Stadsnieuws
De strijd om de
„Betty
Bonn"
Waar gaan we heen
Woensdag 16 December 193^
Heldersche Courant
Tweede Blad
De Nationale collecte.
De organisatie van de
feestelijkheden»
Het Marine-Concert van
hedenavond»
Propaganda-avond van de Nationaal Chr.
Geheelonthouders Vereeniging.
DE MCCIOTF FOTO
F eullleton
door Friedrich
Lindeman
Uit het politierapport
Progaganda -V ergadering
„Bellamy"»
Licht op voor alle voertuigen
Burgerlijke Stand van Den Helder
Visscherij
Wij vernemen dat door notaris Engelmann
penningmeester van het plaatselijk Comité tot
het verzamelen van gelden voor het huwe
lijkscadeau voor H.K.H. Prinses Juliana en
Z.D.H. Prins Bernhard, nog ontvangen is een
bedrag van 7.51, zoodat in totaal de collecte
opgebracht heeft het respectabele bedrag van
1353.—.
Opgave bij den Commissaris van
Politie.
De Commissaris van Politie te Den Helder
maakt bekend, dat de besturen der diverse
buurtcomité's tot het organiseeren van fees
telijkheden in verband met het a.s. huwelijk
van H. K. H. Prinses Juliana en Z. D. H.
Prins Bernhard, hem tijdig, uiterlijk een week
van tevoren, dienen op te geven, voor welke
feestelijkheden en/of welke soort muziek zij
zich gaarne toestemming zagen verleend.
Hedenavond wordt in „Casino" het Derde
Marineconcert gegeven en wij laten derhalve
nog enkele bijzonderheden volgen van de
„Ouverture 1812" van P. Tschaikowsky.
Met een Pianoconcert (No. 2, opgedragen
aan den componist Nic. Rubinstein), het Ca
priccio italien voor orkest en de bekende sere
nade voor strijkinstrumenten, behoort de
„Ouverture 1812" tot het belangrijkste, dat
Tschaikowsky in het jaar 1880 als scheppend
kunstenaar leverde.
De „Ouverture 1812", voor het eerst op het
programma geplaatst, is een gelegenheids
werk en wel:
In het jaar 1881, in den zomer, zou de
nieuw gebouwde Verlosserskerk te Moskou
met bijzondere feestelijkheden worden inge
wijd.
De componist, Nic. Rubinstein, volgde met
groote belangstelling de vorderingen van den
bouw van het monumentale Godshuis en vatte
het plan op, ook de Toonkunst mede te doen
werken bij de plechtigheid der inwijding. De
nieuwe tempel was gebouwd als aandenken
aan den grooten tijd van den Russischen veld
tocht van Napoleon, aan de demoraliseering
van het Fransche leger ten gevolge van het
in brand steken van de oude Czarenstad, aan
de uiteindelijke overwinning op de Franschen.
Een reuzen-orkest zou op het vrije plein
voor den Dom een machtig toondicht uitvoe
ren, dat in gloeiende kleuren den nood van
het vaderland, de beden der geloovigen om
redding uit de macht van den vijand, de ver
schrikkingen van den oorlog en eindelijk de
lang gewenschte overwinning zou schilderen.
Daartoe werd Tschaikowsky verzocht een
werk in grooten stijl te componeeren.
Wat de Ouverture betreft is deze in den
gebruikelijken sonatenvorm en wel in een uit
gebreide, met een lange inleiding en een
grootsch Coda daargesteld. De introductie
schijnt voor te stellen het psalmodieerend bid
den der geloovigen om redding van de inval
lende vijanden (alt-violen en violoncellen).
Heviger wordt de benauwenis, tot wilde kre
ten om bevrijding (luister naar het klaag-
motief der hobo, die elkaar direct opvolgen).
Geleidelijk versnelt het tempo; de muziek
drukt meer en meer de hevige ontzetting over
de situatie uit. Het „Krijgsrumoer" nadert,
het gedreun der militaire trommels, gedempte
fanfares. Luistert goed! Even lijkt het weg te
sterven, doch plotseling breekt de strijd los.
