„De gebiedster der woestijn
verdwenen
De schipbreuk
Machines, die
voor ons denken
Abonneert U op
dit blad
Het sprookjesland
Panama
KORT VERHAAL
Sedert korten tijd is de eenige,
onder Bedoeïnen in de Syrische
woestijn levende blanke vrouw
spoorloos verdwenen. Men
maakt zich ongerust over haar
lot, omdat het zoeken naar
haar tot dusver zonder resul
taat is gebleven.
De oude stad Palmyra in het Noord-Oos
ten van Damascus, gelegen aan den rand
van de Syrische woestijn, is ondanks de
ruïnen, waaruit zij op het oogenblik be
staat, één van de beste voorbeelden van
vergane grootheid. Alleen al de naam van
de stad wekt herinneringen op, die door
alle tijden met de gestalte van Koningin
Zainab zijn verbonden, die Koningin der
woestijn, die geheel Klein-Azië onderwierp
tot aan de Middellandsche Zeekust en zelfs
de macht van Rome trotseerde.
Palmyra, de hoofdstad van het rijk van
Koningin Zainab, werd in het jaar 273 v.
Chr. door Keizer Aurelian verwoest. Daar
na raakte zij in vergetelheid. De verras
sing en verbazing van een aantal Euro-
peesche reizigers was daarom des te groo-
ter, toen zij, van Damascus komende, eenige
jaren geleden Palmyra weer ontdekten.
Zij hadden allen wel gedacht de ruïnen
van deze woestijnstad te vinden. Maar nu
bleek het, dat uit de door het woestijnzand
bestoven ruïnen, nieuw leven was opge
bloeid. Bedoeinenstammen hadden zich in
de overblijfselen gevestigd. De woestijn
geeft hun voedsel. Zij voeren ook nu nog
de karavanen door de oude straten naar
het verre Indië, zooals eenmaal hun voor
ouders deden, toen het moderne wereldver
keer nog geen nieuwe wegen had gevon
den.
Het handelsverkeer langs deze karavaan
wegen, tusschen Syrië, Irak, Iran en Indië,
is natuurlijk niet meer, wat het vroeger
was, maar het bestaat nog en heeft de ver
nielde woestijnstad Palmyra tot nieuwe
bloei gebracht.
Met het Bedoeinenvolkje, haar bazar,
haar markt, waar tweemaal per week alle
kooplieden uit alle hemelstreken samenko
men, de vervallen tempels en zuilen biedt
de stad Palmyra, volgens het zeggen van
de reizigers, in ieder geval een indrukwek
kend schouwspel van Oostersche pracht.
De woestijnstad Palmyra heeft op het
oogenblik zelfs een modern hotel. Het be
hoort aan een jonge Frangaise, die eens,
wanneer weet men niet, in Palmyra opdook
Eerst behandelden de Bedoeïnen haar wan
trouwend. Maar de blanke vrouw wist
zich spoedig te doen eerbiedigen. En eenige
maanden later bezat zij zelfs de liefde van
de zonen der woestijn, daar deze instinc
tief begrepen, dat de vreemdelinge uit het
verre Frankrijk hen goedgezind was. Zij
noemden haar „Zainab" zooals eens hun
Koningin in vroeger tijden had geheeten.
En Zainab bleef bij hen wonen. In haar
hotel hield zij 't weliswaar niet lang. Deze
kleine vrouw waarvan een Zwitsersche
journaliste, die haar bezocht had, zei, dat
men zich haar eerder in een mondaine bar
op de Champs Elysées in Parijs kon voor
stellen, dan tusschen de ruwe zonen van
de woestijn scheen als bezeten door de
woestijn. Steeds weer lokte haar het avon
tuur. Toen trok zij met haar Bedoeïnen er
op uit, dood en gevaar tegemoet, leefde met
hen in schamele tenten en deelde hun zor
gen en hun nood.
Deze lust tot avontuur heeft „Zainab" bij
na eens het leven gekost. De „gebiedster
van de woestijn" was overgegaan tot het
Mohammedaansche geloof en was zelfs
met een Bedoeïn in het huwelijk getreden.
Met haar man en een paar vrienden onder
nam zij op een dag een bedevaart naar
Mekka, de heilige stad.
