s r'P- Visscherij De Utrecht en Holland brengen de Jessica behouden te IJmuiden binnen* De onrust stijgt onder onze kustvisschers* Kranig werk van de Hollandsche sleepbootbemanningen - Een zware reis door vuil weer - Wat kapitein Kuiper vertelde. Dat wijst nog eens op de buitengewone eenstemmigheid, welke er bestaat tus- sohen het college van B. en W. en de hui dige samenstelling van den Raad. Twee van de genoemde verordeningen wa ren bestaande, die op verschillende plaatsen gewijaigd en aangevuld waren, n.L de ver ordening regelende de pensionneering der wethouders en hunne weduwen en weezen en de verordening, regelende de rangen, de bezol diging, enz. van de ambtenaren der gemeente politie, waaraan een nieuwe toegevoegd werd, n.l. die, waarin de regeling van het georgani seerd overleg en het scheidsgerecht voor de politie vastgelegd is. Het meeste is te doen geweest over de verordening betreffende de wethouderspen sioenen. Dr. Feenstra Kuiper (Gem. Belang), en Mr. Muller (A.-R.) waren het, en zij wer den gesteund door de heeren Uithol (Nat. Herstel) en Ran (R.-K.), die schrapping van het onder sub d. vermelde van artikel 20 der betreffende verordening bepleitten. In dit „sub d." wordt bepaald, dat de oude verorde ning van kracht blijft voor den wethouder, die op 13 Juni 1935 het wethoudersschap be kleedde en het sindsdien onafgebroken be kleed heeft en (nu volgt sub d.) „voor de weduwen en/of weezen van dezen wethouder." Deze bepaling is in strijd met artikel 101 van de Gemeentewet, dat o.m. zegt, dat San de weduwe en weezen van den wethouder pensioen lastens de gemeente kan worden verleend, t e n z ij de wethouder in het hu welijk is getreden na het bereiken van den 85-jarigen leeftijd. De wet sluit dus een categorie van wedu wen en weezen van het recht op pensioen uit, terw^l de verordening dat niet doet. Dr. Feenstra Kuiper c.s. wilden nu de ver ordening „aanpassen" aan de wet en dienden een amendement in, om het in art. 20 onder sub. d vermelde te doen vervallen. Het Col lege van B. en W. zag wel in, dat er iets scheefs zat aan de verordening, in verhouding' tot de wet, doch het ried den Raad toch aan om de verordening zoo te laten. Daarbij rede neerde het als volgt: de wetgever heeft blijk baar de onbillelijkheid over het hoofd gezien, welke gelegen is in het feit, dat voor wedu wen en weezen van wethouders geen over gangsbepaling in het leven geroepen is. Door de redactie van de Heldersche verordening onder zijn aandacht te brengen, zou de wet gever zijn verzuim kunnen herstellen, of, zoo als wethouder v. d. Vaart het uitdrukte: zou de wetgever zich zelf kunnen corrigeeren. De Raad ging met deze zienswijze accoord. want het stemde het amendement van Dr. Feenstra Kuiper met groote meerderheid af. Met kleiner verschil werd diens tweede amen dement afgewezen. Dit behelsde, dat aan sub. d. toegevoegd zou worden, dat weduwen van wethouders geen recht op pensioen zouden hebben als het huwelijk van den wethouder niet vóór of op 13_ Juni 1935 (datum van in- kingtreden der gewijzigde wet) had plaats gevonden. Evenmin weezen van wethouders als zp niet voor genoemden datum geboren waren. Het zou wel een succes voor Den Helder zijn, als de wetgever zich bij het onder de oogen krijgen van deze verordening op de vingers getikt zou voelen en er een wetswij ziging uit zou voortvloeien. Üoch aan den anderen kant kunnen we niet gelooven, dat door hoogere instanties als onze Raad het onderhavige punt niet bekeken zou zijn, even min dat deze wet aangenomen zou zijn als zij een leemte, zooals zij door ons gemeentebe stuur aangevoeld wordt, zou hebben. Wij