De nachtelijke schietpartij te Broek op Langendijk De ramp van de Tegen elk der drie verdachten 2 jaar geëischt Scheveniogsche loggers Visscherslot Woensdag 25 November 1936 Derde blad Voor 3e Alkmaarscfie Rechtbank werd gisteren behandeld de zaak tegen de drie .verdachten, Dirk Slot, Simon Groen en Dirk Krap, die in den nacht van 21 op 22 Septem ber 1936, terugkeerende van de kermis te Zuidscharwoude, voor de woning van den Brigadier der Rijksveldwacht, R. C. van den Bosch, burengerucht hadden gepleegd en be- jdreigingen hadden geuit, hetgeen tot nood lottig gevolg had, dat v. d. Bosch naar buiten komende, van zijn vuurwapen had gebruik gemaakt en een kameraad van verdachten jyi. Kool, had neergeschoten. Voor deze zaak bestond een geweldige be- fengstelling, vooral uit Langendijk en omge- RÏD& Als Wtf tien trtrr de rechtbank binnentreedt, |5l ij kt deze als volgt te zijn samengesteld: Mft A. M. Ledeboer, president; Mr H M gï-uin en Mr. W. Bosman, rechters. Het Openbaar Ministerie wordt waargeno men door Mr. G. C. B. v. d. Feen de Lille. Griffier is Mr. G. Couvée. Als verdediger van verdachten treedt op Ei Langeyeld uit Alkmaar. '•pyw De ten laste legging. De Öffïcïer yan 'Justitie leest de dagvaar- 05ng voor. Aan verdachten wordt ten laste gelegd, dat r!j in den nacht van 21 op 22 September [1936, tezamen en in vereeniging met M. K., openlijk met vereende krachten te Broek pp Langendijk geweld hadden gepleegd te gen den Rijksveldwachter Brigadier R. C. y. d. Bosch. In dien nacht was wrijving ge weest met R. C. v. d. Bosch in verband met hët sluiten van een café, waarna verdach ten zich naar de woning van den veldwach ter begaven, en daar misbaar maakten door luid schreeuwen en schelden. De veldwach ter begaf zich vervolgens uit zijn woning naar buiten, waarop verdachten op hem af [kwamen en grijpbewegingen naar hem maak ten. De veldwachter trok zijn klewang en öeed daarmede op hen een uitval, waarop yerdachten bleven opdringen en M. K. aan stalten maakte, om den veldwachter van ach teren te bespringen. Deze gelastte hen toen Uiteen te gaan, en gaf, toen aan dit bevel geen gehoor werd gegeven, met zijn revolver één of meer schoten in de lucht. Dit hielp friet, want verdachten drongen tegen den [veldwachter op. Hierop volgde wederom eene Verdediging met de klewang, en toen ver dachten bleven opdringen, loste de veldwach ter wederom een schot, waardoor M. K. doo- Idelijk werd getroffen, waarna het geweld een leinde nam, Het verhoor van verdachten. De president vraagt aan den eersten verd. Dirk Slot, of hij op den avond van 21 en 22 September met zijn twee mede-verdach ten is uit geweest? Verd.: Ja, Mijnheer de President. Pres.: Was er kermis? Verd.: In, Zuidscharwoude. Pres.: U heeft toen verschillende café's Jjezocht; is daar bier gedronken? Verd.: Zeker, Edelachtbare. Pres: U heeft ieder ongeveer 20 glazen [Bier gedronken; U bent bij elkaar gebleven en toen terecht gekomen bij de woning van den Rijksveldwachter R. C. v. d. Bosch. Wat hadden jullie daar voor boodschap?, Verd.: Geen boodschap. Pres.; Heeft u dan niet gehoord, dat de verslagene Kool, v. d. Bosch spreken wil de? Verd.r Daar heb ik niets van gehoard. Pres: Maar U heeft hem toch wel bij de woning zien aanbellen? Verd.; Ja zeker. Pres.; En waar waren Jullie toen? Verd.; Ongeveer 25 meter van de woning van v. d. Bosch verwijderd. Pres.: Op den straatweg? Verd.: Ja, op den straatweg. De president