Deze tocht had echter een tragisch einde
De man van „Zainab" werd vermoord. De
geheimzinnigheid, die om deze moord hing,
is nooit geheel opgelost. De Arabische over
heid beschuldigden echter de blanke vrouw
en wierpen haar in de donkere kerker van
Gedda, een haven aan de Roode Zee, waar
alle geloovigen aankomen.
Men verweet haar, dat zij alleen voor den
schijn tot het geloof van de Propheet was
overgegaan, om naar Mekka te komen, en
dat zij nu haar man, een Bedoeïn, had ver
moord, omdat zij nu haar doel had be
reikt.
Slechts met groote moeite gelukte het
haar Bedoeïnsche vrienden, haar te sparen
voor een ter doodveroordeeling, haar vrij
heid te verkrijgen en met „Zainab" naar
Palmyra terug te keeren.
Maar sedert dit voorval heeft de blanke
vrouw, die onder de Bedoeïnen der Syrische
woestijn leeft, geen rust en vrede meer ge
vonden. Verraad omringt haar aan alle
kanten. Haar oude vrienden kon zij natuur
lijk vertrouwen. Zij kon als voorheen op
hen rekenen, zij waakten over haar leven,
wanneer het door de dolken van moorde
naars werd bedreigd.
Toen de aanslagen op het leven van „Zai
nab" „de gebiedster van de Syrische woes
tijn", desondanks niet ophielden, kreeg zij
van haar Bedoeïnsche vrienden zelfs een
lijfwacht tot haar beschikking. Deze lijf
wachten zijn meestal de jongste en sterkste
mannen van den stam, die bij hun toetre
ding tot de lijfwacht een plechtigen en hei
ligen eed moesten afleggen, het leven van
„Zainab" met hun eigen bloed te verdedi
gen.
De „zonen van Zainab" zoo heette de
lijfwacht van de „gebiedster der woestijn'
hebben hun plicht trouw vervuld. Dag en
nacht hielden zij voor haar huis de wacht
maar nu is de blanke vrouw plotseling
toch verdwenen!
Werd „Zainab" geroofd? Werd zij ver
moord? Of is het alleen haar zin voor avon
tuur, die haar weer de woestijn heeft inge
dreven, dood en gevaar tegemoet?
Het is de laatste hoop van haar vrien
den, hoewel zij niet gelooven, dat dit de
oplossing van het raadsel is, want ondanks
haar moed en dapperheid, was de blanke
vrouw vroeger nooit zonder hun bescher
ming de woestijn ingetrokken. Zij kende de
woestijn, zij hield van haar oneindige een
zaamheid, maar zij kende ook haar geva
ren.
Zal het wonder gebeuren, dat „Zainab"
weer bij hen terug zal keeren? Intusschen
gaat het leven in Palmyra verder, maar
deze bange vraag staat op alle gezichten
te lezen.
Het onlangs aan de vereeni-
ging van artsen te Weenen ge
demonstreerde „Kardiotron",
een apparaat dat gedurende
een operatie, polsslag, bloed
druk en ademhaling van den
patiënt controleert, is de nieuw
ste aanwinst van een snel groei
end leger stalen arbeiders, aan
wie de wetenschap een steeds
grooter deel van haar vermoei-
enden taak opdraagt,
De mensch, geschapen om een groot aan
tal opdrachten uit te voeren, is een onmaat
schappelijk werkende machine, wanneer
het om de voltooiing van een eenvoudige
in bijzonderheden aangegeven taak gaat en
„Waarom zou ze niet komen?"
zoo min als de arbeider aan den loopenden
band nauwelijks meer dan 10 procent van
zijn energie en prestatievermogen gebruikt,
zoo maakt ook de wiskundige die een ver
gelijking van den tweeden graad moet op
lossen maar van een heel klein gedeelte
van zijn hersenen gebruik en dit dan
voor de berekening van een opgave, die
door een machine een paar honderd maal
zoo snel gedaan wordt.