zijn er bang voor, dat de verordening terug zal komen met het verzoek om haar te wijzigen. En dan komt het kruit, dat wethouder Van der Vaart nog achterbaks gehouden heeft, voor den dag en dat zal tot den laatsten korrel verschoten worden alvorens genoegen zal genomen worden met een verordening zonder het zooveel besproken „sub d." Geheel nieuw is de Capitulanten-verorde- ning, waarbij aan bepaalde categorieën van militairen aanspraak wordt verleend op be noeming in een functie in den burger- of semi- burger-overheidsdienst. In deze verordening is een Staat opgenomen, waarin de betrekkin gen, welke door capitulanten kunnen worden vervuld, zijn opgesomd. Betrokkenen zal het interesseeren te weten, dat deze verordening in werking treedt op den eersten dag van de maand, welke volgt op den datum, waarop het bericht van goedkeu ring van Gedeputeerde Staten zal zijn bin nengekomen. Een nadere mededeeling van het Stadhuis zal ter zijner tijd ongetwijfeld volgen. Een eigenaardige kwestie is die van den waterafvoer van de perceelen Ruijghweg 26 tot en met 62. Als resultaat van een bespre king, die het Gemeentebestuur met de be woners/eigenaars had, werd besloten om de kosten, verbonden aan het opheffen van het euvel van den slechten waterafvoer, voor ge zamenlijke rekening te nemen. De eigenaren/ bewoners zouden elk 5.per perceel be talen en de gemeente het resteerende van de benoodigde 250. Wat wil nu het geval? Eén der eigenaars heeft zich nog niet bereid verklaard om me dewerking te verleenen, wat dus mede in houdt, dat hij niet van zins is de vijf pop te betalen. Door dit „nobele" standpunt in te nemen, dupeert hij 18 buurlui, die wèl bereid zijn in deze met het gemeentebestuur samen te werken. Het gemeentebestuur staat op het standpunt, dat eerst no. 19 volledige mede werking moet toezeggen alvorens met de uit voering van het plan zal worden begonnen. De heeren Ran en Uithol trokken zich het lot van de 18 gedupeerden aan en de laatste kwam er zelfs toe om de vijf gulden voor no. 19 te betalen. Als het werk dan maar doorgang zou vinden! Maar daar wilde het Ooilege niet aan. Want door deze daad zou wel het finantieele gedeelte in orde gebracht zijn, maar hoe staat het dan met de verdere medewerking van no. 19? Immers de aan sluiting van de aan te leggen zinkputten op de bestaande rioleering zal o.m. door den grond van het perceel van no. 19 leiden, zoo dat in dit opzicht zijn medewerking niet ge mist kan worden. Het spreekt vanzelf, dat de houding van „no. 19" ten sterkste af te keuren is. Hij geeft hiermede blijk gespeend te zijn van elk sociaal gevoel. We vertrouwen echter, dat hij spoedig van inzicht zal veranderen en alsnog het College van B. en W. zal mededeelen, dat hij volledige medewerking toezegt. Dan zal aan den wateroverlast van de genoemde Ruijghwegbewoners spoedig een einde geko men zijn. NEDERLANDSCHE VISSCHERIJ- CENTRALE. 's-Gravenhage, 11 November. De Minister van Landbouw en Visscherij heeft benoemd tot voorzitter der Nederlandsche Visscherij- centrale mr. J. H. Kiewiet de Jonge, advo caat en procureur te 's-Gravenhage. Enkele dagen geleden berichtten we, dat we op het rapport van de Commissie, belast met het uitbrengoen van een rapport omtrent de verdwijning van het wier in de Waddenzee en den invloed er van op de visscherijen tenge volge van de afsluiting van de Zuiderzee, nader zouden terugkomen, zoodra we dit rap port in ons bezit zouden hebben. We wendden ons tot de Rijksuitgeverij, die meer van dergelijke rapporten verkrijgbaar stelt, maar kregen ten antwoord, dat het geen uitgave van deze instelling was. Daarop wendden