Stadsnieuws DE STROOPER Waar gaan we heen BEL OP 636 Maandag 9 November 1936 Heldersche Courant Tweede Blad Eerste winterconcert Stedelijk Muziekcorps* Möttlinger vrienden. Vertrokken personen STORM EN ONWEER Licht op voor alle voertuigen De storm in cijfers* ASTO-TAX RÜIJGHWEG 3 8 Knaapje in kokend water gevallen Man tegen den trein gereden. FEUILLETON. DOOR PETER BARON EXPOSITIE BIJ CORRIE KOSSEN. Corrie Kossen, Laan 60, houdt van heden tot Zaterdag d.a.v. in haar zaak een Nomot- ta expositie van gebreide kleedingsstukken. Tevens installatie van burgemeester Ritmeester tot Beschermheer. Zaterdagavond heeft in „Casino" het eerste winterconcert van het „Stedelijk Muziekcorps" plaats gevonden en deze avond is in tweeërlei opzicht belangrijk te noemen. Eerstens was daar de korte plechtig heid van de installatie van burgemeester Ritmeester tot Beschermheer van het korps, en waarbij door dèn laatste wel zeer hartelijke woorden aan het adres van het „Stedelijk" gericht werden en ten tweede mochten de aanwezigen een concert beluis teren, dat tot in detail naar de qualificatie „verzorgd", mocht luisteren. Het was de eere-voorzitter van het ensemble, de heer L. van Loq, die wegens ziekte van den praeses, den heer Bruyn, enkele woorden van welkom tot de zeer goed bezette zaal sprak. Namens het bestuur sprak hij zijn verheugen uit over den opkomst en noemde daarbij speciaal de aanwezigheid van burgemeester en mevrouw Ritmeester, den heer W. de Boer, den heer Leewens en voorts de diverse zusterver- eenigingen. Met enkele woorden wees de heer Van Loo op het gehalte van het te geven concert, wekte op om het korps te steunen, zij het als lid of donateur en beval tenslotte den aankoop van de aan den man te brengen steunbonnen, wel ke noodzakelijk waren in verband met de niet bijster rooskleurige financieelen toestand van het „Stedelijk" aan. Direct hierna attendeerde de directeur, de heer Pala, zijn menschen en even later klonken de klanken van den „Burgemeester Ritmeester- Marsch" welke, zooals bekend, een compositie van den dirigent zelf is, door de zaal. En reeds bij dit eerste nummer kregen wij de overtui ging, dat op dit concert iets goeds geboden zou worden. Burgemeester Ritmeester tot Be schermheer geïnstalleerd. Het was hierna wederom de heer Van Loo, die het tooneel betrad en dit eveneens verzocht aan burgemeester Ritmeester, welke hieraan onder daverend applaus van de aanwezigen, voldeed. De heer Van Loo dankte allereerst den bur gemeester voor zijn vriendelijkheid, om gevolg te geven aan de uitnoodiging van het bestuur, het beschermheerschap op zich te willen nemen. Het is evenwel zoo langzamerhand een traditie geworden, dat de eerste magistraat van Den Helder, tevens beschermheer van dit korps, is. Spr. wijst op het feit, dat de burgemeester meeleeft met alles wat in onze stad gebeurd en het is hem een behoefte te verklaren, dat de burgerij zulks hoogelijk op prijs stelt. Hp hoopt, dat de nieuwe beschermheer nog in lengte van jaren de uitvoeringen van het korps zal mogen bezoeken en zoowel in lief als Tegen verstopping zijn Leopillen een mild en prompt werkend laxeermiddel, dat uit zuiver plantaardige bestanddeelen is sa mengesteld. L e o n p i 11 e n hebben, zelLs in chronische gevallen, sedert 20 jaar tot uitste kende resultaten geleid. Leopillen. In doosjes vanaf 20 ct. Bij alle apothekers