Het is nog maar een jaar of zes geleden
dat dr. Bush zijn „differentiaal-analysator"
construeerde, die in staat is om wiskundi
ge problemen op te lossen, waarvoor de
meest ervaren wiskundige zeer geruimen
tijd zal moeten bedenken, alvorens hij bij
zich zelf heeft vastgesteld hoe hij de moei
lijkheid moet aanpakkep. Op het oogenblik
bestaan er op de geheele wereld maar drie
van- deze uitzonderlijke rekenmachines; 2
daarvan in Amerika en een in het astro-
physisch Instituut te Oslo Aan een vier
de, ten dienste van het Londensche Minis
terie van Oorlog, wordt gewerkt. Waarom
voor het ministerie van oorlog? Omdat de
„differentiaal-analysator" binnen vijf mi
nuten met een fouten-risico van hoogstens
één honderdste procent, slinger-berekenin
gen maakt, voor de oplossing waarvan een
artillerie-deskundige vele uren noodig
heeft.
Nemen wij bij voorbeeld eens aan dat
een zijde van een slagschip onder vuur
moet worden genomen. Het vijandige schip
volgt op enkele mijlen afstand een zig
zag-lijn. Om het mogelijk te maken dat
men zóó kan aanleggen, dat de kans om
het vijandige schip te raken wiskundig ze
ker is, moeten o.m. de volgende factoren
in aanmerking worden genomen: snelheid
van het bewuste schip, windsnelheid, om
vang van de projectielen vochtigheid van de
lucht en de draai snelheid van de aarde.
Het uitwerken van tabellen door de artil
lerie-officieren, waarin al deze factoren en
nog vele andere worden berekend, is een
opgave die, normaal gesproken, zeker een
rekenarbeid van maanden vergt. De „dif
ferentiaal-analysator" geeft de antwoorden
zoo zeker en snel als een naaimachine de
steek van de naald uitvoert!
De reus onder alle „hersen-Robots" is
ongetwijfeld de harmonische „integrator",
de „koperen Hersenen" geheeten, die in
een bureau van de kustdienst te Washing
ton gebruikt wordt.
Hij is dertig centimeter lang en 1.80 M
hoog en werd in veertien jaar tijds ver
vaardigd. Om tallooze redenen is het van
de grootste beteekenis om nauwkeurige bij
zonderheden van eb en vloed van de voor
naamste havens der wereld vooruit te we
ten. De „Koperen hersenen" weten een ver
bazingwekkende reeks van ingewikkelde
problemen tot oplossing te brengen, waar
toe toch zeker een aantal van 20 zonder
onderbreking doorwerkende wiskundigen
een arbeid van zes maanden zouden heb
ben! Het instrument berekent voor een
geheel jaar vooruit voor iedere haven van
eenige beteekenis alle data betreffende de
getijden en niet alleen het dagelijksche
verloop van de eb en den vloed, maar ook
de verschillende zgn. springvloeden. Voor 85
het jaarlijks uitgerekend en in de eenmaal
hoofdhavens en 3500 kleinere havens wordt
per jaar verschijnende navigatie-tabellen
vastgelegd, om vervolgens gepubliceerd te
worden.
Men krijgt misschien eenig denkbeeld van
de ingewikkeldheid der opgaven die door
de „Koperen Hersenen" tot oplossing wor
den gebracht, wanneer men bedenkt dat
37 verschillende factoren in aanmerking
moeten worden genomen, t.w. van de stan
den der zon en van de aarde en van beide
ten opzichte van de maan. Welnu, deze
reus onder de denkmachines is in onge
veer 7 uur met zijn oplossing klaar.
Maar de moderne „Koperen Hersenen
zijn niet alleen ingericht voor wiskundig
werk. In zekere industrieën controleeren zij
verschillende onderdeelen van het produc
tie-proces; zij controleeren en regelen onaf
gebroken de temperatuur en de vochtigheid
van de lucht en laten roode waarschuwings
lampjes gloeien wanneer ergens het een
of ander niet in orde is. In een der groot
ste waterkracht-stations der wereld aan
de Missouri, is een Robot in dienst, die in
antwoord op een desbetreffende informatie
per telephoon van een verwijderd station
inlichtingen geeft over den stand van
het water. Hij kan geen wensch beantwoor
den die in spreektaal wordt overgebracht.
Hij hoort een, door de telephoon overge
bracht driemaal herhaald zoemen op een
vastgestelde geluidsterkte, dat zoowel de
vraag weergeeft als het station van waar
die komt. De Robot nu geeft op dezelfde
manier antwoord.