Hier musiceert de componist Tschaikowsky,
wiens muziek den laatsten tijd zoo uitnemend
geschikt bleek voor het illustreeren van de
groote Russische films. Het gebruik van de
Marseillaise maakt van dezen muzikalen veld
slag een historische klankschilderij. Het zal
zuiver om den traditioneelen muzikalen bouw
zijn, dat de componist een rustiger tweede
thema laat optreden en om dezelfde reden de
uitbeelding van den strijd herhaalt.
Programmatisch genomen weet de analy
ticus ook niet goed raad met de kennelijk
Slavische dansmelodie, die men hoort voor de
schildering van het beslissend kampen (luis
ter naar de solo der fluit)dit motief wordt
verschillend opgevat.
Duidelijker is de Coda gevormd door het
dan fortissimo voorgedragen motief van de
introductie, waarin men ondubbelzinnig het
dankgebed van de overwinning herkent, te
meer waar het Russische nationale hymne
zich in deze militaire fanfares mengt, waar
mee het pompeuze stuk afsluit.
Zoo ontstond dan de grootsch opgezette
compositie van den meester, die onder den
naam van „Ouverture 1812" algemeen bekend
is en daarbij een pracht slot van het pro
gramma van a.s. Woensdag 16 December der
Marinekapel.
Wij geven hier ten overvloede nog enkele
persuittreksels betreffende den solist:
Eduard Biele wist het werk met fijnen
smaak te belichten, waarbij zijn gave tech
nische prestatie recht heeft op de grootste
waardeering
(„Handelsblad", Juli 1936).
de fraaie, warme toon en de gedistin
geerde voordracht van E. B. bracht de sfeer
van het concert op voornaam plan
(„Opr. Haarl. Crt.", Dec. 1934).
geacheveerd en uiterst delicaat spel
van E. Bvolrijpe techniek en zuiver
stijlgevoel
(„Haarl. Dagblad", Sept. 1934).
E. B. speelde de dankbare solopartij
met veel frissche charme, fraaien toon en be
wuste muzikaliteittechnisch voortreffe
lijk en warm van klank
(„Handelsblad", Jan. 1936).
Naar men ons mededeelt zijn reeds
vele kaarten buiten de stad verkocht bij
voorverkoop, men hoede zich voor teleur
stelling
Gisteravond werd door de Nationaal Chris
telijke Geheel-Onthouders Vereeniging een
matig bezochte propaganda-vergadering ge
houden in het Evangelisatiegebouw in de
Palmstraat.
Te ruim acht uur werd de bijeenkomst ge
opend met het zingen van „Gaat niet alleen
door het leven", enz. en gebed.
In het openingswoord werd o. m. gezegd,
dat de oorzaak van de huidige crisis moet
gezocht worden in het feit, dat velen onzer
afgedwaald zijn van God. Alle krachten dienen
ingespannen te worden om hen, die zich afge
scheiden hebben, terug te brengen in het Ko
ninkrijk Gods. De Chr. Geheel Onthouders
Vereeniging moet pal staan achter haar be
ginselen en met inzetting van alle beschikbare
krachten probeeren het drankmisbruik te doen
afnemen en tenslotte te doen verdwijnen.
Daarna werd aan de afwerking van het
filmprogramma begonnen. Ter inleiding wer
den interessante beelden vertoond van een
reis naar de fjorden van Noorwegen, en een
tweetal komische teekenfilms. Daarna ving
het tendentieuze filmwerk, „Nellie", dat onder
regie van den Zwitser Jean Brocher in diens
f PORTRET ATELIEP ~T)
JAC.DL BOEP -•-)
Niet dat hij de mindere was, integendeel,
hij was in rang verhoogd sinds hij eigenaar
der „Frisco' geworden was. Hij stamde uit
een Amerikaansche zeemansfamilie uit New-
Bedford. Vroeg wees en zonder familie was
hij in een weeshuis opgegroeid en had vanaf
zijn 14e jaar op zee gevaren, ten laatste als
kapitein voor den Canadeesché reeder op de
„Frisco". Maar met dit schip, waarop hij uit
traagheid was blijven hangen, was hij oud
geworden, ja zelfs had hij zijn eigen leeftijd
overleefd, want mocht vijftig jaar, die Spur-
ling oud was, nog geen hooge leeftijd zijn
voor een gezonde man, de veertig jaar, die de
„Frisco" telde, was een respectvolle leeftijd
voor een schip en voor den man, die zijn
leven lang er op gevaren had.