toont verd. een foto, waarop deze precies moet aangeven ,waar hij zich met z'n kameraden bevond. Pres.: Het was toch wel een brutaliteit, bij een veldwachter aan te bellen. Was dat afgesproken? Verd.: Niet, dat ik weet! Pres; Maar kerel, zeiden Jullie dan niet tot Kool: „Zeg, wat begin je, wat doe je om bij den veldwachter in den nacht aan te bellen? Verd.: We deden het niet. Pres.: En wat gebeurde er toen na het bellen? Verd.: We zijn de Zuid ingeloopeni, Pres.: En waar was Kool toen? Verd.: Die kwam achter ons aan. Pres.: Wat deed de veldwachter; liep die achter jullie aan en sommeerde hij jullie naar huis te gaan? Verd.: Ja. Pres.: En zijn jullie naar huis gegaan, of zijn jullie teruggekeerd? Verd.: Teruggekeerd. Pres.: Namen jullie toen een dreigende houding aan? Verd.: Heelemaal niet. Pres.: Maar waarom keerden Jullie dan terug? Verd.: We waren nieuwsgierig te weten, waar Kool was. Pres.; Hebben jullie schieten gehoord? Verd.: Ja zeker. Pres: Het is na lef om aan de woning te bellen, ook brutaal terug te keeren, na dat jullie gesommeerd waren weg te gaan. Hebben julie Kool nog gezien? Verd.: Ja, voor de woning van den veld wachter, in diens gezelschap. De Officier merkt op, dat in de stukken deze verd. heeft verklaard, dat hij op 50 M. afstand stond van de woning, toen Kool er aanbelde. Nu verklaart hij hier. dat die af stand 25 M. was; deze afstand is dus wel belangrijk gereduceerd. De verd. vraagt verd. in welke houding deze Kool zag staan in gezelschap van den veldwachter. Verd.: Recht op, met de handen omhoog. De tweede verd., Simon Groot, vervolgens gehoord, vertelt hetzelfde als verd. Slot over het nachtelijke bezoek aan de bewuste woning. Pres.: Welk mensch gaat nu voor de lol 's nachts om drie uur aan de bel hangen bij een veldwachter? Zijn jullie in verschil lende café's geweest. Verd.: In twee of drie. Pres.; Twee en een half dus. Dat is be langrijk minder dan in de stukken is ver meld. Toen je daar wachtte op kool, heb je toen niet gehoord, dat de veldwachter jullie sommeerde door te loopen? Verd.: Heb ik niet gehoord. Pres.: Is er niet iemand geweest, die jul lie aangeboden heeft, jullie kosteloos van Zuidscharwoude naar huis te brengen? Verd.; Dat is zoo. Pres.: En hebben jullie dat niet gedaan? Verd.: Nee, we hadden onze fiets bij ons. De officier vraagt verd. of hij niet heeft gehoord, dat Kool riep: ,Laat hij maar eens durven eruit te komen! Verd.; Zooiets is er wel geroepen, of iets anders. Pres.: Heb Je een dreigende houding te gen v. d. Bosch aangenomen? Verd. Nee, heelemaal niet. Pres.: En de verslagene dan? Verd.: Ook niet. Pres.: Maar die stond toch met z'n armen in de lucht? Verd.j Ja, dat wel, maar dat was geen dreigen. Pres.: Als de houding van Kool anders was geweest, zou er misschien geen schot zijn gevallen. Jij had een stuk van een biels bij je; dat is een gevaarlijk wapen om bij je te dragen. Of was het misschien bestemd om sigarenkistjes dicht te timmeren? (Ge lach). De derde verd. Dirk Krap wordt vervol gens gehoord en vertelt eveneens hetzelfde als zijn beide medeverdachten over het nachtelijk bezoek bij v. d. Bosch. Pres.: Kende je van den Bosch? Verd.: Jawel, die kende ik wel. Pres.: Hoeveel café's bezochten Jullie op de kermis in Zuidscharwoude? Verd.: Drie. Pres.: En hoeveel biertjes dronken jul lie in elk? i Verd.; Drie in elk café. Pres.: Was er tevoren al een plan be raamd om bij v. d. Bosch aan te