Stadsnieuws Noest bij kinderen l^eemsterboer De strijd om de „Betty Bonn" ampo lucht op en geneest! Waar gaan we heen? ponderdag 19 November 1936 Heldersche Courant Tweede Blad St. Nicolaasfeest Marine- Personeel. „De Kooy" goedgekeurd voor zweefvliegen. „Baron Tip" Jan Musch, die de titelrol vertolkt in „Baron Tip". Fancy-fair N.P.G. afdeeling Den Helder. Tweede Marine-Concert 3utoetier Reizerstr. is Den Helder Roodkapje en de wolf. Licht op voor alle voertuigen Burgerlijke Stand van Den Helder F e uilleton Evenals het vorige jaar, heeft zich weder om een commissie gevormd, welke zich ten •doel stelt, voor de kinderen van het geheele Marine-personeel beneden den rang van offi cier, een Sint-Nicolaasfeest te organiseeren. Zieke kinderen worden door St. Nicolaas op verzoek aan huis bezocht, zonder verhooging van kosten. Voor nadere bijzonderheden verwijzen wij naar de advertentie in dit nummer. Het militaire luchtvaartterrein „De Kooy" is goedgekeurd in dien zin, dat het terrein mag worden gebezigd voor het doen op stijgen van zweefvliegtuigen en voor het op leiden van zweefvliegers. Bij het doen opstij gen van zweefvliegtuigen mag, behalve van niet-mechanische middelen, gebruik worden gemaakt van een lier, een rijdende auto of een vliegtuig. Dit bericht, dat we aan „Het Volksblad" ontleenen, beteekent zooveel dat nu officieele toestemming aan de Heldersche Zweefvlieg- club verleend is de lessen, onder leiding van een officier-vlieger en een o.off. van de Kon. Marine, voort te zetten, met gebruik van het vliegkampterrein. Deze lessen hebben plaats Zaterdag en Zondag. Over het blijspel „Baron Tip", dat a.s. Dins dagavond als tweede abonnementsvoorstelling in het „Casino" gegeven zal worden, beloofden wij nog enkele persuittreksels te geven. Zoo schreef o.a. „De Telegraaf": Musch, in zulke moeilijkheden en zoo vele andere, behoeft zijn komisch gezicht maar recht te zetten, om de menschen in een goed humeur te brengen en hij hoeft dat ko misch talent maar even vrij baan te laten om ze te laten lachen. Dat rare mannetje met zijn paardentips en poëzie wordt een tweede Elias; hij zal tenminste 50 maal baron Tip zijn, tot het genoegen van 50 zalen En de critische „Nieuwe Rotterdammer": Het is geen aristocratische historie dit blij spel van Baron Tip, want Jan Musch speelt er geen baron in, maar slechts deeenvoudig ste van alle eenvoudige mannen en we zijn er dankbaar voor; want is het niet juist deze kleine man met al zijn angsten, nooden en triomfen, van wie wij, boven den lach van het blijspel uit, gaan houden, in wien wij, buiten de clownerie van zijn situatie om, een zeer goeden vriend herkennen: „the man in the street"... En tenslotte „Het Volk": ...Jan Musch heeft hiervan iets zoo koste lijks, zoo onweerstaanbaar komisch gemaakt, dat dit stuk het succes van 't seizoen moet worden en ieder, die zijn creatie aanziet, zal, zijns ondanks, zijn lever voelen schudden... In den regel lijdt elke jeugdvereeniging aan een chronisch geldgebrek; de afdeeling Den Helder van het Nederlandsche Padvindsters Gilde is hierop geen uitzondering. De grootste moeilijkheid voor padvindstersafdeelingen is altijd wel het verkrijgen van voldoende ruimte voor het houden van opkomsten. De Helder sche N.P.G.