Stadsnieuws juwelier BEEMSTERBOER strijd om de „Betty Bonn" ffieste &oeie êfint Waar gaan we heen BEL OP 638 Heldersche Courant Tweede Bla d Bond van Barmhartigheid Het concert in de nieuwe kerk. De katholieke jeugddag in onze stad» De graalmeisjes in den optocht Propaganda-Feestavond der Speeltuinvereeniging» J.F.BEEMSTERBOER ASTO-TAX RUIJGKWEG 3 8. Licht op voor alle voertuigen Concert „Kunst a»h» Volk" F e ullleton door Friedrioh L i n d e m a n Maandag 23 November 1936 Hedenavond 7/2 uur spreekt de burgemeester. Wij herinneren er aan dat hedenavond om half acht buregemeester Ritmeester, over de stadslijn van de H.R.C.O., een aanbevelend woord zal spreken voor de collecte van a.s. Woensdag. Na den burgemeester zal kapiteine Paul het woord voeren. Morgenavond 8 uur. Wij vestigen nog eens de aandacht op het concert, hetwelk morgenavond in de Nieuwe Kerk aan de Weststraat gegeven zal worden door het Christelijk Mannenkoor, der Ger. Gem. Zangver. „Halleluja" en de Luth. Gem. Zangver! „Een Vaste Burcht", respectievelijk onder leiding van de heeren v. d, Vliet, Asma en Abbenes. Afgezien van het feit dat zangliefhebbers dien avond ongetwijfeld iets bijzonders wacht zijn daar ook een 3-tal solisten die het be luisteren zeker waard zijn en wel de dames Riekwel en Günthert—Breet (sopraan en alt) en Feike Asma, orgel. Het was gisteren de reeds maanden van tevoren aangekondigde KaJoDeHe dag, de dag van Katholiek Jong Den Helder. Gedach tig het „wie de jeugd heeft, heeft de toe komst", was een soort wapenschouwing ge organiseerd. Dat die juist op 22 November, den dag waarop herdacht wordt dat de H. Caecilia in het jaar 200 n. Chr. in den bloei harer jeugd en marteldood voor het Geloof onderging, gesteld was, zal wel geen toeval zijn geweest. Zooals met elke Katholieke gebeurtenis het geval is, begon de dag met een plechtigheid in de beide kerken. En daarna werd naar bui ten gedemonstreerd met een optocht. De optocht. Velen zullen Zondagmiddag even vreemd hebben opgekeken, toen onder de opwekkende marsehmuziek van „Winnubst" een stoet van rond 800 deelnemers van beiderlei kunne, allen tussohen de 12 en 25-jarigen leeftijd, voorbij marcheerde. De stoet was samen gesteld uit leden van de vier Maria-Congrega- ties, van de Kath. Jonge Middenstanders, van de „St. Jozefgezellen", van de Graal, en ein delijk van de „St. Nicolaas-groep" van de padvinders. Om kwart voor drie vertrok men van het Stationsplein, om langs de Koningstraat, Kei zerstraat, Parallelweg en Spoorstraat naar het Volksbondgebouw te trekken, waar Rector Beune, die hiertoe was overgekomen, een woordje zou spreken over het jeugdwerk. In den R.K. Volksbond. Hier was het „oubaas" Moester, die de bij eenkomst opende, waarbij hij met begrijpelijk genoegen constateerde, dat nu deze poging eindelijk eens gelukt was. En nadat „Win nubst" enkele nummertjes had gegeven, ver kreeg Rector L. Beune, van Alkmaar, het woord, over het onderwerp: „Toekomstkansen der Jongeren". Z.Eerw. deed helder uitkomen hoe nood zakelijk het voor de jeugd is, het verband te bewaren en wees op de voorbeelden van het R.K. Jeugdwerk in sommige andere landen. Waar het verband niet gehandhaafd bleef, was ondergang het gevolg. Spr. eindigde dan ook met een woord van opwekking tot hen, die lid zijn, om dit te blijven, en tot hen, die nog geen lid zijn van een of andere jeugdvereeni- ging, zich zoo spoedig mogelijk aan te sluiten. En toen volgden twee films. De eerste gaf op aanschouwelijke wijze het werken en streven van de „K.J.C." (Kath. Jeugd Cen trale") weer, terwijl de