bellen? Verd.: Heelemaal niet. Pres.: Is er verder nog iets gebeurd be halve het trekken aan den bel; heb je niet hooren roepen? Verd.: Jawel, er is wel iets geschreeuwd. Pres.: Toen is v. d. Bosch er uit gekomen, nietwaar? Verd.: Ja, met een klewang, Pres.: Sloeg hij daarmee? Verd.: Jawel, met den scherpen kant Pres.: En heeft de brigadier jullie gesom meerd door te loopen? Verd.: Nee, hij heeft alleen gezegd: Ik ben hier de baas, jullie niet. Pres.; Dat is sommeeren .Maar waarom zijn jullie niet naar huis gegaan, dan was er niets gebeurd. Maar jullie zijn terugge keerd. Verd.: Dat Is wel zoo, maar Kool liep met z'n handen in de lucht naar v. d. Bosch toe. Pres.: Dat kan ook een bedreiging zijn, zooiets als: „Kom maar op!" Deden jullie toen niets? Verd.; We hebben geroepen: Kom terug, Jo! Pres.: Maar dat gebeurde niet. Jullie heb ben toen plotseling een schot gehoord en Kool zien vallen, nietwaar? Verd.5 Juist, Het getuigenverhoor. Het verhoor van verdachten is hiermede afgeloopen, waarna als eerste getuige wordt voorgeroepen R. C. v. d. Bosch, brigadier Rijksveldwachter te Broek op Langendijk. De Pres. vraagt get. of dit de eerste nacht was dat hij moeilijkheden had. Get.: Nee, den nacht tevoren was ik in Café de Geus geweest in Zuidscharwoude en moest daar proces-verbaal opmaken we gens te laat sluiten. Pres.: Heeft U Kool daar gesproken? Get.: Nee, Edelachtbare. Pres.: Den volgenden nacht bent U lank moedig opgetreden, nietwaar? U heeft zelfs Kool nog gelegenheid gegeven z'n biertje leeg te drinken, toen het sluiten was. Dat hoefde U niet te doen. Ook de caféhouder vond niets in houding, dat niet in den haak was, want hij heeft nog aangeboden Kool naar huis te brengen. Get.: Juist, zoo is het. Pres.: En vertelt U verder eens, wat er bij Uw woning later is gebeurd. Get.: Ik hoorde aan m'n huis bellen, ook heb ik hooren schreeuwen en met een fiets bel bellen. Pres.: Dus uw nachtrust werd gestoord? Get.: Juist Edelachtbare. Pres.: U heeft toen uw woning aan de zijde van de steeg verlaten, U bent militair geweest en heeft dat dus tactisch gedaan. Vertelt U nu eens, waar de .verdachten zich toen bevonden. Getuige toont zulks op de foto aan en de drie verdachten mogen kijken, of een en ander juist is. Get, vertelt verder, dat hij bedreigd werd door verdachten en den ver slagene. Een van hen trachtte hem te schep pen; een ander wilde op hem springen. Toen heeft hij geschoten, maar eerst in de lucht. Pres.: Zag u, dat Kool met de handen in de hoogte naar U toe kwam, toen u in de lucht had geschoten? Get.: Dat kon niemand zien; t* was er pikke donker. Verd. Krap merkt op, dat Kool vlak naast een lantaarn stond, en dus best was te zien. Pres.: U bent toch al lang politieman? Get.: Al sinds 1 December 1914. Pres.: Heeft U een dergelijk optreden wel eens meer meegemaakt? Get.: Nee, nog nooit, Edelachtbare. De Officier vraagt, wanneer get. op Broek op Langendijk is gekomen? Get.: Met 1 Juli 1936; maar door omstan digheden deed ik heel weinig dienst op Broek op Langendijk. Officier van Justitie: Dus u kende de men- schen niet zoo goed op die plaats; herkent u echter verdachten als de schuldigen? Get.: O ja; absoluut! De verdediger vraagt waarom get. deze zaak dadelijk zoo ernstig inzag? Get.: Meneer, ze hebben me getart en som meerden me buiten te komen. Als ik op bed lig, dan kom ik er uit. Ik heb Kool gezegd: ga terug naar je kameraden, maar hij deed het niet. De