Op het oogenblik zijn er al Robots, die
zien, hooren, spreken, voelen, zich bewe
gen, meten, tellen en gehoorzamen aan op
drachten of bevelen die hun per licht- of
schelsignaal worden gegeven.
Avonturen in de Kanaalzone.
Boomen met een waarde van
10000.
Iedereen is opgetogen over Pa
nama. Maar wat weet men van
deze Indianenrepubliek? De
Amerikaansche Kanaal zóne is
een waar paradijs. De passagiers
van een oceaanstoomer, die van
af het dek in een gemakkelijke
ligstoel het voorbijglijdende
landschap zien, zich verbazen
over de prachige villa's, golf- en
tennisbanen en clubhuizen en
zwembaden zien opduiken, ne
men een droom met zich mede,
die in het geheel niet met de
werkelijkheid overeenkomt.
De paar duizend ambtenaren, militairen
en vliegeniers hebben het heusch wel goed,
maar wie de beschaafde wereld verlaat, be
vindt zich onverwacht in moeras en oer
woud, zoo woest en ongeciviliseerd als in
den tijd, dat de Spaansche Conquistadores
de landengte onveilig maakten. Hier vindt
men geen nederzettingen, geen gebaande
wegen, en op honderd mijlen treft men geen
levend wezen aan. Vrij trekt de met boog
en vergiftigde pijlen uitgeruste Indiaan door
De geschiedenis van den hebzuchtigen ka
pitein Eide Meier doet nog heden ten dage
de ronde in de havensteden. Het is, alsof
er iets bijzonders is, waardoor men zich
steeds weer dezen gierigen kapitein, die
niet in de rijen van zijn collega's thuisbe-
hoorde, moet herinneren.
In Eide Meier leefde namelijk niet die
onbedwingbare drang, om naar zee te gaan
om te varen; Eide Meier voer, om zoo veel
mogelijk geld te verdienen. Reeds als licht
matroos was hij betrokken in allerlei duis
tere smokkelzaakjes. Toen hij na jaren in
zijn vaderstad terugkwam, was hij kapi
tein van een kleine buitenlandsche reederij
Nu, Eide Meier voer voor een buitenland
sche firma, daarmee was de zaak voor zijn
stadgenooten afgedaan.
En nu was hij voor het regelen van een
erfenis in zijn vaderstad teruggekomen.
Geen mensch wist iets naders van die
erfenis, maar men kwam te weten dat de
schoonzuster van den kapitein doodarm
was geworden, zoodra deze op het tooneel
verscheen. Deze vrouw had twee stukken
grond bezeten, die zij nu wilde verkoopen,
daar zij na den plotselingen dood van haar
schoonvader geld voor zich en haar kinde
ren noodig had. Maar Eide Meier wist op
de een of andere manier te bewerken, dat
de stukken voortaan aan hem toebehoorden
Geen enkele inwoner van de stad wist er
t rechte van maar daar men Meier niet al te
best vertrouwde, sloot men onder elkaar
een overeenkomst, en niemand kocht de
stukken grond van Meier. En toen vervloek
te zijn schoonzuster hem, en voorspelde, dat
hij zijn einde zou vinden in de woestijn.
Men fluisterde in de stad, dat de vrouw
een droom had gehad; en men zei: „Wel,
de Oceaan is toch immers ook een water
woestijn, wie weet, hoe hij nog eens aan
zijn eind komt!"
En de kapitein stierf werkelijk in de
woestijnDat is juist het zonderlinge
van deze geschiedenis, en daarom heeft
men haar tot op den huidigen dag nog niet
vergeten. Toen hij namelijk met zijn schip
van Kaap Bajador naar Kap Blnco zeil
de, zag men aan den hemel iets, wat voor
iederen Afrika-vaarder een ramp beteekent:
een vreemde zwarte streep, die aan den
horizon zichtbaar was, en die duidelijk
aankondigde, dat de woestijn in beweging
was. En dan beheerschte de Sahara de
zee. De zandstormen raasden over het wa
ter. de lucht was verduisterd: zand lag
op de commandobrug, zand lag in de kooien
zand in de kleeren van de matrozen, zand,
zand, zand, overal.