tweede een amuse mentsfilm was, waarin ook de jeugd optrad. Nadat nog, staande, het Jeugddaglied (ge accompagneerd door Theo Pot) gezongen was, sloot Oubaas Moester ten ongeveer half zes deze geslaagde bijeenkomst. Pater Henri de Greeve aan het woord. De avondvergadering was bestemd voor de ouders, of beter: voor de ouderen. Hier zou Pater de Greeve, die eiken Zaterdagavond voor de K.R.O. zijn „lichtbakens" uitzet, een aan vullend woord op de gebeurtenissen van heden spreken. Pater de Greeve is een „spreker van klasse", zooals kapelaan Westdijk hem in zijn openings woord noemde, en .vellicht zal het ook daar aan toe te schrijven geweest, dat de zaal tot in de uiterste hoeken gevuld was; mogelijk was het ook de stemming, welke nu eenmaal in het teeken van den geslaagden dag stond, die de zaal gevuld had. Maar de aanwezigen wachtten langen tijd tevergeefs. Het bleek dat de spreker zich ver - :v- laat had, want Z.Eerw. had Zondag een spreekbeurt te vervullen gehad in Nijmegen, een in Ootmarsum en de derde in Den Hel derVan een vrijen Zondag gesproken!! In afwachting van zijn komst, werd het spreekkoor, hetwelk né. de pauze zou moeten komen, alvast gegeven. Enkele bijzondere fraaie koren werden deels gezongen, deels ge zegd. Natuurlijk brachten de deelnemers, delegito's uit alle jeugdvereenigingen, in hunne koren het doel van den dag tot uiting. Ten 9.25 uur arriveerde Pater de Greeve, en twee minuten later had hij het woord En betoogde in bewoordingen, welke door hun helderheid door zelfs de eenvoudigsten van geest moeten zijn gesnapt, dat de maat schappij aan het afbrokkelen is. De tijd van de redevoeringen met „vuurpijlen" is gelukkig voorbij en een krachtige maatschappij eischt krachtige persoonlijkheid. Het gezin is de grondslag der maatschappij, een plaats waar traditie en gezond conservatisme nog voor komen, en waar de mensch moet werken aan het plan Gods. De maatschappij leeft niet alleen van rech ten, doch ook van zeden. Op de schoot der moeder moet dit al geleerd worden, en wordt het ook geleerd, als de moeder die wonderlijke taal, alleen voor haar en de kleine verstaan baar, spreekt. En welk een zegen is het dan, indien de ouders werkelijk, d. i. innerlijk en uiterlijk, godsdienstig zijn. „Men voelt de sfeer onmiddellijk bij het binnentreden van een woning", betoogde spr., „en dat mist nooit; hoe het komt, weet ik ook niet". „Dikke boeken zijn geschreven over op voeding, in wezen is het de eenvoudigste zaak van de wereld De ouders moeten plichtsgevoel hebben, en dit hun kinderen bijbrengen. Zij zullen hun kinderen diepgang leeren in hun gedachten- leven. Zij moeten ook voor de cultuur zorgen en laten hun kind iets, wat dan ook, leeren. Men moedige muzikaliteit of anderen kunst zin aan; men wake voor overdreven over dreven! sportbeoefening. „Een kinderziel moet zijn een kleine, maar goed gebouwde akker". Alleen dit kan karak ters kweeken, in staat om de aanstormende aanvallen te weerstaan.". Ten 11.15 uur eindigde Pater de Greeve zijn boeiende lezing, waarna kapelaan Westdijk een slotwoordje, en Pastoor Koopman een opwek kingswoordje sprak. Het comité, hetwelk dezen jeugddag orga niseerde, mag met genoegen op den afgeloopen Zondag terugzien. Opvoering van „Inbreker gevraagd". Wij hebben de laatste jaren tal van pro- paganda-feestavonden van onze plaatselijke Speeltuinvereeniging meegemaakt, avonden, die voor een niet onbelangrijk deel door de jeugdige leden der vereeniging zelf verzorgd werden. Natuurlijk sloeg de eene maal een dergelijke avond meer in dan de andere, doch goed deels