John Spurling was tien jaar ouder dan zgn
zijn schip, maar wat het zonderlinge was hy
was door zijn schip een menschenleeftijd
ouder dan hij was.
Als een verfoeilijke grijze dwerg; zoo zag
hij eruit, als hij bij Jim Paddock aan een der
blank geschuurde tafels zat, alleen, afzijdig,
gemeden door de anderen. Schuw en linksen
had hij zich door de deur gewrongen, was met
bgngende armen als in doodangat langs
Heimatland werd opgenomen, aan. In dit
5-deelig filmwerk, dat over het algemeen ver
dienstelijk gespeeld werd, doch waarvan de
fotografie hier en daar nogal wat te wen-
schen overliet, werd een somber beeld opge
hangen van de gevaren, die het gebruik van
alcohol opleveren. Op suggestieve wijze werd
hier op het gemoed van de aanwezigen ge
werkt en het filmwerk beteekent dan ook een
machtig stuk propaganda voor de drankbe
strijders.
In spanning werd er met Nellie, de dochter
van een onverbeterlijken dronkaard, meege
leefd. Reeds als kind was zij door moeder tn
vader verlaten: de eerste stierf nadat haar
echtgenoot haar in een van zijn Zaterdagsche
dronkemansbuien ernstig geslagen had. en de
tweede ging door deze daad voor geruimen
tijd de gevangenis in. Dat waren de eerste
schrille beelden van deze rolprent en er zou
den er nog ettelijke volgen. Schrijnend was
het leed van het meisje toen haar Peter, die
zjj in haar kinderjaren al had leeren kennen
en haar beloofd had haar te huwen, zich na
het winnen van een veldloop aan drank ver
gooide. Zooals gezegd, ontroerd leefden de
aanwezigen mee en we zijn er zeker van, dat
dit filmisch verhaal zijn uitwerking niet ge
mist zal hebben.
Aan het suggestieve beeld werd een krach
tig propagandistisch woord door het hoofd
bestuurslid van genoemde vereeniging, dat
dezen filmavond verzorgde, toegevoegd. Met
bezorgdheid werd er op gewezen, dat juist
tijdens de Kerstdagen het drankmisbruik
zulke angstwekkende afmetingen aanneemt.
Vele vrouwen zien met angst in het hart dan
ook deze dagen tegemoet! Wat moet het
vreeselijk zijn, zeide de spreker, bevreesd te
zijn voor de komende Kerstdagen, omdat de
man of vader zich dan wellicht weer te buiten
zal gaan aan drank. Met tal van voorbeelden
schilderde de spreker het leed, dat door het
drankmisbruik reeds veroorzaakt werd; o.m.
herinnerde hij aan het gebeurde op den Lan-
gendijk, waar een jonge man, die een uitste
kenden naam had en die in zijn, wellicht eer
ste, dronkemansbui den dood vond, omdat hij
niet meer wist wat hij deed en een veldwach
ter bedreigde.
Vraag niet, welk een leed deze jongen in het
ouderlijk huis gebracht heeft! En zoo waren
er ettelijke, sprekende voorbeelden uit de
praktijk. Wist U, dat er ongeveer 10.000 kin
deren van hun ouders weggenomen moesten
worden, omdat dezen hun kroost wegens ver
slaafdheid aan den drank niet konden onder
houden? Weet U, dat er b.v. ongeveer 1000
personen zijn, die als dronkaard geboekt
staan? Voorts moesten wij vernemen, dat de
statistieken hebben uitgemaakt, dat het
drankverbruik weer toeneemt. D.w.z. het aan
tal drank misbruikers en dat is een
allertreurigst verschijnsel. Thans is men
doende op den accijns op bier en sterken drank
verlaagd te krijgen. Spreker wekte op om
zich aan te sluiten bij de Nat. Chr. Geheel-
Onthouders Vereeniging, om met kracht van
een groot ledental te kunnen verhinderen, dat
de regeering deze verlaging zal invoeren. Met
klem betoogde hij tenslote om met genoemde
Onthouders vereeniging, om met de kracht van
het drankmisbruik te bestrijden om het uit
eindelijk geheel uit te kunnen roeien.