we ons tot de Griffie van de Tweede Kamer, doch kregen het bescheid, dat het rapport niet voor particulieren is ver krijgbaar gesteld, maar uitsluitend voor de leden der Tweede Kamer op de griffie ter in zage is nedergelegd. Tot onzen spijt kunnen we dus feen nadere mededeelingen omtrent de conclusies en de gronden waarop ze zijn gebouwd, doen. We hopen dus, dat later nog tot publiciteit zal worden overgegaan, zoodat we dan daarop zullen terugkomen. Voorloopig toch staat de zaak zóó, dat er geen steun zal zijn te ver wachten. De tongrijzen vertoonden Woensdag aan den IJmuider afslag een achteruitgang. De hoogste prijs was 1.per kilo. Dit is dus heel wat minder dan een paar weken geleden, toen er 1.50 en hooger per kilo werd besteed. De haringprijzen liepen ook weer omlaag. Toch waren er verschillende loggers, die ver boven de duizend gulden besomming maakten. Ook de trawlers konden over het algemeen flinke besommingen boeken. De haringaanvoeren waren zeer groot, zoo dat, ondanks de lagere prijzen, de besommin gen der loggers daardoor flink omhoog kwamen. De heer Presser deelt in „De Ned. Visch- handel" mee, dat, na een bespreking met den heer Hoeven, Hoofd der levensmiddelendistri butie op het Departement van Sociale Zaken, deze aan vertegenwoordigers van Groot- en Kleinhandel heeft meegedeeld, dat de handel bij de vischdistributie niet zal. worden inge schakeld. Dit is dus een officieele bevestiging van hetgeen gedacht werd, dat de uitslag zou zijn geweest van de conferentie te Den Haag, die verleden week Woensdag heeft plaats gehad. Zooals we reeds schreven, heeft de groot handel te IJmuiden hierover al vergaderd, maar over de daar gevoerde besprekingen heeft men zich niet uitgelaten. Met zekere spanning ziet men in de be trokken kringen daarom den a.s. Maandag tegemoet als wanneer de eerste inkoopen voor de distributie zullen worden gedaan. Nog steeds melden een drietal plaatsen in het IJsselmeer botvangsten. Deze berichten komen haast uitsluitend van Enkhuizen, Hoorn er Lemmer. Van de zuidelijker gelegen plaatsen ontmoet men nimmer meer dergelijke vangsten, zoodat in die streken de bot wel als verdreven kan worden beschouwd. Wieringen meldt geregeld spieringvangsten. De hoeveelheden zijn wel niet groot, maar het blijkt, dat er toch een zekere visscherij is. Waddenharing blijft nog zeer schaars aan gevoerd. Hoe zeer de voorgeschreven maaswijdte de gemoederen der kustvisschers in beroering brengt, moge blijken uit het volgende schrij ven, dat de heer Stevenson vond, toen hij van de vergadering in Katwijk thuis kwam. Soort gelijke noodkreten bereiken hem van alle visschersplaatsen langs de kust. Het Koninklijk Besluit inzake maaswijdte heeft zoo'n beroering gebracht onder onze visschersbevolking, dat het nu nog steeds het onderwerp van de gesprekken is, de rustige, kalme visschers opwindt en de gespannen zenuwen het niet langer kunnen houdei en nu en dan een uitweg moeten zoeken tot zelfs in de gewoonlijk zoo rustige atmosfeer van onze bestuursvergaderingen. Als een symptoom daarvan is ook te be schouwen het besluit genomen op onze ver gadering van Zaterdag j.1., n.l. om den heer Stevenson in overweging te geven ook nog een smeekschrift te zenden aan onze Koningin, desnoods getypt voor ieder Gewest en getee- kend door alle visschers, met verzoek om de maaswijdte terug te brengen tot 6 of 6 cm. Handhaving op 7 cm is de ondergang van het grootste gedeelte onzer visschers; na 1 Januari kan de vloot in de haven blijven liggen en staan de verdiensten stil. Aan armoede zijn onze visschers gewend, gebrek is er de laatste jaren vaak geleden, ook