-groep, bestaande uit 3 kabouter- groepen, één padvindsters- en een pioniersgroep heeft nu de beschikking over drie houten gebouwtjes, die echter nog lang geen eigen dom zijn. Om nu de aflossing van het geld, dat op de clubhuisjes voorgeschoten is, wat te bespoedigen, hebben bestuur en leidsters een fancy-fair in het troepenhuis van de meisjes, Janzendwarsstraat, naast de hout zagerij Oortgijzen, georganiseerd. Vrijwel elk der meisjes, van klein tot groot, heeft een of meer voorwerpen zelf gemaakt. Deze zul len ten deele verkocht, ten deele verloot worden. Er zijn veel dingen bij, die heel geschikt zijn voor Sinterklaascadeautjes, terwijl de prijzen heel laag zijn gehouden. Verder zullen er eenige attracties zijn voor jeugdige en zich nog jeugdig voelende bezoe kers en bezoeksters, die, naar we hopen, onze troephuisjes zullen vullen. De fancy-fair is geopend Zaterdag 21 Nov. van 35 en van 79 uur n.m. en Zondag 22 Nov. van 35 uur n.m. Men zig, de advertentie. Gisteravond heeft in het „Casino" plaats gevonden het tweede der serie Marinecon certen, gegeven door het symphonie-orkest van het Stafmuziekcorps der Koninklijke Marine. Is het sedert geruimen tijd zoo de ge woonte geworden, op de uit te voeren pro gramma's een goed deel te reserveeren voor een min of meer „populair" gedeelte, dimaal had het met deze usance gebroken. Van het 5-tal uit te voeren nummers waren er niet minder dan 4, welke gisteravond door genoemd orkest hun eerste vertolking beleefden. Het deed prettig aan, dat ook bij een der gelijk program het publiek blijk heeft ge geven van belangstelling voor deze con certen. Aangevangen werd met Beethoven's ouver ture „König Stephan". Reeds dadelijk bij den aanvang bleek, dat ook ditmaal kapelmeester Leistikow niet over één nacht ijs gegaan was. Het waren hoorns en trompetten, en in niet mindere mate het strijkmateriaal, dat al direct in goeden vorm was en op de juiste wijze het min of meer bespiegelende begin vertolkte. Ook na de geslaagde introduction werd deze mu ziek strak gehouden en was het opvallend, hoe zuiver de vele nuanceeringen ten gehoore ge bracht werden. Ook het crescendo aan het slot van dit wellicht minder bekende werk van Beethoven, (doch daarom niet minder rijk van allure) was voortreffelijk. Een ouverture, die het beste voor het nog te volgen program be loofde. Als soliste had men ditmaal laten overkomen mevrouw G. SchreuderSteegers, uit Gronin gen, die op de vleugel vertolkte het Piano-con cert in D-mol van Mozart. Zooals wij bereids schreven, is mevr. Schreu der een oud-leerlinge van Arie van den Weg geweest, en zoodoende was het niet te ver wonderen, dat onze belangstelling extra ge spannen was. Dit piano-concert frappeerde in tal van onder - deelen door zijn groote mate van spontaniteit, en tevens van een geniaal muzikaal inzicht. De soliste heeft den componist geïnterpreteerd op een wijze, die men zeker eervol mag noemen, hoewel er aanvankelijk een zekere matheid niet te ontkennen viel. Het orkest accentueerde o.i. eveneens iets te zwaar, waardoor veel van het vleugel-geluid weggevaagd werd. Spoedig was dit bezwaar echter opgeheven en mocht men een Mozart-concert beluisteren, dat velen zon der twijfel eenige zeer genotvolle oogenblikken geschonken zal hebben. Daar was spanning in dit spelen, zoowel in het delicate „Romanze"- thema als in het spontane en van scheppings drang bezeten rondo, dat Mozart laat hooren op zijn best. Mevr. Schreuder speelde permanent op zeer rustige wijze, en wist zich ook daar, waar het temperament zijn deel vraagt, volkomen te be- heerschen. Een soliste, die blijk gegeven heeft over een opmerkelijk talent te beschikken, iets, wat door het zeer enthousiaste applaus op de juiste waarde geschat bleek te worden. Het programma na de pauze was uitsluitend gereserveerd voor het orkest, hetwelk aanving met de ouverture „Pyrame et Thisbé" van Trémisot. Een merkwaardig stuk muziek, rijk aan schakeering en voorzien van een aantal verrukkelijke effecten. Met name de climaxen werden op uitstekende wijze ten gehoore ge bracht en het geheel kenmerkte zich door een groot begrip van de zijde der vertolkers. Volgde Rimsky Korsakow's „Capriccio Es- pagnol", bestaande uit een 5-tal in elkaar loo- pende gedeelten. Het is een geestig getint stuk, luisterend naar hooge eischen, en voorzien van diverse soli. In het begin is daar reeds de eerste clari- net (de heer Pinkse) die een herhaling van het motief geeft en die zich op vaardige wijze van zijn taak kweet. In alle gedeelten treft de rhythmiek van deze muziek, en tevens de groote gloed. Het is muziek, die men, na ge hoord te hebben, niet spoedig zal vergeten. Een der schoonste passages is ongetwijfeld het an dante con moto, waarin men uitermate fijn- genuanceerde melodieën voorgespeeld krijgt. Vermelden wij nog de namen der heeren Pala, Hoogervorst, de Rooy en Donkers, die respec tievelijk op vaardige wijze hun soU gavenOok bij dit nummer mocht (de heer Leistikow en zijn orkest een welgemeend applaus in ont vangst nemen. Besloten werd dit „program der noviteiten" met de „London Suite" van Coates. In het eer ste gedeelte (Covent Garden), dat in tarantella- vorm geschreven werd, treft de vaart, de Schwung. Met name hel koper en hout weer den zich hier kranig. Volgt het zeer zeker rijk ste gedeelte, „Westminster". Daar is wijding en bezonkenheid en het was merkwaardig welk een waardige geest hiervan uitging. Deze mu ziek is in hooge mate gedistingeerd, ondanks een opvallenden eenvoud. Met „Knightbridge" wordt besloten, en het is een besluit, dat uit munt in een forsch tempo, het tempo van een marcheerend muziekcorps. Eenigszins eigen aardige, doch zeker in niet geringe mate van rijke charme voorziene, muziek. Een concert tenslotte, waarbij bewezen werd, dat ook een niet „populair" (excusez le mot) program kans op slagen heeft. Het borstje inwrijven met Dampo. Pot 50, Doos 30 ct. Bij Apoth. en Drogisten. diamantslijper ^Be ruwe öiamant, Ijoe huister, Ontoangt in 't slijpen al }ijn luister. ^Bie rein uan mater nalt, en groot ■Ban lichaam, noemt men een hleenooh. biedt U alle deskundigheid en ervaring,welke U van Uw juwelier kunt verwachten. Alleen een door juweliershand gemonteerd en gezet brillanten sieraad heefteen apart cachet. Uw verouderde familie-bijoux. Worden door mij gemoderniseerd. Ontwerpen en waszettingen zonder verplichting. Het oude sprookje op het Casino- tooneel. Roodkapje en de Wolf... wie kent niet dat schoone sprookje, dat onze moeder in onze kinderjaren vertelde, wel honderd maal? Hoe intens leefden We mede met Roodkapje, als het zich door het bosch naar haar zieke Grootmoeder spoedde om haar versterkende middelen en versnaperingen te brengen. Hoe vertoornd waren we op dien „gemeenen" wolf, die ons Roodkapje om den tuin leidde en zich dan langs een korteren weg naar het huis van Grootmoeder spoedde, om het arme grootje op te eten om daarna in haar bed te kruipen om de komst van Roodkapje af te wachten! En hoe verheugd waren we als daar de jager kwam en de Wolf, na verwoeden strijd, wist te overmeesteren om vervolgens Roodkapje behouden en wel bij haar ouders te brengen! Dat sprookje verlaat ons niet meer, het werkte destijds zoo op onze verbeeldings kracht, dat het voor het leven in onze her innering gegrifd werd. Zoo was het met ons, ouderen, zoo is het met hen, die thans het voorrecht genieten kind te zijn. We spreken er wel eens van, dat de tijden veranderen en dat het kind vroeger oud wordt, maar gister middag hebben we weer eens kunnen zien, dat 'in feite niets veranderd is. Roodkapje en de Wolf zouden in Casino komen, zoo was in de Heldersche Courant aangekondigd. Moeders lazen het bericht voor, de kinderen sprongen verheugd op en vroegen hun moeder daarheen te mogen gaan. Zóó ongeveer moet het geweest zijn, hoe anders te verklaren, dat voor de opvoering van het sprookje zoo'n overgroote belangstelling be stond, zooals gistermiddag in Casino? De personen, die het sprookje voor het voet licht gebracht hebben, hebben de honderden jeugdige toeschouwers niet teleurgesteld. Zij hebben op werkelijk vlotte en op voor de kin deren suggestieve wijze, het verhaal verteld, zóó, dat het als het ware lééfde. Daar waren