Zoowel beeld als woord werden met aan
dacht gevolgd en als propagandamiddel mag
het houden van deze bijeenkomst zeer zeker
geslaagd heeten.
Vernieling.
Door een bewoner van de Breewaterstraat
werd aangifte gedaan, dat Maandagnacht te
omstreeks 1 uur, een glasruit van zijn woning
is vernield. Een onderzoek wordt ingesteld.
Door een chauffeur werd aangifte gedaan
dat hij door het plotselinge remmen van een
voor hem rijdende auto, met het door hem be
stuurde motorrijtuig tegen eerstgenoemd voer
tuig aanreed, waarbij de door hem bestuurde
auto werd beschadigd. Een onderzoek wordt
ingesteld.
Plaatselijke afdeeling opgericht.
Voor een slechts gering aantal belangstel
lenden heeft gisteravond in café „Centraal"
plaats gevonden een openbare propaganda-
vergadering van de internationale vereeniging
„Bellamy".
Op deze samenkomst is het woord gevoerd
door den heer C. Oderkerk uit Velsen, die
sprak over het onderwerp „Weg met den
Chaos".
De heer Oderkerk ving zijn betoog aan
met op het tweeslachtige te wijzen, dat er in
het leven van vele Christenen te bespeuren
valt. De meesten willen weliswaar het goede,
doch blijven hun geheele leven lang slechts
theoretiseeren.
Toch zijn we alleen geschapen, aldus spre
ker, om onze taak te verrichten in de stof en
wij hebben deze maar op één wijze te verrich
ten: op de goede.
Het is een wondere wereld: we zijn ter
wereld gekomen, begiftigd met verstand, en
diezelfde wereld biedt ons een rijke overdaad
van kostelijke producten. Er is van alles, of
beter gezegd: er is van alles te veel. Tóch
leven we niet in een parades en dat is, vol
gens spr., alleen daaraan te wijten, omdat wij
meer op Judas letten dan op Jezus. Hiermede
zou men het geestelijk bankroet van deze
eeuw kunnen aanduiden.
Komt de Bellamy-beweging in de praktijk,
dan zal dit alles anders en beter worden. Dan
wordt niet meer gevraagd: wat kan de
mensch betalen? doch: wat heeft de mensch
noodig
Scherp hekelt de heer Oderkerk de toestan
den, waarin de mensch van 1936 moet leven.
Een maatschappij, die prat gaat op christe
lijke principen, en op een goede staatshuis
houding, doch die volkomen onoprecht is. In
de breedte zet spr. uiteen, hoe het zal worden
in de Bellamy-wereld; Bellamy, die wil laten
produceeren wat mogelijk is, doch niet naar
den aard van de koopkracht van ieder indi
vidu, doch naar diens behoefte. Of meer
populair gezegd: er zal gezamenlijk geprodu
ceerd worden en gezamenlijk geconsumeerd.
Men heeft een uitgewerkt schema, op welke
wijze men de ideeën van den idealist Bellamy
in de praktijk denkt te brengen. Een ieder zal
daarbij in de gelegenheid gesteld worden zijn
eigen aanleg te volgen, met zijn eigen talenten
kunnen woekeren. Hoe zwaarder voorts de
arbeid zal zijn, des te korter ook de duur.
In wezen komt dit alles neer op één groot
beginsel: ieder mensch heeft recht op een vol
komen gelijk deel in de algemeene welvaart.
Dit beginsel noemt de heer Oderkerk den
hoeksteen der Bellamy-beweging.
Daarbij zal men gelijke rechten en gelijke
plichten hebben en spr. is er van overtuigd,
dat deze nieuwe maatschappij geen chaos
meer zal kennen, noch werkloosheid, noch
armen.