hebben wij prettige herinneringen aan deze uitvoeringen. Meestal waren ze leerzaam en amusant, een wel zeer gelukkige combi natie. Thans heeft het bestuur gemeend een too- neelstuk te moeten geven, vertolkt door een aantal ouderen en hoewel er verdienstelijk werk geleverd is, lijkt het ons toch, dat de Speeltuinvereeniging hiermede haar doel voor bijschiet, temeer daar op deze avonden zeer veel jeugdigen van jaren komen, die, het valt niet te ontkennen, van een dergelijk stuk weinig of niets meenemen. Doch er is nog een andere kwestie: en wel de keuze van het stuk. Hoewel in wezen alles zeer onschuldig te noemen viel, was toch een niet onbelangrijk deel gewijd aan inbrekers, geheimzinnig door het huis sluipende indivi duen, mysterieuze geluiden en voorts in het eerste bedrijf een stuk griezelverhaal, dat ook ouderen de hare ten berge heeft doen rijzen Wij wagen het te betwijfelen of deze keuze psychologisch te verantwoorden is, iets waar- Weest U nu eens lief voor mij, ik ben toch altijd braaf geweest (behalve de tijden dat ik het niet ben). Ik zou zoo dolgraag een goed horloge willen hebben, liefst een Laco. Ik heb van die snoezige mo dellen gezien bij en ze waren niet eens duur. -^i9:iaa.T.ma,j:<iia'»' JUWELIER-HQRL06ER-DEN HELDER Natuurhistorisch Museum. Elke week: Woensdag nam. van 35 u. en van 810 u. en Zaterdag nam. van 36 u., alsmede op den eersten Zondag van elke maand nam. van 35 u. Maandag BS November. Doopsgezinde Kerk, 8.15 u. Lichtbeelden avond. Musis Sacrum, 8.30 u. Soirée R.K. Dansclub. Dinsdag Bb November. R. K. Kerk, Kerkgracht, 8.S0 u. Conferentie voor niet-katholieken, door Pater A. Win kel, Dominicaan. Casino, 8.S0 u. Tweede Abonnementsvoor stelling. mede de vereeniging, die toch een paeda- gogische taak op zich genomen heeft, naar wij hopen een volgende maal rekening zal hou den Het stuk. De keuze was gevallen op het bekende „In breker gevraagd" van Jan Fabricius en Bak ker, een kluchtspel, hetwelk zich afspeelt in een 3-tal bedrijven. De aangekondigde namen van de mede spelenden zeiden ons niet veel. Goeddeels wa ren het voor ons onbekenden op de plaatse lijke Bühne, zoodat wij, eerlijk gezegd, ietwat huiverig stonden tegenover het spelen van een stuk, dat zoowel van spelers- als regisseurs kant nogal wat vergt. Welnu, deze verwachting is niet uitgekomen en reeds priori zouden wij willen opmerken, dat door nagenoeg het grootste gedeelte der vertolkers wel op zeer verdienstelijke wijze ge speeld is. Wat het stuk betreft, dit is, afgezien van het feit, dat het niet zoo heel belangrijk is, vlot geschreven en legt de hoofdrollen een groot aantal geestigheden en bon mots in den fnond. Het is de geschiedenis van een man, die uit het pantoffelhelden-hout gesneden is en deswege door zijn gade niet meer voor ,vol" aangezien wordt. Een en ander gaat den man, als het huwelijk op een catastrophe dreigt uit te loopen, dermate verdrieten, dat hij tracht afdoende maatregelen te nemen. Hij zet een inbraak in scène en waarbij hij het plan koestert den gehuurden inbreker voor de oogen van zijn vrouw het huis uit te smij ten, zulks ter stimulatie van de zoo geslonken achting van vrouws-zijde. Het geheel loopt jammerlijk in het water, doch het doel wordt toch, zij het op onverwachte wijze, bereikt. De vertolking. De hoofdfiguur, Gerrit Mollema, werd ver tolkt door den heer Schoonewolf, een ouden bekende op onze Heldersche planken en waar van wij vermoedden dat hij van zrjn werk iets goeds zou maken. Maandag 23 Nov16.26 uur Inderdaad bleek hij de rechte man op de rechte plaats te zijn. Daar