Stadsnieuws
juwelier BEEMSTERBOER
strijd om de
„Betty
Bonn"
ffieste &oeie
êfint
Waar gaan we heen
BEL OP 638
Heldersche Courant
Tweede Bla d
Bond van Barmhartigheid
Het concert in de nieuwe kerk.
De katholieke jeugddag
in onze stad»
De graalmeisjes in den optocht
Propaganda-Feestavond
der Speeltuinvereeniging»
J.F.BEEMSTERBOER
ASTO-TAX
RUIJGKWEG 3 8.
Licht op voor alle voertuigen
Concert „Kunst a»h» Volk"
F e ullleton
door Friedrioh
L i n d e m a n
Maandag 23 November 1936
Hedenavond 7/2 uur spreekt de
burgemeester.
Wij herinneren er aan dat hedenavond om
half acht buregemeester Ritmeester, over de
stadslijn van de H.R.C.O., een aanbevelend
woord zal spreken voor de collecte van a.s.
Woensdag.
Na den burgemeester zal kapiteine Paul het
woord voeren.
Morgenavond 8 uur.
Wij vestigen nog eens de aandacht op het
concert, hetwelk morgenavond in de Nieuwe
Kerk aan de Weststraat gegeven zal worden
door het Christelijk Mannenkoor, der Ger. Gem.
Zangver. „Halleluja" en de Luth. Gem. Zangver!
„Een Vaste Burcht", respectievelijk onder
leiding van de heeren v. d, Vliet, Asma en
Abbenes.
Afgezien van het feit dat zangliefhebbers
dien avond ongetwijfeld iets bijzonders wacht
zijn daar ook een 3-tal solisten die het be
luisteren zeker waard zijn en wel de dames
Riekwel en Günthert—Breet (sopraan en alt)
en Feike Asma, orgel.
Het was gisteren de reeds maanden van
tevoren aangekondigde KaJoDeHe dag, de
dag van Katholiek Jong Den Helder. Gedach
tig het „wie de jeugd heeft, heeft de toe
komst", was een soort wapenschouwing ge
organiseerd. Dat die juist op 22 November,
den dag waarop herdacht wordt dat de
H. Caecilia in het jaar 200 n. Chr. in den
bloei harer jeugd en marteldood voor het
Geloof onderging, gesteld was, zal wel geen
toeval zijn geweest.
Zooals met elke Katholieke gebeurtenis het
geval is, begon de dag met een plechtigheid
in de beide kerken. En daarna werd naar bui
ten gedemonstreerd met een optocht.
De optocht.
Velen zullen Zondagmiddag even vreemd
hebben opgekeken, toen onder de opwekkende
marsehmuziek van „Winnubst" een stoet van
rond 800 deelnemers van beiderlei kunne,
allen tussohen de 12 en 25-jarigen leeftijd,
voorbij marcheerde. De stoet was samen
gesteld uit leden van de vier Maria-Congrega-
ties, van de Kath. Jonge Middenstanders, van
de „St. Jozefgezellen", van de Graal, en ein
delijk van de „St. Nicolaas-groep" van de
padvinders.
Om kwart voor drie vertrok men van het
Stationsplein, om langs de Koningstraat, Kei
zerstraat, Parallelweg en Spoorstraat naar het
Volksbondgebouw te trekken, waar Rector
Beune, die hiertoe was overgekomen, een
woordje zou spreken over het jeugdwerk.
In den R.K. Volksbond.
Hier was het „oubaas" Moester, die de bij
eenkomst opende, waarbij hij met begrijpelijk
genoegen constateerde, dat nu deze poging
eindelijk eens gelukt was. En nadat „Win
nubst" enkele nummertjes had gegeven, ver
kreeg Rector L. Beune, van Alkmaar, het
woord, over het onderwerp: „Toekomstkansen
der Jongeren".
Z.Eerw. deed helder uitkomen hoe nood
zakelijk het voor de jeugd is, het verband te
bewaren en wees op de voorbeelden van het
R.K. Jeugdwerk in sommige andere landen.
Waar het verband niet gehandhaafd bleef, was
ondergang het gevolg. Spr. eindigde dan ook
met een woord van opwekking tot hen, die
lid zijn, om dit te blijven, en tot hen, die nog
geen lid zijn van een of andere jeugdvereeni-
ging, zich zoo spoedig mogelijk aan te sluiten.