daarin wordt berust, doch wanneer de honger aan de deur klopt, honger bjj bereic willigheid tot werken, dan worden ze opstan dig en maak ik mij ongerust. Persoonlijk zou ik met een dergelijk voorstel nog niet zijn ge komen doch, U kent de mentaliteit van onze visschers vengoed als ik; het is een cri du coeur, die U en ik kunnen begrijpen en aan voelen; wat zij vragen is niet alléén voor hen, doch ook voor hun meestal groote gezinnen. Bepeins even wat U in deze zult doen; de beslissing laten wij natuurlijk gaarne geheel aan U over. Met ingang van 1 Jan. '37 zal de Ned. Vis- scherijcentrale alleen uitvaarcertificaten uit reiken aan de visschersbedrijven, die zijn toe gerust met netten van een maaswijdte van 7,5 cm. Het doel van dezen maatregel wil zrjn het vischbestand in de Noordzee te verbeteren, door de kleine visch gelegenheid te geven uit de netten te ontsnappen. Oppervlakkig gezien, zou men dezen maat regel moeten toejuichen. Maar dit doel zal door de invoering van de 7,5 cm maaswijdte niet of zeer ten deele worden bereikt. Immers te kleine visch zal door de trawl- bedrijven altijd worden gevangen, hoe groot men de maaswijdte ook stellen zal. Maar erger is, dat marktwaardige visch verloren zal gaan. Tong is een borende visch en deze waarde volle tong zal grootendeels uit de netten ont snappen. De tong moet in den regel de be somming goed maken en die gaat men juist verliezen. Bovendien vragen de kustvisschers zich af, hoe het mogelijk is, dat men een uniforme maaswijdte voorschrift voor alle bedrijven. Het groot trawlbedrijf, waarvan de meeste trawlers ook thans geen netten hebben van 7,5 cm, zal de vischderving tengevolge van de invoering van deze maaswijdte niet zoo sterk gevoelen als de kleine bedrijven. Immers zij trekken het manilla net voort met machines van eenige honderden P.K. De mazen van die netten worden door de groote kracht en de snelheid strak en dicht getrokken, zoodat van ontsnappen van visch zoo goed als geen sprake zal zijn. De kleine visschersbedrtjven met hun mo toren van enkele tientallen P.K., toegerust met de veel fijnere hennep netten, zullen er varen, dat zij zeer veel visch zullen verliezen, daar de mazen van hun netten open blijven. Juist de kustvisschers worden door de in voering van deze maaswijdte getroffen, terwijl deze bedrijven thans reeds moeizaam in stand te houden zijn. Wilde men persé een maas wijdte, dan was het toch zeer billijk, dat er onderscheid werd gemaakt voor de trawlers en de kustvisschers. De beroering onder de kustvisschers wil ons zeer gemotiveerd voorkomen, te meer daar bekend mag worden verondersteld, dat door de intensieve vischmethoden en het gebruike lijke vischtuig van de trawlers de zee wordt schoongeveegd, daar lettelijk alles uit den grond wordt geploegd. Ten slotte merken we nog op, dat het onbe grijpelijk is, waarom Nederland een maas wijdte wil gaan invoeren, grooter dan in an dere landen, terwijl in sommige landen nog geeri voorgeschreven maaswijdte bestaat. Nederland heeft juist geleden, doordat an dere landen hun visscherij bedrijven zeer krach tig hebben uitgebreid en nu gaat Nederland zijn visscherijbedrijf lasten opleggen, die in andere landen niet bestaan. Zoolang er geen internationale regeling tot stand kan komen, lijkt het ons gewenscht, de nabuurlanden niet te helpen door een maatregel, waar vele kust visschers door zullen moeten bezwijken. Zooals wij in ons nummer van gisteren nog meldden, had de „Utrecht" des nachts te kwart over 12 verbinding verkregen met het Duitsche stoomschip „Jessica", dat waarschijn lijk met een defecte machine op 53,10 N.B. en 4,27 