De strijd om de
„B etty
Bonn"
A STO
OOK UW
TELEF.
6 36
In memoriam.
Moeder en Zoon.
Spreekuur wethouder Smits»
Evangelisatiegebouw Vijzelstraat
Nutsspaarbank te Den Helder,
F e uilleton
woordiger van het Hoofdkwartier der Neder-
landsche Padvinders.
Ik gevoel mij gedrongen, zoo zeide deze,
eenige woorden te spreken. Het voorbeeld, dat
de heer De Boer altijd heeft gegeven als Pad
vinder, zal niet alleen de ouderen, maar ook
de jonge padvinders steeds sterken.
Ik hoop en verwacht, dat het een kleine
troost moge zijn voor de moeder en de kinde
ren, dat de overledene zooveel en goed werk
voor de padvindersbeweging heeft verricht. Ik
dank U voor wat U gedaan hebt.
Een oud collega van den heer
De Boer voert het woord.
Er is mij verzocht, zoo zeide de heer M o r k s
namens de oud-leerlingen der school voor de
grafische vakken, waarvan de heer De Boer
een oud-leerling was, eenige woorden te
spreken.
De heer De Boer was niet alleen een oud
collega, maar ook een zeer groot vriend van
mij. Ik heb met mijn gez#in zeer veel vriend
schap van hem ondervonden, die wij nooit zul
len vergeten. Hij ruste in vrede.
Dankwoord van het Centr. Ge
nootschap van Kinderherstellings-
en vacantie-kolonies.
De heer F e r i n g a sprak namens het Hoofd
bestuur van het Centraal Genootschap van Kin-
derherstellings- en Vacantiekolonies. Ik breng
een eerbiedigen afscheidsgroet en doe dit
mede namens de plaatselijke afdeeling aan
Mevrouw De Boer, die gedurende een viertal
jaren lid van het Hoofdbestuur was en toen
met een onvergelijkelijke activiteit werkte tot
heil van het kind, van het zieke kind, dat zoo
zeer haar liefde had, zoo zeide spr.
Doch ook daarna bleef zij door lid te zijn
van de commissie van dat Hoofdbestuur actief
deelnemen aan dit mooie werk, zooals zij het
hier in Den Helder in de plaatselijke afdeeling
ook met zooveel succes wist te doen.
Mevrouw de Boer, onzen hartelijken dank
voor het werk, het vele werk, dat U in deze
functies hebt verricht en voor de buitengewone
vriendschap en hartelijke samenwerking met
het Hoofdbestuur, die door Uw persoonlijke
kwaliteiten zoo gemakkelijk tot stand kon
komen.
Ik breng dank voor dat vele, onder de ver
zekering, dat Uw naam bij het Hoofdbestuur en
bij het geheele Genootschap nog heel lang in
dankbare herinnering zal blijven voortleven.
Mevrouw de Boer, rust zacht.
Een waardeerend woord namens de
Nederlandsche dagbladwereld.
De heer Mr. v. d. C a 11 e n, sprak namens het
A.N.P. en de Nederlandsche dagbladwereld.
Het zij mij vergund namens de Nederland
sche Dagbladwereld aan de familie de Boer en
aan het bedrijf der „Heldersche Courant" onze
deelneming uit te spreken, met dit wel zeer
plotselinge verlies. De Nederlandsche pers
wereld betreurt in den heer De Boer niet alleen
een verstandig bedrijfsleider, die zijn bedrijf op
bewonderénswaardige wijze wist te leiden, niet
alleen een journalist, die zijn vak verstond en
het terrein in Den Helder volkomen beheersch-
te, zoodat hij alle correspondentschappen voor
de Nederlandsche groote bladen met eere
waarnam, doch wij betreuren in het heengaan
van den heer De Boer vooral het heengaan van
een man met karakter.
Als zoodanig zullen wij hem blijven geden
ken. Hij ruste in vrede.
Dank van het „Dorus Rijkersfonds".
De heer W i 11 a u, hoofdbestuurslid van het
„Dorus Rijkersfonds", voerde hiervoor het
woord.