En toen volgden twee films. De eerste gaf
op aanschouwelijke wijze het werken en
streven van de „K.J.C." (Kath. Jeugd Cen
trale") weer, terwijl de tweede een amuse
mentsfilm was, waarin ook de jeugd optrad.
Nadat nog, staande, het Jeugddaglied (ge
accompagneerd door Theo Pot) gezongen was,
sloot Oubaas Moester ten ongeveer half zes
deze geslaagde bijeenkomst.
Pater Henri de Greeve aan het woord.
De avondvergadering was bestemd voor
de ouders, of beter: voor de ouderen. Hier zou
Pater de Greeve, die eiken Zaterdagavond voor
de K.R.O. zijn „lichtbakens" uitzet, een aan
vullend woord op de gebeurtenissen van heden
spreken.
Pater de Greeve is een „spreker van klasse",
zooals kapelaan Westdijk hem in zijn openings
woord noemde, en .vellicht zal het ook daar
aan toe te schrijven geweest, dat de zaal tot
in de uiterste hoeken gevuld was; mogelijk
was het ook de stemming, welke nu eenmaal
in het teeken van den geslaagden dag stond,
die de zaal gevuld had.
Maar de aanwezigen wachtten langen tijd
tevergeefs. Het bleek dat de spreker zich ver
-
:v-
laat had, want Z.Eerw. had Zondag een
spreekbeurt te vervullen gehad in Nijmegen,
een in Ootmarsum en de derde in Den Hel
derVan een vrijen Zondag gesproken!!
In afwachting van zijn komst, werd het
spreekkoor, hetwelk né. de pauze zou moeten
komen, alvast gegeven. Enkele bijzondere
fraaie koren werden deels gezongen, deels ge
zegd. Natuurlijk brachten de deelnemers,
delegito's uit alle jeugdvereenigingen, in hunne
koren het doel van den dag tot uiting.
Ten 9.25 uur arriveerde Pater de Greeve, en
twee minuten later had hij het woord
En betoogde in bewoordingen, welke door
hun helderheid door zelfs de eenvoudigsten
van geest moeten zijn gesnapt, dat de maat
schappij aan het afbrokkelen is. De tijd van
de redevoeringen met „vuurpijlen" is gelukkig
voorbij en een krachtige maatschappij eischt
krachtige persoonlijkheid. Het gezin is de
grondslag der maatschappij, een plaats waar
traditie en gezond conservatisme nog voor
komen, en waar de mensch moet werken aan
het plan Gods.
De maatschappij leeft niet alleen van rech
ten, doch ook van zeden. Op de schoot der
moeder moet dit al geleerd worden, en wordt
het ook geleerd, als de moeder die wonderlijke
taal, alleen voor haar en de kleine verstaan
baar, spreekt. En welk een zegen is het dan,
indien de ouders werkelijk, d. i. innerlijk en
uiterlijk, godsdienstig zijn.
„Men voelt de sfeer onmiddellijk bij het
binnentreden van een woning", betoogde spr.,
„en dat mist nooit; hoe het komt, weet ik ook
niet". „Dikke boeken zijn geschreven over op
voeding, in wezen is het de eenvoudigste zaak
van de wereld
De ouders moeten plichtsgevoel hebben, en
dit hun kinderen bijbrengen. Zij zullen hun
kinderen diepgang leeren in hun gedachten-
leven. Zij moeten ook voor de cultuur zorgen
en laten hun kind iets, wat dan ook, leeren.
Men moedige muzikaliteit of anderen kunst
zin aan; men wake voor overdreven over
dreven! sportbeoefening.
„Een kinderziel moet zijn een kleine, maar
goed gebouwde akker". Alleen dit kan karak
ters kweeken, in staat om de aanstormende
aanvallen te weerstaan.".
Ten 11.15 uur eindigde Pater de Greeve zijn
boeiende lezing, waarna kapelaan Westdijk een
slotwoordje, en Pastoor Koopman een opwek
kingswoordje sprak.
Het comité, hetwelk dezen jeugddag orga
niseerde, mag met genoegen op den afgeloopen
Zondag terugzien.
Opvoering van „Inbreker gevraagd".