en drogisten. (Adv.) leed zijn vereeniging trouw zal blijven. Hierna spelt hij het eereteeken op den borst van den burgemeester en overhandigt hem het diploma. Tevens worden de echtgenoote van den heer Ritmeester bloemen geoffreerd. Rede van den burgemeester. De burgemeester, hierna aan het woord komende, vestigt er op geestige wijze de aan dacht op, dat Casino zoo langzamerhand zijn tweede huis geworden is. Deze week alleen be vond hij zich hier niet minder dan 3 maal Dan zegt spr., dat hij ten zeerste erkentelijk is voor de eer, die men hem dezen avond heeft aangedaan en hij geeft de belofte dat het „Ste delijk Muziekcorps" van Den Helder zeer zeker op zijn volle steun en sympathie zal mogen rekenen: en dat zoowel in lief als leed. Aan de woorden door den heer Van Loo ge sproken, doelende op het groote belang van de muziekbeoefening, heeft spr. weinig toe te voe gen; muziek veredelt, muziek veraangenaamt het leven en ook hij wekt op als lid van dit ensemble toe te treden. Temeer, daar het „Ste delijk Muziekcorps", dat ten allen tijde paraat is als zijn hulp bij gebeurtenissen gevraagd wordt, zulks toekomt. Speciaal dankt de heer Ritmeester het koor en diens directeur, den heer Pala en hoopt, dat het steeds excelsior moge gaan. En daarbij, dat het vaandel zwaar worde van de ontelbare medailles die men in de toekomst nog hoopt te behalen. Hij besluit met zijn wel zeer vriendelijke woorden met een driewerf hoera op het „Ste delijk" uit te brengen, waaraan door het publiek op spontane wijze gevolg wordt gegeven. Het Concert. Het hierna volgend concert ving aan met de welbekende ouverture van Rossini's „Barbier von Sevilla". Dat was de eerste uitvoering van het korps en gezien den ongetwijfeld lang niet lichten aard van dit stuk, waren wij uiteraard zeer nieuwsgierig hoe de vertolking zou worden. Welnu, het is verheugend, dat wij hierover im groszen Ganzen enthousiast kunnen zijn. Daar is gespeeld met een aandacht en met een esprit, welke van dit specifiek humoristisch en met ontelbare rhythmische en harmonische voetangels en klemmen bezaaide muziekstuk iets goeds gemaakt hebben. De inzet was direct al beheerscht en wees er op, dat een grondige voorstudie hier haarvvruchten afwierp. De met name voor hoorns en klarinetten zoo zware partijen kwamen er, met een enkele (en ver geeflijke) uitzondering goed door, zoodat het een genot was naar deze delicate klankenrijk dom te luisteren. Jammer was het, dat het even in de piston-afdeeling stokte, doch daar was over het geheel een klankgehalte en een evenwichtigheid die te roemen vielen. Volgde het „Premier Concerto" voor clari- net van Von Weber, en waarbij als solist optrad de heer J. Meijer. Wij kennen de heer Meijer als een clarinet- tist, die weet wat er met dit instrument te be reiken valt en ook ditmaal heeft hij zijn kun nen op wel zeer duidelijke wijze gedemon streerd. Reeds in het allegro was een fijne verklan king te constateeren en waren de nuances goed verzorgd. Ook het accompagneerende orkest stond voor zijn taak. Het adagio viel eveneens te roemen, doch hier dominêerde een enkele maal het orkest te veel, wat aan het solistisch gedeelte wel eens afbreuk deed. Overigens een beschaafd spel: Voortreffelijk, zoowel van stemming als rhytme, was ook het rondo, dat alzoo een welgeslaagd einde was van Weber's Concert, gegeven door een