dagen Merkwaardige reis in een reddingsboot In 49 dagen door de Zuidzee Vier mannen trotseeren den dood - De strijd van de overlevenden van het stoomschip „Hibernia' HSfi. 39 koppen van de bemanning van het stoomschip „Isis" zijn ten offer gevallen aan de stormen van den Atlantischen Oceaan. Wel kon, even voordat het stoom schip onder de wateroppervlakte verdween een boot worden uitgezet, doch zij sloeg tegen den scheepswand te pletter. Het wrak dreef rond en alleen de scheepsjon gen kon zich daarop redden. Niet altijd komt bij het vergaan van een schip de geheele bemanning om het leven, dikwijls gelukt het, ondanks storm en zwaren zee gang, een of meer reddingsbooten op het water te brengen. Daarmede is de redding nog niet volbracht, want niet zelden wordt de een of andere boot een offer van de zware zeeën, eer een reddend schip in zicht komt. Vaak hebben echter de booten ondanks de zwaarste zeegang de schipbreu kelingen voor een zekeren ondergang be hoed. Tegenwoordig roept de radio hulp, tenzij het zich in nood bevindend vaartuig zoo klein is, dat het geen zender aan boord heeft. Het vergaan van een schip voltrekt zich trouwens slechts zelden zoo snel, dat niet minstens een poging tot redding on dernomen kan worden. Vroeger was dit iets anders, dan trilde geen S.O.S.-sein door de aether. Als het ongeluk niet geschiedde in het zicht van een ander schip, dan wa ren de schipbreukelingen geheel op zichzelf aangewezen. Gingen zij met het schip ten onder, dan werd hun lot eerst bekend, als na vele weken de stoomboot of het zeilschip wegbleef en als verloren moest worden beschouwd. Konden zij een boot uitzetten, misschien hadden ze geluk en voeren zij in de richting van een reddend vaartuig, maar als het noodlot het anders wilde, moesten zij in de kleine boot dagen ja wekenlang voor hun leven vechten. Niet allen vielen ten offer aan de zee, doch oude zeelieden vertellen soms van wonderbaarlijke reddingen. Zoo is daar b.v. het verhaal van de over levenden van de Amerikaansche snelzeiler .Hornet". Op 3 Mei 1866 ging het zeilschip van New York naar Californië in zee. Het had Kaap Hoorn omzeild en bevond zich op de breedte van Valparaiso, toen door onvoorzichtigheid van den stuurman brand uitbrak. Daar het schip een lading petro leum aan boord had, ging de bemanning zoo snel mogelijk in de drie booten. In de grootste boot drong het water naar binnen, men trachtte het lek met dekens te stop pen. In geen boot bevonden zich chrono meter en sextant, wel echter in iedere boot een kompas. Ook proviand ontbrak. De scheepsramp had plaats meer dan 1000 mij len van het dichtst bij zijnde land en wel ten westen der Galapagos-eilanden. De schipbreukelingen wisten, dat de eilanden onbewoond en onvruchtbaar wa ren, daarom besloten ze koers te zetten naar 't westen, om te trachten een van de verstrooide Atollen van Polynesië te be reiken. Na eenige dagen gingen de booten uit elkaar. 43 dagen lang moesten de 15 menschen in de groote boot onophoudelijk het binnendringende water uitscheppen. Daar de drinkwatervoorraad slechts voor enkele dagen toereikend was, werd op een klein zeil regenwater opgevangen. in een roeiboot op den Atlantischen Oceaan Zij voedden zich met schildpadden en knaagden aan het zeildoek en schoenleder als verhongerde dieren. Na 28 dagen was er sprake van iemand op te offeren, die geslacht zou worden, opdat de overigen zich met hem zouden kunnen voeden. Nog juist op tijd kwamen de bergen van Ha waï in het zicht. De 15 menschen hadden in de lekke reddingsboot, die slechts door een klein zeil voortbewogen was, meer dan de helft van den Stillen Oceaan afgelegd. Daarentegen is van de andere twee boo ten nooit meer iets gehoord. Verschrikkelijk was het lot van de over levenden van het stoomschip „Hibernia", dat op 24 November 1868 in den Noord- Atlantischen Oceaan verging. Het bevond zich sinds tien dagen op reis van New York