Wij hebben de laatste jaren tal van pro-
paganda-feestavonden van onze plaatselijke
Speeltuinvereeniging meegemaakt, avonden,
die voor een niet onbelangrijk deel door de
jeugdige leden der vereeniging zelf verzorgd
werden.
Natuurlijk sloeg de eene maal een dergelijke
avond meer in dan de andere, doch goed
deels hebben wij prettige herinneringen aan
deze uitvoeringen. Meestal waren ze leerzaam
en amusant, een wel zeer gelukkige combi
natie.
Thans heeft het bestuur gemeend een too-
neelstuk te moeten geven, vertolkt door een
aantal ouderen en hoewel er verdienstelijk
werk geleverd is, lijkt het ons toch, dat de
Speeltuinvereeniging hiermede haar doel voor
bijschiet, temeer daar op deze avonden zeer
veel jeugdigen van jaren komen, die, het
valt niet te ontkennen, van een dergelijk stuk
weinig of niets meenemen.
Doch er is nog een andere kwestie: en wel
de keuze van het stuk. Hoewel in wezen alles
zeer onschuldig te noemen viel, was toch een
niet onbelangrijk deel gewijd aan inbrekers,
geheimzinnig door het huis sluipende indivi
duen, mysterieuze geluiden en voorts in het
eerste bedrijf een stuk griezelverhaal, dat
ook ouderen de hare ten berge heeft doen
rijzen
Wij wagen het te betwijfelen of deze keuze
psychologisch te verantwoorden is, iets waar-
Weest U nu eens lief voor
mij, ik ben toch altijd braaf
geweest (behalve de tijden dat
ik het niet ben).
Ik zou zoo dolgraag een goed
horloge willen hebben, liefst
een Laco.
Ik heb van die snoezige mo
dellen gezien bij
en ze waren niet eens duur.
-^i9:iaa.T.ma,j:<iia'»'
JUWELIER-HQRL06ER-DEN HELDER
Natuurhistorisch Museum. Elke week:
Woensdag nam. van 35 u. en van 810 u.
en Zaterdag nam. van 36 u., alsmede op
den eersten Zondag van elke maand nam.
van 35 u.
Maandag BS November.
Doopsgezinde Kerk, 8.15 u. Lichtbeelden
avond.
Musis Sacrum, 8.30 u. Soirée R.K. Dansclub.
Dinsdag Bb November.
R. K. Kerk, Kerkgracht, 8.S0 u. Conferentie
voor niet-katholieken, door Pater A. Win
kel, Dominicaan.
Casino, 8.S0 u. Tweede Abonnementsvoor
stelling.
mede de vereeniging, die toch een paeda-
gogische taak op zich genomen heeft, naar wij
hopen een volgende maal rekening zal hou
den
Het stuk.
De keuze was gevallen op het bekende „In
breker gevraagd" van Jan Fabricius en Bak
ker, een kluchtspel, hetwelk zich afspeelt in
een 3-tal bedrijven.
De aangekondigde namen van de mede
spelenden zeiden ons niet veel. Goeddeels wa
ren het voor ons onbekenden op de plaatse
lijke Bühne, zoodat wij, eerlijk gezegd, ietwat
huiverig stonden tegenover het spelen van een
stuk, dat zoowel van spelers- als regisseurs
kant nogal wat vergt.
Welnu, deze verwachting is niet uitgekomen
en reeds priori zouden wij willen opmerken,
dat door nagenoeg het grootste gedeelte der
vertolkers wel op zeer verdienstelijke wijze ge
speeld is.
Wat het stuk betreft, dit is, afgezien van
het feit, dat het niet zoo heel belangrijk is,
vlot geschreven en legt de hoofdrollen een
groot aantal geestigheden en bon mots in den
fnond. Het is de geschiedenis van een man,
die uit het pantoffelhelden-hout gesneden is
en deswege door zijn gade niet meer voor
,vol" aangezien wordt. Een en ander gaat den
man, als het huwelijk op een catastrophe
dreigt uit te loopen, dermate verdrieten, dat
hij tracht afdoende maatregelen te nemen.
Hij zet een inbraak in scène en waarbij hij
het plan koestert den gehuurden inbreker voor
de oogen van zijn vrouw het huis uit te smij
ten, zulks ter stimulatie van de zoo geslonken
achting van vrouws-zijde. Het geheel loopt
jammerlijk in het water, doch het doel wordt
toch, zij het op onverwachte wijze, bereikt.
