beloften waar maakt aan
een ieder, die in Hem gelooft.
Na afloop van de Andacht, die door den
bekenden Haarlemschen predikant Dr. Sille-
vis Smith wordt gehouden, bestaat er gele
genheid voor hen, die vragen en moeilijkheden
hebben deze in een persoonlijk gesprek naar
voren te brengen.
F. E. SlijkhuisPeperkamp, N.H., en ge
zin, naar Arnhem, 3e Nijverheidsstraat 17.
T.- van Arkel en echtg., N.H., maj.-torp.m..,
naar Soerabaja.
M. A. Teljer en echtg., geen, off. M.S.D.,
naar Amsterdam, Weteringsschans 90 boven.
H. P. Mastenbroek, D.G., schrijver Rijksw.,
naar Amsterdam, Oosteinde 13.
E. L. van der Veen en gezin, R.K., matr. Ie
kl., naar Vlissingen, Schuitvaartgr. 41.
Jacob Speur, N.H., kapper, naar Alkmaar,
Druivenlaan 20.
J. P. Looij, R.K., naar Amsterdam, Holven-
straat 18, bij Essen.
C. R. Jansen, R.K., naar Bergen (N.-H.),
Pensionaat St. Antonius.
W. Baanstra en gez., N.H., sergeant-ma
chinist K. M., naar Soerabaja.
S. Wijma, dienstbode, Ger. K. Ned., naar
Anna Paulowna, Molenvaart 297.
P. van der Schans en gezin, geen, Ned., ma
troos le kl., naar Amsterdam, Krugerstraat
34 I hg.
P. J. van Deursen en gezin, R.K., Ned. ma
troos le kl., naar Amsterdam, Hudsonstraat
142 II hg.
D. Deen, R.K., kruideniersbediende, naar
Heemstede, Eschdoornlaan 18.
F. W. Adams, Rem. Ned., naar Bloemen-
daal, Aerdenh. Duinweg 1.
J. Spetter en gezin, Isr. Ned., naar Rotter
dam, Bentheimdwarsstraat 18.
J. Willemse Chr. Ger. en echtg., N.H., ser
geant-torpedomaker, naar Soerabaja.
A. Wurtz en echtg., N.H., sergeant-vlieg
tuigmaker, naar Soerabaja.
M. E. Hartkoorn geb. Coerse, geen, naar
Amsterdam, Nova Zemblastraat 78.
C. A. C. Bruns, R.K., naar Haarlem, Ane-
gang 7.
M. Meerens, N.H., onderwijzer B.L.O., naar
Rheden, Dieren, Hoogestraat 21, inw.
En het bezoek aan de „De Ruyter".
We treffen het de laastte Zondagen niet
met het weer. Loopt er door de week nog wel
eens 'n dag door heen, die als prachtige herfst
dag bestempeld kan worden en waarop de
zon speelt met het geel en donkerrood van de
laatste bladen van den wingerd. Zondags ziet
de lucht er meest zóó grimmig uit en giert
de storm zóó door de straten, dat het veili
ger is binnen te blijven, dan zich buiten te
wagen.
Gisteren in het bzionder heeft het weer zich
van zijn grimmigsten kant leeren kennen. In
den morgen waren het striemende regen
buien, die ons de gezellige warmte binnens
huis deed verkiezen boven een Zondagswan
deling. En 's middegs. De storm was in al
zijn felheid uitgeschoten en deed de naakte
takken aan de boomen trillen en de laatste
bladen in wilde warreling langs de wegen
dollen.
Toch hield het slechte weer de menschen
's middags niet binnen. Want de vriendelijke
geste van den commandant van de „De
Ruyter", om den kruiser ter bezichtiging te
stellen van onze stadgenooten, deed duizenden
het noodweer trotseeren en zich naar de ha
ven begeven. Het was een lange, lange rij van
belangstellenden, die zich om half drie naar
de Buitenhaven begaven en die groeide maar
steeds aan, terwijl de Buitenhaven zwart was
van kijkers naar het fraaie oorlogsschip, dat
daar machtig, de haven beheerschte.
De agenten van de motorbrigade hadden
druk werk, al was het publiek rustig en niet
opdringend, men gaf zich gewillig aan de
vriendelijke leiding en de agenten lieten de
menschen niet langer wachten dan hoogst
noodig en het duurde niet langer dan tien
minuten voor men aan boord kon gaan.
En toen kwam daar om vier uur het eerste
bliksemlicht. Fel schoot het vuur uit den he
mel en sneller volgden later de schichtige
stralen, die uitschoten in het Westen en ge
volgd werden door ratelende donderslagen. En
om het geheel te voltooien knetterde een
regen van hagel, zoo groot als knikkers, uit
den hemel.
