Oudheidkundige monumenten Het meteorologisch radio-station op het Jan Mayen-eiland S* i c 111 e+ Weersvoorspellingen uit het Hooge Noorden Lavazand, dat het leven der waarnemers bijna onmogelijk maakt Het Jan Mayen-eiland in de IJszee Het Jan Mayen-eiland ligt tusschen IJsland, Groenland en Spitsbergen, geo grafisch precies op 71° Noorderbreedte en 8°30' westelijk Greenwich, dus ongeveer op gelijke breedte als de Noordkaap. Tengevolge van zijn ligging midden op de grenslijn der Noord-Europeesche hooge- drukgebieden wordt het anders weinig bekende eiland tot een der gewichtigste meteorologische stations gerekend. Jan Mayen is met zijn 371,8 K.M.2 (lang 53.7 K.M, grootste breedte in het Noor enkel opzicht een gerieflijke woonplaats voor de steeds uit drie menschen bestaan de stationsbezetting twee observators en een steward. Deze drie Noren zijn trouwens de eenige bewoners van het eiland. Zij moeten het een heel jaar op het aan de zuidpunt gelegen meteorologisch station uithouden, want er zijn in den zomer slechts twee maanden, dat het mogelijk is van het eiland af te komen. In den winter is Jan Mayen door het drijfijs geblokkeerd, in den 15 K.M., in het Zuiden 6 K.M., ge ringste breedte 2.5 K.M.) een klein eiland en zonder invloed op het klimaat, waar door de meldingen van het meteorologisch station steeeds een juist beeld van de weers gesteldheden in dit deel van de Groenland- sche zee geven. De weervoorspellingen voor het vaste land zijn tegenwoordig gegrond op een dicht net van meteorologische waarne mingsstations, die met de modernste meet instrumenten en het voor onzen tijd karak teristieke communicatiemiddel de draad- looze uitgerust en daardoor in staat zijn, de meest nauwkeurige opgaven in den kortst mogelijken tijd uit te zenden. Van onschatbare waarde zijn natuurlijk juist die meldingen der meteorologische stations in de randzones, wier klimatologische ver houdingen grooten invloed op onze geza menlijke weersopgaven hebben. Het gebruik van de radio heeft zulke steunpunten mogelijk gemaakt, daar ze meestal in gebieden liggen, die slechts heel moeilijk te bereiken zijn. In dit net van meteorologische stations is het Jan Mayen-eiland een bijzonder gewichtig steunpunt. Het eiland werd, volgens een oud Haager document, in het jaar 1614 door den Ne- derlandschen zeevaarder Jan Jacob May ontdekt, aan wien het zijn naam dankt. Vermoedelijk hebben echter de IJslanders het op hun reizen naar het Noorden ge vonden, temeer daar bij helder weer de Herenberg honderd zeemijlen ver te zien is. Maar dit onherbergzame eiland in de Noordelijke IJszee met zijn tot 2270 meter hoogte opstijgende Berenberg, is in geen den zomer staat een dusdanige zee op de kust, dat geen schip kan probeeren daar te landen, temeer waar het eiland geen haven heeft. Het is dan ook begrijpelijk, dat de Noorsche IJszeevaarders het den naam van „Duivelseiland" hebben gegeven. Eéns per jaar komt er echter in ieder geval een schip; het lang verwachte en met ongeduld verbeide schip dat de nieuwe bemanning, benevens proviand en uitrus ting voor het komende jaar brengt. Maar door de vaak onbestendige luchtstroomin- gen kan de ijsblokkade tot diep in den zomer duren en zoo de landing verhinderen. Het drijf- en pakijs is zooals trouwens vaker in de Arktis- om Jan Mayen steeds zeer verschillend. De werkzaamheid der drie mannen op J. Mayen is weinig benijdenswaardig, want ze zitten eigenlijk altijd op een vat bus kruit.. Het eiland is vermoedelijk altijd nog in haar binnenste vulcanisch, al is ook de Berenberg-krater reeds lang uitgedoofd. De op andere plaatsen op het eiland uit spleten en ravijnen te voorschijn stroomen- de dampen geven echter zekere aanwijzin gen, dat de vulcanische krachten op een kwaden dag weer kunnen losbarsten. In de jaren 1732, 1746 en 1818 hebben zulke uitbarstingen eveneens plaats gehad en de bemanning weet te berichten, dat somtijds de aarde onder hen beeft. Op het eiland heerscht een pool-klimaat met in den zomer zeer geringe tempera- tuursschommelingen, doch sterker in den winter. Daar zich op de hoogte van Jan Mayen de koude Oost-Groenlandstroom met de warme golfstroom vermengt, hangt er het geheele jaar vooral echter in den zomer een dikke nevel over het eiland. Kenteekenen voor het klimaat in den win