Stadsnieuws De strijd om de „Betty Bonn" Waar gaan we heen Woensdag 16 December 193^ Heldersche Courant Tweede Blad De Nationale collecte. De organisatie van de feestelijkheden» Het Marine-Concert van hedenavond» Propaganda-avond van de Nationaal Chr. Geheelonthouders Vereeniging. DE MCCIOTF FOTO F eullleton door Friedrich Lindeman Uit het politierapport Progaganda -V ergadering „Bellamy"» Licht op voor alle voertuigen Burgerlijke Stand van Den Helder Visscherij Wij vernemen dat door notaris Engelmann penningmeester van het plaatselijk Comité tot het verzamelen van gelden voor het huwe lijkscadeau voor H.K.H. Prinses Juliana en Z.D.H. Prins Bernhard, nog ontvangen is een bedrag van 7.51, zoodat in totaal de collecte opgebracht heeft het respectabele bedrag van 1353.—. Opgave bij den Commissaris van Politie. De Commissaris van Politie te Den Helder maakt bekend, dat de besturen der diverse buurtcomité's tot het organiseeren van fees telijkheden in verband met het a.s. huwelijk van H. K. H. Prinses Juliana en Z. D. H. Prins Bernhard, hem tijdig, uiterlijk een week van tevoren, dienen op te geven, voor welke feestelijkheden en/of welke soort muziek zij zich gaarne toestemming zagen verleend. Hedenavond wordt in „Casino" het Derde Marineconcert gegeven en wij laten derhalve nog enkele bijzonderheden volgen van de „Ouverture 1812" van P. Tschaikowsky. Met een Pianoconcert (No. 2, opgedragen aan den componist Nic. Rubinstein), het Ca priccio italien voor orkest en de bekende sere nade voor strijkinstrumenten, behoort de „Ouverture 1812" tot het belangrijkste, dat Tschaikowsky in het jaar 1880 als scheppend kunstenaar leverde. De „Ouverture 1812", voor het eerst op het programma geplaatst, is een gelegenheids werk en wel: In het jaar 1881, in den zomer, zou de nieuw gebouwde Verlosserskerk te Moskou met bijzondere feestelijkheden worden inge wijd. De componist, Nic. Rubinstein, volgde met groote belangstelling de vorderingen van den bouw van het monumentale Godshuis en vatte het plan op, ook de Toonkunst mede te doen werken bij de plechtigheid der inwijding. De nieuwe tempel was gebouwd als aandenken aan den grooten tijd van den Russischen veld tocht van Napoleon, aan de demoraliseering van het Fransche leger ten gevolge van het in brand steken van de oude Czarenstad, aan de uiteindelijke overwinning op de Franschen. Een reuzen-orkest zou op het vrije plein voor den Dom een machtig toondicht uitvoe ren, dat in gloeiende kleuren den nood van het vaderland, de beden der geloovigen om redding uit de macht van den vijand, de ver schrikkingen van den oorlog en eindelijk de lang gewenschte overwinning zou schilderen. Daartoe werd Tschaikowsky verzocht een werk in grooten stijl te componeeren. Wat de Ouverture betreft is deze in den gebruikelijken sonatenvorm en wel in een uit gebreide, met een lange inleiding en een grootsch Coda daargesteld. De introductie schijnt voor te stellen het psalmodieerend bid den der geloovigen om redding van de inval lende vijanden (alt-violen en violoncellen). Heviger wordt de benauwenis, tot wilde kre ten om bevrijding (luister naar het klaag- motief der hobo, die elkaar direct opvolgen). Geleidelijk versnelt het tempo; de muziek drukt meer en meer de hevige ontzetting over de situatie uit. Het „Krijgsrumoer" nadert, het gedreun der militaire trommels, gedempte fanfares. Luistert goed! Even lijkt het weg te sterven, doch plotseling breekt de strijd