solist, die ongetwijfeld voor zijn taak berekend was. No. 4 van het programma bracht 's heeren Pala's „Divertissement voor 3 saxofoons en orkest" en waarbij als solisten optraden resp. de heeren Kolhorn, Geervliet en de Boer. Zoowel door het orkest als de solisten werd verdienstelijk gemusiceerd en ook in dit ge deelte van het programma bleek een gedegen voorbereiding. Ongetwijfeld een interessant intermezzo, hetwelk evenwel qua muzikale schoonheid afhankelijk is van smaak. Per soonlijk geven wij den voorkeur aan deze instrumenten als onderdeel van het orkest. Tot slot was daar een fantasie uit Wagner's „Lohengrin" en het was wederom een succes, dat het korps te boeken kreeg. Daar was begrip voor den geest van deze muziek, daar waren uitmuntend verzorgde trompetpartijen en een climax, die bewezen wat een goed diri gent met dit korps bereiken kan. Het applaus was van dien aard, dat het program gecontinueerd werd met een mar- schenpotpourri en het zou ons „Stedelijk" niet zijn als men daar niet een finale beluisterd had, die uitblonk in Schwung en Schneidig- keit. Een eerste winterconcert alzoo waar men met genoegen op mag terugzien. Vermelden wij volledigheidshalve nog, dat na de pauze het steunbonnen-nummer volgde, een één-acter „De Moord in 't Kolenhok" en tenslottehet bal, dat velen nog geruimen tijd bijeen hield. Men verzoekt ons opname van het vol gende: Zooals reeds in het nummer van Zaterdag per advertentie bekend gemaakt werd, zal er a.s. Dinsdagavond in het Evangelisatiegebouw Vijzelstraat een bijeenkomst van de Möttlin ger Vrienden worden gehouden. Deze intieme en eenvoudige avonden, die zoovelen aantrekken, hebben ten doel om den opgestanen Christus, zooals de Bijbel die ons leert, naderbij te brengen. De Möttlingers brengen het oude Evan gelie in zijn eenvoudigensten vorm, en leggen den vollen nadruk op den overwinnen- den Heiland, die zijn beloften waar maakt aan een ieder, die in Hem gelooft. Na afloop van de Andacht, die door den bekenden Haarlemschen predikant Dr. Sille- vis Smith wordt gehouden, bestaat er gele genheid voor hen, die vragen en moeilijkheden hebben deze in een persoonlijk gesprek naar voren te brengen. F. E. SlijkhuisPeperkamp, N.H., en ge zin, naar Arnhem, 3e Nijverheidsstraat 17. T.- van Arkel en echtg., N.H., maj.-torp.m.., naar Soerabaja. M. A. Teljer en echtg., geen, off. M.S.D., naar Amsterdam, Weteringsschans 90 boven. H. P. Mastenbroek, D.G., schrijver Rijksw., naar Amsterdam, Oosteinde 13. E. L. van der Veen en gezin, R.K., matr. Ie kl., naar Vlissingen, Schuitvaartgr. 41. Jacob Speur, N.H., kapper, naar Alkmaar, Druivenlaan 20. J. P. Looij, R.K., naar Amsterdam, Holven- straat 18, bij Essen. C. R. Jansen, R.K., naar Bergen (N.-H.), Pensionaat St. Antonius. W. Baanstra en gez., N.H., sergeant-ma chinist K. M., naar Soerabaja. S. Wijma, dienstbode, Ger. K. Ned., naar Anna Paulowna, Molenvaart 297. P. van der Schans en gezin, geen, Ned., ma troos le kl., naar Amsterdam, Krugerstraat 34 I hg. P. J. van Deursen en gezin, R.K., Ned. ma troos le kl., naar Amsterdam, Hudsonstraat 142 II hg. D. Deen, R.K., kruideniersbediende, naar Heemstede, Eschdoornlaan 18. F. W. Adams, Rem. Ned., naar Bloemen- daal, Aerdenh. Duinweg 1. J. Spetter en gezin, Isr. Ned., naar Rotter dam, Bentheimdwarsstraat 18. J. Willemse Chr. Ger. en echtg., N.H., ser geant-torpedomaker, naar