De vertolking.
De hoofdfiguur, Gerrit Mollema, werd ver
tolkt door den heer Schoonewolf, een ouden
bekende op onze Heldersche planken en waar
van wij vermoedden dat hij van zrjn werk
iets goeds zou maken.
Maandag 23 Nov16.26 uur
Inderdaad bleek hij de rechte man op de
rechte plaats te zijn. Daar was inzicht in zijn
rol, daar was begrip voor karakter-uitbeel
ding en ook de wijze, waarop de heer Schoone
wolf zijn geestigheden debiteerde was o.i. zeer
verdienstelijk. Hij waakte voor overdrijving en
beschikte over een een opvallende rolvast
heid. De echtgenoote werd gespeeld door me
vrouw Huizinga en ook zij heeft succes we
ten te boeken. Daar was spontaniteit in haar
werk, en als tegenspeelster van den heer
Schoonewolf had men uit dit ensemble geen
betere keuze kunnen doen.
Mej. N. Meiers speelde Annie, het dienst
meisje. We kunnen ons niet herinneren of dit
haar dramatisch debuut was, doch zoo ja, dan
is dit debuut er een, dat met eere genoemd
kan worden. Behalve dat het een aardige ver
schijning was gelukte het haar een uitbeel
ding te geven, van die voor een dilettant
goeddeels kranig genoemd mag worden. Een
pittige figuur, die we in dit luchtige genre
nog wel eens ontmoeten willen.
Dit wat de hoofdbezetting betreft.
Van de overigen der „cast" noemen wij
Harry Peel", gespeeld door den heer Boo
gaard. Gezien het feit, dat deze den bon
vivant, den „Lebemann" moest spelen hadden
wat gaarne wat meer spontaniteit gezien,
wat meer flair. Hier moet routine nog de noo-
dige overtuiging aankweeken.
Mej. M. Meiers speelde de wed. Smit. Een
volgende maal wat meer verzorging van de
kleeding, die weliswaar herhaalde malen op de
algemeene lachlust werkte, maar die toch dit
aardige stuk afbreuk deed. Van de overigen
willen wij nog noemen de heer J. Manshanden,
die een pracht van een gecaricatureerd „Joodje"'
bracht en van de kleinere rollen zeker de
beste was.
Vermelden wij tenslotte, dat de regie bij den
heer Manshanden in goede handen bleek te
zijn (op enkele kleinigheden na) en dat de
tooneel-aankleeding ons wel wat simpel voor
kwam.
Omtrent de soliste op dit concert (Donder
dag a.s.), Mej. Gees Postma te Enschede,
vermelden wij de volgende recencies:
Hengelosche Courant.
„Van de solisten (in „Sancta Caecilia" van
Heinze) noemen we met onderscheiding Mej. G.,
die zoowel haar glasheldere en frissche geluid,
als haar voordracht uitstekend gecultiveerd
heeft. Zij zong haar partij op meer dan voor
treffelijke wgze".
Tubantia, Enschede.
„Mej. G. P. veroAerde stormerhand haar
publiek, dat haar luide en langdurig toe
juichte. Haar sopraangeluid bezit alle eigen
schappen van een geschoolde en muzikaal
gevormde stem. en zelden beleefden wij het,
dat een jonge zangeres met zooveel succes
optrad",
C e n t r u m uitvoering Alphonsus Oratorium
um Hule, Cuypers te Oldenzaal.
„Mej. G. P. zong haar recitatiepartij duidelijk
en klaar en met warme muzikaliteit".
4)
Het was duidelijk, dat daar iets niet in orde
was en dat wij een boot moesten uitzetten.
De eerste stuurman Crane roeide met twee
man, Colcord en Baily, er naar toe. Ik zag ze
het schip enteren. De beide schepen liepen
ongeveer een kwart zeemijl gelijk op, zoodat
ik duidelijk kon zien hoe mijn menschen het
dek afzochten. Na ongeveer een half uur riep
stuurman Crane mij aan. Het schip was blijk
baar door de bemanning verlaten. Verder was
alles in orde. Ik zei hem, dat hij een man aan
boord moest laten en met de scheepspapieren
en andere zaken van waarde moest terugko
men. Nadat zij de zeilen gereeft hadden, bleef
Cordon op de „Betty Bonn' en nam het roer.