tweede getuige is S. P. Bood, Briga- dier-tit. Rijksveldwachter te Oudkarspel. Deze vertelt, dat verd. in een café waren toen het tijd was om te sluiten. Zij weiger den het café te verlaten. Pres. tot verd.: Dat is geen kermisvieren meer; dat is opzettelijk tarten van de politie. Een half uur na sluiting was u nog niet weg. Jullie deden net of de politie lucht was; dat is toch geen manier van doen. Niet van jou Slot, niet van jou Groen en ook niet van jou Krap. Jullie hebben noch medeleven, noch menschelijk gevoel, noch respect voor de politie die z'n plicht doet. Ik wil dat hier nu eens nadrukkelijk in het publiek verklar ren. Get. verklaart voorts, dat hij zich in de richting van Broek op Langendijk heeft be geven, omdat hij vreesde dat v. d. Bosch moeilijkheden zou krijgen met verdachten en verslagene en legt er den nadruk op, dat Krap steeds de lastigste is. Get. heeft van dezen verd. eens een trap tegen z'n rechter been gekregen. Pres.: En Krap heeft ook eens een muzi kant mishandeld. Get.: Juist, Edelachtbare. De verdediger wil weten, of er een motief was voor v. d. Bosch om te schieten; werd hij dan bedreigd? Get. kan hierop geen afdoend antwoord geven, aangezien hij niet bij de schietpartij is geweest. Gehoord wordt voorts als get. décharge Dr. W. Verdonk, arts te Broek op Langen- dijk. De verdediger vraagt get. wanneer deze ter plaatse is geweest, waar Kool werd neer geschoten en of hij lijkschouwing heeft ver richt? Get.: Om half vier 's nachts ben ik geroe pen. Verdediger: Heeft u iets gehoord van een dreigende houding welke verd. aannamen? Get.: Niets. Verdediger: Ze namen toch niet de hou ding aan van oproerkraaiers? Get.: Absoluut niet. Pres.: Dus ze waren wel sympathiek. Get.: Ze waren heel gewoon. Daarna wordt als get. décharge gehoord C. v. Schoorl te Broek op Langendijk, die verklaart de drie verdachten in loondienst te hebben gehad. Zij maakten steeds een- gunstigen indruk. Tegen één uur wordt dan de zitting ge schorst tot kwart vóór twee. Voortzetting getuigenverhoor. Als de zitting wordt heropend, wordt nogmaals voorgeroepen getuige S. P. Rood. De president vraagt, hoe lang het loopen is van Zuidscharwoude naar de plaats waar v. d. Bosch woont? Get.: Een half uur Edelachtbare. Pres. tot verd.: Jullie zijt om twee uur uit het café gegaan en jullie hebt dus twee uur noodig gehad om naar huis te gaan. Dat bewijst, dat jullie geen zin hadden om huis waarts te keeren. Verd. Krap: We hadden niks geen haast om naar huis te gaan. Pres.: Jullie hadden je fiets bij Je, waar om hebben jullie die tegen een hek gezet en niet meegenomen, toen jullie gesommeerd werden heen te gaan? Jullie hebben gezegd, dat aan de sommatie werd voldaan, maar dat is in strijd met het feit, dat jullie de fiets achterlieten. De volgende getuige is E. G. Feugter, ma joor, brigade-commandant Rijksveldwacht. De Pres. wil van dezen getuige weten, hoe veel de breedte is van den weg voor de wo ning van v. d. Bosch? Get.: Vier meter, vijf en tachtig, Edelacht bare.. Pres.: Er zijn verschillende lichtpunten op; den weg; die brandden niet alle niet waar? Get.: Niet allemaal, Edelachtbare. De getuige toont op de foto, welke lam pen er wel en welke er niet brandden, en zegt, dat de weersomstandigheden in den be- wusten nacht niet gunstig waren, om veel te kunnen zien. Als Slot alles duidelijk heeft gezien, moet get. dit zeer betwijfelen, daar hij den volgenden morgen, toen