Toen het Hoofdbestuur van het „Dorus Rij
kersfonds" een paar weken geleden bijeen was,
zoo zeide spr., kon het slecht vermoeden, dat
het binnen zoo korten tijd weer bijeengeroepen
zou worden en zeer zeker niet voor een derge
lijk tragisch gebeuren, de gelegenheid, waar wij
op dit oogenblik bij staan, het bewijzen van de
laatste eer aan ons jongste in functie zijnde
hoofdbestuurslid. In den tijd, dat Mevrouw de
Boer hoofdbestuurslid was van het Fonds, heb
ben wij haar leeren kennen als iemand met een
buitengewoon sociaal gevoel voor weldadig
heid, waarbjj haar alle sentiment vreemd was.
Het is dan ook namens het Hoofdbestuur van
het „Dorus Rijkersfonds" en namens de oud
redders van schipbreukelingen, dat ik Mevr.
de Boer hartelijk dank zeg voor hetgeen zij
voor het Fonds geweest is en vooral voor het
geen zij voor de oud-redders was.
Haar nagedachtenis zullen wij in hooge eere
bewaren. Zij ruste in vrede.
Dank van het Marinerampenfonds.
De heer Jager voerde het woord namens
het Hoofdbestuur van het Marinerampenfonds.
Zooals U wel zult weten, zeide heer Jager,
hebben wij reeds 17 jaar met Mevrouw
de Boer samengewerkt tot oprichting van het
Marine-monument en later ter instandhouding
van het Rampenfonds. De samenwerking is al
tijd buitengewoon hartelijk geweest. Mevrouw
de Boer heeft de weduwen tot troost gestrekt,
hen geholpen, waar geholpen moest worden,
niet overdreven, maar flink en krachtdadig,
zooals het behoort.
Het zal dan ook een groote leegte in het
bestuur van het Marine-Rampenfonds achter
laten, dat wij Mevrouw de Boer niet meer
in ons midden zullen mogen zien. Zij ruste in
vrede.
Een woord namens de Federatie
van Werkgeversorganisaties.
De heer Korthuis, voorzitter van de Fede
ratie van Werkgeversorganisaties in het Boek-
drultkersbedrijf, richtte namens deze organi
satie en namens de afdeeling Den Helder van
deze organisatie, een woord van afscheid tot
het gestorven lid, dat tegelijkertijd, evenals
vroeger zijn vader, het voorzitterschap van
onze afdeeling Den Helder waarnam. Toen wij
zoo even in de sterfkamer waren, aldus
spreker, en het oogenblik naderde, dat wij ons
naar dit graf zouden begeven, toen viel een
oogenblik van merkwaardige stilte. Er was
gefluister voorheen en toen kwam er een mo
ment van stilte. En dan stijgen onze ge
dachten op en komt de vraag: waarom en
waartoe? En dan zoeken wij een antwoord,
dat wij nochtans niet vinden. Dan stijgen wij
in onze gedachtesfeer op naar het onbegre-
pene, het eeuwige, dat van Zijn daden geen
verantwoording aflegt en waarin wij hebben
te berusten.
De 103de Psalm spreekt van het gras, dat ver
dort, van de bloem, die een sieraad des velds
is en waarvan dezelfde psalm zegt: „den an
deren dag kent men zelfs zijn plaats niet
meer". Ook hier staan wij voor het onbegre-
pene aan de groeve van onzen collega De Boer,
aan wien wij zooveel verplicht zijn en van
mevrouw De Boer, die misschien als weinig
andere vrouwen voor het bedrijfsleven van
zooveel beteekenis was, wier leven zoo plotse
ling werd afgesneden. Hier staan wij nu om
onze laatste hulde te bieden en te zeggen, dat
hun nagedachtenis in dezen kring met eere
zal worden bewaard. Het is nu ruim 7 jaar
geleden, dat ik hier stpnd bij het graf van den
vader en nu, mevrouw Zwart, is U de alleen
overblijvende. Ik kan begrijpen, wat er in Uw
hart omgaat en leef met U mee. En u, me
vrouw de Boer, die misschien wel het ergste
getroffen is van allen, ik wensch U en Uw
geachte familie sterkte uit den Hooge om
dezen zwaren slag te kunnen dragen.