Soerabaja. A. Wurtz en echtg., N.H., sergeant-vlieg tuigmaker, naar Soerabaja. M. E. Hartkoorn geb. Coerse, geen, naar Amsterdam, Nova Zemblastraat 78. C. A. C. Bruns, R.K., naar Haarlem, Ane- gang 7. M. Meerens, N.H., onderwijzer B.L.O., naar Rheden, Dieren, Hoogestraat 21, inw. En het bezoek aan de „De Ruyter". We treffen het de laastte Zondagen niet met het weer. Loopt er door de week nog wel eens 'n dag door heen, die als prachtige herfst dag bestempeld kan worden en waarop de zon speelt met het geel en donkerrood van de laatste bladen van den wingerd. Zondags ziet de lucht er meest zóó grimmig uit en giert de storm zóó door de straten, dat het veili ger is binnen te blijven, dan zich buiten te wagen. Gisteren in het bzionder heeft het weer zich van zijn grimmigsten kant leeren kennen. In den morgen waren het striemende regen buien, die ons de gezellige warmte binnens huis deed verkiezen boven een Zondagswan deling. En 's middegs. De storm was in al zijn felheid uitgeschoten en deed de naakte takken aan de boomen trillen en de laatste bladen in wilde warreling langs de wegen dollen. Toch hield het slechte weer de menschen 's middags niet binnen. Want de vriendelijke geste van den commandant van de „De Ruyter", om den kruiser ter bezichtiging te stellen van onze stadgenooten, deed duizenden het noodweer trotseeren en zich naar de ha ven begeven. Het was een lange, lange rij van belangstellenden, die zich om half drie naar de Buitenhaven begaven en die groeide maar steeds aan, terwijl de Buitenhaven zwart was van kijkers naar het fraaie oorlogsschip, dat daar machtig, de haven beheerschte. De agenten van de motorbrigade hadden druk werk, al was het publiek rustig en niet opdringend, men gaf zich gewillig aan de vriendelijke leiding en de agenten lieten de menschen niet langer wachten dan hoogst noodig en het duurde niet langer dan tien minuten voor men aan boord kon gaan. En toen kwam daar om vier uur het eerste bliksemlicht. Fel schoot het vuur uit den he mel en sneller volgden later de schichtige stralen, die uitschoten in het Westen en ge volgd werden door ratelende donderslagen. En om het geheel te voltooien knetterde een regen van hagel, zoo groot als knikkers, uit den hemel. En hoe? Alsof daarboven eenige duizenden mitrailleurs met ontzaglijke snelheid kleine ronde projectielen neerschoten. Het was één compacte massa witte korrels, die ratelden en roffelden op de daken en een bizarren dans uitvoerden op de straten, die in een oogwenk met een wit kleed overdekt waren. Even een kleine pauze en dan de tweede bui. En dat waren korrels. Voor Nieuwediep van ongekende grootte. Weliswaar waren het niet allemaal de klassieke duiveneieren, maar er waren er bij, dit dit formaat zeer dicht benaderden. En al die korrels, of beter ge zegd, stukken bevroren water, ratelden op de huizen, zoodat velen vreesden voor het glas in hun vensters. Het was een leven dat hoo- ren en zien verging en velen kwamen van achter de deuren een kijkje nemen. Maar meestal kregen deze nieuwsgierigen een paar korrels in het gezicht en dan gingen de deu ren weer toe... Het duurde een tiental minuten en toen het eindelijk af buide, was het een wintersch tafereel, al die, letterlijk, hagelwitte straten, waarop een tapijt ijs lag, zóó dik, als men het in November niet dikwijls ziet. Maar meteen begon het ijs alweer