Uit het leven van
Jan Pieterszoon Coen
il lilt
AETHER-MENU
Grondlegger
van onze macht
in Indië
Na den val van
Cubas President
'-<y>
I, -
i-, tf. -
Jan Pieterszoon Coen in wapenrusting.
„DISPEREERT NIET, DAER CAN
IN INDIËN WAT GROOTS VER
RICHT WORDEN."
- s"-;* »v
Ter gelegenheid van de 350ste
herdenking van den geboortedag
van Jan Pieterszoon Coen, de
grondlegger van de Nederland-
sche macht in Indië en stichter
van de stad Batavia, op 8 Jan.
1937 a.s., lichten wij in onder
staand artikel enkele bijzonder
interessante episoden uit het
roemrijke verleden van dezen
historischen Nederlander.
Aan het leven van Jan Pieterszoon Coen
ging, in den aanvang van de zestiende eeuw,
een tijdperk vooraf van hevigen strijd om
de macht in en bescherming van den han
del met Indië; een strijd die door Coen tij
dens zijn eerste en tweede Gouverneur-Ge
neraalschap werd beslecht en aan het einde
waarvan onze macht in Nederlandsch Oost-
Indië voor goed gevestigd was.
Coen werd op den 8sten Januari van het
jaar 1587 te Hoorn geboren. In zijn jeugd
was hij, zooals dat in die dagen te doen ge
bruikelijk was, naar een buitenlandsch han
delskantoor gestuurd en werkte zes jaar in
Rome bij Justüs Pescatore, waarop hij als
onderkoopman met het schip „Nieuw Hoorn"
een reis naar Indië deed. In 1612 deed hij een
tweede reis, nu als- opperkoopman met de
schepen „De Provinciën" en „De Hoop". In
October 1613 werd hij benoemd tot boekhou
der-generaal van alle kantoren in Indië en
tot president van de kantoren te Bantam en
Jacatra.
Pieter Both, de toenmalige Gouverneur-Ge
neraal zag in Coen den aangewezen man om
orde te stellen op de zaken in Bantam en
Jacatra; bij resolutie van 13 November 1614,
een week nadat Both's opvolger, Gerard
Reynst te Bantam was aangekomen, werd
hij in beide ambten bevestigd en kreeg hij
zitting in den Raad van Indië.
Coen maakte door zijn krachtig persoon
lijk optreden grooten indruk op zijn supe
rieuren, brieven aan de bewindhebbers in Hol
land getuigden daar regelmatig van. Zoo
noemde de opvolger van Reynst, Dr. Reael
hem in een schrijven, „een persoon van groo
ten oordeel, neerstich en cloeckmoedig, die
ter plaetse leydt daer de standt van geheel
Indië hem te huys komt."
De strijd om de hegemonie van den handel
was in vollen gang. De Bandaneezen moesten
gedwongen worden hun noten en andere pro
ducten alleen aan de Compagnie te leveren,
maar ook de Engelschen moesten uit de
Banda'sche wateren geweerd worden. De En
gelschen haatten de Hollanders, wier door
tastendheid en welslagen omgekeerd even
redig was aan de kleinheid hunner politieke
macht, te meer in het oogspringend bij den
reuzenstrijd dien zij in Europa tegen het
machtige Spanje voerden en volhielden.
Vooral ook haatten zij Coen, voor wien zij de
hoogste galg in Engeland niet hoog genoeg
achtten.
Op 10 December 1617 vroeg Coen aan den
pangerang van Jacatra, onder aanbieding
van een aanzienlijke som gelds, verlof tot het
Stichten op zijn grondgebied van een fort,
maar hij kreeg geen bescheid. Dat was an
ders dan hij verwacht had en op 10 Juli
1618 besloot hij, in overeenstemming met zijn
iriSS'.
raad, ïn de loge van Jacatra een klein gar
nizoen te leggen van 24 soldaten.
Coen was al vaker zeer dringend uitgenoo-
digd door den Bantamschen pangerang om
hem een bezoek op Poetri te brengen, waar
schijnlijk met de geheime bedoeling, zooals
Coen later inzag, om het gerucht onder de
bevolking van Jacatra ingang te doen vin
den, dat de Nederlanders het eens waren ge
worden met den Bantamschen rijksbestuur
der om haar pangerang Widjaja Krama uit
zijn waardigheid te ontzetten en hem door
Prins Gabang te vervangen. Bij het .welslagen
van een eventueelen aanslag op de Hollan
ders en de Hollandsche loge, zouden dan de
Jacatranen zich tegen de Hollanders keeren.
Het plan scheen te zullen slagen. Hoewel er
al meermalen een aanslag tegen zijn leven
ontdekt was, bracht Coen het bezoek. Bij
zijn terugkeer naar de Hollandsche loge,
vond hij de geheele mannelijke bevolking
van Jacatra gewapend op de been. In den
laten avond meldde Gabang zich, vergezeld
van 500 man aan de poort, om, zooals hij
zeide Coen een bezoek te brengen. Nu vatte
Coen argwaan. Hij gelastte De Carpentier
den pangerang met een zoet praatje aan de
poort op te houden en intusschen de gaan
derij, die rondom een der gebouwen liep,
door een vijftigtal soldaten met geladen ge
weren en brandende lonten te doen bezet
ten. Nadat de pangerang nu was binnenge
laten en de voorzorgsmaatregelen had be
merkt, vertrok hij weder ijlings, „met een
even soo vriendelijck gelaat als hij geco-
men was".