O.L. ronddreef. Gezien het vrij kalme weer was men aan vankelijk de meening toegedaan, dat de „Utrecht" des morgens te circa 6 uur IJmui den binnen kon varen, en bevonden wij ons reeds voor dit tijdstip bij de pieren van de haven. - Het weer was er gedurende den nacht niet beter op geworden. Er stond een stevige Zuid wester, die het verblijf in de haringstad nu niet juist zeer aangenaam maakte. Buitengaats zag het er om 5 uur al even min bijster vriendelijk uit; weliswaar flonker den als gewoonlijk de duizenden lichten in de duisternis van den somberen herfstnacht, maar om en nabij de pieren ging het er nog behoorlijk van langs, zoodat we al vreesden, dat de aanvankelijk zoo voorspoedig gedachte tocht, wel eenige handicap in den weg gelegd zou worden Bij de pieren zochten we in de grauwheid van den komenden dag de kim af, die in de verte zich rossig kleurde. Niets te bespeuren van de „Utrecht"; alleen witte golfkuiven, die zich te pletter liepen op de steenen. Dan vernemen we het ontmoedigende be richt, dat er voorloopig nog geen kijk op is, dat de sleeper voor IJmuiden zal komen. Het blijkt, dat het weer bij de Haaks lang niet best geweest is, zoodat van een berging in enkele uren niets kon komen. Gedurende den geheelen nacht had men slechts een 16-tal mijlen afgelegd, en hield de „Utrecht" deze vaart, dan zouden beide schepen eerst in den namiddag kunnen arri- veeren. Behoudens tegenslag. In café „De Leeuw" hebben we domicilie genomen. Café „De Leeuw" met zijn karige verlichting in de morgenuren, en waar ha- ringvisschers met de ellebogen onder de bruine koppen liggen te slapen. Het is hier een onafgebroken va et vient van kerels in overalls, in en uitbonkend op enorme water laarzen. Sommigen schieten haastig een glas pils naar binnen, anderen riskëeren een ver brande slokdarm aan gloeiend heete koffie... Telefoons ratelen hier non-stop, maar van nieuws over de „Utrcht" geen spoor. Wel weet men dat de sleeper een meevaller heeft gehaa door den Duitscher op te pikken, maar daar blijft het bij. En zoo verstrijkt de morgen, waarop een verdacht zonnetje door de enorme wolkbanken tracht te puren en we wachten.... Uren gaan voorbij, uren waarin geen enkele positieve mededeeliiig verkregen wordt. Het eenige waar we houvast aan hebben is het feit, dat de „Utrecht", zij het langzaam, op schiet en koers op IJmuiden blijft houden. Om half twaalf komt een bericht binnen, dat moed geeft. Te omstreeks half elf heeft Kamperduin beide schepen gesignaleerd en insiders verzekeren ons, dat met deze snelheid in den loop van den middag de IJmuider pie ren wel bereikt zullen worden. Na 12 uur 's middags komen dan eindelijk de lang-verwachte berichten door. Berichten die vertellen, dat de „Utrecht" en de „Holland" met hun sleep iedere minuut thans dichter bil ■het einddoel komen. Aan den wal staan wat IJmuider kerels te boomen, de handen in de zakken en met de wijde pilobroeken zwabberend om de kromme beenen. Ze weten wat er gaande is en ze leven mee. Het wordt half twee en ieder oogenblik kan de sleep gerapporteerd worden. Op de pieren staan velen te turen door verrekijkers, maar het is vrij heiïg. Nog niets. Dan... kwart voor twee... dóAr is het be richt. De „Utrecht" en de „Holland" komen aan, met als sleep de „Jessica". En nog even later... daar zien we inderdaad het langverbeide drietal aan komen zetten, op tornend tegen de nog steeds vrij hooge zee, met een slakkengang, maar... met de Duitscher! Het zal nog wel even duren alvorens men binnen is. Het getij is tegen en het weer van dien aard, dat men zeer voorzichtig moet navi- geeren. Inmiddels vertrekt de loodsboot