te smel ten en werden de gooten van trage afvoerders van schrobwater voortgezweepte bandjirs in het klein... Nog later kwamen de overstroomde putten en de lekkages in de daken, zoodat er voor tal van in Zondagsrust weggedokenen nog werk aan den winkel kwam... Maandag 9 November. Casino, 8 u. Openingsbal dansinstituut „Modern". Café Centraal, 8.15 u. Lezing Dr. F. Breed- veld over: „De theorie van het geldwezen in verband met de monetaire politiek. Dinsdag 10 November. Chr. Militair Tehuis, Kanaalweg, 8 u. Groote propaganda-vergadering van den Chr. Besturenbond. Evangelisatiegebouw, Vijzelstraat, 8.15 u. Möttlingersamenkomst. Roomsch Katholieke Kerk, Kerkgracht. Conferentie voor niet-katholieken door Pater A. Winkel, dominicaan. Woensdag 11 November. Evangelisatie-gebouw, Palmstraat, 8.15 u. Wijdingsavond C.J.M.V. Maandag 9 Nov16.45 uur En later op den avond, toen het onweer over was, bleef de storm in den schoorsteen huilen en beloofde een slechten nacht voor den zeeman, die op de wateren rondzwelkte. De zooveelste storm ging voorbij... Zwaar weer en een waterval van 15 milimeter. Wederom heeft het boven de Jutterij ge spookt enniet zuinig ook. Er zijn weer tallooze dakpannen en jonge boomen gekraakt, daar zijn weer palen en hekken omgesmeten en velen zullen den nacht wakend doorge bracht hebben, denkende dat ieder oogenblik het dak van hun huis zou vliegen. Wij vernamen van het Meteorologisch Observatorium aan den Dijk, dat de kracht van den storm nog grooter ge weest is dan die van den vorige, hetgeen dus wel iets zegt. Wat het verloop van het zware weer be treft, het volgende: om 11 uur stak de wind eerst goed op en bereikte een kracht van 8. Van 4 uur in den nacht af was deze tot 5 uur 7, daarna weer 8, vanaf 6 uur tot half 7, 9 en van half 7 tot half acht vanmorgen een dikke 10. (Windkracht 10 beteekent een snelheid van 21.6 tot 25.1 meter per seconde). De windrichting was aanvankelijk ZZW., daarna Zuid en vervolgens weer Z.Z.W., zoo dat het ditmaal voor den Dijk met een sisser afliep. Vermelden wij tenslotte nog, dat er een buitengewone hoeveelheid water gevallen is: namelijk niet minder dan 15 roometer. Vrijdagmiddag heeft op Tuindorp een onge val plaatsgevonden, dat gelukkig geen ernstige gevolgen heeft gehad. In de Tuinstraat viel het vierjarig zoontje van den heer Warmen- dam spelenderwijze in een pan kokend water. Door oogenblikkelijk ingrijpen en daar de branwonden zich slechts tot de oppervlakte van de huid beperkten, werd erger voor komen. Op den onbewaakten overweg, aan den Middenvliet, is Zaterdag een man, zekeren Jonker, uit Huisduinen, tegen den trein ge reden, die daar om ongeveer kwart over vieren passeert. De man reed op de fiets en zal waarschijnlijk in gedachten verzonken zijn ge weest, omdat het uitzicht naar beide kanten vrij is en men dus niet plotseling voor den 41) Er kwam geen antwoord, en de inspecteur bemerkte, dat de kelder verlaten was en dat het luik open stond. Keating haalde de schouders op. „Juist iets voor mij," gromde hij. „Het zou zoo'n aardig gezicht geweest zijn, Chorley aan het eind van een touw. We zullen maar weer naar bo ven gaan en de Waterratten waarschuwen. Misschien vinden zij iets, wat de visschen niet lusten." Toen zij in de bovenkamer terugkwamen, vonden zij daar alleen nog den ouden Lou en een man, die hem bewaakte. „Heb je Chorley