Toen later bleek, dat op den avond van
denzelfden dag waarop de aanslag was ver
ijdeld, te Bantem al bij voorbaat het gerucht
verbreid was, dat Coen met alle Nederlan
ders was vermoord en de loge te Jacatra
was vernield, was Coen eerst recht van de
vijandige plannen overtuigd. Hij trok zich
met De Carpentier en al de dienaren der
Compagnie op de schepen terug en besloot
het eiland Onrust te versterken en het gar
nizoen in de loge tot 100 man op te voeren.
Aanhoudend schreef hij brieven naar de
H.H. Bewindhebbers in Amsterdam en vroeg
om manschappen en materiaal. Van zijn per
soonlijk geloof en zijn vertrouwen getuigde
hij met het gevleugelde woord: „dispereert
niet, daer can in Indiën wat groots ver
richt worden".
Tot groote onrust van den pangerang van
Jacatra werd er ernstig aan de versterking
van 't eiland gewerkt. Hij zelf liet de stad
door een muur omringen en beweerde dat
die versterking niet uit wantrouwen in
Coens bedoelingen geschiedde, maar tegen
den panembahan van Mataram gericht
was, voor het geval dat deze naar het Wes
ten van Java mocht overkomen, Intusschen
ging Coen rustig met zijn werken voort en
bracht de woningen van de ambachtslie
den, het ziekenhuis en andere bergplaatsen
naar het eiland Onrust over.
Temidden van alle zorgen en gevaren,
waarin hij gedurende de laatste maanden
had verkeerd, ontving Coen de tijding dat
de Gouverneur-Generaal Lauren Reael was
teruggeroepen en dat hijzelf met het gewich
tige ambt van algemeen opperlandvoogd
door het Opperbestuur was bekleed. In tie
maand Juni van 1618 had Coen het bericht
van zijn benoeming tot Gouverneur-Gene
raal ontvangen, maar het duurde tot Maart
1619 eer hij den titel aanvaardde; immers
hij besloot den titel van Directeur-Generaal
te blijven voeren, totdat Reael,-die zich op
Ternate bevond, zijn betrekking zou hebben
neergelegd, „opdat het niet schijnen zou als
of er twee hoofden in Indië waren".
In 1618 bepaalde Coen dat te Ja
catra 'n fort zou worden gesticht en
ondanks de tegenstand van Jacatra
en later ook der Engelschen wordt
het plan uitgevoerd. Coen zag zich
echter genoodzaakt, na een onbeslis-
ten slag, tegen de overmachtige
Engelsche vloot, naar de Molukken
te gaan om versterking te zoeken en
gedurende zijn afwezigheid had de
bezetting van het fort zich te verde
digen zoowel tegen Jacatranen en
Engelschen als later tegen de Ban
tammere. In Mei 1619 kwam Coen
weer voor Jacatra, nadat hij eerst
lapara verbrand had, waar de Hol-
Eva Ment, Coen's echtgenoote.
landers, die er verblijf hielden in 1618
vermoord waren. Het gelukte hem
zonder veel moeite het fort te ont
zetten en op de plaats van het
verwoeste Jacatra werd door hem
de hoofdstad van Nederlandsch-
Indie Batavia gevestigd, door Coen
aanvankelijk „Nieuw Hoorn" ge
noemd. De vier bastions kregen de
namen der Provinciën Holland,
West-Friesland, Zeeland en Gel
derland. Op elk daarvan heesch
men een nieuwe vlag, welke plech
tigheid met kanonschoten werd be
groet. Met een feestmaal der opper
bevelhebbers werd de vreugde van
den dag besloten.
Het bestuur en het rechtswezen in het
voor de Compagnie verworven gebied werd
door Coen op uitmuntende wijze georgani
seerd.
In 1621 vertrok Coen naar de Banda-
eilanden en tuchtigde daar de bevolking
wegens het niet nakomen der gesloten con
tracten. Den lsten Februari 1623 droeg hij
het bestuur over aan Pieter de Carpentier
en kwam den 19den September 1623 met
het schip „Dordrecht" en nog 5 andere rijk
geladen schepen in Zeeland binnen. Alleen
de peper-voorraden die hij meebracht, wer
den voor 4)4 millioen gulden verkocht. De
wakkere Gouverneur-Generaal werd dan ook
door de Oost-Indische Compagnie niet al
leen met eeh groote som» gelds, maar ook
met een zwaye gouden keten en een staat
sledegen beloond.