was inzicht in zijn rol, daar was begrip voor karakter-uitbeel ding en ook de wijze, waarop de heer Schoone wolf zijn geestigheden debiteerde was o.i. zeer verdienstelijk. Hij waakte voor overdrijving en beschikte over een een opvallende rolvast heid. De echtgenoote werd gespeeld door me vrouw Huizinga en ook zij heeft succes we ten te boeken. Daar was spontaniteit in haar werk, en als tegenspeelster van den heer Schoonewolf had men uit dit ensemble geen betere keuze kunnen doen. Mej. N. Meiers speelde Annie, het dienst meisje. We kunnen ons niet herinneren of dit haar dramatisch debuut was, doch zoo ja, dan is dit debuut er een, dat met eere genoemd kan worden. Behalve dat het een aardige ver schijning was gelukte het haar een uitbeel ding te geven, van die voor een dilettant goeddeels kranig genoemd mag worden. Een pittige figuur, die we in dit luchtige genre nog wel eens ontmoeten willen. Dit wat de hoofdbezetting betreft. Van de overigen der „cast" noemen wij Harry Peel", gespeeld door den heer Boo gaard. Gezien het feit, dat deze den bon vivant, den „Lebemann" moest spelen hadden wat gaarne wat meer spontaniteit gezien, wat meer flair. Hier moet routine nog de noo- dige overtuiging aankweeken. Mej. M. Meiers speelde de wed. Smit. Een volgende maal wat meer verzorging van de kleeding, die weliswaar herhaalde malen op de algemeene lachlust werkte, maar die toch dit aardige stuk afbreuk deed. Van de overigen willen wij nog noemen de heer J. Manshanden, die een pracht van een gecaricatureerd „Joodje"' bracht en van de kleinere rollen zeker de beste was. Vermelden wij tenslotte, dat de regie bij den heer Manshanden in goede handen bleek te zijn (op enkele kleinigheden na) en dat de tooneel-aankleeding ons wel wat simpel voor kwam. Omtrent de soliste op dit concert (Donder dag a.s.), Mej. Gees Postma te Enschede, vermelden wij de volgende recencies: Hengelosche Courant. „Van de solisten (in „Sancta Caecilia" van Heinze) noemen we met onderscheiding Mej. G., die zoowel haar glasheldere en frissche geluid, als haar voordracht uitstekend gecultiveerd heeft. Zij zong haar partij op meer dan voor treffelijke wgze". Tubantia, Enschede. „Mej. G. P. veroAerde stormerhand haar publiek, dat haar luide en langdurig toe juichte. Haar sopraangeluid bezit alle eigen schappen van een geschoolde en muzikaal gevormde stem. en zelden beleefden wij het, dat een jonge zangeres met zooveel succes optrad", C e n t r u m uitvoering Alphonsus Oratorium um Hule, Cuypers te Oldenzaal. „Mej. G. P. zong haar recitatiepartij duidelijk en klaar en met warme muzikaliteit". 4) Het was duidelijk, dat daar iets niet in orde was en dat wij een boot moesten uitzetten. De eerste stuurman Crane roeide met twee man, Colcord en Baily, er naar toe. Ik zag ze het schip enteren. De beide schepen liepen ongeveer een kwart zeemijl gelijk op, zoodat ik duidelijk kon zien hoe mijn menschen het dek afzochten. Na ongeveer een half uur riep stuurman Crane mij aan. Het schip was blijk baar door de bemanning verlaten. Verder was alles in orde. Ik zei hem, dat hij een man aan boord moest laten en met de scheepspapieren en andere zaken van waarde moest terugko men. Nadat zij de zeilen gereeft hadden, bleef Cordon op de „Betty Bonn' en nam het roer. Crane bracht de scheepagenda, een ijzeren geldkistje en een beschreven vel papier, be nevens wat los geld mee. De overige scheeps papieren, certificaat, manifest, Cognossemen ten, scheepsjournal, enz., benevens de Navi- gatie-instrumenten waren niet te vinden. De agenda van de „Betty Bonn', bevatte