Nog een waardeerend woord.
Namens de Redactie van de Rijkseenheid,
waarvan de heer De Boer uitgever en druk
ker was, bracht Dr. Emmens een laatsten groet
en hartelijken dank voor alles wat hij voor
deze redactie is geweest. Gewoonlijk bestaat er
alleen tusschen een redacteur en een drukker
en uitgever een strikt zakelijke band. Dat
was hier niet het geval. Hier bestond een per
soonlijke band, vooral met den hoofdredacteur.
Maar er was nog iets anders, namelijk
een nationale band. De Rijkseenheid is een
nationaal weekblad en de heerDe Boer
had een sterk nationaal karakter, zoodat
steeds hulp en tegemoetkoming van den heer
De Boer was te verwachten. En op die wijze
is zijri werk verder gegaan dan onze redactie,
n.1. ten gunste van ons land en volk. Daar
voor onzen hartelijken dank. Zijn moeder en
hij mogen rusten in vrede.
Slotwoord van burgemeester Rit
meester.
De Burgemeester, die mede sprak
namens de Heldersche Vereenigingen: de V.V.V.
„Helders Belang", Het Departement Den Hel
der van de Maatschappij van Handel en Nij
verheid, de Economische Commissie, het Cen
traal Bestuur der Oranjevereenigingen, het
Departement tot Nut van het Algemeen, afd.
Den Helder, de Nederlandsche Vereenigïng van
Huisvrouwen, afd. Den Helder, de afdeeling
Den Helder der Nederlandsche Reisvereeni-
ging, de N.V. Zeebad Huisduinen, de Vak
school voor Meisjes en de Vereeniging „Tot
Steun", deed zich als volgt hooren:
Wanneer deze dag zoo donker en droevig zijn
grijze wade spreidt over de wereld en wij in
ons binnenste gevoelen het groote verdriet, dat
is gekomen over deze familie, wanneer wij dan
denken aan dit plotselinge verscheiden, aan de
wijze, waarop dit geschied is, en wanneer wij
daar dan nog voor ons zien, alsof het de dag
van heden is, die vitale vrouw, die 70-jarige,
die levenslustige, die krachtbrengende en
krachtgevende, inderdaad, dan kunnen wij niet
beseffen, wat hier is gebeurd en dan voelen wij
hier in Den Helder zoo zeer mee met dat leed.
Maar dan voelen wij ook, dat er toch iets goeds
is gebracht, dan voelen wij ook, dat dit 70-
jarig bestaan zegen heeft gegeven, zegen voor
velen, zegen voor armen, zegen voor hen, die
gestut en gesteund moesten worden. Wanneer
wij dan hier op het oogenblik staan, dan moeten
wij daarvan getuigen en tevens vol eerbied en
deemoed buigen het hoofd voor Hem, die ster
ker is dan wij allen.
En ook weten wij, dat er herinnering is en
die herinnering openbaart zich niet alleen in
monumenten van steen, doch vooral in de har
ten van velen en wordt getoond door de dank
baarheid, Welke hier reeds op het oogenblik
tot uiting komt.
Zoo zijn er tal van vereenigingen, die zoo
gaarne in woorden hadden getuigd van wat in
hen leeft, van hetgeen geschied is, dat ook voor
hen leed heeft gebracht.
En daarom moge ik U dit zeggen, dat Uw
man en Uw broer, zeer, zeer lang in de her
innering van velen zullen blijven voortleven.
Zoolang er menschen zijn, die met hen ge
werkt hebben, die met hen geleefd hebben,
zullen zij in dankbare, eerbiedige herinnering
gedenken datgene, wat zij zijn geweest.
Uw verlies kunnen wij niet onder woorden
brengen, ook niet bij benadering gevoelen,
maar wanneer gij in Uw verder leven geëerd
zult blijven, zooals Uw moeder was, welnu,
leef den Uw leven gerust. De bloemen ver
welken, maar toch zgn zij op dit oogenblik
een teeken, dat voor U levend zal blijven in
lengte van Uw dagen.