No. 4 uit de haven en niet lang daarna embarkeeren we met den directeur der firma Wijsmuller, den heer Boon, aan boord van het haven- sleepertje „Junior". En nog binnen de pieren ontdekken we, dat het buitengaats nog lang niet best is en de „Junior" begint dan ook te dansen en te rijden als een op hol geslagen veulen. We leggen langszij van de „Stentor", die eveneens op de „Utrecht" ligt te wachten en zien hoe het tweetal bij de „Jessica" bezig is de trossen te korten. Om half 3 verbreekt de „Holland" de ver binding en aanvankelijk is het plan, dat ook de „Utrecht" los zal gooien waarna de „Sten tor" het schip moet binnenbrengen. We moeten nu van de „Junior" over op de „Stentor" en het is geen pretje. Beide schepen liggen allesbehalve rustig in het roerige water en de overstap geschiedt dan ook onder het prevelen onzerzijds van vele schietgebeden... De afstand_ van ons tot de „Utrecht" is een kleine 2 miji en het is alsof de gezamenlijke weergoden alsnog zullen trachten roet in het eten te smijten en ons tegenhouden. Zoo schijnt het ons althans, want met regelmatige tus- schenpoozen vliegt het water over de punt heen, terwijl tegelijkertijd de kop en het ach terschip 'n soort Charleston-beweging maken De bemanning vindt het echter alles heel ge woon. Men lacht, en geen wonder... er is diend! ver- De redder en de geredde. We naderen de „Utrecht" die de „Jessica" thans sleept aan een circa 50 vaam lanee mamllatros en draaien er om heen. Daar lig- gen ze nu, beide schuiten, de redder en de ge redde en het is alsof men het ze kan aan zien Op de „Utrecht", schuit met een indruk- wekkenden staat van dienst, louter en alleen zwarte glimmende nikker-koppen, alsof de ge- heele crew van geestdrift over het resultaat in den bunker is gaan rollen. En de „Utrecht" zelf... hoe ze daar aankomt crossen, telkens d'r °P "ermaledeide ,Z'„' En achter de ..Utrecht" nog niet eens 1000 ton maarehetgh°°ft8ChlP' ^rdige lijn en als het er ^t al het doorgestane, uitzag waTLrT* Va" wel een mooi schip. het miMchlen ca Nu loopt er roestwater langs de reeling, en een groot gat vloekt daar, waar voorheen een stuurboord-anker gezeten moet hebben. Een paar Duitschers staan op de plecht en ze staan er als beelden, bevroren, emotieloos. Licht slingerend hangt het daar achter die kleine „Utrecht" en het is geen vrooljjk ge. zicht. Alleen de vlag met er in het Hakenkruis, symbool wappert in den feilen Z.-Wester. Het eenige teeken van leven... behalve de meeu wen, die het duo gillend en krijschend volgen en als een wild spel spelen met het hoog op stuivende schuim en de golftoppen. Nog voor de pieren maken we vast aan de „Jessica" en daar we in belangrijk stiller water verzeild zijn, gaat dat van een leien dakje. Inmiddels komt ook de „Junior" nog even aangesneld en vraagt of er eventueel assisten tie te verleenen is. Maar het is niet noodig. Met z'n tweeën klaren ze het gemakkelijk en om klokslag 3 uur liggen we binnen de pieren en zetten koers naar het Noordergat. En zóó komen we te IJmuiden binnen. Is het wonder, dat we popelden om aan boord van de „Utrecht" te komen, de schuit, die van Dinsdagmorgen 6 tot Woensdagmiddag 3 aan één stuk in touw geweest is voor de Duitscher? Gelukkig is daar de „Junior" en om kwart over drie klauteren we over de reeling van den overwinnaar. Kerels van Stavast. Alles is daar nog hurry up, want men is bezig de ontzagwekkende 15-duims manillatros aan dek op te schieten. Als een trage reuzen slang wordt het gevaarte opgeschoten, meter voor meter, en men krijgt ontzag voor de kerels daar aan boord, die zooveel uren in touw geweest zijnde, nog met opvallend enthousiasme hun werk doen. Het is de moeite waard de heeren te zien: met zwarte koppen, waar de vermoeidheid en de spanning op staan te lezen. Ze kouwen wat op tabak en lachen eens als we vragen hoe het geweest is. „Het gaat nogal, meneer... niet zoo puur best.