behalve het vertrek uit New-York op den 7en November, nog zeven plaatsbestemmingen. De laatste stamde van 24 November op 26 N. 27° W, dus zoowat 100 zeemijlen westelijk van St. Michael, Azoren. De geldcassette was intact, in ieder geval stak de sleutel in het gat en een bepaalde som gelds in het kistje. Het beschreven vel bevatte eenige bereke ningen, waarvan er een niet geheel af was. Verdere punten waren hieruit niet op te ma ken. Ik zond den 2en stuurman, Clements, en een man, Finlay, er heen, die te zamen met Colcord als bemanning voor de berging, de „Betty Bonn" Gibraltar binnenbrachten. Op de vraag van den Voorzitter, wat de kapitein over de bemaninng van de „Betty Bonn" dacht, antwoordde hij, dat hij zich daaromtrent nog geen vaste meening ge vormd had. Het geheel was hem een raadsel. Of de gesignaleerde stoomboot iets met de verdwijning der bemanning had uit te staan, kon hij niet zeggen. De kapitein vorderde voor zich en zijn be manning de naar zijn meening hem toeko mende belooning voor het bergen. De heele zaak was niet veel waard. De zee mansuitdrukkingen maakten de zaak er niet duidelijker op. Zeker, het verdwijnen van een geheele bemanning had iets geheimzinnigs. Maar die konden zich toch niet eenvoudig weg in de lucht hebben opgelost. Wanneer deze menschen reden gehad had den te verdwijnen, dan waren ze in booten vertrokken of hadden zich laten opnemen door ieder stoomschip, dat zij ontmoet had den. Men zou hen wel ergens opduiken, in een havenplaats, op een of ander Consu laat, bij een ronselaar of zooiets. Maar om zich over zooiets het hoofd te breken, dat was per slot van rekening een politieaange- legenheid, daarvoor kon toch een Trevor zich niet warm maken. Nadenkend klopte ik de asch van mijn si garet. Daarbij ontmoette ik den blik van den Rijksadvocaat. Zijn blauwe oogen hadden bijna kleur. Nu? Ik haalde de schouders op. Hij drong aan. Waar zijt ge? De verkaring van den kapitein. Lees verder. Nu komt het pas. Ik kon mij niet indenken, wat er nog voor geweldigs komen moest, maar ik bedwong ook nu mijn ongeduld en las verder. „Mar. Crane, eerste stuurman van de brik' „Frisco", 48 jaar, Amerikaansche nationali teit... enz... verschijnt en zegt... enz... Op bevel van kapitein Spurling roeide ik met de matrozen Colcord en Baily er heen. Wij klom men aan den achterkant aan een touw naar boven. Het dek was leeg, maar verder alles in orde, het zeil heel, de touwen zuiver op gerold, het roer vast. Terwijl Colcord en Baily naar voren gingen, ging ik de trap naar de kajuit af. Niemand, noch in den salon, noch in de andere vertrekken. Het kwam mij ech ter voor, alsof voor korten tijd drie personen de kajuit verlaten moesten hebben, want op de tafel stond een nauwelijks aangeroerd ont bijt, drie theekoppen, nog half gevuld, en de thee erin nog warm, zooals ik kon bemerken, toen ik mijn vingers er in doopte. Ik riep ver schillende malen „hallo", maar niemand ant woordde. Toen ik weer op het dek gekomen was, kwamen juist Colcord en Baily van hun rond gang terug. Ook zij hadden niemand gevon den, maakten er mij echter op opmerkzaam, dat de beide reddingsbooten nog vast lagen, zoodat zij er geen verklaring voor konden vinden, hoe de bemaning van boord gekomen was. Ik ging met hen naar het voordek en zocht verder. Op het dek hingen drie hemden te drogen aan een waschlyn. In het logies stonden drie zeekisten en een zeezak onaan geroerd. Pijpen en tabak lagen er vlak bij. Er zat een kat op de kast, die sliep. In de kom buis maakte Colcord er mij op opmerkzaam dat de kachel nog warm