Brief voor Indië
De strijd om de
„B e tty
Bonn"
Visscherij
Compromis sparen kleine
visch en visscherij*
Dc handel in ansjovis*
F euilleton
door Friedrich#
L i n d e m a n
Correspondentie»
Reddingsmiddelen aan boord
De „N. Rt. Crt." bericht, dat de scheepvaart
Inspectie wegens het niet aan boord hebben
van de noodige reddingsmiddelen, te Stellen
dam twee motorkustvaartuigen zijn aange
houden.
Naar men van bevoegde zijde aan het
blad meedeelde, is men van plan de ge-
heele vloot van kustvaartuigen te contro-
leercn, daar voldoende reddingsmiddelen
aan boord behooren te zyn.
De vischprijzen
De vischprijzen aan den IJmuider afslag
waren ook Woensdag weer zeer bevredigend
De schepen maakten over het geheel zeer
goede besommingen. De tongprijs toont echter
wat verlaging.
Dien dag is er ook weer inkoop geweest van
regeeringsvisch, hetgeen natuurlijk op de alge
meene prijsstelling van invloed zal zyn.
Naar een vischbestand in de Noordzee?
De „Telegraaf" roert ook de Londensche
conferentie aan waar waarschijnlijk thans zal
worden beslist hoe de maatregelen internatio
naal zullen worden geregeld, om tot een visch
bestand in de Noordzee te geraken.
We hebben daarover een paar dagen geleden
uitvoerig over geschreven en zijn vol nieuws
gierigheid hoe de besluiten daar zullen uit
vallen.
De lezing van dr. J. J. Tesch te IJmuiden,
over gunstige en ongunstige broedjaren in de
Noordzee, werd een warm pleidooi voor de in
voering van de 7 V2 cm maaswijdte.
Deze conclusie drong zich zoo sterk aan de
toehoorders op, dat een der bezoekers tijdens
deze vergadering reeds aan schrijver dezes
vroeg: „Wel, wat zegt u daar wel van?"
Laten we voorop stellen, dat het weten
schappelijk betoog van dr. Tesch weinig cri-
tiek kon uitlokken. Men moet respect hebben
voor de toewijding en de volharding waar
mede de wetenschap tracht de geheimen van
het leven der visschen te doorgronden. On
tegenzeggelijk heeft het beoefenen van de
wetenschap groote waarde voor de visscherij
We schrijven dan ook niet tegen het weten
schappelijk betoog van dr. Tesch.
Maar wetenschap en practijk moeten in
overeenstemming worden gebracht. Dr. Tesch
kwam zelf ook tot die conclusie: „De vis-
scherij staken is onmogelijk en dus moeten
we komen tot een compromis, waarvan noch
visscherman noch de visscherij schade zullen
hebben, maar voordeel."
En dan gaan de meeningen sterk uiteen
loopen .Dr. Tesch beveelt ten zeerste aan, en
adviseert de Regeering, om als dwingende
maatregel voor heel het visscherijbedrijf voor
te schrijven de maaswijdte van 7% cm. Dit
advies kan van dr. Tesch op grond van zijn
wetenschappelijken arbeid worden verwacht.
Nu moet de Regeering beslissen! Is het
advies van dr. Tesch nu werkelijk het zoo
zeer begeerde compromis? Daarvan moet de
Regeering zich overtuigen, alvorens tot een
zoo ingrijpend besluit te komen. Welk een
schoone gelegenheid werd daartoe geboden
door het instituut Ned. Visscherij Centrale.
Dit lichaam, door de Regeering ingesteld om
door ordenend en regelend optreden positie
verbetering van visscherij en vischhandel te
bevorderen, is toch samengesteld uit men-
schen, die met deze bedrijven bekend zijn en
die daarin werken.
Schooner gelegenheid was dus niet denk
baar om, alvorens een beslissing te nemen,
deze regeeringinstelling om advies te vragen.
Langs dien weg moest men tot een compro
mis tusschen wetenschap en practijk kunnen
komen.
Dat is dan ook geschied. En een compromis
was ook mogelijk! Ja het compromis is er!
En het mag verwondering baren, dat de Re
geering dit compromis niet met beide handen
heeft gegrepen. De Regeering kon er dan
van overtuigd zijn, dat tot aller tevredenheid
zou worden gehandeld.