ter is de vaak optredende wisseling tusschen scherpe koude en temperaturen boven 0°, met neerslag waardoor de sneeuw- en ijsvlakten snel in waterplassen veranderen. De Oostenrijksche Arktische Expeditie van het pooljaar 1932/33 (ze was in een van de nevengebouwen van het meteorolo gisch station ondergebracht) stelde bijv. op Kerstnacht 1932 vast, dat waar de tempe ratuur op Jan Mayen plus 2° Celsius be droeg, er in Midden Europa strenge vorst, die uit het Oosten afkomstig was, heerschte. Door jarenlange waarnemingen is bewezen, dat het aantal dagen met warmer weer slechts 2.4 per jaar bedraagt. Terwijl ge durende 238 dagen van het jaar de lucht volkomen bewolkt is, stormt het er 33 dagen en wel zoo hevig, dat de stationsgebouwen met kettingen en staalkabels verankerd zijn om niet te worden weggevaagd. Orka nen met een snelheid van 200 K.M. per uur zijn geen zeldzaamheden. Volgens de Oostenrijksche waarnemingen nam men op Palmzondag in het jaar 1933 een orkaan waar, van 80 meter per seconde, wat ongeveer gelijk is aan 300 K.M. per uur. Nu kan men er aan twijfelen of bij derge lijke snelheden de anemometers nog wel goed functioneeren, doch tevens werd waargenomen, dat brokken steen van 75 gram door de lucht vlogen. Daar er op het eiland uitgestrekte gebieden zijn, waar men niets dan het fijn ste zwarte lava- zand heeft, wordt de in den zomer optredende storm, wanneer de grond niet met een sneeuw- en ijslaag bedekt is, een kwelling voor de mannen van het station. Ze kunnen zelfs niet met een Sahara-zandstorm worden vergele ken, het lavazand, dat zoo fijn is als stof dringt onop houdelijk in alle vertrekken van 't station binnen en maakt het leven tot een hel. In enkele maan den zijn overigens de meeste vensters door den wind en het zand volkomen blind geschuurd, zoo dat zij vernieuwd moeten worden. De plantenwereld is heel schaarsch. Bosch is er in het geheel niet, toch leven er op beschutte plekken van het eiland, ondanks den korten groeitijd nog 41 plan tensoorten. Ook leven er enkele dozijnen blauwe en witte poolvossen op Jan Mayen. In de 17e eeuw was het eiland een dorado voor de vangst van de reusachtige Groen land Walvisch, die nu bijna geheel is uit geroeid en zich evenals de zeehond ver naar het Noorden heeft teruggetrokken. De poolstroom voert van de riviermon den van Siberië ontwortelde boomstammen en ander drijfhout aan, dat op verschil lende plaatsen op het eiland tot een ware woestenij is aangegroeid. Het radio-weerberich ten-station op Jan Mayen werd in het jaar 1921 door het Noorsche Meteorologisch Instituut te Oslo opgericht, het heele eiland kwam ech ter pas in het jaar 1929 onder Noorsch bewind. Zesmaal per dag worden zorgvuldige waarnemin gen over temperatuur, luchtdruk, vochtigheid en windsterkte gedaan, evenals over de ijslagen en door de radio aan de overige meteorologische stations doorgegeven. De weervoorspellin gen voor Noorwegen zijn tegenwoordig zon der de mededeelingen van Jan Mayen bijna ondenkbaar. Deze geven de richting aan van de talrijke cyclonen, die over IJsland naar 't Noorden van Noorwegen gaan, waaruit men de zuidelijk en zuidwestelijk in den Noord- Atlantischen Oceaan optredende stormen vermag vast te stellen. Voor de Noren is het Jan Mayen- eiland bovendien als steunpunt van de, ge durende de maanden Maart tot Mei te houden zeehonden jacht, van groot belang. Het beteekent thans zeer veel, dikwijls zelfs alles, dat aan de schepen op de IJszee 'tijdig het opkomen van orkanen gemeld kan worden. Zoo kunnen de vaartuigen vaak ontkomen aan het lot dat een Wester ijs reeds gevorderd heeft. Een ongeluksdag was 19 April 1917, toen van de twaalf visschersvaartuigen er niet minder dan zeven in een zwaren Noordoosterstorm op het ijs letterlijk ver pletterd werden en tachtig man veronge lukten. Slechts de vijf schepen, die zich tijdig in de open zee konden redden, ont gingen dit vreeselijke lot. In den vangtijd, maar ook in den zomer worden van het meteorologisch station tweemaal per dag de weervoorspellingen voor het Westerijs ("vaervarslingen for vesterisen") per radio uitgezonden. BIJ DE ILLUSTRATIE'S: Links van boven naar beneden: Het schip, dat de bemanning op het Jan Mayen-eiland komt aflossen in de haven van Tromsö. Eens per jaar moet het een nieuwe bemanning