De kinderen van den vader wensch ik, dat
zij hun leven daarnaar zullen richten, dat zij
hun moeder tot steun zullen zijn en dat op
deze wijze de familie troost en hoop kan vin
den voor de toekomst.
•i
Dankwoord van den heer J. Zwart.
Namens de familie dankte de heer J. Zwart
de sprekers voor de waardeerende w ooi een,
die zij aan de helaas zoo vroeg ontslapenen
hebben gewijd. Alle vorige aanwezigen, lr
het bijzonder den vertegenwoordiger der ge
meente, den Burgemeester, en den Comman
dant der-Marine dankte de heer Zwart voor
de laatste eer, die zij den overledenen hebben
bewezen.
Diep onder den indruk verliet de groote
schare den doodenakker.
Niet in staat op de begraafplaats een woord
te spreken, willen wij toch niet nalaten aan
onze diepgevoelde deelneming bij het smarte
lijk verlies uiting te geven.
Als een bliksemstraal uit een helderen
hemel onverwacht trof ons Maandag
avond het ontzettend bericht van het ver
scheiden van Mevr. de Boer en haar Zoon.
Wf, die hen zoo van nabij hebben gekend, kun
nen beseffen, hoe zwaar deze slag de familie
treft. Zij, de moeder, die allereerst leefde voor
haar kinderen en kleinkinderen, maar boven
dien een moederlijke vriendin was voor velen.
Naast een zeldzaam opgewekt humeur, be
zat zij een zakeninzicht, waardoor zij met
haar onvergetelijken man, de monumentale
zaak, „Drukkerij en uitgeverij De Boer", heb
ben opgebouwd. Was haar man, de onver
moeide werker, zij was hem daarbij de voort
stuwende kracht.
Ouderen, die met ons de ontwikkeling der
zaak hebben gadegeslagen, weten te getuigen,
dat dit edele echtpaar in een eendrachtige
samenwerking het voor onze stad zoo belang
rijk bedrijf als de Drukkerij de Boer, hebben
groot gemaakt. Is in het bedrijf, de naam
C. de Boer Jr. reeds vereeuwigd, niet minder
behoort dit het geval te zijn met die van
Mevrouw de BoerJongkees.
•Vast staat, dat de namen van beiden in vele
harten, niet alleen in die van hen, die aan de
zaak verbonden zijn, dankbare herinneringen
achterlaten, doch ook de zeer velen, die met
hen in onderscheiden maatschappelijke werken
tot opbouw van onze stad of tot leniging van
nood hebben gearbeid, zullen onuitwischbare
herinneringen in hun hart bewaren.
Het is een troost voor velen, deze menschen
als hun vrienden te hebben gekend en van hun
warme belangstelling en medeleven te hebben
mogen genieten, Zij, de moeder, heeft een
leven geleefd. Ten zegen en als voorbeeld voor
velen.
Dat gelijk met zijn Moeder, de Zoon uit dit
leven is weggerukt, is nog tragischer. Van
hem, die nog in den vollen bloei van het leven
stond, werd nog zooveel verwacht. Helaas,
ons past slechts een eerbiedig zwijgen. Ons
hart schreit bij de gedachte aan zijn verwanten,
zijn vrouw en nog zoo jonge kinderen. Dit
alleen kan ook hen troosten en moet hen lee
ren berusten, dat hij niet tevergëefs heeft ge
leefd.
Als een waardig zoon heeft hij het werk
zijner ouders nog hooger opgebouwd.
Was zijn vader, de man van de praktijk, die
als harde werker in het leven is gevormd, hij,
,:-v.
h'.v
de zoon, was de man die ook theoretisch en
technisch gevormd was. Daardoor was het
mogelijk om het bedrijf op technisch hoog peu
te brengen, waarbij zijn artistieke aanleg
het nieuwste en beste wist in te voeren.
Het is niet te veel, wanneer we zeggen, dat
het tegenwoordig bedrijf als een der beste in
ons land mag worden genoemd.