De groote trawlvisscherij kon zich ver
eenigen met een maaswijdte van 7.5 cm. De
kleine trawlvisscherij betoonde evenzeer mede
werking van de plannen van de Regeering
tot het sparen van de kleine visch, door voor
te stellen de invoering van een maaswijdte
van 6 cm. voor dat bedrijf.
Maar neen, de beslissing wordt genomen,
dat voor alle bedrijven per 1 Jan. 1937 wordt
voorgeschreven een maaswijdte van 7.5 cm.
Weg het zoo zeer begeerde compromis!
Inplaats daarvan een bij den dag groeiende
onrust en ontevredenheid onder dat deel der
visschersbevolking, die de kleine trawlvis
scherij uitoefent. Deze nijvere visschers wor
den dermate getroffen, dat hun toch reeds
zoo moeizaam bestaan dreigt geheel te loor te
gaan.
Men kan en moet het vraagstuk van de
maaswijdte, behalve van wetenschappelijk
standpunt, toch ook bezien van bedrijfs-
technische, van economische, van sociale zijde.
De avond van de lezing van dr. Tesch was
daarvoor niet de geschikte gelegenheid. Maar
alvorens de Regeering diens raad opvolgt,
mag verwacht worden, dat ook van uit de
genoemde gezichtspunten deze materie wordt
bekeken. Waar blijft anders het compromis?
De bezwaren, verbonden aan het vaststellen
van één maaswijdte dienen wel zeer ernstig
overwogen te worden.
Dr. Tesch noemt wel op, wat andere landen
doen, maar generaliseeren is altijd gevaarlijk.
Geen dier landen heeft een zoo uitgebreide
vloot van kleine trawlvisschers, als we in ons
land hebben. Al die kleine visschersbedrrjven
langs de kust vertegenwoordigen toch een
zoo groote groep van nog werkende Neder
landers, dat het alleszins de moeite waard
is met hen rekening te houden en die be
drijven, die reeds een harden strijd om het
bestaan voeren, niet ten ondergang te doemen,
door noodeloos zware lasten.
En van welke beteekenis zijn die kleine
bedrijven niet voor de neringdoenden, voor
olie-leveranciers voor nevenbedrijven, voor
venters en handelaren.
Wanneer door te knellende banden aan de
kleine kustvisschersbedrijven de bestaans
mogelijkheid wordt ontnomen, dan veroorzaakt
dat niet alleen een vrij groote kapitaals
vernietiging. dan kweekt men in den tijd,
waarin het werkloosheidvraagstuk zoo klem
mend is, niet een nog grooter leger van be
deelden en gesteunden, maar men treft ver
der alle groepen, die meer rechtstreeks of
zijdelings met dit kustvisscherijbedrijf te
maken hebben.
En van uit dat standpunt bezien, kan en
mr men aan de kleine trawlbedrijven niet
dezelfde maaswijdte voorschrijven, die men
aan het groot trawlbedrijf verplichtend stelt.
Welk een hemelsbreed verschil is er tus
schen die beide bedrijven, wat hun geaard
heid betreft. Zoo min men aan de fietsers
even zware eischen stelt, wat hun remmen
aangaat, als aan de autorijders, zoo min kan
de rem ter voorkoming van uitroeiing van
het vischbestand aan de kleine kustvisschers
voorgeschreven dezelfde zijn als voor de
trawlervloot.
Welk een enorm verschil in voortstuwings
vermogen! Welk een verschil in vischtijden;
terwijl de trawlervloot dag en nacht voort
ischt, zelfs bij ruw weer, ligt de kleine kust-
visschersvloot vele dagen noodgedwongen in
de haven en kan het bedrijf door de weers
gesteldheid niet worden uitgeoefend.
Het zware manillanet kan door de botters
niet worden gebezigd, zij moeten hennep-
netten gebruiken. Voeg dit verschil in visch-
want bij het enorme verschil in snelheid en
kracht, waarmede deze typen van visschers-
vaartuigen het net door het water bewegen
en ieder zal gevoelen, dat de vischderving
voor het kleine trawlbedrijf procentsgewijs
veel grooter zal zijn.