Critiek wordt vervolgens geleverd op de
weldadigheid in het algemeen. De weldadig
heid, zooals deze beoefend wordt, is onjuist.
Het is een lapmiddel; de wortel, de kern van
het kwade, die moet uitgeroeid worden. Zoo
deze blijft, dan zal weldadigheid steeds blijven
een instelling, die het recht ontkent en een
aalmoes geeft.
Ook aan den z.g. vrijen Nederlander gelooft
de heer Oderkerk niet. Dit is een leugen, zoo
lang men economisch afhankelijk is. Vrijheid
zal er eerst zijn in den Bellamy-staat.
Bellamy geeft ook aan de vrouw en het
kind een onafhankelijke positie en met name
over de onafhankelijkheid van de eerste wijdt
spr. uit.
Besloten wordt met een voorbeeld aan te
halen zooals het zal worden in den tijd dat de
Bellamy-gedachte vaardig over deze wereld
zal zijn geworden, en met een opwekkings
woord, zich aan te sluiten bij de beweging.
Aan het debat wordt door een aantal
aanwezigen deelgenomen en hierna is
gelegenheid zich op te geven als lid. Het
blijkt, dat het noodzakelijke aantal be
reikt is, zoodat een afdeeling opgericht
kan worden.
Natuurhistorisch Museum. Elke week!
Woensdag nam. van 35 u. en van 810 u.
en Zaterdag nam. van 36 u„ alsmede op
den eersten Zondag van elke maand nam,
van 35 u.
Woensdag 16 December.
Casino, 8.30 u. 3e Marine-concert.
Violoncel-solist: Eduard Biele.
Donderdag 17 December.
Casino. O.K.K. Gymnastiekuitvoering.
„Centraal", Kanaalweg, 8 u. V. A. R. A,
Propaganda-avond.
Woensdag 16 Dec.
16.15 uunf
van 15 Dec, 1936.
BEVALLEN: P. Wil jouwBoon, d.
Haring naar Rusland.
Wederom heeft de Reedersvereeniging voor
de haringvisscherij, zooals de bladen melden,
een contract met Rusland afgesloten voor de
leverantie van 13.000 ton haring.
Men kan zich daarover slechts verheugen.
Het blijkt bovendien, dat er in deze richting
voor onze visscherij nog wel iets is te doen.
De prezen.
De prijs van de wulken is wel zeer hard
teruggeloopen. Ze noteeren nu zooveel minder
dan 20.per baal als ze onlangs daarboven
stonden.
Oorzaken daarvoor zijn niet aan te wijzen of
het moest zijn, dat er in de Zeeuwsche wateren
thans ook wat meer wulken worden gevischt,
De tongprijs was Maandag weer wat omlaag
gegaan en noteerde te IJmuiden 1.25 ten
hoogste per kilo. Trouwens alle vischprijzen
vertoonden een wat lager beeld. Nochtans zijn
deze prijzen zeer bevredigend. De schepen
maakten dan ook goede besommingen.
De bepalingen van de Schepenwet.
Verschillende vaartuigen om de Zuid zijn
weer aangehouden in verband met het niet vol»
doen aan de bepalingen der schepenwet.
Dit blijft voor de kustvisscherij in dezen
moeilijken tijd, een dreigende geschiedenis. Niet
dat men handhaving van de schepenwet op
zichzelf afkeurt, maar nu wordt spijt uitge
drukt, dat men, een tiental jaren geleden,
daaraan de hand niet heeft gehouden. Toen
toch waren de tijdsomstandigheden voor de
visscherij van heel wat beteren aard en zou er
dus gemakkelijker aan de bepalingen zijn te
voldoen geweest.
Men kan daartegen aanvoeren, dat de
eigenaars toen dan maar uit zichzelf tot de
vereischte herstellingen, etc. hadden moeten
overgaan. Maar men weet wel hoe dat gaat:
wat strikt noodig is, laat men aan het vaartuig
doen, maar waar men eenigszins buiten kan,
laat men slippen als er geen dwingende hand
is, die dat oplegt.