En plotseling heerschte er weer volledige
windstilte. Het schip kon niet verder zei
len; maar het vreeselijke was, dat het, al
was er niet de minste wind en al voelde
men aan dek geen zuchtje, toch als een
speelbal werd meegevoerd in den gevaarlij
ken zeestroom. Grimmig en somber wacht
ten de mannen op het onvermijdelijke on
geluk, dat nu moest volgen. En in het
troebele water stiet het schip op een klip-
Het was onmogelijk om het weer vlot te
krijgen, en bovendien, er was een groot lek,
waardoor het water naar binnen stroom
de. Men probeerde de pompen aan te zet
ten, men probeerde het lek te dichten, men
probeerde allesmaar het zand ruisch-
te neer, alles was tevergeefsch, en het schip
helde naar een kant over en zonk.
De reddingsbooten werden klaargemaakt;
men had tijd genoeg gehad om er voldoen
de proviand in te bergen en toen zeiden de
zeelieden tot elkaar: „Op hoop van zegen!"
Want men moest zoo snel mogelijk probee-
ren weg te komen van den kolk van het
zinkende schip, en men moest alleen ver
trouwen op het kompas, op de kracht van
eigen armen, en op de hulp van den goe
den God. En juist wilde de laatste boot
het schip verlaten, toen de kapitein nog
naar beneden ging om iets te halen, het
waren geen scheepspapieren, die waren
reeds in de boot, het was zeker een cas
sette, die waardevol privébezit bevatte. In
tusschen kwam het schip al schee
ver en scheever te liggen, en het zand viel
steeds dichter. Men riep en wachtte, en
probeerde tevergeefs iets te zien door den
dichten zandstorm heen, maar wat men ook
deed, de kapitein keerde niet terug, en
men moest zonder hem vertrékken. Na
eenige vreeselijke en afmattende dagen kwa
men de mannen eindelijk aan land bij Kaap
Blanco, en na een moeilijken tocht bereik
te men een havenstad.
Daar vertelde men de geschiedenis van
den kapitein Eide Meier, die den dóód vond
in het zand. Wat er echter in de eene ha
venstad verteld wordt, hoort men ook spoe
dig m de andere, en zoo bereikte het ver
haal ook na eenigen tijd de geboortestad
van den kapitein, en hier wekte het nog
meer opzien dan in Afrika. De inwoners ke
ken elkaar eens aan, en zeiden: „Ja, zoo is
het tot nu toe altijd gegaan met degenen
die weezen of weduwen slecht behandelen;'
boontje komt om zijn loontje!" En plotse
ling herinnerde men zich den vloek van de
arme vrouw, en iemand riep uit: Hii is
gestorven in een zandstorm, dat Is ook
eigenlijk een stuk van de woestijn!" Toen
waren allen min of meer onder den indmï
en zeiden tot zichzelf: „Nu is Eide Meier
toch nog m de woestijn gestorven!"
zijn jachtgebied, en wanneer soms ambten*
ren van de regeering komen om bijvoorbeeld
grenzen af te bakenen, belasting te innen of
naar oliebronnen te zoeken, worden zij ja
alle stilte doodgemaakt en hun beenderen
vergaan onder welig woekerende lianen, die
een bedwelmende geur verspreiden.
De binnenlanden van de republiek Panama
zijn daarom eveneens zoo onontgonnen als
sommige Afrikaansche gebieden, die men
door middel van vliegmachines voor de
beschaving probeert te ontsluiten. Slechts
in de kustgebieden wist de beschaving door
te dringen, maar ook daar in geringe mate.
Het land is ook niet aanlokkelijk. Op een
weinig koffie- en bananenaanplant na, is er
niet veel te doen. Boomen, die een edel
houtsoort leveren zijn weliswaar in groote
mate aanwezig en Europeesche meubelf*.
brikanten moeten ondanks de crisis hooge
prijzen voor het hout betalen, dat daar on
beheerd wacht, tot het ontdekt wordt.
Een Parijsche houthandelaar heeft on
langs voor een stam van een zeldzame
soort mahoniehout 200.000 francs betaald en
daaraan nog goed verdiend. En toch zijn de
kansen op een succesvolle ontginning net
zoo gering, alsof men op goed geluk in Zuid
Afrika een groote diamantmijn wilde ont
dekken.