niet gevonden?" vroeg Lou, en de ontzettende angst in ijjn oogen herinnerde Keating aan zijn belofte. „Neen. Is inspecteur Storm weggegaan met de rest?" vroeg hij aan zijn ondergeschikte. „Ja, mijnheer." „Goed. Ga dan met dezen man het huis doorzoeken en maak een inventaris op. De beide mannen salueerden en Keating wendde zich tot den ouden jood. „Wij zullen samen een eindje gaan wande- kn, Lou," zei hij en nam hem bij den arm. Hij bracht hem langs de trap naar boven en vervolgens naar buiten. Er was geen mensch in de Angels Crescent te zien. „En nou, scheer je weg," commandeerde inspecteur Keating. Het was haast lachwekkend, te zien, hoe gauw het oude mannetje aan dat bevel ge hoorzaamde, maar Keating was niet in de stemming om zich daar nu vroolijk over te maken. Hij moest een geloofwaardig ver haaltje samenflansen om Lou's ontsnapping aan de Ronde Tafel te verklaren, en riep daartoe de hulp in van een plotselingen aan val door onbekende personen; op weg naar de Yard werkte hij dat verhaal tot in alle on- derdeelen uit, en toen hij het opdischte, be schouwde hij het als een volslagen kunst werk. Op de Yard vond Keating een telegram. Het was niet onderteekend, maar hij wist toch wel, wie het afgezonden had, al voordat hij het had geopend. Er was maar één man bij de Yard, die telegrammen verzond en ze zonder te blozen door den Dienst liet betalen. Dit telegram was kort, maar de inhoud ver baasde Keating. Het luidde: „Larry, voor gevend, dat hij Kaye is, op Marske House. Hou je weg van Reigate." Keating las die regels twee keer en was gedurende een paar uren gehoorzaam. Maar den volgenden morgen toog hij op weg naar Reigate. Hij had geen bijzonder plan en liep gevaar, Larry te ontmoeten, wat Kaye's be doelingen natuurlijk in de ware zou sturen, maar er was iets, dat Keating onweerstaan baar naar Reigate trok. Hij begreep, wat dat „iets" geweest was, toen hij op de markt Barbara Teyst uit haar wagen zag stappen en dadelijk tot de overtui ging kwam, dat hij nooit lieflijker verschij ning had gezien. „Hallo, vreemdeling,zei ze schertsend en stak hem haar hand toe, „waar heb je zoo lang gezeten?" Hij voelde een lichte versnelling van zijn pols, toen zij hem met haar stralende blauwe oogen aankeek. „Ik heb patience gespeeld in de Barbi- can," lachte hij; en voor de eerste maal in zijn leven ontsnapte hem een compliment. „Dat blauw kleedje goed, jonge dame." „Zoo, grootvader," plaagde zij. „Zeker," zei Keating. „Zullen we een eindje gaan wandelen?" stelde Barbara voor. „Ik kan den wagen hier wel laten staan. Die meneer met dat vuile diafragma zal er wel zoolang op passen." Keating knikte, en zij wenkte een leegloo- per, die bij het postkantoor stond en niets ander te doen scheen te hebben dan de onbe kende afgronden en bergteekenen van zijn kiezen te exploreeren met behulp van een lucifer. Een shilling bewerkte de eene helft van het wonder en Barbara's glimlach de andere. Toen gaf zij Keating een arm en wandelde met hem de High Street op. Keating, eenigszins bezorgd, dat zij Larry zouden tegenkomen, trachtte den afstand tusschen hen en Marske House zoo groot mogelijk te maken. En tevens trachtte hij van Barbara eenige inlichtingen te krijgen. „Jullie hebben bezoek op Marske House, is het niet?" vroeg hij. „Ja, je belangwekkende vriend Kaye," ant woordde Barbara. „Tenslotte heb ik dus ken nis