Maar nu zit men er mee en daarom had men
gehoopt, dat er nog wat uitstel meer zou
komen, totdater misschien een crediet-
fonds zou zijn gevormd. Daarop hoopt men nog
altijd, maar of er al sporen van iets dergelijks
aanwezig zijn, is ons niet bekend.
Verschillende visschers hebben al groote
moeilijkheid er mee, en verschillende vaartui
gen zullen waarschijnlijk geen certificaat van
deugdelijkheid kunnen krijgen alvorens er zeer
groote onkosten zullen zijn gemaakt voor her
stel.
wanden geslopen, had zich ergens als toevallig
op een stoel laten neervallen en den kellner
iets toegebromd, wat die niet verstond.
Daar zat hij nu, zijn hoofd met de ver
warde haarbos diep op zijn borst gedrukt.
Niemand sprak met hem, hij sprak met nie
mand. Hg scheen eigenlijk niet te bestaan.
Zelfs niet voor de dames van de Kapel, die
toch meestal een vlug begrip hadden voor
een nieuwen gast. Het gebeurde niet dikwijls,
dat Spurling naar New-York en dus naar
Jim Paddock kwam.
Daarom was hij eiken keer weer een nieuwe
ling en dus volgens gebruik eigenlijk een bij
zonder bevoorrechte bij de dameskapel. Maar
John Spurling was het nog nooit overkomen,
dat een van hen zich bij hem aan tafel gezet
had. Om hem heen was een sfeer van onge
naakbaarheid.
Tot dien gedenkwaardigen avond, hij toch
plotseling een vrouwenstem hoorde, die hem
opschrikte.
Ik moet U bezighouden.
Deze woorden werden eruit gestoten trotsch
of als dwang. John Spurling wierp een snel
len achterdochtigen blik tusschen zijn wenk
brauwen vandaan. Was dat werkelijk tegen
hem?
Daar stond inderdaad een der paillet-
glinsterende dames der bühne tegenover hem
en keek hem met een bevroren lachje aan.
Haar gezicht was kinderlijk lief, precies als
het gezicht op een der bonte prentbriefkaar
ten, met de onderschriften „Lente". Rozen in
Mei" of iets dergelijks. De massa donkere
haren werden door een breeden gouden band
vastgehouden waaruit zij als toevallig te
voorschijn kwam en nu weer op dien half on-
echten half onwilligen toon vroegi
Wat wilt ge dat ik zeg?
Nu dié vraag duidelijk aan hem gedaan
werd, nu dit meisje zoo opdringerig in zijn
eenzaamheid binendrong zei John Spurling
haar grof en woedend afwijzend:
Niets!
Maar eer hij zich weer kon afwenden en zich
in zijn eenzaamheid terugtrekken, zag hij, hoe
bij dit meisje een onbegrijpelijke verandering
plaats vond. Haar gemaakte opdringerige
zekerheid brak. Zij kreeg zelfs tranen in haar
oogen, boog zich over tafel naar hem toe en
fluisterde bedelend en in stijgende angst:
Zeg wat, om Godswil zeg wat. Draai U
niet om. Ik raak mijn betrekking kwijt, Pad
dock kijkt hierheen.
Nu richtte John Spurling, die misschien
nog nooit in zijn leven een vrouw aangezien
had, zijn kleine barnsteengele oogen op haar
en bedwongen door den vleienden toon, knorde
hij werkelijk een vraag:
Hoe heet U?
Het antwoord:
Betty Bonn.
En vlak daarop weer een smeekend fluiste
ren:
Nu moet ge iets voor mij bestellen. Doe
het. Een glas bier.
Nog eenmaal wierp Spurling een wantrou
wenden blik op het meisje. Zou het toch niet
een truc zijn?
Maar daar kwam reeds haar verklaring:
Ik ben voor de eerste maal hier.. Alstu
blieft. Die het. Ik moet leven.
En John Spurling, de eenzame, de hopelooze,
de armzalige voddenraper der zee, zat met een
glinsterend en naar odeur ruikend meisje aan
een tafel en bestelde een drank voor haar. Iets
in den klank van de stem van deze vrouw had
hem geroerd, had iets bij hem wakker ge
maakt, deze toon der vertwijfeling, de hope
loosheid, van den levensangst. Hij wist zelf
niet wat.