De naam van den zoon, P. C. de Boer, zal
met gulden letteren in de rij der directeuren
van de N.V. blijven voortleven.
Dat ook hij, naast zijn drukken werkkring
nog tijd en gelegenheid kon vinden om in tal
van vereenigingen nuttig en opbouwend werlt
te verrichten, strekt ook hem tot eer.
Hij, de zoon, was als zijn vader, oogen.
schijnlijk stug en stroef, toch de man met een
een hart van goud. Vooral zij, die met hem
als vriend konden omgaan, weten hoe ruim
van inzicht hij was en met welken ernst ook
door hem de belangen van onze stad werden
gediend.
Voor velen blijft hij de onvergetelijke vriend.
Zjj, die als wij, met de moeder en met den
zoon,' in vriendschap mochten omgaan, weten
te waardeeren hun groote menschenliefde en
hun trouwe aanhankelijkheid.
Het zij de nagelaten betrekkingen tot groo-
ten troost, dat de gedachtenis van de moedes,
zoowel als van den zoon in de harten van
velen zal blijven gegrift.
Hun levenstaak is volbracht. Van de moe
der en van den zoon mag gezegd worden: zij
hebben niet tevergeefs geleefd. Hun werken
blijven spreken. Zij rusten in. vrede. Hun ver
wanten wenschen wij toe:
Berusting.
„Wij moeten in het leven,
„Al kost het nog zoo'n strijd,
„Problemen overgeven
„Ons eigen hart ten spijt.
„Wij moeten overlaten
„Aan hooger, heil'ger macht,
„Het antwoord op de vragen,
„Waarop ons harte wacht.
„En zien wij nooit het antwoord
„Op 't „waarom" van ons hart,
„Dan: trachten te berusten!
„Dit stilt de felste smart.
De heer P. A. Smits, Wethouder dezer ge-
meente, is op Maandag, 14 December a.s.»
wegens uitstedigheid verhinderd spreekuur ts
houden.
Blijkens een advertentie in dit nummer,
hoopt de heer Looy, van Rotterdam, morgen
ochtend 10.30 uur en morgenavond 8 uur in
het Evangelisatiegebouw, Vijzelstraat, te
spreken.
RIJKSPOSTSPAARBANK.
Opgave betreffende het kantoor der poste
rijen te Den Helder.
In den loop der maand Nov. 1936 werd aan
bovengenoemd kantoor op spaarbankboekjes
ingelegd 95390,23
en terugbetaald 84429,05
Derhalve meer ingelegd dan
terugbetaald 10961,18
Het aantal nieuw uitgegeven boekjes be
droeg 56.
Opgave uitsluitend betreffende de Nuts
spaarbank te Den Helder, Polderweg 1 (tij
delijk gevestigd Kanaalweg, naast het Post
kantoor), over de maand November 1936.
Op spaarbankboekjes werd in den loop der
maand ingelegd 262.537,65 en terugbetaald
173.237,07. Derhalve meer ingelegd dan
terugbetaald 89.300,58. Het aan inleggers
verschuldigde kapitaal bedraagt thans
2.834.916,27.
In de maand November werden 93 nieuwe
spaarbankboekjes uitgegeven, het aantal in
omloop zijnde boekjes steeg hiermede tot
10.048. Onder deze nieuw uitgereikte boekjes
door Friedrich
Linde m j?in
20)
Die idioot, dat kost hem zijn baantje, ik
heb tegen hem geschreeuwd en ben opgestaan.
Hij wilde mg nog tot de deur begeleiden.
Maar: Doe verder geen moeite, heb ik gezegd,
blijft U zitten. Heb Winch meegenomen en
heb de deur met een smak achter mg dicht
geslagen. De Consul is hier veel te slap.
Die heeft me maar steeds teruggehouden,
anders had ik den kerel nog wat anders ge
zegd.
Nee, neen, Consul, dat is in orde. Maar
enfin, nu gaat het pas beginnen. Dit neger
dorp zal wat beleven. En die andere, die zal
Billy Thompson leeren kennen, Zijn nek zal
ik omdraaien.