Een compromis tusschen wetenschap en
practijk kan wel tot stand komen, maar dan
diene men open oog te hebben voor het zeer
groote verschil tusschen deze takken van het
visschersbedrijf
In de lezing van dr. Tesch is niet naar
voren gekomen, het ontstellend groote verlies
aan jonge visch, dat bij de moderne trawler-
bedrijven onoverkomelijk is. Wat er door de
kleine kustvisschers aan doode bijvisch aan
de wal wordt gebracht, terwille van de zoo
zeer noodige verhooging van hun schrale be
sommingen, is niets vergeleken bij de enorme
massa's ondermaatsche visch, die met het
trawlernet aan boord komt van de groote
trawlers. Maar daaraan stoot men zich niet,
omdat die hoeveelheden weer overboord wor
den gegooid, maar het feit blijft, en Regeering
en adviseurs weten, dat het overgroote deel
daarvan dood is.
Zeer jammer was het, dat terwille van den
tijd, op de vergadering te IJmuiden niet ge
sproken kon worden over de tong. We moeten
toch veronderstellen, dat alleen tijdsgebrek
daarvan de reden was. Want juist, hetgeen
aan tong verloren zal gaan bij de invoering
van de 7.5 cm maas wijdte voor de kustvis
schers is van zoo groote beteekenis, dat ieder,
die maar eenigszins met de kustvisschers
bedrijven op de hoogte is, zich angstig af
vraagt, waar die bedrijven dan van moeten
blijven bestaan.
De tong vertegenwoordigt de visch, die de
besomming goed moet maken en als men nu
visch moet laten zwemmen, die met 1.20
per kg. wel wordt betaald, dan beteekent dat
een zoo groote verliespost voor de kustvis
schers, dat ze de onkosten niet meer goed
kunnen maken.
En waarom dan toch doorgedreven een
maaswijdte, waarvan men kan weten, dat de
kleine trawlvisscherij onmogelijk wordt. Het
is onbegrijpelijk!
Wanneer men het compromis had aange
nomen: 7.5 cm voor de trawlers, 6 cm voor de
kustvisschers, dan had men de beide uiteen-
loopende bedrijven nagenoeg dezelfde lasten
opgelegd, dan was er over de geheele linie
tevredenheid geweest. Maar nu zal bij door
voering van de uniforme maaswijdte, mis
schien tegen den zin der Regeering, het groot-
trawlbedrijf profiteeren van den strop, die den
kustvisschers wordt bereid.
En waar we goed geluisterd hebben, is het
ons duidelijk geworden, dat we er met de
voorgestelde maaswijdte nog niet zijn. Straks
wacht den kustvisschers de tweede slag n.1.
een maat op de aan te voeren visch! Voor
schol zal dat moeten worden van 1318 cm.
en na een jaar van 1823 cm.
En dan komt een o.i. zoo onredelijke con
cessie aan de gamalenvisschers. „Aanvoer
van visch beneden 13 cm. dient echter niet
te worden verboden (straks wel visch van
1323 cm.). De garnalenvisscher zal dan geen
nadeel van deze bepaling ondervinden."
Ieder weet, dat de garnalenvisscherij zeer
noodlijdend is en dat dit welhaast geen ren
dabel bestaan meer oplevert. Wat zal de gar
nalenvisscher met zijn nauwmazig net gaan
doen, daar hij toch ook moet leven. De visch,
die zijn collega's kustvisschers van de kleine
trawlvisscherij moeten laten zwemmen, gaan
opvisschen. Zoo lang een garnalenvisscher
ook maar een bestelling heeft van luttele kg.
garnalen, zal niemand hem kunnen contro
leeren en kan niemand hem verbieden als zoo
genaamde „bijvisch" kleine schol, schar,
maar ook de dure kleine tong aan te voeren.
De kans is niet gering, dat de aanvoer van
garnalen bijzaak wordt, en hoofdzaak, wat
een .bijvisch" werd genoemd.
Dat alles zal met leede oogen moeten wor
den aangezien, door de botters, die door de
Regeering verplicht worden met 7.5 cm.
maaswijdte te visschen.
Welk een bron van verdeeldheid zal dit
onder de kustvisschers onderling brengen. Uit
bovenstaande kan dus worden opgemaakt, dat
behalve van wetenschappelijk standpunt het
vraagstuk van de maaswijdte bezien moet
worden van bedrijfstechnisch, van sociaal en
van economisch standpunt.
Het voorschrijven van 7.5 maaswijdte die
voor alle bedrijven is het compromis niet!
Het is dan ook zeer ernstig te hopen, dat de
Regeering zich alsnog zal bezinnen voor het
tot dezen ingrijpende maatregel overgaat.