naar Glasgow, toen het door storm zoo erg lek geslagen werd, dat het in kor ten tijd zonk. De bemanning kon in twee booten klim men. De eene boot kenterde kort daarop, 32 menschen verdronken. De tweede boot, slechts 6,5 Meter lang, bevatte 27 schip breukelingen, daaronder vrouwen en kin deren. Het was er zoo vol, dat slechts twee mannen plaats konden vinden om de roei spanen te hanteeren. Bovendien lekte de ken. JJeze drie mannen klampten zich krampachtig aan de planken der boot vast. Een heele nacht lagen ze doornat op den kiel. Den volgenden mor gen brachten zij de boot, door deze in een diepe golf te sturen, weer met den goeden kant naar boven. Om het vaartuig bewoon baar te maken moest het water er uitge schept worden. Daar alle vaten en em mers ontbraken, schepten zij het water er boot, die het eerst in zicht kwam aan boord en voer langzaam verder om naar de andere booten uit te zien, eindelijk vond men de tweede boot en toen voer het stoomschip na urenlang zoeken weg, of schoon de menschen in de derde boot met zeilen en jassen gewerkt hadden, sinds het schip in zicht kwam. Kort daarop kwam de .Manhattan" weer terug, waarschijnlijk hadden de geredden medegedeeld, dat er boot en bij de te zware belasting liet het water zich niet gemakkelijk uitscheppen. Het ongeluk, dat de menschen bezocht, behoort tot de aangrijpendste in de geschie denis der zeevaart. Den eersten dag sprong er een man in zee, de tweede dag werd er een krankzinnig en verdween eveneens over boord. Op den vijfden dag zakte de eerste van ontbering in elkaar, anderen spraken wartaal. De volgende doode was 'n klein kind. Op den avond van den vijfden dag lagen de 23 over levenden onder de bootsbedekking en trachten te slapen, toen een rukwind het zeil pakte en de boot ken terde. De 23 menschen vochten in de wilde zee om hun leven. Toen ze boven kwamen dreef de boot met de kiel naar boven op de golven; wat ze aan drinkwater en voedsel had bevat, was reeds lang op den bodem van de zee te recht gekomen. Men zou meenen, dat daarmede de ge schiedenis afgeloopen. was. Maar de sterkste onder hen trachtte op den kiel van het om geslagen vaartuig te komen. Dit gelukte en hij kon nog twee andere slachtoffers naar boven trekken, terwijl de ove rige twintig verdron- met de hand uit en met een stuk hout, dat van den bodem was losgerukt. Mast en zeil waren heel gebleven en zoo zetten zij koers naar de Iersche kust. Nog zes dagen duur de deze lijdensweg. Het meeste hadden zij te lijden van de dorst. Den twaalfden dag doken de Iersche bergen op. Niemand van de visschers, die hen aan de kust in ont vangst namen, wilde de geschiedenis, die zij vertelden, gelooven. De langste tocht maakte de reddingsboot van de „Bounty" met 19 schipbreukelingen aan boord. Ze gingen in het voorjaar van 1789 van Tahiti en bereikten maanden later Indië. De slechts zeven meter lange open boot had vele duizenden zeemijlen afgelegd en 17 mannen bereikten eindelijk het doel. In onze dagen is waarschijnlijk de vaart van twee booten van het stoomschip „Trevessa" in het jaar 1923 over 1728 zeemijlen in den Indischen Oceaan wel de eigenaardigste. De schipbreukelingen van de „Bounty' brachten 49 dagen op zee door. Een der booten van de „Trevessa" was 25 dagen op zee, de andere twee dagen minder. En al dreef de reddingsboot van het Engelsche vrachtschip „Columbian" slechts 14 dagen op zee, het lot van deze schipbreukelingen was des te tragischer. Het was in Mei 1914 toen ten Zuiden van de Newfoundland- banken het Amerikaansche wachtschip „Seneca" de boot met 4 uitgemergelde mannen opmerkte. 