Crane bracht de scheepagenda, een ijzeren
geldkistje en een beschreven vel papier, be
nevens wat los geld mee. De overige scheeps
papieren, certificaat, manifest, Cognossemen
ten, scheepsjournal, enz., benevens de Navi-
gatie-instrumenten waren niet te vinden.
De agenda van de „Betty Bonn', bevatte
behalve het vertrek uit New-York op den 7en
November, nog zeven plaatsbestemmingen.
De laatste stamde van 24 November op 26 N.
27° W, dus zoowat 100 zeemijlen westelijk
van St. Michael, Azoren. De geldcassette was
intact, in ieder geval stak de sleutel in het
gat en een bepaalde som gelds in het kistje.
Het beschreven vel bevatte eenige bereke
ningen, waarvan er een niet geheel af was.
Verdere punten waren hieruit niet op te ma
ken. Ik zond den 2en stuurman, Clements, en
een man, Finlay, er heen, die te zamen met
Colcord als bemanning voor de berging, de
„Betty Bonn" Gibraltar binnenbrachten.
Op de vraag van den Voorzitter, wat de
kapitein over de bemaninng van de „Betty
Bonn" dacht, antwoordde hij, dat hij zich
daaromtrent nog geen vaste meening ge
vormd had. Het geheel was hem een raadsel.
Of de gesignaleerde stoomboot iets met de
verdwijning der bemanning had uit te staan,
kon hij niet zeggen.
De kapitein vorderde voor zich en zijn be
manning de naar zijn meening hem toeko
mende belooning voor het bergen.
De heele zaak was niet veel waard. De zee
mansuitdrukkingen maakten de zaak er niet
duidelijker op. Zeker, het verdwijnen van een
geheele bemanning had iets geheimzinnigs.
Maar die konden zich toch niet eenvoudig
weg in de lucht hebben opgelost.
Wanneer deze menschen reden gehad had
den te verdwijnen, dan waren ze in booten
vertrokken of hadden zich laten opnemen
door ieder stoomschip, dat zij ontmoet had
den. Men zou hen wel ergens opduiken,
in een havenplaats, op een of ander Consu
laat, bij een ronselaar of zooiets. Maar om
zich over zooiets het hoofd te breken, dat
was per slot van rekening een politieaange-
legenheid, daarvoor kon toch een Trevor zich
niet warm maken.
Nadenkend klopte ik de asch van mijn si
garet. Daarbij ontmoette ik den blik van den
Rijksadvocaat. Zijn blauwe oogen hadden
bijna kleur.
Nu?
Ik haalde de schouders op. Hij drong aan.
Waar zijt ge?
De verkaring van den kapitein.
Lees verder. Nu komt het pas.
Ik kon mij niet indenken, wat er nog voor
geweldigs komen moest, maar ik bedwong
ook nu mijn ongeduld en las verder.
„Mar. Crane, eerste stuurman van de brik'
„Frisco", 48 jaar, Amerikaansche nationali
teit... enz... verschijnt en zegt... enz... Op
bevel van kapitein Spurling roeide ik met de
matrozen Colcord en Baily er heen. Wij klom
men aan den achterkant aan een touw naar
boven. Het dek was leeg, maar verder alles
in orde, het zeil heel, de touwen zuiver op
gerold, het roer vast. Terwijl Colcord en Baily
naar voren gingen, ging ik de trap naar de
kajuit af. Niemand, noch in den salon, noch
in de andere vertrekken. Het kwam mij ech
ter voor, alsof voor korten tijd drie personen
de kajuit verlaten moesten hebben, want op
de tafel stond een nauwelijks aangeroerd ont
bijt, drie theekoppen, nog half gevuld, en de
thee erin nog warm, zooals ik kon bemerken,
toen ik mijn vingers er in doopte. Ik riep ver
schillende malen „hallo", maar niemand ant
woordde.
Toen ik weer op het dek gekomen was,
kwamen juist Colcord en Baily van hun rond
gang terug. Ook zij hadden niemand gevon
den, maakten er mij echter op opmerkzaam,
dat de beide reddingsbooten nog vast lagen,
zoodat zij er geen verklaring voor konden
vinden, hoe de bemaning van boord gekomen
was. Ik ging met hen naar het voordek en
zocht verder. Op het dek hingen drie hemden
te drogen aan een waschlyn. In het logies
stonden drie zeekisten en een zeezak onaan
geroerd. Pijpen en tabak lagen er vlak bij. Er
zat een kat op de kast, die sliep. In de kom
buis maakte Colcord er mij op opmerkzaam
dat de kachel nog warm was. Ik Spuugde in
de asch. Het siste. Een pot met een gekookte
kip stond er vlak bij. Ik verbood de mannen
er van te eten en van het water te drinken.