Vandaag nog.
Consul, gij gaat oogenblikkelijk naar den
President van het Gerechtshof, naar... naar...
Sir William Douglas.
Dus ge gaat naar Bil Douglas, leg hem
de zaak uit en vertel die kerel gezegd heeft.
Dreig hem met den Minister van Handel, met
den Minister-van Buitenlandsche Zaken. Dreig
hem met de heele Regeering. Voor mijn part
met oorlog. Ze kunnen het niet benauwd ge
noeg krijgen. Wg zgn vrge Amerikaansche
burgers en verlangen ons recht en ons schip.
Niet, Winch?
Deze bewoog zich even in zgn stoel.
Praat niet zoo veel Winch. Ge hebt ge
lijk. Wij gaan naar Spurling. Hello! Hg riep
den waard. Bolston kwam direct achter zijn
palmen vandaan.
Wat blieft U?
Schrijfpapier, couvert en een bediende.
Maar vlug!
Deze toon was voor Jimmie Bolston, niet
tegenstaande zgn nieuwsgierigheid, toch een
beetje te erg. Hij hernam hoorbaar zgn waar
digheid.
Boven in de schrijftafel, alstublieft. Een
bediende zal ik U door den portier laten
brengen!
Thompson bromde en stond op.
-«• Vooruit, vooruit, Consul. Ge moet weg
naar den President. Ik zal Spurling laten
komen.
Hg gaf Spring de hand. Ook deze ver
dween.
Dus bleef ik alleen met den zwijgzamen
Winch. Hij zoog aan zijn pijp als een kind
aan zijn melkflesch. Hg was steeds kalm ge
bleven. Thompson ontnam hem alles, zelfs de
opwinding. Hg had zgn voeten op een rieten
stoel gelegd en keek met zijn kleurlooze
oogen naar de lucht.
Ik hield dit zwijgen niet langer uit. Ik
moest weten, wat er ging gebeuren.
Neem me niet kwalijk, Mr. Winchester.
Spurling? Gaat ge naar Spurling?
Hij draaide zijn hoofd niet eens om, brom
de tusschen zijn tanden:
Ge kunt meegaan.
Nu ja, maar:
Spurling? Ge bedoelt toch Kapitein
Spurling van de „Frisco"?
Natuurlijk Wie anders.
Ge zijt van dezelfde meening als de
Consul: n.1. dat Spurling niets met de ver
dwijning van de „Betty Bonn" te maken
heeft?
Ach natuurlijk!
Hierdoor werd ik niet wijzer. Maar daar
kwam Thomson al weer aangerend. Hij had
den Hotelboy een brief in zijn hand gedrukt
met eenige „hurry up" en „take to your
heels". Nu wierp hg zich krakend in een stoel.
Spurling is verstandiger dan die para
grafenschender. Daar is tenminste mee te
praten.
Nu kon ik mijn vraag herhalen:
Ik zei daar juist tegen Mr. Winchester:
dus gij gelooft ook, dat Spurling aan deze
heele geschiedenis geen schuld heeft?
Thompson draaide zich in zijn stoel om
als een geharpoeneerde walrus en staarde
mij met kogelronde oogen aan. Dat was iets
buitengewoons voor hem.
Spurling? Deze Spurling? Dacht ge, dat
hij er niks mee te maken had? Mensch zijt
ge...? Spurling? Ik ken Spurling toch. Dat is
waarlijk niet voor het eerst, dat die zoo iets
aan de hand heeft. Die man leeft daar toch
van. Of dacht ge misschien, dat die nog ooit
een fatsoenlijke vracht op zijn schip krijgt?
Deze „Frisco" dobbert toch zeker al sinds
den zondvloed op Godsgenade over de wateren
rond. De boot zit nog vrij g°ed In elkaar. Zei
len en tuig is in orde. Maar verder? Er zijn
er zooveel van die kerels. Meestal kruisen z(j
hier voor de Amerikaansche kusten en vis-
schen naar drijfhout, dat van de groote rivie
ren in de zee terechtkomt. Maar alles wat er
verder voorkomt, visschen zij ook. En als zij
er een beetje behulpzaam bij moeten zijn, dat
het een of ander in het water valt, dan zgn zij
ook niet vies uitgevallen.