get. hem verhoorde, nog niet erg lekker was. Daarna wordt voorgeroepen get. A. ten Bruggencate, oliehandelaar te Broek op Lan gendijk. Deze zegt, dat de caféhouder de Boer, verdachten nog had gewaarschuwd. Pres.: Heeft u nog een verklaring gehoord van een buurman van v. d. Bosch? Get.: Ja, die zei: Ik had al lang geschoten. De volgende getuige is J. de Boer, caféhou der te Broek op Langendijk. Pres.: De drie verdachten zijn in uw café geweest, niet waar? Get.: Dat wil zeggen alleen Kool en Slot. Pres.: Heeft u verdachte Slot of den ver slagene nog iets hooren zeggen? Get.: Neen, Later, 's nachts omh alf drie, heb ik de drie verdachten op den weg ont moet bij de woning van v. d. Bosch. Hadt u den indruk, dat v. d. Bosch beza digd en kalm optrad? De vrouw van den brigadier, Cornelïa de Gooyer, komt dan als getuige voor het hekje. Pres.: Hoorde u uw man thuis komen? Get.: Ja, om een uur of drie. Pres.: En wanneer werd u wakker? Get.: Om een uur of vier. Pres.: Wat hoorde u toen wel? Get.; Een helsch kabaal, geschreeuwvan meerdere menschen en gelui aan de beL Pres.: En wat deedt u toen? Get.: Ik ging uit het raam hangen. Mijn man was naar buiten gegaan; ik zag hem achteruit loopen, twee mannen waren voor Onderzoek door den raad voor de scheepvaartHet verhaal van een vreeselijken strijd tegen de elementen, Amsterdam 24 November In de gister- tniddag onder leiding van prof. Mr. B .M. tTaveme gehouden zitting van den raad voor 3e scheepvaart heeft het onderzoek gediend Haar de oorzaak van twee scheepsrampen, Welke een gevolg zijn geweest van den he- yigen storm in de laatste dagen van October 3ie in zoo vele gezinnen rouw heeft ge bracht. Het betreft hier het op 26 of 27 October Habij IJmuiden met man en muis vergaan Van den motorlogger „Cornelis Vrolijk Fzn Sch. 179 zoomede het zinken op 27 October, Van den motorlogger „Zuid-Holland „Sch. 168" welke ramp waarbij vier opvarenden Verdronken, gebeurd is binnen de pieren Van IJmuiden, nadat door een stortzee de Stuurhut uit elkaar was geslagen. Bij den aanvang der zitting, waarvoor Veel belangstelling bestond, vertolkte de Voorzitter de gevoelens van deelneming van 3en raad met het ernstig verlies, dat de na bestaanden der omgekomenen geleden heb ben. In de zaak van de Sch. 179 was de reeder 3e heer C. Vrolijk opgeroepen, teneinde me- dedeelingen te doen over den trawler en over de bijzonderheden, die nog bekend zijn geworden voor de ramp moet zijn gebeurd. Terzake moge dienen dat de „Cornelis Vrolijk Fzn." „Sch. 179, schipper W. de Niet, en eigendom van de N.V. v.h. Frank. Vro lijk te Scheveningen, in 1914 als zeil logger is gebouwd In 1927 werd het schip verbouwd tot motorlogger, waarbij het werd uitgerust met een Kromhout-motor van 80 PK.. In Juli 1933 heeft de tweede survey plaats gehad, terwijl op 10 October 1.1. de Sch. 179 heeft drooggestaan en door de scheepvaart inspectie in orde is bevonden. Wat de jongste reis betreft, waarvan geen der opvarenden is teruggekeerd, bleek dat de Sch. 179 op 12 October, te 1 uur n.m. bemand met 14 personen, uit Schevenin gen was vertrokken. Op 27 October had de reederij nog bericht ontvangen, dat de trawler, in den namiddag van 26 October bezig was te halen. Op dien datum was ook bericht ont vangen dat er een boot van de Sch. 179 bij Wijk aan zee was aangespoeld. Het vaar tuig moet zijn gezonken in de buurt van de lichtboei voor de haven van IJmuiden, Visscherslot. In de zaak