Het K.B. regelende de maaswijdte van de
netten is er reeds, maar veel leed is te keeren,
veel schade te voorkomen, veel verbittering
en ontevredenheid te stillen door dit K.B. aan
te vullen met een bepaling, dat de maaswijdte
woor de kustvisschers op 6 cm. wordt gesteld
Dat is zelfs noodzakelijk, ook al zou de Lon
densche conferentie straks komen met een
Beste Piet,
In mijn vorigen brief maakte ik je er op at
tent, dat je heusch eens wat meer naar hui
moest schrijven, maar nu spreek 1 voor
zelf. Ik heb j. al eenige weken in de krant
gemist en dat terwijl we toch afgesproken
hadden, dat je zooveel mogelijk iedere wee
zou schrijven. Nee, nu niet je er uit pi a en,
dat je zooveel gevaren hebt, want ik weet, a
je aan den wal zit en dus om 1 uur van de
Oedjong naar boven gaat. Nu dan kun je na
je middagslaapje je ouwen makker toch wel
eens schrijven. We geraken anders het con
tact zoo kwijt. Een co tact dat juist 4 jaar
geleden de opzet was van mijn brieven aan
de Jutter. Dus afgesproken, verbeter nu na
Sinterklaas je leven eens.
Man het vriest hier in Holland op het oogen-
blik. Weer een sensatie als je dat in geen
6 jaar hebt meegemaakt. Ja ik weet wel op
Ranoe pani of elders op Java hoog in de ber
gen daar is de temperatuur 's nachts ook wel
eens om en bij het vriespunt, maar dat is toch
wat anders. Daar zwem je overdag toch maar
weer en dat zou hier nu wel een beetje „ter-
laloe dingin" worden. Ja kerel de ijsbaan was
al dicht en ook de sloten hier in den omtrek.
Als je zooals ondergeteekende aan den buiten
kant van Den Haag woont, dan loop je al
spoedig met een Zondagmorgenwandelingetje
in het polderland en krijg je al een echt Win-
tersch idee. Als een schooljongen heb ik steen
tjes uit den weg gepeuterd en heb ze over het
ijs gegooid om te kijken of het al hield en
ware het niet dat mijn betere 50 me ervan
weerhield dan had ik nog geprobeerd of ik er
op had kunnen staan ook. (Zouden we de
Hoofdgrachtsche en Kanaalwegsche haren dan
nimmer verliezen, Piet
Zondag kon je op sommige straten al glijden
wat me voor m'n zoon een paar zolen en
hakken kostte, hetgeen hier een heel andere
onderneming is dan de Chineesche toeken spa
toe die bij jullie langs het erf komt.
Zooals je wel uit mijn brieven begrepen zult
eensluidend advies aan al de Regeeringen, om
dat in geen enkel land de kleine kustvisschers
bedrijven van zoo groote beteekenis zijn als
in ons land. Als men deze kleine bedrijven
verplicht te visschen met 6 cm. maaswijdte
zal het hetzelfde effect sorteeren als voor de
trawlers de 7.5 cm. maaswijdte beteekent.
Joh. W. Stevenson.
Verslag aan de Tweede Kamer
over adressen inzake levering van
ansjovis van andere jaargangen
aan Duitschland.
Verschenen is het verslag van de commissie
inzake de adressen van M. A. Kolster in Den
Helder e.a., leden der commissie, benoemd in
een vergadering van houders van en belang
hebbenden bij Hollandsche ansjovis, betref
fende het nemen van maatregelen tot verbe
tering van den handel in ansjovis.
Adressanten hadden aan de regeering ge
vraagd zoodanige maatregelen in overweging
te nemen, dat de nog aanwezige voorraad
ansjovis van het jaar 1930 kan worden ver
kocht, in hoofdzaak naar Duitschland.
De commissie, in wier handen de adressen
en inlichtingen van den minister van land
bouw en visscherij zijn gesteld, deelt thans
aan de Kamer mede, dat voor zoover in de
adressen melding wordt gemaakt van pogin
gen om de ansjovis van den jaargang 1930 in
discrediet te brengen, de commissie er aan
herinnert, dat het inzouten en verpakken van
ansjovis geschiedt overeenkomstig de nieuwe
rijksvoorschriften voor de ansjovis-controle
levering. Dit sluit verkoop en uitvoer van
minderwaardig product uit.