En hoe? Alsof daarboven eenige duizenden
mitrailleurs met ontzaglijke snelheid kleine
ronde projectielen neerschoten. Het was één
compacte massa witte korrels, die ratelden
en roffelden op de daken en een bizarren dans
uitvoerden op de straten, die in een oogwenk
met een wit kleed overdekt waren.
Even een kleine pauze en dan de tweede
bui. En dat waren korrels. Voor Nieuwediep
van ongekende grootte. Weliswaar waren het
niet allemaal de klassieke duiveneieren, maar
er waren er bij, dit dit formaat zeer dicht
benaderden. En al die korrels, of beter ge
zegd, stukken bevroren water, ratelden op de
huizen, zoodat velen vreesden voor het glas
in hun vensters. Het was een leven dat hoo-
ren en zien verging en velen kwamen van
achter de deuren een kijkje nemen. Maar
meestal kregen deze nieuwsgierigen een paar
korrels in het gezicht en dan gingen de deu
ren weer toe...
Het duurde een tiental minuten en toen
het eindelijk af buide, was het een wintersch
tafereel, al die, letterlijk, hagelwitte straten,
waarop een tapijt ijs lag, zóó dik, als men het
in November niet dikwijls ziet.
Maar meteen begon het ijs alweer te smel
ten en werden de gooten van trage afvoerders
van schrobwater voortgezweepte bandjirs in
het klein...
Nog later kwamen de overstroomde putten
en de lekkages in de daken, zoodat er voor
tal van in Zondagsrust weggedokenen nog
werk aan den winkel kwam...
Maandag 9 November.
Casino, 8 u. Openingsbal dansinstituut
„Modern".
Café Centraal, 8.15 u. Lezing Dr. F. Breed-
veld over: „De theorie van het geldwezen in
verband met de monetaire politiek.
Dinsdag 10 November.
Chr. Militair Tehuis, Kanaalweg, 8 u.
Groote propaganda-vergadering van den
Chr. Besturenbond.
Evangelisatiegebouw, Vijzelstraat, 8.15 u.
Möttlingersamenkomst.
Roomsch Katholieke Kerk, Kerkgracht.
Conferentie voor niet-katholieken door Pater
A. Winkel, dominicaan.
Woensdag 11 November.
Evangelisatie-gebouw, Palmstraat, 8.15 u.
Wijdingsavond C.J.M.V.
Maandag 9 Nov16.45 uur
En later op den avond, toen het onweer
over was, bleef de storm in den schoorsteen
huilen en beloofde een slechten nacht voor
den zeeman, die op de wateren rondzwelkte.
De zooveelste storm ging voorbij...
Zwaar weer en een waterval van
15 milimeter.
Wederom heeft het boven de Jutterij ge
spookt enniet zuinig ook. Er zijn weer
tallooze dakpannen en jonge boomen gekraakt,
daar zijn weer palen en hekken omgesmeten
en velen zullen den nacht wakend doorge
bracht hebben, denkende dat ieder oogenblik
het dak van hun huis zou vliegen.
Wij vernamen van het Meteorologisch
Observatorium aan den Dijk, dat de
kracht van den storm nog grooter ge
weest is dan die van den vorige, hetgeen
dus wel iets zegt.
Wat het verloop van het zware weer be
treft, het volgende: om 11 uur stak de wind
eerst goed op en bereikte een kracht van 8.
Van 4 uur in den nacht af was deze tot 5 uur
7, daarna weer 8, vanaf 6 uur tot half 7, 9 en
van half 7 tot half acht vanmorgen een dikke
10. (Windkracht 10 beteekent een snelheid
van 21.6 tot 25.1 meter per seconde).
De windrichting was aanvankelijk ZZW.,
daarna Zuid en vervolgens weer Z.Z.W., zoo
dat het ditmaal voor den Dijk met een sisser
afliep.
Vermelden wij tenslotte nog, dat er een
buitengewone hoeveelheid water gevallen is:
namelijk niet minder dan 15 roometer.
Vrijdagmiddag heeft op Tuindorp een onge
val plaatsgevonden, dat gelukkig geen ernstige
gevolgen heeft gehad. In de Tuinstraat viel
het vierjarig zoontje van den heer Warmen-
dam spelenderwijze in een pan kokend water.
Door oogenblikkelijk ingrijpen en daar de
branwonden zich slechts tot de oppervlakte
van de huid beperkten, werd erger voor
komen.