Zij spraken een paar zoekende, doekoozc
woorden heen en weer, twee menschen, die dit
gedachtenloos spreken niet gewoon waren.
Daarna ging zij weer terug naar de muziek.
John Spurling volgde haar met zijn oogen.
Zij zat op den achtergrond van het podium
voor een piano. Zij zat met den rug naar hem
toe. Zij hamerde wat op de toetsen, wat ge
zamenlijk met de overige instrumenten op een
militaire marsch geleek. John Spurling had
nooit begrip van muziek gehad. Muziek was
voor hem iets, dat in de havenkroegen er net
zoo goed bijhoorde als de tabakswalm en het
geroezemoes der stemmen.
Hier betrapte hij zich plotseling op den
wensch, dat het meisje, deze Betty Bonn, voor
hem alleen iets zou spelen. Dit was natuurlijk
het juiste oogenblik geweest, op te staan en
weg te gaan. Maar hij bleef zitten, zelfs op
gevaar af, dat zij nog eenmaal aan zijn tafel
terug zou komen.
Ja, zelfs brandde het waarlijk opeens als
een kleine, stekende vlam in zijn borst, of zij
nog terug zou komen.
En zij kwam terug. John Spurling zag haar
van haar piano opstaan, zag haar met haar
collega's samen het podium afkomen, zag hoe
zij glinsterend en met starre glimlachjes zon
der naar rechts of links te kijken tusschen de
tafeltjes doorkwam.
John Spurling zag echter ook tegelijkertijd,
hoe de oogen der mannen het meisje bewon
derend volgden, dat in haar popperigheid ver
boven de andere geschminkte en opgedirkte
vrouwen uitstak. Voor Betty Bonn was deze
gang tusschen de tafeltjes door als het loopen
over een draad, waar aan alle kanten het ge
vaar van naar beneden storten loert. Maar z(j
wilde boven blijven, zij wilde zich niet door
dit gevoel van duizeligheid laten overmannen.
Haar knieën sidderden bij de gedachte aan
een mogelijken ondergang door deze soort
mannen. Toen zij aan het doel van haar tocht
gekomen was, viel zij op den stoel neder,
klemde zich aan de tafel vast, klemde zich
aan John Spurling vast.
Betty Bonn voelde zich gelukkig, hier ten
minste, zij het ook nog zoo'n merkwaardige
plek, gevonden te hebben waar zij eenigszins
veilig was voor de listen en lagen der voor
haar nieuwe omgeving.
John Spurling zag en voelde dit alles met
een onbegrijpelijke, nooit gekende genoeg
doening. De afstootelijke kleine kapitein her
vond plotseling zooiets als groeiend zelfbe
wustzijn, voelde een merkwaardigen trots
over zijn rol als beschermengel, door de be
wonderende blikken der om hen heenzitten-
den, voor den gnuivenden waard, en de har
telijke wijze, waarop Jim Paddock hem plot
seling begroette.
Zoo zaten de beide eenzame hulpeloozen
daar midden der lachende, zwetsende, drin
kende menigte als op een eiland, waarop het
toeval hen had samengebracht, voelden zich
in eikaars nabijheid zeker en deden datgene,
wat schipbreukelingen in zoo'n geval al te
bereidwillig doen, zij stortten voor elkaar hun
hart uit.
Daartusschendoor moest Betty Bonn weer
optreden. Maar die twee vertelden elkaar toch
reeds dezen eersten avond zooveel van elkaar,
dat twee noodlotslijnen elkaar zeldzaam
kruisten.
Betty Bonn was veel jonger dan Spurling.
Zij was pas twee en twintig. Ook zij was in
een weeshuis opgegroeid. Daar had zij van de
vrome zusters, die haar, hoewel bescheiden,
muzikalen aanleg bemerkt hadden, pianospe
len geleerd.
Maar altijd vrome liederen spelen en koralen
zingen, dat hield zij niet uit,
(Wordt vervolgd.)