Uit den voorraadstaat van de ansjovis con-
trole-vereeniging is der commissie verder ge
bleken, dat over de jaren 1930 en 1931 de
vangst belangrijk ruimer moet zijn geweest
dan in voorafgaande en latere jaren, terwijl
hebben, bevalt het me hier best in Holland, n,
woon wel een heel eind van de stad af ander
hoor.
Het is je misschien bekend dat de Laan
Meerdervoort dewelke thans bij de 1100 num
mers telt, verdeeld kan worden in: Meerder!
voort, betersoort, mindersoort enzoovoort en
mindersoort.
Nu op één na de laatste zijstraat bakboord uit
de stad komende, voert je naar de vruchten
wijk. Man, ik heb nooit geweten, dat we zoo!
veel Hollandsche vruchten hadden. Overigené
getuigt de winkelstand aldaar van weinig 0ri
ginaliteit. Woon je in de Frambozenstraat dan
kun je er staat op maken, dat er een groenten-
winkel „De Framboos" bestaat. De Pippeling
straat (heb je ooit van een vrucht van dien
naam gehoord? Zelfs op Madoera niet?) heeft
vast een drogisterij „De Pippeling" en de P0m.
poenstraat zal wel een sigarenzaak van dien
naam hebben.
Overigens is er nog plaats genoeg voor een
Indische vruchtenbuurt. Tegen dat jij hier weer
bent, kun je een villa-tje betrekken in de
Doerianstraat.
Voor de menschen die betrekkelijk kort ge.
leden uit Den Haag vertrokken zijn, kan ik jé
nog zeggen, dat lijn 3 en 3a weer hun gewone
route rijden, omdat de brug bij de Suezkade
thans weer voor de tram gereed is gemaakt.
De menschen, die op het eskader in Indië'
geplaatst zijn, hebben maar weer een aardige
reis naar Singapore gemaakt. Er is een heele
internationale vloot bij elkaar geweest, niet?
Twee Nederlandsche kruisers, het is niet van
dommenhuize hoor. Hr. Ms. „De Ruyter" ver.
toont zich tegenwoordig ieder weekend aan
den volke. Ze maakt, om zoo te zeggen, een
vlagvertoonreis door Nederland, 't Is dan ook
een pracht van een schip hoor, als het in Indië
komt, zul je het zelf zien. We kunnen daar in
het buitenland mee voor den dag komen, hoor,
We gaan nu de Sint Nicolaas-periode in,
Lang niet zooveel Sinterklazen als in Soera,
baja, hoor, waar het dringen is op Toendjoegan
en waar de heilige mannen zelfs blijk geven
Maleisch te kennen.
Nu kerel, beter je leven en schrijf ons weer
eens spoedig wat over de Marine in Soerabaja,
Het beste.
Henk.
7)
Nu, mijnheer de Rijksadvocaat?
Hij glimlachte een oogenblik verlegen en
hulpsloos. Was de werkelijkheid nu toch nog
iets anders dan zijn fantasie? Misschien om
dat de werkelijkheid precies zoo was als de
stuurman beschreven had.
Maar hij nam mij reeds verder mee. Zijn
handen beefden. Zijn oogen vlogen heen en
weer alsof zij iets zochten, waardoor einde
lijk, eindeljjk het geheim opgelost zou wor
den. Men kon het hem aanzien, door welk
een innerlijke onrust hjj bezeten was. Maar
toch hield hij zich, uiterlijk, tenminste goed.
Wij gingen de drie trappen naar het hut-
dek op. Wy passeerden de de hut aan den
achterkant. Daar binnenin moesten nu de ver
schillende gegevens van kapitein en stuurman
zich bevinden. Daar binnen moest de tafel
staan met het aangebroken ontbijt en de thee
in de kopjes.
Ik weet niet, hoe het kwam, dat ik steeds
weer het beeld van de thee in de kopjes voor
den geest haalde. Misschien was het door het
bijzondere verhaal van den stuurman, die zijn,
wellicht niet geheel zuivere en dikke vinger
in de thee gedoopt had en daardoor tot de
ontdekking kwam, dat het nog warm was.
Wonderlijk, dat Crane op deze gedachte ge
komen was.
In den hoek, bjj het licht knarsende roer,
bleven wy een oogenblik staan om een blik
te werpen op de witte stad met de donkere
vestingmassa erboven. Opnieuw hield mij dit
prachtige gezicht een oogenblik gevangen,
waarboven verstrooide witte vlekken der zee
meeuwen flitsten.