Op den onbewaakten overweg, aan den
Middenvliet, is Zaterdag een man, zekeren
Jonker, uit Huisduinen, tegen den trein ge
reden, die daar om ongeveer kwart over vieren
passeert. De man reed op de fiets en zal
waarschijnlijk in gedachten verzonken zijn ge
weest, omdat het uitzicht naar beide kanten
vrij is en men dus niet plotseling voor den
41)
Er kwam geen antwoord, en de inspecteur
bemerkte, dat de kelder verlaten was en
dat het luik open stond.
Keating haalde de schouders op. „Juist iets
voor mij," gromde hij. „Het zou zoo'n aardig
gezicht geweest zijn, Chorley aan het eind
van een touw. We zullen maar weer naar bo
ven gaan en de Waterratten waarschuwen.
Misschien vinden zij iets, wat de visschen
niet lusten."
Toen zij in de bovenkamer terugkwamen,
vonden zij daar alleen nog den ouden Lou en
een man, die hem bewaakte.
„Heb je Chorley niet gevonden?" vroeg
Lou, en de ontzettende angst in ijjn oogen
herinnerde Keating aan zijn belofte.
„Neen. Is inspecteur Storm weggegaan met
de rest?" vroeg hij aan zijn ondergeschikte.
„Ja, mijnheer."
„Goed. Ga dan met dezen man het huis
doorzoeken en maak een inventaris op.
De beide mannen salueerden en Keating
wendde zich tot den ouden jood.
„Wij zullen samen een eindje gaan wande-
kn, Lou," zei hij en nam hem bij den arm.
Hij bracht hem langs de trap naar boven en
vervolgens naar buiten. Er was geen mensch
in de Angels Crescent te zien.
„En nou, scheer je weg," commandeerde
inspecteur Keating.
Het was haast lachwekkend, te zien, hoe
gauw het oude mannetje aan dat bevel ge
hoorzaamde, maar Keating was niet in de
stemming om zich daar nu vroolijk over te
maken. Hij moest een geloofwaardig ver
haaltje samenflansen om Lou's ontsnapping
aan de Ronde Tafel te verklaren, en riep
daartoe de hulp in van een plotselingen aan
val door onbekende personen; op weg naar de
Yard werkte hij dat verhaal tot in alle on-
derdeelen uit, en toen hij het opdischte, be
schouwde hij het als een volslagen kunst
werk.
Op de Yard vond Keating een telegram.
Het was niet onderteekend, maar hij wist
toch wel, wie het afgezonden had, al voordat
hij het had geopend. Er was maar één man
bij de Yard, die telegrammen verzond en ze
zonder te blozen door den Dienst liet betalen.
Dit telegram was kort, maar de inhoud ver
baasde Keating. Het luidde: „Larry, voor
gevend, dat hij Kaye is, op Marske House.
Hou je weg van Reigate."
Keating las die regels twee keer en was
gedurende een paar uren gehoorzaam. Maar
den volgenden morgen toog hij op weg naar
Reigate. Hij had geen bijzonder plan en liep
gevaar, Larry te ontmoeten, wat Kaye's be
doelingen natuurlijk in de ware zou sturen,
maar er was iets, dat Keating onweerstaan
baar naar Reigate trok.
Hij begreep, wat dat „iets" geweest was,
toen hij op de markt Barbara Teyst uit haar
wagen zag stappen en dadelijk tot de overtui
ging kwam, dat hij nooit lieflijker verschij
ning had gezien.
„Hallo, vreemdeling,zei ze schertsend en
stak hem haar hand toe, „waar heb je zoo
lang gezeten?"
Hij voelde een lichte versnelling van zijn
pols, toen zij hem met haar stralende blauwe
oogen aankeek.
„Ik heb patience gespeeld in de Barbi-
can," lachte hij; en voor de eerste maal in
zijn leven ontsnapte hem een compliment.
„Dat blauw kleedje goed, jonge dame."
„Zoo, grootvader," plaagde zij.
„Zeker," zei Keating.
„Zullen we een eindje gaan wandelen?"
stelde Barbara voor. „Ik kan den wagen hier
wel laten staan. Die meneer met dat vuile
diafragma zal er wel zoolang op passen."
Keating knikte, en zij wenkte een leegloo-
per, die bij het postkantoor stond en niets
ander te doen scheen te hebben dan de onbe
kende afgronden en bergteekenen van zijn
kiezen te exploreeren met behulp van een
lucifer.
Een shilling bewerkte de eene helft van het
wonder en Barbara's glimlach de andere.
Toen gaf zij Keating een arm en wandelde
met hem de High Street op.