Piraten zijn het, echte zeeroovers, anders
niet. Alleen een fatsoenlijke zeeroof met bjjl
en entermes durven zij niet wagen. Daar zijn
zij te laf voor.
Die „vinden" alleen maar wat. En hun
grootste hoop is, eenmaal een heel schip, zoo
mogelijk met lading en al te „vinden" om het
bergloon op te strijken. Geef zoo'n kerel een
halve flesch rum, dan moet ge eens hooren
wat zoo'n vent allemaal vertelt.
Dan praat hij den heelen avond over niets
anders dan over den grooten slag, dien hij
doen zal, en als hij dan genoeg geld bij elkaar
heeft, wat hij zelf gelooft, al in zjn zak te
hebben, dan wordt hg sentimenteel als een oud
negerwijf en jankt wat over een klein huisje
met een stuk land, dat hij koopen wil, met
stiefmoedertjes en vergeetmgnietjes en een
vogel in een kooitje en een schommelstoel. Zoo
zijn ze allemaal. Daar droomen ze van. En
dezen Spurling is het nu gelukt. Maar dat hij
bg de heele geschiedenis betrokken is, dat be
greep ik vanaf het oogenblik, toen ik hoorde
n-»0 l'®etty Bonn" biMengebracht had!
Dit moest Trevor eens gehoord hebben!-Dan
was hg op stel en sprong met een bevel tot
inhechtenisneming te voorschijn gekomen
Maar zoolang Thompson nog op zgn praatMoei
zat, informeerde ik verder: P 8toel
~feem me niet kwalg'k, meneer Thomp
son, als ge er zoo vast van overtuigd ziit dat
Spurling nu juist niet onschuldig is Sn het
verdwgnen der „Bettv u
waarom dringt ge dan iuist nn marmIng,
onderzoek aan? j P 6611 gerechteliJk
Thomson keek me alleen maar medelhdend
van terzgde aan. Hij nam mij niet au serie™
anders had hij alle reden gehad 'eux'
tegen mij te brullen als tegen Trevor
eens een go'etn^d geSem STtf U
loopt ge alleen H., Naar het Gerecht
i
del liever met Spurling zelf. Dat gaat vlugger
en is ook goedkooper.
Toch probeerde ik nog een nieuwe ziens
wijze.
Als Spurling aan de kaak gesteld wordt
en daartoe kunt gij blijkbaar zelf medewer
ken dan zijt ge toch van de betaling van
het bergloon af?
Vanaf dit oogenblik scheen Thomson alle
Europeesche krantenmenschen voor hopelooze
ze groentjes te houden. Hij schudde alleen be
denkelijk met zijn hoofd.
Vereerd jongmensch, hebt ge U misschien
door dien ouden idioot ook iets op de mouw
laten spelden? Als deze akelige landrot, die
met eens stuurboord en bakboordzijde van el
kaar kan onderscheiden, als die werkelijk
denkt, dat hij deze doorgewinterde zeeschuimer
brok galgenaas, deze Spurling aan de galg
kan helpen... Great Scot! Die zou zich toch
nooit in Gibraltar wagen, als hij niet absoluut
ze er wist, dat hem niets gebeuren kon. Die
had de schuit eeder naar Groenland of wie
weet waar gesleept, als hij Trevor niet rustig
bg den neus kon nemen. Neen... neen...
Plotseling scheen hem iets in te vallen.
En bovendien, wat zou de Rijksadvocaat
^Ve ,ZfL^en, a's Spurling van zijn bergloon af-
g Zou dat niet het grootste bewijs zgn, dat
had''10 8 me^ de £ellee'e geschiedenis te doen
Nog voordat ik deze zonderlinge vraag kon
ean woorden, kwam de hotelbediende terug,
etend van tfver, rukte zijn muts van het
oo en reikte Thompson met een gewichtige
beweging een brief.
(Wordt vervolgd.)