enkele jongens, die het eerste kruisje reeds gepasseerd waren en die den Wolf-vertolker dóór hadden, tenminste één in onze nabijheid opperde de brutale veronderstelling, dat „er een kerel in zat" (in de wolfshuid, wel te ver staan). Maar dat waren zij allen, zonder uit zondering vergeten, naarmate de geschiedenis voortrolde er. zeker, toen de Wolf ons Rood kapje in het bosch ontmoette. Toen waren ij even fel op hem gebeten, als... wij het waren toen we 6, 7 warenToch was de wolf van Leo van Norden lang geen onsympathiek beest, hij danste zelfs, waarbij zijn lange Natuurhistorisch Museum. Elke week: Woensdag nam. van 35 u. en van 810 u. en Zaterdag nam. van 36 u., alsmede op den eersten Zondag van elke maand nam. van 35 u. Donderdag 19 November. Casino, 8.30 u. T.A.V.E.N.U.-uitvoering. Vrijdag 80 November. Casino, 815 u. Volksonderwijs. Opvoering van Saigon Milly, door „T.A.V.E.N.U." Zeevaartschool, 8 u. Lezing door Dr. Van Bemmelen voor de Heldersche Weer- en Ster- rekundige Kring. Onderwerp: „De stra tosfeer". Zaterdag 81 November. Alg. Mil. Tehuis, Spoorstraat, 8 u. Propa- ganda-filmavond. Ver. tot bevordering van de belangen van slechthoorenden. Musis Sacrum, 8 u. Feestavond W.S.V. „De Zilvermeeuw". Casino, 8 u. Speeltuinvereeniging. Donderdag 19 Nov. 16.31 uur staart de gekste kronkelingen maakte. Dat was wel goed gezien van regisseur Herman Smits, want de kleinsten onder het gehoor waren nu dadelijk over de ergste vrees heen, omdat het groote beest nu niet zóó verschrik kelijk leek. Maar in de scène, waarin de wolf zich eerst aan Grootmoedertje te goed ging doen en daarna Roodkapje door hem ont voerd werd, sprongen bij velen de tranen in C "ogen en hier en daar werd zelfs luid ge snik gehoord... Een onweerlegbaar bewijs, dat de jongelui geheel medeleefden. Dat mede leven uitte zich anders ook op andere wijzen. De spelenden waren 'n.1. dikwijls zoo vrij om zich, al vragende, tot het jeugdige volkje te wenden. En dan moest je hooren, met welk een élan er „Jaaaaaü!" of „Neeeeeee!ge roepen werd Er werd gejuicht als het den „helden" van het verhaal naar den vleeze en er werd een teleurstellend „oooooochh aangeheven als het hun minder naar wensch ging. Zelden zal dan ook een tooneelgezel- schap voor een zoo dankbaar auditorium ge speeld hebben. Een woord van lof aan de vertolkers. Tilly Waring was een lief Roodkapje, Mausje Smits maakte zoowel de Moeder als de Grootmoeder zeer aannemelijk en Herman Smits was een goed type van een vader. Den wolf hebben wij al genqemd; Henk Smal was de Jager, die met zijn Nimrod-hoed en onafscheidelijk geweer veel indruk op de jongelui maakte. Het meeste pleizier hebben we gehad om Johnny Prins, die als Jan, de onvervaarde vriend van Roodkapje, een buitengewoon aar dige rol gespeeld heeft. Hij acteerde levendig en natuurlijk en het liedje, dat hij in het eer ste bedrijf met heldere stem zong, was aller aardigst. Tenslotte noemen we den jongen van Delden, die voor Bob, de tweede vriend van Roodkapje speelde. Summa summarum, een uitstekend ge slaagde opvoering, waarvan door het jonge goedje, maar stellig ook door de vele ouderen, genoten werd. Vermelden we nog ,dat de heer Nic. Visser in de pauze opgewekte liedjes speelde, die lustig meegezongen werden. van 18 Nov. 1936. GETROUWD: A. H. de Graaf en E. J. Peters. ONDERTROUWD: M. Bregman en E. W. van de Geer; N. Gauw en A. Marsman; G. C. Zeeman en A. Zeeman; G. Harjer en C. C. la Rooij; D. Bol en J. Hocque. door Friedrich Lindem a n i) Er zijn van die momenten in 't leven, van die tijden, die ons eenvoudig niet uit de her sens willen, die er als 't ware zoo vast zijn ingegrift door bepaalde herinneringen, als hadden wij er met een stop-watch bijgestaan om ze vast te leggen. Den 5en December 1900, elf uur voormid dags, boorde het anker van de „Rowantree