Keating, eenigszins bezorgd, dat zij Larry
zouden tegenkomen, trachtte den afstand
tusschen hen en Marske House zoo groot
mogelijk te maken. En tevens trachtte hij
van Barbara eenige inlichtingen te krijgen.
„Jullie hebben bezoek op Marske House, is
het niet?" vroeg hij.
„Ja, je belangwekkende vriend Kaye," ant
woordde Barbara. „Tenslotte heb ik dus ken
nis met hem gemaakt."
„Is hij belangwekkend, zeg je?"
„Ja, maar niet heelemaal, zooals ik 't *me
voorgesteld had. Je hadt me niet verteld, dat
hij een baard heeft."
„Keating herinnerde zich juist op tijd, dat
hij voorzichtig moest zqn.
„Heb je dat niet verteld?" vroeg hij. „Mis
schien vertel ik niet alles aan kleine meis
jes, hoe bekoorlijk ze ook zijn."
„Dank je. Ik denk anders, dat hij er zonder
baard heel wat jonger zou uitzien. Boven
dien, ik kan 't niet uit mijn hoofd zetten, dat
ik zijn oogen meer gezien heb. Hij is nogal
geheimzinnig, vind je niet? En wel
cynisch."
Keating gromde eens en keek naar zijn
schoenen.
„Veel met hem gesproken?" vroeg hij.
„Nogal. Zijn reden om bij Jan te blijven,
lijkt me een beetje duister. Ik kreeg den in
druk, dat zij niet erg bevriend met elkaar
zijn. De eenige reden die me aannemelijk
lijkt, doet me huiveren als ik er aan denk."
„En welke is dat?"
„Dat hij den Strooper verwacht."
Keating glimlachte bitter.
„Was hij thuis, toen je uitging?" vroeg hij.
„Ja. Hij zat te lezen, zooals gewoonlijk.
Iets lichts, zooals de „Levens" van Plato. Zijn
kennis van de klassieken is bijna ontstellend."
„Wiens kennis? Die van Plato?" vroeg
Keating achterdochtig.
„Nee, die van mijnheer Kaye," lachte Bar
bara. „Ga je nog mee naar huis om hem te
ontmoeten?"
„Nee," antwoordde hij haastig. „Ik ben
voor zaken hier en eh om iets te on
derzoeken."
„In verband met den Strooper?" vroeg
Barbara nieuwsgierig, en hij knikte, wat de
gemakkelijkste manier was om zijn ware be
doelingen, die haar verrast zouden hebben, te
verbergen.
Op het laatste oogenblik ontbrak hem den
moed, en hij werd zich bewust, dat hij een
paar groote handen had, waarvoor hij geen
passende bezigheid kon vinden. Daarom stak
hij ze in zijn zak en trachtte er achter te ko
men, of zij zijn verlegenheid in de gaten had,
en over iets anders begon te spreken, om
hem op zijn gemak te stellen, of omdat zij de
oorzaak van zijn verlegenheid doorgrondde en
niest hooren wilde, wét hij te zeggen had.
„We hebben nog een anderen bezoeker,"
vervolgde zij. „Net zoo geheimzinnig, maar
niet zoo aardig als mijnheer Kay."
'„Is er nóg een ander?" vroeg Keating ont
moedigd.
„Nou, feitelijk is 't de butler", verbeterde
Barbara. „Hij heet Crale. Soms denk ik, dat
hij meer weet van de dingen, die hem niet
aangaan, dan zelfs bij de beste butlers de ge
woonte is."
Inspecteur Keating Keating vond het snui
ten van zijn neus de geschiktste methode om
zijn glimlach te bedekken.
„Je zei toch, dat hij geheimzinnig was?"
vroeg hij.
„O ja. Je vriend Kaye schijnt eenig ver
moeden te hebben, dat Crale en de Strooper
niet heelemaal onbekend met elkaar zijn, en
dat is Jan's indruk ook. Hij kan soms op
Crale loeren als een kat."
Keating zou hardop gelachen hebben, als
hjj gedurfd had.
„Je zult er achter komen, dat 't een ge
vaarlijk tijdverdrijf is, iemand zonder goede
redenen de Strooper te noemen," zei hij. „En
wat zegt je vrouwelijk instinct er van?"
,,'t Vrouwelijk instinct wordt dikwijls over
schat. Maar zonder gekheid, ik voel me niet
meer veilig, met hem in de buurt. Hij heeft
zoo'n eigenaardige manier van overal rond te
kruipen."
In gedachten zag Keating zijn welgedanen
vriend al „kruipen" en vermoedde, dat 't hem
niet te best afging.
„Hq verschijnt altijd op onverwachte oogen-