van de ramp der „Zuidholland" Sch. 68 werden gehoord de heer P. den Duik, zoon van den reeder A. den Duik Pzn. die zijn door ziekte verhinderden vader verving en twee geredden: de monteur H. Toet en de matroos M. de Ruiter. Het was, terwijl prof. Taverne zijn vragen stelde, het verhaal van een vreeselijken strijd tegen de elementen, een strijd om het leven zelf, doch dat verteld werd op de sobere wijze, die den in 4e oneindigheid van lucht en water zijn taak verrichtenden visscherman eigen is, waarvan de raad ken nis nam. Op 26 October, 's middags 12 uur, was de Sch. 68 van IJmuiden, waar een gedeelte van de haring was gelost, vertrokken met bestemming naar Scheveningen, waar het restant gelost zou worden. Te zeven uur n.m. was men ter hoogte van Noordwijk, dat tengevolge van het slechte zicht aan vankelijk voor Scheveningen werd aange zien. Toen het ruwe weer eenigszins op klaarde, kon de schipper vaststellen, dat hij zich in zijn waarneming vergist had. Het grootzeil, dat niet bijstond, werd door den schipper versteld om het bij het binnen- loopen van Scheveningen te gebruiken. De wind was van West Zuid West, West Noord West geworden, het vaartuig lag West Zuid West voor. Onder deze omstan digheden was het 27 October, 5 uur v.m. ge worden. Terwijl de Sch. 68 streed met de elementen, scheurde het grootzeil, onderaan tegen den mast, waar het was versteld. De luiken waren goed gesloten. Het was 6.15 uur geworden toen de schip per besloot met den koers Noord ten Oost en Noord Noord-Oost naar IJmuiden terug te keeren. Nadat IJmuiden O. Z. O. was gepeild op een afstand van ongeveer vier mijl, werd te 8.30 uur afgehouden. Stagfok en bezaan stonden bij, de bezaan is weggenomen en de gaffel gesjord. Toen de Sch. 68 veertig meter binnen de brulboei was, kwam een zware breker over, die het stuurhuis vernielde, het begin van de ramp, die volgen zou Met het stuurhuis was ook het stuurrad vernield. Er waren nog vier spaken over, de stuurinrichting was echter nog intact. Onmiddellijk werden noodseinen gehe- schen, met man en macht werd het stuur- gerei vrijgemaakt en, daar de motor nog werkte, wist men nog tusschen de pieren te komen. Toen de Sch. 68 honderd meter binnen de pieren was, werd het vaartuig een prooi van de wilde zeeën, en snel wegzonk. Voor de bemanning, waaronder 'n knaap, was er, in deze vreeselijke oogenblikken, elk voor zich de zware strijd om het lijfsbehoud. Ongetwijfeld zou de ramp nog meer slacht offers geëischt hebben, als niet van IJmui den uit was waargenomen, dat de Sch. 68 in nood verkeerde, zoodat sleepbooten van Wijs muller en later ook de motorreddingboot te hulp kwamen om te redden wat er te redden viel. Vier van de opvarenden, o.w. de schip per, kwamen echter in de woedende golven om. Mede aan de hand van nadere vragen, door den voorzitter gesteld, zoomede van een voorgelezen verklaring, bleek nog dat, wat de pamp van de Sch. 68 betreft, dit vaar tuig in 1916 is gebouwd en een zeewaardig schip was. De matroos De Ruiter, die het gedeelte van zijn verklaring dat in hoofdzaak op de ramp zelve betrekking had, had opgeschreven en dit van het papier voorlas waarbij de her innering aan de vreeselijke oogenblikken, die hij en de zijnen hadden doorgemaakt, hem nu en dan te machtig werd deelde nog mede, dat de bemanning liever de geheele lading te IJmuiden had gelost en niet naar Scheveningen was gegaan, doch deze bezwa ren hielden geen verband