was. Ik Spuugde in de asch. Het siste. Een pot met een gekookte kip stond er vlak bij. Ik verbood de mannen er van te eten en van het water te drinken. De kip liet ik overboord gooien. Benevens alle proviand, die in voldoenden vooraad aanwe zig was. Waar de brik eenigszins slagzij naar stuurboord maakte, liet ik de luiken openen. Baily ging naar beneden. Het ruim was opgepropt met vaten, verder geheel droog en zonder ratten. Nadat we nog geza menlijk een paar maal hard geroepen hadden, gaven wij het op. De rust aan boord deed ons erg onaangenaam aan. Daarna riep ik onze ondervindingen naar boord van de „Frisco". Kapitein Spurling gaf bevel de scheepspapieren mee te brengen. Voor dit doel ging ik nog eenmaal naar ach teren. In de hut van den kapitein vond ik echter alleen het Scheepsjournaal, de geld- trommel en een koffer met vrouwenkleederen. Het leek dus. of er een vrouw aan boord ge weest was. In de stuurmanshut lag op tafel een papier met berekeningen en een som los geld. Het bed was onaangeroerd, maar de eigendommen van den stuurman zooals broeit, muts, schoenen, lagen overal op den grond verspreid, net alsof iemand tijdens het uit- kleeden gestoord was. Ik nam de verschil lende dingen, die mij bevolen waren mee te brengen, bij mij en voer, nadat wjj de zeilen gereefd hadden en Colcord, die hiermede ge noegen nam, aan het roer gelaten hadden, naar de „Frisco" terug." Op de vraag van den Voorzitter, wat de stuurman dacht omtrent het lot der beman ning, antwoordde hij, dat hij het best voor mogelijk hield dat aan boord een epidemie was uitgebroken, die de bemanning gedood of wel in 't water gedreven had. Daarom had hij ook verboden van de kip te eten. Dit begon er al eenigszins anders uit te zien. Een gerechtsprotocol in het vervelend hand schrift van een gerechtsschrijver, maar toch een document, dat sterk op mijn verbeeldings kracht begon in te werken. Hoe langer ik er over nadacht, des te ver warrender werden de mogelijkheden. Een geheele bemanning van een schip een voudig verdwenen, de laatsten zelfs bijna ze ker onder de oogen der bemanning van de „Frisco". Dat was akelig, zeker, maar niettegen staande toch steeds nog in het bereik der mo gelijkheden. Daar tegenover stond iets bijzonders: alle booten nog intact, geen enkel spoor, op welke wijze de bemanning over de reeling geraakt was. Dat kon er bij mg niet in. Weliswaar gingen mijn gedachten uit naar het Duitsche stoomschip, dat in de morgen schemering was opgedoken. Ook was het evengoed mogelijk, dat een ander schip de bemanning der „Betty Bonn" had opgepikt. Maar waarom maakte een dezer vreemde schepen dan geen aanspraak op het bergloon dat nu kapitein Spurling voor zich en zijn be manning opeischte. Laat men een zeewaardig schip zoo maar ronddrijven als een doode visch? En dan de voornaamste vraag: waarom was de bemanning van boord gegaan? De stuur man nam een epidemie als uitganspunt aan. Mogelijk. Maar sinds wanneer nemen zieken of gekken of zelfmoordenaars scheepspapieren en navigatie-instrumenten die niet te vin den waren met zich mee in den dood? Toen ik de map met de verschillende be richten op de schrijftafel teruglegde, werd ik mij er voor de eerste maal bewust van, dat ik eigenlijk heelemaal niet boos was op Trevor. Dat kwam natuurlgk voor 't grootste deel op rekening van het raadselachtige geval, dat mij bezighield. Van grooten invloed op mijn stemming waren de z.g.n. stille getuigen, waarvan de stuurman wonderlijk scherp opmerker wist te vertellen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1936 | | pagina 7