los. Hier musiceert de componist Tschaikowsky, wiens muziek den laatsten tijd zoo uitnemend geschikt bleek voor het illustreeren van de groote Russische films. Het gebruik van de Marseillaise maakt van dezen muzikalen veld slag een historische klankschilderij. Het zal zuiver om den traditioneelen muzikalen bouw zijn, dat de componist een rustiger tweede thema laat optreden en om dezelfde reden de uitbeelding van den strijd herhaalt. Programmatisch genomen weet de analy ticus ook niet goed raad met de kennelijk Slavische dansmelodie, die men hoort voor de schildering van het beslissend kampen (luis ter naar de solo der fluit)dit motief wordt verschillend opgevat. Duidelijker is de Coda gevormd door het dan fortissimo voorgedragen motief van de introductie, waarin men ondubbelzinnig het dankgebed van de overwinning herkent, te meer waar het Russische nationale hymne zich in deze militaire fanfares mengt, waar mee het pompeuze stuk afsluit. Zoo ontstond dan de grootsch opgezette compositie van den meester, die onder den naam van „Ouverture 1812" algemeen bekend is en daarbij een pracht slot van het pro gramma van a.s. Woensdag 16 December der Marinekapel. Wij geven hier ten overvloede nog enkele persuittreksels betreffende den solist: Eduard Biele wist het werk met fijnen smaak te belichten, waarbij zijn gave tech nische prestatie recht heeft op de grootste waardeering („Handelsblad", Juli 1936). de fraaie, warme toon en de gedistin geerde voordracht van E. B. bracht de sfeer van het concert op voornaam plan („Opr. Haarl. Crt.", Dec. 1934). geacheveerd en uiterst delicaat spel van E. Bvolrijpe techniek en zuiver stijlgevoel („Haarl. Dagblad", Sept. 1934). E. B. speelde de dankbare solopartij met veel frissche charme, fraaien toon en be wuste muzikaliteittechnisch voortreffe lijk en warm van klank („Handelsblad", Jan. 1936). Naar men ons mededeelt zijn reeds vele kaarten buiten de stad verkocht bij voorverkoop, men hoede zich voor teleur stelling Gisteravond werd door de Nationaal Chris telijke Geheel-Onthouders Vereeniging een matig bezochte propaganda-vergadering ge houden in het Evangelisatiegebouw in de Palmstraat. Te ruim acht uur werd de bijeenkomst ge opend met het zingen van „Gaat niet alleen door het leven", enz. en gebed. In het openingswoord werd o. m. gezegd, dat de oorzaak van de huidige crisis moet gezocht worden in het feit, dat velen onzer afgedwaald zijn van God. Alle krachten dienen ingespannen te worden om hen, die zich afge scheiden hebben, terug te brengen in het Ko ninkrijk Gods. De Chr. Geheel Onthouders Vereeniging moet pal staan achter haar be ginselen en met inzetting van alle beschikbare krachten probeeren het drankmisbruik te doen afnemen en tenslotte te doen verdwijnen. Daarna werd aan de afwerking van het filmprogramma begonnen. Ter inleiding wer den interessante beelden vertoond van een reis naar de fjorden van Noorwegen, en een tweetal komische teekenfilms. Daarna ving het tendentieuze filmwerk, „Nellie", dat onder regie van den Zwitser Jean Brocher in diens f PORTRET ATELIEP ~T) JAC.DL BOEP -•-) Niet dat hij de mindere was, integendeel, hij was in rang verhoogd sinds hij eigenaar der „Frisco' geworden was. Hij stamde uit een Amerikaansche zeemansfamilie uit New- Bedford. Vroeg wees en zonder familie was hij in een weeshuis opgegroeid en had vanaf zijn 14e jaar op zee gevaren, ten laatste als kapitein voor den Canadeesché reeder op de „Frisco". Maar met dit schip, waarop hij uit traagheid was blijven hangen, was hij oud geworden, ja zelfs had hij zijn eigen leeftijd overleefd, want mocht vijftig jaar, die Spur- ling oud was, nog geen hooge leeftijd zijn voor een gezonde man, de veertig jaar, die de „Frisco" telde, was een respectvolle leeftijd voor een schip en voor den man, die zijn leven lang er op gevaren had. John Spurling was tien jaar ouder dan zgn zijn schip, maar wat het zonderlinge was hy was door zijn schip een menschenleeftijd ouder dan hij was. Als een verfoeilijke grijze dwerg; zoo zag hij eruit, als hij bij Jim Paddock aan een der blank geschuurde tafels zat, alleen, afzijdig, gemeden door de anderen. Schuw en linksen had hij zich door de deur gewrongen, was met bgngende armen als in doodangat langs Heimatland werd opgenomen, aan. In dit 5-deelig filmwerk, dat over het algemeen ver dienstelijk gespeeld werd, doch waarvan de fotografie hier en daar nogal wat te wen- schen overliet, werd een somber beeld opge hangen van de gevaren, die het gebruik van alcohol opleveren. Op suggestieve wijze werd hier op het gemoed van de aanwezigen ge werkt en het filmwerk beteekent dan ook een machtig stuk propaganda voor de drankbe strijders. In spanning werd er met Nellie, de dochter van een onverbeterlijken dronkaard, meege leefd. Reeds als kind was zij door moeder tn vader verlaten: de eerste stierf nadat haar echtgenoot haar in een van zijn Zaterdagsche dronkemansbuien ernstig geslagen had. en de tweede ging door deze daad voor geruimen tijd de gevangenis in. Dat waren de eerste schrille beelden van deze rolprent en er zou den er nog ettelijke volgen. Schrijnend was het leed van het meisje toen haar Peter, die zjj in haar kinderjaren al had leeren kennen en haar beloofd had haar te huwen, zich na het winnen van een veldloop aan drank ver gooide. Zooals gezegd, ontroerd leefden de aanwezigen mee en we zijn er zeker van, dat dit filmisch verhaal zijn uitwerking niet ge mist zal hebben. Aan het suggestieve beeld werd een krach tig propagandistisch woord door het hoofd bestuurslid van genoemde vereeniging, dat dezen filmavond verzorgde, toegevoegd. Met bezorgdheid werd er op gewezen, dat juist tijdens de Kerstdagen het drankmisbruik zulke angstwekkende afmetingen aanneemt. Vele vrouwen zien met angst in het hart dan ook deze dagen tegemoet! Wat moet het vreeselijk zijn, zeide de spreker, bevreesd te zijn voor de komende Kerstdagen, omdat de man of vader zich dan wellicht weer te buiten zal gaan aan drank. Met tal van voorbeelden schilderde de spreker het leed, dat door het drankmisbruik reeds veroorzaakt werd; o.m. herinnerde hij aan het gebeurde op den Lan- gendijk, waar een jonge man, die een uitste kenden naam had en die in zijn, wellicht eer ste, dronkemansbui den dood vond, omdat hij niet meer wist wat hij deed en een veldwach ter bedreigde. Vraag niet, welk een leed deze jongen in het ouderlijk huis gebracht heeft! En zoo waren er ettelijke, sprekende voorbeelden uit de praktijk. Wist U, dat er ongeveer 10.000 kin deren van hun ouders weggenomen moesten worden, omdat dezen hun kroost wegens ver slaafdheid aan den drank niet konden onder houden? Weet U, dat er b.v. ongeveer 1000 personen zijn, die als dronkaard geboekt staan? Voorts moesten wij vernemen, dat de statistieken hebben uitgemaakt, dat het drankverbruik weer toeneemt. D.w.z. het aan tal drank misbruikers en dat is een allertreurigst