met het weer. Hierin zag men geen bezwaar om zee te kiezen. Getuige droeg er kennis van dat de reeder nog voor het vertrek met den schipper had getelefoneerd. Toen de brulboei gepasseerd was, zag ge tuige een vreeselijke grondzee voor het schip komen, die het stuurhuis vernielde, den schipper en nog twee man meesleu rend. O, God, er zijn al menschen weg! riep ge tuige, die daarop naar achteren liep om te trachten het schip, dat aan zijn lot was over gelaten, weer meester te worden, hetgeen hem met hulp van anderen, zij het met groo- te moeite, gelukte. Veertig meter binnen de pieren begon *t vaartuig snel te zinken, De stuurboordkant het laagst. Getuige stond af en toe tot zijn borst onderw ater, soms zelfs voelde hij geen grond meer. Toen 'n tweede golf over kwam, zonk de Sch. 68 snel weg en wor stelden getuige met de anderen, zich aan stukken hout, tonnen en andere voorwer pen vastklemmend, met de golven. De jongste aan boord, een knaap nog, schreeuwde voortdurend om zijn moeder. Getuige sprak den jongen echter moed in en hield zich met hem bezig, tot zij door de sleepboot gered werden. Een vierde opvarende, die den strijd met het wilde water niet had kunnen volhouden, was kort tevoren in de diepte meegesleurd. Achteraf heb ik nog gehoord, aldus getuig,e dat twee Scheveningsche Jongens aan boord van de motorreddingboot waren gegaan om mee hulp te bieden bijderedding maar dat zij er af gejaagd zijn... Ik kan me dat niet goed voorstellen ik zelf zou er, als ik gehoord zou hebben dat mijn collega's in levensgevaar waren, ook alles op gezet hebben om met de reddingboot mee te gaan. De monteur Toet verklaarde nog dat hij, vóór het vertrek van IJmuiden, er den schipper op had gewezen, dat het storm sein geheschen was. De Inspecteur voor de scheepvaart, de heer P. van 't Haaff, gaf uiting aan zijn waardeering, voor het dappere, flinke op treden van de ter zitting gehoorde opva renden de Ruiter en Toet, door welk optre den zij zeer waarschijnlijk niet alleen hun eigen leven, maar ook dat van de andere overlevenden hebben gered. Over de vraag of het verantwoord kan worden geacht, dat, toen nadat reeds ge durende eenigen tijd de stormbal was gehe schen, deze werd vervangen door het storm sein, de Sch. 68 toch zee heeft gekozen en of de schipper verstandig heeft gedaan, toen hij besloot naar IJmuiden terug te keeren wil spr. zich van een oordeel onthouden, mede ook omdat dit punt iemand betreft, die zich niet meer verdedigen kan. Ten aanzien van door den getuige de Rui ter gemaakte opmerkingen aan het adres van de reddingmaatschappij, zeide spr. dat hij, die het werk dezer maatschappij van nabij kent, zich niet kan voorstellen dat er van deze zijde eenige aarzeling zou zijn ge weest om zijn plicht te doen. De ramp van de Scheveningsche loggers. In de zaak van de „Sch. 179" deelde de reeder Vrolijk nog mede, dat op verzoek van H.M. de Koningin een duiker in het wrak van het vaartuig is afgedaald om naar lijken van opvarenden te zoeken. Er is ech ter niets gevonden. De inspecteur-generaal zeide dat moeilijk is uit te maken, hoe zich in bijzonderheden de ramp van de Sch. 179 voltrokken heeft De gevaarlijke plaats voor IJmuiden, waar het wrak is gevonden, wijst er echter wel op dat het vaartuig door een grondzee be- loopen en verloren gegaan is. De Raad zal in beide zaken 'ater uit spraak doen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1936 | | pagina 5