^ maar we hebben 'm, da's hoofdzaak". Een paar staan onder de brug, bek-af, maar ook weer met een trek van genoegdoening op hun gezichten. Dat zijn sleepbootmatrozen. Dat zijn kerels van stavast. We probeeren kapitein Kuiper te benaderen en na tal van vergeefsche pogingen lukt het. Daar staat hij, op de brug, naast den roergan ger. Eenvoudige baas, volkomen zonder preten ties... maar een knap zeeman. En we vragen hem hoe hij het geklaard heeft en al die vragen, zoo onbescheiden, als een journalist ze slechts kan stellen. En tusschen het geven van z'n commando's bij de sluizen, die we nu binnenloopen, in, ver telt hij enkele brokstukken van deze reis. Vertelt, dat het slecht weer geweest is, vanaf het moment, dat men uitvoer tot voor een uur zoowat, toen de wind wat naar het Zuiden omliep. We hooren nu ook, dat men steeds met de zee op den kop gesleept heeft en dat men het daarom niet waagde harder te gaan loopen, Constant heeft men 2 tot 3 mijl gevaren. En we hooren ook, hoe men Dinsdagavond kwart voor 12 eindelijk, na een dag van ellen dig zoeken, (het bleek dat het eerste bestek zooiets als 25 mijl onjuist was!) de „Jessica" in het vizier kreeg en (hierbij gaat het ge bronsde gezicht van kapitein Kuiper glimmen) reeds bij de eerste poging de verbinding tot stand bracht. „Ja, dat was een mooi karwei van m'n jon gens", aldus Kuiper en hjj voegt er aan toe, dat het met die sleep af en toe wel eens even gespannen heeft... even... Om 3 uur 'snachts had de „Holland" vastgemaakt en zoo was men den terugtocht begonnen. We vernemen nog, dat de Engelschman, die om 10 uur in den avond het S.O.S. voor de „Jessica" had uitgezonden, inderdaad een tros vc 'speeld heeft, doch bij het schip gebleven is totdat de „Utrecht" arriveerde. Eerst toen men vernam, dat zijn hulp niet meer noodig was, is men vertrokken. „We konden 'm toen wel an", aldus de ge zagvoerder van de „Utrecht". We vragen nog meer, maar Kuiper heeft geen tjjd meer. Er wordt gemanoeuvreerd in de sluis en hjj is op z'n qui vive. Zooals hij het uren en uren geweest is. Wat de Duitschers meemaakten. In de sluiskolk liggen we nu en aan den wal is uit den aard der zaak nogal wat belang stelling. Ook voor de Duitscher, waarop de bemanning voor het grootate deel aan dek staat en stilzwijgend de bedrijvigheid op de kade gadeslaat. Het is verboden aan boord te gaan, want de „Jessica" wordt eerst in Am sterdam vrijgegeven. Naar we vernemen, staande op den sluis muur, zijn er 15 man equipage aan boord en dat men door het zware weer van Maandag avond de schroefas verspeeld heeft. En in een vlaag hooren we iets vertellen van dat drama, dat zich daar in dien duisteren stormnacht heeft afgespeeld. Hoe men raketten afgescho ten heeft en hoe men in den loop van den nacht hulp kreeg van den trawler, en later op den dag van den Engelschman. ,,'sWar grausam-u Donnerwetter", roept onze zegsman en we ge looven het. Vermelden wjj nog, dat de „Jessica" een ton nage bezit van 998 bruto register en een ge regelde lijndienst onderhoudt tusschen Londen en Hamburg. Zij was geladen met stukgoed. Hedenavond is het schip, gesleept door Mentor", te Vmsterdam aangekomen, geen het einde beteekende van een poging, die wederom met een succes voor deriandsche sleepbootmenschen bekroond wC

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1936 | | pagina 6