14 dagen daarvoor was het stoomschip „Columbian" door een ex plosie verloren gegaan. De „Columbian" had radio aan boord en zoo konden voor den ondergang S.O.S. seinen worden uitge zonden. Eer het schip tijdens een zwaren storm zonk, kon de bemanning drie booten uitzetten. Reeds na 24 uur bereikte het stoomschip „Manhattan" van de Cunard Line de schipbreukelingen. Deze nam de De storm zweept de golven hoog op. Kijkje op de kokende Oceaan. nog een derde boot ronddreef. Ook het stoomschip „Marengo" zocht mee. Beide schepen zochten op een oppervlakte van 30 zeemijlen en voeren heen en weer en of schoon men iedere vierkante meter van de zeeoppervlakte scherp in het oog hield, gelukte het niet, de vermiste boot te vin den. Van tijd tot tijd bemerkten de schip breukelingen dit zoeken. Weer zagen zij de rookpluimen van de beide schepen aan de horizon verdwijnen. 14 dagen dreven zij in dezen door schepen veel bevaren omgeving en werden niet gezien. Ze hoop ten, ondanks den storm door den stroom het Amerikaansche vasteland te bereiken. 16 mannen stierven er in dien tusschentijd. Toen de 4 overlevenden na veertien dagen halfdood op den bodem der boot lagen, waarvan een verbrande handen had, werd de boot door de „Seneca" gezien. Bij deze tochten gaat het om onvrijwil lige records, waar tragische bijkomstighe den een schaduw over werpen. Daartegenover staan verschillende vrijwillig ondernomen tochten met een roeiboot op den oceaan. Zoo verlieten 2 Noren op 6 Juni 1897 New York in een onge veer zes meter lange boot om naar Engeland te roeien. Na 28 dagen sloeg de boot tengevol ge van een westerstorm om. Het gelukte de boot weer om te draaien. 55 dagen na het ver trek uit New York be reikten zij Plymouth. Ze hadden den meest ge waagden tocht volbracht die tot op heden nog niet is nagedaan. CONCURRENTIE VOOR DE AMERIKAANSCHE NEGER-ATHLETEN. Italië maakt van zijn Askari's en Abessijnen Olympische Kampioenen. Bij de Olympische Spelen van 1940 wil Italië beter voor den dag komen, dan zulks tot nog toe het geval was. Daarom hebben de Italiaansche koloniale autoriteiten op dracht gekregen, uit hun Askari-troepen soldaten te zoeken, die veel talent voor sport blijken te bezitten en het tegen de Amerikaansche negers in snelheid op zour den kunnen nemen. Mussolini heeft bij de ontvangst van de uit Berlijn terugkeerende Italiaansche athleten openlijk verklaard, dat hij er ge noeg van had, de Italiaansche deelnemers in de meest belangrijke wedstrijden hoog stens op de tweede of derde plaats te zien belanden. Het treft nu, dat tijdens den Oost-Afrikaanschen oorlog gebleken is, dat de Askari's en ook de nieuwe Abessijnsche onderdanen van Italië tot buitengewone lichamelijke prestaties in staat zijn. De bekende deskundige op sportgebied Mario Ciriachi, die tegelijkertijd koloniaal officier is, doet hierover in „II Littoriale", het officieuse orgaan van het Italiaansche Olympische Comité, interessante mededee- lingen. Bij een athletiekwedstrijd, die ge organiseerd werd door generaal Pirzio Bi- roli, den toenmaligen commandant van het corps Askari's, werd een veldloop over ongeveer tien Engelsche mijlen gewonnen door een Askari-soldaat in den ongeloof lijken tijd van nauwelijks vijftig minuten en dat, terwijl het parcours uiterst moeilijk was. Een andere jonge Askari had op dien zelfden dag de 200-meter op een grasbaan en blootvoets in den schitterenden tijd van 24 seconden geloopen. Ciriachi gelooft echter, dat de kracht van de Askari's niet in de sprint ligt, daar zij hiervoor te klein zouden zijn, maar wel kunnen zij phenomenale prestaties ver richten op de midden en lange afstanden. De Marathonloop zou voor hen slechts kinderspel zijn. Dat bewijst de prestatie van 6 Askari's, die op een patrouilletocht 115 kilometer in 14 uren aflegden, terwijl zij zwaar bepakt en bewapend waren. Ciriachi haalt nog andere voorbeelden van groote sporttalenten bij de Askari's en Abessijnen aan. Niet slechts voor de loop nummers, maar ook voor bascetball en zwemmen zijn zij uitstekend geschikt. Op het oogenblik worden reeds een aantal zwarten intensief getraind voor de Olym pische Spelen van 1940.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1936 | | pagina 5