verschijnsel. Thans is men doende op den accijns op bier en sterken drank verlaagd te krijgen. Spreker wekte op om zich aan te sluiten bij de Nat. Chr. Geheel- Onthouders Vereeniging, om met kracht van een groot ledental te kunnen verhinderen, dat de regeering deze verlaging zal invoeren. Met klem betoogde hij tenslote om met genoemde Onthouders vereeniging, om met de kracht van het drankmisbruik te bestrijden om het uit eindelijk geheel uit te kunnen roeien. Zoowel beeld als woord werden met aan dacht gevolgd en als propagandamiddel mag het houden van deze bijeenkomst zeer zeker geslaagd heeten. Vernieling. Door een bewoner van de Breewaterstraat werd aangifte gedaan, dat Maandagnacht te omstreeks 1 uur, een glasruit van zijn woning is vernield. Een onderzoek wordt ingesteld. Door een chauffeur werd aangifte gedaan dat hij door het plotselinge remmen van een voor hem rijdende auto, met het door hem be stuurde motorrijtuig tegen eerstgenoemd voer tuig aanreed, waarbij de door hem bestuurde auto werd beschadigd. Een onderzoek wordt ingesteld. Plaatselijke afdeeling opgericht. Voor een slechts gering aantal belangstel lenden heeft gisteravond in café „Centraal" plaats gevonden een openbare propaganda- vergadering van de internationale vereeniging „Bellamy". Op deze samenkomst is het woord gevoerd door den heer C. Oderkerk uit Velsen, die sprak over het onderwerp „Weg met den Chaos". De heer Oderkerk ving zijn betoog aan met op het tweeslachtige te wijzen, dat er in het leven van vele Christenen te bespeuren valt. De meesten willen weliswaar het goede, doch blijven hun geheele leven lang slechts theoretiseeren. Toch zijn we alleen geschapen, aldus spre ker, om onze taak te verrichten in de stof en wij hebben deze maar op één wijze te verrich ten: op de goede. Het is een wondere wereld: we zijn ter wereld gekomen, begiftigd met verstand, en diezelfde wereld biedt ons een rijke overdaad van kostelijke producten. Er is van alles, of beter gezegd: er is van alles te veel. Tóch leven we niet in een parades en dat is, vol gens spr., alleen daaraan te wijten, omdat wij meer op Judas letten dan op Jezus. Hiermede zou men het geestelijk bankroet van deze eeuw kunnen aanduiden. Komt de Bellamy-beweging in de praktijk, dan zal dit alles anders en beter worden. Dan wordt niet meer gevraagd: wat kan de mensch betalen? doch: wat heeft de mensch noodig Scherp hekelt de heer Oderkerk de toestan den, waarin de mensch van 1936 moet leven. Een maatschappij, die prat gaat op christe lijke principen, en op een goede staatshuis houding, doch die volkomen onoprecht is. In de breedte zet spr. uiteen, hoe het zal worden in de Bellamy-wereld; Bellamy, die wil laten produceeren wat mogelijk is, doch niet naar den aard van de koopkracht van ieder indi vidu, doch naar diens behoefte. Of meer populair gezegd: er zal gezamenlijk geprodu ceerd worden en gezamenlijk geconsumeerd. Men heeft een uitgewerkt schema, op welke wijze men de ideeën van den idealist Bellamy in de praktijk denkt te brengen. Een ieder zal daarbij in de gelegenheid gesteld worden zijn eigen aanleg te volgen, met zijn eigen talenten kunnen woekeren. Hoe zwaarder voorts de arbeid zal zijn, des te korter ook de duur. In wezen komt dit alles neer op één groot beginsel: ieder mensch heeft recht op een vol komen gelijk deel in de algemeene welvaart. Dit beginsel noemt de heer Oderkerk den hoeksteen der Bellamy-beweging. Daarbij zal men gelijke