met hem gemaakt." „Is hij belangwekkend, zeg je?" „Ja, maar niet heelemaal, zooals ik 't *me voorgesteld had. Je hadt me niet verteld, dat hij een baard heeft." „Keating herinnerde zich juist op tijd, dat hij voorzichtig moest zqn. „Heb je dat niet verteld?" vroeg hij. „Mis schien vertel ik niet alles aan kleine meis jes, hoe bekoorlijk ze ook zijn." „Dank je. Ik denk anders, dat hij er zonder baard heel wat jonger zou uitzien. Boven dien, ik kan 't niet uit mijn hoofd zetten, dat ik zijn oogen meer gezien heb. Hij is nogal geheimzinnig, vind je niet? En wel cynisch." Keating gromde eens en keek naar zijn schoenen. „Veel met hem gesproken?" vroeg hij. „Nogal. Zijn reden om bij Jan te blijven, lijkt me een beetje duister. Ik kreeg den in druk, dat zij niet erg bevriend met elkaar zijn. De eenige reden die me aannemelijk lijkt, doet me huiveren als ik er aan denk." „En welke is dat?" „Dat hij den Strooper verwacht." Keating glimlachte bitter. „Was hij thuis, toen je uitging?" vroeg hij. „Ja. Hij zat te lezen, zooals gewoonlijk. Iets lichts, zooals de „Levens" van Plato. Zijn kennis van de klassieken is bijna ontstellend." „Wiens kennis? Die van Plato?" vroeg Keating achterdochtig. „Nee, die van mijnheer Kaye," lachte Bar bara. „Ga je nog mee naar huis om hem te ontmoeten?" „Nee," antwoordde hij haastig. „Ik ben voor zaken hier en eh om iets te on derzoeken." „In verband met den Strooper?" vroeg Barbara nieuwsgierig, en hij knikte, wat de gemakkelijkste manier was om zijn ware be doelingen, die haar verrast zouden hebben, te verbergen. Op het laatste oogenblik ontbrak hem den moed, en hij werd zich bewust, dat hij een paar groote handen had, waarvoor hij geen passende bezigheid kon vinden. Daarom stak hij ze in zijn zak en trachtte er achter te ko men, of zij zijn verlegenheid in de gaten had, en over iets anders begon te spreken, om hem op zijn gemak te stellen, of omdat zij de oorzaak van zijn verlegenheid doorgrondde en niest hooren wilde, wét hij te zeggen had. „We hebben nog een anderen bezoeker," vervolgde zij. „Net zoo geheimzinnig, maar niet zoo aardig als mijnheer Kay." '„Is er nóg een ander?" vroeg Keating ont moedigd. „Nou, feitelijk is 't de butler", verbeterde Barbara. „Hij heet Crale. Soms denk ik, dat hij meer weet van de dingen, die hem niet aangaan, dan zelfs bij de beste butlers de ge woonte is." Inspecteur Keating Keating vond het snui ten van zijn neus de geschiktste methode om zijn glimlach te bedekken. „Je zei toch, dat hij geheimzinnig was?" vroeg hij. „O ja. Je vriend Kaye schijnt eenig ver moeden te hebben, dat Crale en de Strooper niet heelemaal onbekend met elkaar zijn, en dat is Jan's indruk ook. Hij kan soms op Crale loeren als een kat." Keating zou hardop gelachen hebben, als hjj gedurfd had. „Je zult er achter komen, dat 't een ge vaarlijk tijdverdrijf is, iemand zonder goede redenen de Strooper te noemen," zei hij. „En wat zegt je vrouwelijk instinct er van?" ,,'t Vrouwelijk instinct wordt dikwijls over schat. Maar zonder gekheid, ik voel me niet meer veilig, met hem in de buurt. Hij heeft zoo'n eigenaardige manier van overal rond te kruipen." In gedachten zag Keating zijn welgedanen vriend al „kruipen" en vermoedde, dat 't hem niet te best afging. „Hq verschijnt altijd op onverwachte oogen-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1936 | | pagina 7