Maar Trevor haalde mij eruit. Hij legde
zijn hand op mijn arm en wees naar den an
deren kant by de aanlegplaats. Daar lag een
andere zeilboot, een schip, geiyk aan de
„Betty Bonn".
De „Frisco".
Ik knikte slechts en wendde my af. Vlak
voor myn voeten was een trap van ongeveer
vijf treden, die naar beneden in de kajuit
voerde. Ik wees er op en vroeg twijfelend:
Moeten we daar ook nog?
Zonder een woord te spreken schoof Tre
vor my vooruit.
Dus ging ik naar beneden.
Beneden gekomen stiet ik de deur open en
trad binnen De ruimte was niet buitengewoon
groot, maar maakte den indruk van goed be
woonbaar en van een zekere welvaart. Het
licht kwam door een Skylight en bescheen
mat den uit teakhout bestaanden wand. Links
en rechts aan den wand waren met leer be-
kleede banken. Aan den achterwand waren
twee in de salon uitspringende afgesloten
ruimte, een soort van nis. En in deze nis stond
rustig in gewoon hout, zonder kleur, een
piano. Om zoo te zien een goedkoop instru
ment, maar in ieder geval een instrument,
waarmee men geheel iets anders deed dan
varen, vloeken en zelfs moorden.
Wat wy tot dusver op het schip gezien
hadden, was eigenlijk slechts een bevestiging
voor 1936 de vangst niet grooter dan 3000 an-
kers is geweest, hoewel voor dat jaar het maxi
maal aantal in te zouten ankers was bepaald
op 15.000.
De commissie meent te kunnen vaststellen,
dat sedert de inzending der adressen de toe
stand, waarover adressanten klagen, zich niet
onbelangrijk in gunstigen zin heeft gewyzigd,
Bovendien is gebleken, dat voor het 3de en 4de
kwartaal, in 't waardecontingent door Duitsch
land toegestaan, voor ieder kwartaal 85.000 RM
extra is toegestaan voor den invoer van 1930
en de oudere jaargangen ansjovis.
0
Hierbij moet worden aangeteekend, dat tot
nu toe bij een en ander geen rekening worden
gehouden met sedert 26 September 1936 ont
stane veranderingen op monetair gebied.
Op grond van het voorgaande stelt de com
missie voor:
bij de regeering aan te bevelen het be
vorderen van alle maatregelen als voor het
3de en 4de kwartaal 1936 ter zake zijn ge
troffen, ook voor 1937 en zoo noodig verder
tot de oude voorraden ansjovis zullen zijn
geruimd, met dien verstande, dat ook met
de monetaire veranderingen zooveel moge
lijk rekening zal worden gehouden.
Een werklooze. Eerste vereischte voor het
opnemen van een „ingezonden stuk" ie.
onderteekening met naam. Anonieme schrij
verij plaatsen wij nimmer. Uw beschuldigingen
zijn bovendien wat erg vaag. Natuurlijk komen
er wel fouten voor in dezen arbeid, doch dat
neemt niet weg, dat de door u aangevallen
instelling zegenrijk werk verricht. Wij heb
ben ons daarvan eenige malen persoonlijk
kunnen overtuigen. Red. Held. Crt.
van wat wij op papier reeds gelezen hadden.
Hier was echter plotseling iets, dat een
meer omlijnden indruk gaf van een mensch,
die tusschen deze wanden geleefd had en nu
misschien niet meer leefde. Aan deze piano
bleven voor de eerste maal niet alleen mijn
oogen, maar ook mijn gedachten hangen.
Toch duurde het nog geruimen tijd, voor
het tot mij doordrong, dat zooiets toch eigen
lijk geheel niet in de atmosfeer van een naar
traan stinkend schip en ruwe omgeving paste.
Op een wonderlijke manier er toe aangetrok
ken, liep ik om de tafel heen en opende het
deksel. Een rij dofgele toetsen blonken mij
tegen. Ik hief de hand op en liet deze er op
neerkomen.
Er klonk een accoord, een beetje ijl van ge
luid en met dezen bijzonderen klank van me
lancholie als men soms bij oude speeldoozen
kan opmerken. Een oogenblik was het alsof
hier een lied klonk temidden van afgrijselijk
lawaai, een zacht weenen tusschen ruw lachen,
als zong een stem uit het graf. Boven op de
piano lag een gesloten muziekboek met een
zoet-bonten titelblad.