rechten en gelijke plichten hebben en spr. is er van overtuigd, dat deze nieuwe maatschappij geen chaos meer zal kennen, noch werkloosheid, noch armen. Critiek wordt vervolgens geleverd op de weldadigheid in het algemeen. De weldadig heid, zooals deze beoefend wordt, is onjuist. Het is een lapmiddel; de wortel, de kern van het kwade, die moet uitgeroeid worden. Zoo deze blijft, dan zal weldadigheid steeds blijven een instelling, die het recht ontkent en een aalmoes geeft. Ook aan den z.g. vrijen Nederlander gelooft de heer Oderkerk niet. Dit is een leugen, zoo lang men economisch afhankelijk is. Vrijheid zal er eerst zijn in den Bellamy-staat. Bellamy geeft ook aan de vrouw en het kind een onafhankelijke positie en met name over de onafhankelijkheid van de eerste wijdt spr. uit. Besloten wordt met een voorbeeld aan te halen zooals het zal worden in den tijd dat de Bellamy-gedachte vaardig over deze wereld zal zijn geworden, en met een opwekkings woord, zich aan te sluiten bij de beweging. Aan het debat wordt door een aantal aanwezigen deelgenomen en hierna is gelegenheid zich op te geven als lid. Het blijkt, dat het noodzakelijke aantal be reikt is, zoodat een afdeeling opgericht kan worden. Natuurhistorisch Museum. Elke week! Woensdag nam. van 35 u. en van 810 u. en Zaterdag nam. van 36 u„ alsmede op den eersten Zondag van elke maand nam, van 35 u. Woensdag 16 December. Casino, 8.30 u. 3e Marine-concert. Violoncel-solist: Eduard Biele. Donderdag 17 December. Casino. O.K.K. Gymnastiekuitvoering. „Centraal", Kanaalweg, 8 u. V. A. R. A, Propaganda-avond. Woensdag 16 Dec. 16.15 uunf van 15 Dec, 1936. BEVALLEN: P. Wil jouwBoon, d. Haring naar Rusland. Wederom heeft de Reedersvereeniging voor de haringvisscherij, zooals de bladen melden, een contract met Rusland afgesloten voor de leverantie van 13.000 ton haring. Men kan zich daarover slechts verheugen. Het blijkt bovendien, dat er in deze richting voor onze visscherij nog wel iets is te doen. De prezen. De prijs van de wulken is wel zeer hard teruggeloopen. Ze noteeren nu zooveel minder dan 20.per baal als ze onlangs daarboven stonden. Oorzaken daarvoor zijn niet aan te wijzen of het moest zijn, dat er in de Zeeuwsche wateren thans ook wat meer wulken worden gevischt, De tongprijs was Maandag weer wat omlaag gegaan en noteerde te IJmuiden 1.25 ten hoogste per kilo. Trouwens alle vischprijzen vertoonden een wat lager beeld. Nochtans zijn deze prijzen zeer bevredigend. De schepen maakten dan ook goede besommingen. De bepalingen van de Schepenwet. Verschillende vaartuigen om de Zuid zijn weer aangehouden in verband met het niet vol» doen aan de bepalingen der schepenwet. Dit blijft voor de kustvisscherij in dezen moeilijken tijd, een dreigende geschiedenis. Niet dat men handhaving van de schepenwet op zichzelf afkeurt, maar nu wordt spijt uitge drukt, dat men, een tiental jaren geleden, daaraan de hand niet heeft gehouden. Toen toch waren de tijdsomstandigheden voor de visscherij van heel wat beteren aard en zou er dus gemakkelijker aan de bepalingen zijn te voldoen geweest. Men kan daartegen aanvoeren, dat de eigenaars toen dan maar uit zichzelf tot de vereischte herstellingen, etc. hadden moeten overgaan. Maar men weet wel hoe dat gaat: wat strikt noodig is, laat men aan het vaartuig doen, maar waar men eenigszins buiten kan, laat men slippen als er geen dwingende hand is, die dat oplegt. Maar nu zit men er mee en daarom