en proviand naar het eiland brengen. Slechts enkele plantensoorten groeien in de zomermaanden aan den voet van de Berenberg. Met zware kettingen en staalkabels zijn de gebouwen tegen de woedende elementen verankerd. De berichten van het weerstation op het Jan Mayen-eiland zijn heel belangrijk voor de Europeesche weerberichten. Rechts boven: Olonken, de nieuwe leider van het meteo rologisch station komt juist aan. Talrijk en van indrukwekkenden stijl zijn de archaeologische monumenten, wel ke tezamen met de milde bekoring van het Zuidelijke landschap, Sicilië tot een centrum van zeer bijzondere schoonheid maken. In tegenstelling met de meeste overige, in Italië bewaard gebleven bouw werken der Oudheid, is de Siciliaansche antieke architectuur niet van Romeinschen, doch van Griekschen oorsprong, hier ver rijzen de machtige uitingen van archaïsche, Dorische en Jonische bouwkunst. Want dit van nature zoo rijk bedeelde eiland, dat door zijn groote mogelijkheden ten aanzien van handel en scheepvaart, land bouw en veeteelt, reeds in de vroegste Oudheid een fascineerende aantrekkings kracht heeft gehad voor ondernemende veroveraars en dat volgens de legende in mythologische tijden de uitverkoren verblijfplaats der Cycloden, de zorgelooze reuzenzonen van Gaea en Uranus zou zijn geweest werd reeds ruim 7 eeuwen voor onze jaartelling door Grieken gekoloniseerd. Zij wisten hun dierbaar wingewest weldra tot grooten bloei te brengen, en nog heden ten dage getuigen in verschillende Sicili aansche centra, de suggestieve overblijfse len van monumentale tempels en theaters van de verheven Helleensche cultuur. Het is verheugend te zien, met welke voor treffelijke resultaten, de moeizame opgravingen en restauratiewerk zaamheden onder lei ding van bekwame ar- chaeologen werden uit gevoerd en de toerist die Sicilië bezoekt, onder gaat een merkwaardige sensatie, wanneer hij in het betrekkelijk gave Grieksche Theater te Syracuse, de treurspelen van Sophocles en Euri- pides aanschouwt, welke in dezelfde omgeving reeds meer dan 20 eeuwen geleden werden opgevoerd. Syracuse, en de aan de Zuidkust gelegen stad Agrigento waren de voornaamste centra van het Grieksche Sicilië. Men noemde deze steden „de oogen van het L' u 6 naam was ^beschouwd slechts schoone theorie; in werkelijkheid was van een zoo absolute saamhorigheid geen sprake. De beide bloeiende kustplaat sen bestreden elkaar eeuwenlang den voorrang, met dien verstande, elkander të overtroeven door steeds weidschere bouw! werken en nog voornameren stijl. In en naby Syracuse gedurende den weinig bewaard gebleven, doch hetgeen nog rest van den eens zoo grootschen Con- cor ia-tempel is door zijn verwonderlijke gaa eid en prachtige proporties, nog vol- omen bij machte, ons een indruk te geven van den nobelen Dorischen bouwstijl. Behalve Syracuse en Agrigento zijn het voora de voormalige Grieksche steden begesta, Selinunte en Taormina, alsmede net Phoenicisch-Romeinsche Solunto, welke icilie tot een der rijkste archaeologische gebieden op aarde maken. *1 bloeitijd een stad van meer dan een half millioen inwoners zijn in onzen tijd, behalve het bovengenoemde Grieksche Theater, nog overblijfselen van den uit de 6de eeuw voor Chr. dateerenden Jupiter- tempel, van den ongeveer honderd jaar later gebouwden Apollo-tempel, welke in de vroege middeleeuwen tot kathedraal werd verbouwd het vermaarde Altaar van Hieron II, met zijn prachtig beeld houwwerk en een deel van de Burcht van Euryalos behouden gebleven, alsmede een in de rotsen uitgehouwen amphitheater uit den Romeinschen tijd. De oudste overblijfselen van Agrigento de tempelstad bij uitnemendheid zijn het Heiligdom van Demeter, merkwaar digerwijs honderd jaar ouder dan de stad zelve en uit de rotsformaties aan de kust opgetrokken, benevens het uit denzelfden tijd dateerende Archaïsch Heiligdom der Aardsche Goden, een wonderlijk complex van ronde hutten, altaren en fonteinen, vermoedelijk bestemd voor geheime eere diensten, Ten Oosten van Agrigento bevinden zich fragmenten van een viertal imposante Grieksche tempels, onderschei denlijk aan Hercules, Demeter, Zeus en Hera gewijd. Van de tempels der Dioscu- ren, van Vulcanus en Asclepius, is tamelijk

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1936 | | pagina 4