Bovendien staan de kostbare boomen dil?
wijls zoo dicht bij elkaar, dat het iemand
aan het hart gaat, deze rijkdommien om
aangeroerd te laten. Er bestaa/t n.1. eert
groot bezwaar; men zou eerst vanuit het
binnenland naar de kust wegen aan moe
ten leggen, en in dit moordende klimaat,
waar de blanke nauwelijks kan leven,
laat staan werken kan, heeft men tien eer
ste geen werkkrachten en ten tweede zijn
de kosten voor den aanleg van een weg
zoo groot, dat zelfs de grootste winst deze
kosten niet kan goed maken. Desondanks
heeft men soms het geluk, om zoo'n stam
„slechts" 100 mijlen van de kust te ontdek
ken hem te vellen en met groote moeite
naar den haven te vervoeren. Dit over
kwam onlangs een Italiaansoh emigrant,
die in zeven maanden een prachtstam tot'
aan de Kanaalzone bracht en daar wist hij
het aardige sommetje van 10.000 dollar te
verdienen.
Dergelijke gevallen lokken steeds weer
gelukzoekers naar de oerwouden van Pa
nama, ofschoon de meesten de moedige
poging met hun gezondheid en hun leven
betalen. Wie ontsnapt aan de pijlen van de
Indianen, moet het afleggen tegen de ma
laria. Slangen, krokodillen en panters stel
len de meest onverschrokken waaghalzen
voor een moeilijke taak. Toen in Amerika
ook de crisis begon en legers werkloozen
zich over de Unie verspreidden, had de
hierboven genoemde Italiaan dit buiten
kansje.
Hieronder volgen de avonturen van twee
emigranten, die het gewaagd hadden de
oerwouden binnen te dringen. Toen zij een
week in het sprookjesland Panama waren,
hadden zij er spijt van zich in een avon
tuur begeven te hebben, over welks afloop
geen twijfel mogelijk was. Men had overal
het plan met wantrouwen ontvangen. In
de „Panama-Times" stonden hun portret
ten met het veelbeteekenende onderschrift^
„Voedsel voor de slangen!" Voor dag en
dauw waren ze vertrokken, daar het pu
bliek zich op een hinderlijke manier voor
hen begon te interesseeren. Met een water
slang, een uitpuilende rugzak, die hoofd
zakelijk conserven, kinine en gereedschap
bevatte, gingen zij op weg en een paar mij
len ging alles goed. Dan hield de weg plot
seling op en moesten zij zich met messen
een pad banen. De eerste morgen waren
zij met zware arbeid nauwelijks twee mijleh
verder gekomen. En het oerwoud strekte
zich nog honderden mijlen voor hen uit
zij besloten halt te houden. Eén van hen
klom in een boom maar zag zoo ver als
het oog reikte niets dan groen, waaruit
de kreten van apen klonken. Van waarde
volle boomen was echter niets te zien Toen
hij weer naar beneden kwam, vond hij zijn
vriend bezig zijn been te onderzoeken. Hij
dacht door een slang gebeten te zijn. Met
bevende vingers greep hij naar den rugzak,
waarin het slangenserum opgeborgen was,
Maar hoe hij ook zocht, het doosje bleef
onvindbaar. Er zat niets anders op dan de
wond uit te branden. Zij ontstaken vlug
een vuurtje, hielden er een mes in en sne
den een groot stuk vleesch uit zijn kuit.
De wond werd met alcohol uitgewasschen
en verbonden.
Ze brachten een ellendige dag door. De
gewonde klaagde voortdurend over pijn.
en kon zich niet voortbewegen. Toen het
nacht werd hield de ander met geladen
revolver de wacht. Uit het woud klonk een
helsch concert Het leek of er geen einde
kwam aan den nacht. Eindelijk kwam de
morgen, het gehuil verstomde en de din
gen verloren het angstaanjagende. Zij
zetten sterke koffie en dronken er onge
veer een liter van. Toen voelden zij zich'
weer krachtig en ongewekt. Zij besloten te
rug te keeren. Zij verkozen een hongerig
bestaan boven den dood in het oerwoud.
Tien dagen later waren ze weer in Palm-
beach teruggekeerd.