knersend en kreunend, vergezeld van een roode roestwolk, zich in den havenbodem van Gibraltar. Het schip verminderde sterk vaart, draaide een halve slag om en lag vast. Ik bestelde een boot aan de valreep, liet mijn koffer erin zetten, nam afscheid van mijn reisgenooten en ging aan land. Nog soezerig van drukte van aankoms strompelde ik een steenen trap op naar den havenkant, liet mijn koffer inspecteeren door een paar ijverige beambten, en trad eindelijk een hotel binnen, nadat ik in een tweewielig wagentje er heen gebracht was en een blauw- gebloesde Spanjaard mijn koffer er reeds naar binnen gebracht had. He opgewonden gedienstige waar w i c e n°g in de Hall een ingewikkeld gesprek me Wij beginen. Dit ketste ik af. Ik zou graag eerst even mijn kamer Wij gingen een trap op, liepen door een lange gevangenisachtige gang. Een volkomen kale ruimte dook op. Een ijzeren bed erin, een gele kast, een waschtafel met een waschstël, sma keloos versierd met zeeroozen. Een hotelka mer zooals alle, akelig nuchter en smakeloos Ik wierp mij op bed en sloot de oogen in dien toestand van halve bewusteloosheid, die iemand krijgt na een lange zeereis. Ik kwam terug uit Oost-Azië. Ik was naar buiten getrokken met het Duitsche korps Chi- neezen, was als buitengewoon correspondent ingedeeld bij den staf van Graaf Waldersee en had als zoodanig den bokseropstand mee gemaakt en had na de inname van Peking nog een tijd gereisd om voor mijn bladen stof te verzamelen voor artikelen betreffende de vooruitzichten en handelsmogelijkheden voor zakenlieden in het verre Oosten. Eindelijk was ik te Honkong bij een scheeps agentuur binnengestapt en had geïnformeerd naar de eerste de beste gelegenheid om naar mijn vaderland terug te keeren. Een blonde klerk, vol zomersproeten, noem de mij de „Rowantree", 9 December aankomst te Southampton. Maar toen ik bemerkte welke plaatsen het schip op de thuisreis nog moest aandoen, gaf ik, zonder verder diep nadenken, Gibraltar op als eindpunt van mijn reis. Waarom? Ach het was zoo maar een inval. Op mijn vroegere reizen was ik zoo ongeveer een tienmaal de Straat van Gibraltar gepas seerd, en altijd opnieuw had mij de bruin groene rotsmassa, die zoo dringend plotselings uit de zee opduikt, opgewonden. Alleen het uiterlijke; deze hoekige steenmassa's zooals ze violet beschenen door zonsondergang voor het oog kunnen opdoemen, of plotseling komen ze spookachtig uit een nevelmassa te voor schijn, deze steeds wisselende, altijd opnieuw verrassende aanblik is 't die de fantasie van de voorbijvarenden, sterk prikkelt, die iemand steeds weer een hevig verlangen geeft deze massa's van dichtbij te mogen aanschouwen. Trouwens, het was reeds lang een van mijn innigste wenschen geweest een winter in Spanje door te brengen. Zoo kwam het, dat ik plotseling in Gibraltar bleef hangen. Zooals het zoo vaak gaat wanneer men als „Vreemdeling van Stand" in een Provincie stad en zelfs in een Koloniestad en Gibral tar is beiden komt, heeft men de stille hoop als vreemdeling zich in stilte te kunnen teruggetrekken en men moet ondervinden, dat juist hier het z.g.n. „Incognito" opwin dender werkt dan welke „groote naam" dan ook. Reeds na enkele schreden, voelt men zich het middelpunt van een openbare interesse, die iemand in den beginne wel is waar schich tig maakt, daarna vleit, en op 't laatst geeft men zich maar al te gaarne er aan over. Waar de werkelijke reden van mijn verblijf, de forten zelf, slechts met een toegangs be wijs van den garnizoenscommandant te be reiken Zijn, gold mijn eerste bezoek den Com mandant. Nauwelijks had ik mjjn wensch kenbaar ge maakt of ik bevond me niet alleen in het be zit van een gestempelde kaart en toegangs bewijzen, maar maakte de Commandant van de gelegenheid gebruik mjj uit te noodigen dienzelfden avond zijn gast te