De kip liet ik overboord gooien. Benevens alle
proviand, die in voldoenden vooraad aanwe
zig was. Waar de brik eenigszins slagzij
naar stuurboord maakte, liet ik de luiken
openen. Baily ging naar beneden. Het ruim
was opgepropt met vaten, verder geheel
droog en zonder ratten. Nadat we nog geza
menlijk een paar maal hard geroepen hadden,
gaven wij het op. De rust aan boord deed ons
erg onaangenaam aan.
Daarna riep ik onze ondervindingen naar
boord van de „Frisco". Kapitein Spurling gaf
bevel de scheepspapieren mee te brengen.
Voor dit doel ging ik nog eenmaal naar ach
teren. In de hut van den kapitein vond ik
echter alleen het Scheepsjournaal, de geld-
trommel en een koffer met vrouwenkleederen.
Het leek dus. of er een vrouw aan boord ge
weest was. In de stuurmanshut lag op tafel
een papier met berekeningen en een som los
geld. Het bed was onaangeroerd, maar de
eigendommen van den stuurman zooals broeit,
muts, schoenen, lagen overal op den grond
verspreid, net alsof iemand tijdens het uit-
kleeden gestoord was. Ik nam de verschil
lende dingen, die mij bevolen waren mee te
brengen, bij mij en voer, nadat wjj de zeilen
gereefd hadden en Colcord, die hiermede ge
noegen nam, aan het roer gelaten hadden,
naar de „Frisco" terug."
Op de vraag van den Voorzitter, wat de
stuurman dacht omtrent het lot der beman
ning, antwoordde hij, dat hij het best voor
mogelijk hield dat aan boord een epidemie
was uitgebroken, die de bemanning gedood of
wel in 't water gedreven had. Daarom had
hij ook verboden van de kip te eten.
Dit begon er al eenigszins anders uit te
zien.
Een gerechtsprotocol in het vervelend hand
schrift van een gerechtsschrijver, maar toch
een document, dat sterk op mijn verbeeldings
kracht begon in te werken.
Hoe langer ik er over nadacht, des te ver
warrender werden de mogelijkheden.
Een geheele bemanning van een schip een
voudig verdwenen, de laatsten zelfs bijna ze
ker onder de oogen der bemanning van de
„Frisco".
Dat was akelig, zeker, maar niettegen
staande toch steeds nog in het bereik der mo
gelijkheden.
Daar tegenover stond iets bijzonders: alle
booten nog intact, geen enkel spoor, op welke
wijze de bemanning over de reeling geraakt
was.
Dat kon er bij mg niet in.
Weliswaar gingen mijn gedachten uit naar
het Duitsche stoomschip, dat in de morgen
schemering was opgedoken.
Ook was het evengoed mogelijk, dat een
ander schip de bemanning der „Betty Bonn"
had opgepikt.
Maar waarom maakte een dezer vreemde
schepen dan geen aanspraak op het bergloon
dat nu kapitein Spurling voor zich en zijn be
manning opeischte.
Laat men een zeewaardig schip zoo maar
ronddrijven als een doode visch?
En dan de voornaamste vraag: waarom was
de bemanning van boord gegaan? De stuur
man nam een epidemie als uitganspunt aan.
Mogelijk. Maar sinds wanneer nemen zieken
of gekken of zelfmoordenaars scheepspapieren
en navigatie-instrumenten die niet te vin
den waren met zich mee in den dood?
Toen ik de map met de verschillende be
richten op de schrijftafel teruglegde, werd ik
mij er voor de eerste maal bewust van, dat ik
eigenlijk heelemaal niet boos was op Trevor.
Dat kwam natuurlgk voor 't grootste deel
op rekening van het raadselachtige geval, dat
mij bezighield. Van grooten invloed op mijn
stemming waren de z.g.n. stille getuigen,
waarvan de stuurman wonderlijk scherp
opmerker wist te vertellen.