had men gehoopt, dat er nog wat uitstel meer zou komen, totdater misschien een crediet- fonds zou zijn gevormd. Daarop hoopt men nog altijd, maar of er al sporen van iets dergelijks aanwezig zijn, is ons niet bekend. Verschillende visschers hebben al groote moeilijkheid er mee, en verschillende vaartui gen zullen waarschijnlijk geen certificaat van deugdelijkheid kunnen krijgen alvorens er zeer groote onkosten zullen zijn gemaakt voor her stel. wanden geslopen, had zich ergens als toevallig op een stoel laten neervallen en den kellner iets toegebromd, wat die niet verstond. Daar zat hij nu, zijn hoofd met de ver warde haarbos diep op zijn borst gedrukt. Niemand sprak met hem, hij sprak met nie mand. Hg scheen eigenlijk niet te bestaan. Zelfs niet voor de dames van de Kapel, die toch meestal een vlug begrip hadden voor een nieuwen gast. Het gebeurde niet dikwijls, dat Spurling naar New-York en dus naar Jim Paddock kwam. Daarom was hij eiken keer weer een nieuwe ling en dus volgens gebruik eigenlijk een bij zonder bevoorrechte bij de dameskapel. Maar John Spurling was het nog nooit overkomen, dat een van hen zich bij hem aan tafel gezet had. Om hem heen was een sfeer van onge naakbaarheid. Tot dien gedenkwaardigen avond, hij toch plotseling een vrouwenstem hoorde, die hem opschrikte. Ik moet U bezighouden. Deze woorden werden eruit gestoten trotsch of als dwang. John Spurling wierp een snel len achterdochtigen blik tusschen zijn wenk brauwen vandaan. Was dat werkelijk tegen hem? Daar stond inderdaad een der paillet- glinsterende dames der bühne tegenover hem en keek hem met een bevroren lachje aan. Haar gezicht was kinderlijk lief, precies als het gezicht op een der bonte prentbriefkaar ten, met de onderschriften „Lente". Rozen in Mei" of iets dergelijks. De massa donkere haren werden door een breeden gouden band vastgehouden waaruit zij als toevallig te voorschijn kwam en nu weer op dien half on- echten half onwilligen toon vroegi Wat wilt ge dat ik zeg? Nu dié vraag duidelijk aan hem gedaan werd, nu dit meisje zoo opdringerig in zijn eenzaamheid binendrong zei John Spurling haar grof en woedend afwijzend: Niets! Maar eer hij zich weer kon afwenden en zich in zijn eenzaamheid terugtrekken, zag hij, hoe bij dit meisje een onbegrijpelijke verandering plaats vond. Haar gemaakte opdringerige zekerheid brak. Zij kreeg zelfs tranen in haar oogen, boog zich over tafel naar hem toe en fluisterde bedelend en in stijgende angst: Zeg wat, om Godswil zeg wat. Draai U niet om. Ik raak mijn betrekking kwijt, Pad dock kijkt hierheen. Nu richtte John Spurling, die misschien nog nooit in zijn leven een vrouw aangezien had, zijn kleine barnsteengele oogen op haar en bedwongen door den vleienden toon, knorde hij werkelijk een vraag: Hoe heet U? Het antwoord: Betty Bonn. En vlak daarop weer een smeekend fluiste ren: Nu moet ge iets voor mij bestellen. Doe het. Een glas bier. Nog eenmaal wierp Spurling een wantrou wenden blik op het meisje. Zou het toch niet een truc zijn? Maar daar kwam reeds haar verklaring: Ik ben voor de eerste maal hier.. Alstu blieft. Die het. Ik moet leven. En John Spurling, de eenzame, de hopelooze, de armzalige voddenraper der zee, zat met een glinsterend en naar odeur ruikend meisje aan een tafel en bestelde een drank voor haar. Iets in den klank van de stem van deze vrouw had hem geroerd, had iets bij hem wakker ge maakt, deze toon der vertwijfeling, de hope