„Rozen uit het Zuiden" speelde deze
dezepersoon' die hier opeens aanwezig
scheen te zijn, waarvan men opeens meer
wist; meer dan een naam en kleeding zou
kunnen zeggen: een stuk van zyn ziel. En de
verdwenen meldden zich weer aan boord, zoo
als wij kort tevoren de wacht gevraagd
hadden.
Plotseling hoorde ik achter mij een ver
stikten uitroep, als iemand die flauw valt.
Trevor! Ik was hem heelemaal vergeten. Ik
keek om.
Hij stond nog steeds in de deuropening.
Ziet! Ziet gij dat niet!?
Zijn gezicht was vaalbleek geworden van
opwinding en met opengesperde oogen keek
hij naar iets, waardoor ik gedwongen werd
ook mijn blik daarheen te wenden.
De theekoppen.
In het midden der ruimte, juist tusschen
Trevor en mij in, stond een tafel, een mat
glanzende mahoniehouten tafel, de tafel waar
van de stuurman gesproken had en waarop...
Maar dat waren geen theekoppen!
Dit feit had mij beslist volkomen koud ge
laten, zelfs Trevor's opwinding en „de aan
blik der onbrekende theekoppen" had ik zeker
humoristisch opgevat, wanneer niet de klank
der piano nog in mijn ooren gezweefd had,
wanneer niet het gezicht van een der ver
dwenen uit den nevel van het ongewetene be-
bon op te duiken, wanneer niet dit gezicht,
juist hier, plotseling een bijzondere beteekenis
begon te krijgen.
Want daar op tafel stond iets, dat met een
slag geheel een bepaalde gestalte gaf: een
naaimachine. Het was een dezer ouderwet-
sche naaimachines, die men op het tafelblad
zet en met de hand bewogen worden. Onder
de naald, half af gezoomd, alsof de naai
machine zoo net verlaten was, lag een stuk
goed. Daarnaast stond een naaimand, een vin
gerhoed, garen, stof, alle benoodigdheden voor
een vrouw.
Zeker, de stuurman had gesproken over
een koffer met vrouwen kleeren. Hoe kon dit
echter hier gekomen zijn? In ieder gevaTkon
met weggeredeneerd worden, dat hier aan
boord een vrouw geleefd had, gedroomd en
gewerkt Een vrouw... geuroomd en
gehgn! - heeft
Dit was zonder eenig-en twuf„i m
eerste gedachte. Hij stootte het e Uit wend"
de zmh om en rende naar buiten nl
hij duizend mogelijkheden Pm6UW
Ik bleef alleen achter; alleen met myn ge
dachten over de vrouw, of een meisje,
daar opeens voor mijn verbeelding opdook.
Geen moment dacht ik aan het feit, dat
stuurman gelogen had en aan het „waarom"-
Ik was betooverd. Buiten mijn wil om trëi
ik op de tafel toe. Ik moest vlug even
m8'
mijn vinger langs de wollen stof wrijven, 80°'
als men heimelijk een wasfiguur kan aan'
raken, om te voelen of het niet leeft. AHeen
omdat ik in de stof nog de warmte meend®
te bespeuren van haar die ze gedragen had-
de geur eener vreemde vrouw, waarvan
niet meer wist, dan dat zij geleefd had, 811
er nu niet' meer was, verdwenen, weggerukt,
misschien wel dood.
Het viel mij moeilijk daaraan te denker-
Steeds opnieuw vroeg ik mij af, waar zou 86
zyn, wanneer zij nog leefde?
Wat voor een wezen was zij, dat zij hier
deze stinkende traan-atomosfeer onder ru*9
zeelui, alleen onder mannen kon leven eB
pianospelen? Was zij de vrouw, de
dochter.
de geliefde van den kapitein of van den stuur
man geweest?
Nog een oogenblik dacht ik aan den kofter
met vrouwenkleeren, waarover Crane in
Protocol gesproken had.
Eigenlijk zonder het zelf te weten, beg
ik hiernaar te zoeken. Behoedzaam op de
nen loopend trak ik op een der bescho
toe, waarachter de officiershutten btf
moesten. Ik had het gevoel alsof er
mensch in de buurt was, zooiets als 'ern .8
die slaapt, die men door het minste £erjn^ug4
geluid weer tot de werkelykheid kan e^^
roepen, maar die men niet wenscht te
ken. De deur was door een bruin doek
scheiden.
(,\Vordt ver*>
Iqi)