zijn op de Offi- cierssociteit. Bovendien wachtte mij in het Hotel mijn collega van de „Gibraltar Chronicle", ver zocht mij met het bekende glimlachje om een interview en ging pas na ruim twee uur weg, nadat hij mij de belofte ontfutseld had bij een Zeilpartij aanwezig te zullen zijn, benevens voor een partijtje tennis. Dat was het begin. Maar na drie dagen kon ik gemakshalve de Openbare straat, Golfclub der Oficieren met den hoed in de hand bezoeken, teneinde de groeten van mijn nieuwe kennissen beter te kunnen beantwoorden. Zoo geraakte ik geheel buiten mijn schuld in nieuwe, mij tot nog toe onbekende, toestan den, die mij, beroeps menschenjager, tijdelijk wel vermochten te boeien. Deze banden van zeiltochten, tennisspelen in den voor mij ongewoon milden winter, had den zich met nieuwe verschieten geopend, vanwaar uit een bepaalde groep menschen door het noodlot werd gegroepeerd, tot welke groep ik mij per slot van zake ook diende te rekenen. Ongemerkt was ik in deze tragedie verzeild geraakt, eigenlijk geheel buiten mij om, zoo als een bezoeker een theater binnen loopt, en na het opgaan van het doek, zich midden in een drama ziet geplaatst, dat hij in 't geheel niet verwacht had, alleen doordat de theater directeur plotseling het programma gewij zigd heeft. Het begon zoo: doordat een vrouw mij ik kan eigenlijk moeilijk zeggen: opviel, ik moet nauwkeurig zijn en zeggen: niet op viel... Zeker, zij was er steeds bij wanneer ergens een feest, een officieele opening of iets dergelijks plaats vond. Zij was overal, waar men verwachten kon iemand van de Sociëteit van Gibraltar te ont moeten. „Zij behoorde er toe." Maar altijd in de meest uiterlijke conventioneele beteekenis, zooals ik weldra ervaren zou. Zij was nog een jong meisje, zelfs zoo ern stig als moeilijk met haar leeftijd in overeen- steming te brengen was. Zij had het smalle, ietwat hoekige gezicht van een sportmeisje. Ook haar bewegingen waren vlug, energiek, zeker en toch kalm. Slechts door een ding werden deze haast mannelijke eigenschappen mild, ja haast weggenomen; door het volle, kastanjeachtige bruine haar, zooals men het vaak bij Engelschen vindt en dat met een gouden glans over het voorhoofd lag. Daarbij gaf de eenigszins korte bovenlip het gezicht de uitdrukking der jeugd, van het verlangen. Maar dat alles zag ik pas later. Wat mij eigenlijk het eerste bij haar opviel, was haar schuchtere, bijna angstige terughoudendheid. Zij kon vaak een kwartier, soms een half uur te midden van een gezelschap zitten in diepe gedachten verzonken. Plotseling kon zij bij een tennisspel uit de rijen der lachende, op gewekte toeschouwers zich terugtrekken en over de zee staren. Als men haar aansprak, haar iets vroeg, gaf zij antwoord in korte hoewel duidelijke zinnen. Maar wanneer men het met hoffe lijkheid probeerde, drie, vier onbeduidende woorden om aan een zekere verlegenheid te ontkomen en een paar pijnlijke minuten aan te vullen, dan zweeg zij, ja dan kon zij zich zelfs onhoffelijk, hoogmoedig omdraaien en iemand met een rood hoofd als een onnandige jongen laten staan. In 't begin zocht ik de oorzaak van haar terughoudendheid bij mij zelf. Ik was als een vreemdeling in dezen kring gekomen, en was daardoor sterk gespitst in hoffelijkheidster men en dubbel er op bedacht, alles te doen, om mij aangenaam te maken. Dat was mij ook over 't algemeen zeer goed gelukt. Ja zelfs was ik onder de jongeren zoo'n beetje de haan in 't kippenhok. Ik zeg dat niet, om mijn goede gezelschaps-succes te kunnen luchten. Integendeel, zelf heb ik er eigenlijk weinig aan gedaan. Men was mg van alle kanten met open armen tegemoetgeko men. Ik had wel een geweldige nurks moeten zijn om deze bereikwilligheid en gastvrijheid tg veronachtzamen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1936 | | pagina 7