loosheid, van den levensangst. Hij wist zelf niet wat. Zij spraken een paar zoekende, doekoozc woorden heen en weer, twee menschen, die dit gedachtenloos spreken niet gewoon waren. Daarna ging zij weer terug naar de muziek. John Spurling volgde haar met zijn oogen. Zij zat op den achtergrond van het podium voor een piano. Zij zat met den rug naar hem toe. Zij hamerde wat op de toetsen, wat ge zamenlijk met de overige instrumenten op een militaire marsch geleek. John Spurling had nooit begrip van muziek gehad. Muziek was voor hem iets, dat in de havenkroegen er net zoo goed bijhoorde als de tabakswalm en het geroezemoes der stemmen. Hier betrapte hij zich plotseling op den wensch, dat het meisje, deze Betty Bonn, voor hem alleen iets zou spelen. Dit was natuurlijk het juiste oogenblik geweest, op te staan en weg te gaan. Maar hij bleef zitten, zelfs op gevaar af, dat zij nog eenmaal aan zijn tafel terug zou komen. Ja, zelfs brandde het waarlijk opeens als een kleine, stekende vlam in zijn borst, of zij nog terug zou komen. En zij kwam terug. John Spurling zag haar van haar piano opstaan, zag haar met haar collega's samen het podium afkomen, zag hoe zij glinsterend en met starre glimlachjes zon der naar rechts of links te kijken tusschen de tafeltjes doorkwam. John Spurling zag echter ook tegelijkertijd, hoe de oogen der mannen het meisje bewon derend volgden, dat in haar popperigheid ver boven de andere geschminkte en opgedirkte vrouwen uitstak. Voor Betty Bonn was deze gang tusschen de tafeltjes door als het loopen over een draad, waar aan alle kanten het ge vaar van naar beneden storten loert. Maar z(j wilde boven blijven, zij wilde zich niet door dit gevoel van duizeligheid laten overmannen. Haar knieën sidderden bij de gedachte aan een mogelijken ondergang door deze soort mannen. Toen zij aan het doel van haar tocht gekomen was, viel zij op den stoel neder, klemde zich aan de tafel vast, klemde zich aan John Spurling vast. Betty Bonn voelde zich gelukkig, hier ten minste, zij het ook nog zoo'n merkwaardige plek, gevonden te hebben waar zij eenigszins veilig was voor de listen en lagen der voor haar nieuwe omgeving. John Spurling zag en voelde dit alles met een onbegrijpelijke, nooit gekende genoeg doening. De afstootelijke kleine kapitein her vond plotseling zooiets als groeiend zelfbe wustzijn, voelde een merkwaardigen trots over zijn rol als beschermengel, door de be wonderende blikken der om hen heenzitten- den, voor den gnuivenden waard, en de har telijke wijze, waarop Jim Paddock hem plot seling begroette. Zoo zaten de beide eenzame hulpeloozen daar midden der lachende, zwetsende, drin kende menigte als op een eiland, waarop het toeval hen had samengebracht, voelden zich in eikaars nabijheid zeker en deden datgene, wat schipbreukelingen in zoo'n geval al te bereidwillig doen, zij stortten voor elkaar hun hart uit. Daartusschendoor moest Betty Bonn weer optreden. Maar die twee vertelden elkaar toch reeds dezen eersten avond zooveel van elkaar, dat twee noodlotslijnen elkaar zeldzaam kruisten. Betty Bonn was veel jonger dan Spurling. Zij was pas twee en twintig. Ook zij was in een weeshuis opgegroeid. Daar had zij van de vrome zusters, die haar, hoewel bescheiden, muzikalen aanleg bemerkt hadden, pianospe len geleerd. Maar altijd vrome liederen spelen en koralen zingen, dat hield zij niet uit, (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1936 | | pagina 5