Op 27 September 1627 kwam Jan Pieters-
soon Coen die voor de tweede maal tot Gou
verneur-Generaal benoemd was, in Bata
via terug. Reeds in 1624 was hij opnieuw
als Gouverneur-Generaal aangezocht, maar
het sluiten van zijn huwelijk en een daar
op gevolgde ziekte, hadden aanvankelijk
zijn vertrek belemmerde Daarna ontstond
er van de zijde van de Engelsche regeering
zoo'n verzet tegen vertrek, dat' de Staten,
ter wille van den vrede, hem gelastten in
Holland te blijven. Met den „Galjas van
Hoorn" in Maart vertrokken, arriveerde hij,
als gezegd, op 27 September in Batavia.
Toen op 24 December onverwacht een
troep gewapende Bantammere met kwade
.bedoelingen Batavia binnentrok, liet Coen
de wachten verdubbelen, waarop de Ban
tammere ontkwamen na enkele Nederlan
ders overhoop te hebben gestoken. Een
tweede bende kwam en allengs werden ver
schillende gewapende Bantamsche vaar
tuigen in zee ontdekt en troepen rondom de
stad, die regelmatig strooptochten hielden.
Steeds meer schepen kwamen en op een
nacht geraakte een juist aangekomen vloot
slaags met onze manschappen, terwijl op
hetzelfde oogenblik ook op andere plaatsen
den strijd ontbrandde.
Op den lsten October verzamelde Coen
alle weerbare manschappen, in totaal 28000
man sterk en viel den vijand zoo onstui
mig aan dat hij het geheele leger uit el
kaar sloeg en het legerkamp in brand stak.
Den 23sten October stuurde Coen, van
meening dat het geheele Javaansche leger
verslagen was, enkele honderden Chincezen
en slaven uit, om alle loopgraven en ver
dere werken om de stad te slechten. Zij
stutten toen op aen nieuwe verschansing
en veroverden haar, niet wetende dat de
Soesoehoenan een nieuw leger van 10.000
man had -gezonden. De onzen, door de reeks
van overwinningen ietwat overmoedig, vie
len wederom den vijand aan, maar moesten
ditmaal voor de overmacht wijken en leden
een gevoelig verlies. Een deel der Javaan
sche legermacht drong zelfs Batavia bin
nen. De pogingen de stad in te nemen mis
lukten echter.
Coen liet de stad aan alle kanten ver
sterken en plantte geschut op de wallen,
toen hem de tijding bereikte dat een groot
leger van den Soesoehoenan met veel ge
schut op komst was en dat groote hoeveel
heden rijst voor het leger werden opgesla
gen.
Coen zond enkele schepen naar Tegal en
liet alle voorraden verbranden, Onder tal
van opofferingen bereikte bet het
sterke leger eerst na drie maanaen n
geschut de Tji Taroem en eerst op ~i
gustus kwam de voorhoede in het gezw
en vond Batavia gereed om haar te
^Aanvankelijk ontstonden kleine scher
mutselingen, steeds weer wenien de Jav
nen teruggedreven, maar kwamen dania
ter weer terug en namen hun oude stei
'ToTn'trof de Compagnie grooter
dan eenig vijandelijk ieger haar had
nen toebrengen, in den nacht van 20 p
September 1629. De Gouverneur-Generaal
werd door den dood van zijn post wegge
Omringd door zijn gemalin en de Raden
van Indië, en nadat hij het Raadslid Piete
Vlack verzocht had de bescherming v
zijn vrouw op zich te nemen, blies Coen de
laatste adem uit.
Aldus kwam het einde van het leven van
een man, die, beoordeeld naar den maat
staf van zijn tijd, terecht groot te noemen
was en die naast al zijn gebreken, zijn
wraakzucht en machtswillekeur slechts een
groote eerzucht kende: het gezag van de
Oost-Indische Compagnie in Indie te vesti
gen. In de bevrediging daarvan ligt zijn
roem, die nimmer verbleeken zal.
SUIKER DE AANLEIDING!
DE POLITIEKE MACHT VAN BATTISTA.
(Van onzen V.P.B.-correspondent.)
NEW YORK, eind Dec. 1936.
De Cubaansche republiek schijnt geen
rust, geen politieke wapenstilstand te ken
nen. Sedert door den opstand van Augustus
1933 de Cubaansche dictator Machado viel,
heeft de jonge Republiek zeven staatspresi
denten gehad. Op Machado volgden Carlos
de Cerpedes, Ramon, Gran San Martin, Car
los Hevia, Don Carlos Mendieta, José Barnet
en tenslotte Gomez. Vele dezer presidenten
bleven slechts enkele weken aan de macht,
sommige konden zich niet langer dan een
paar dagen staande houden, zooals b.v. Pre
sident Hevia, die slechts drie dagen zijn
functie vervulde!
De Partij der sergeanten.
In werkelijkheid is er sinds den 4en Sep
tember 1933, den dag der groote revolutie,
slechts één macht: die van de partij der
sergeanten, waarvan Overste Fqlgenzio Bat-
tista de leider is. Battista, die in 1933 aan
het hoofd van een groep onderofficieren de
meerderheid van het leger op zijn hand
kreeg en het Witte Huis in Havanna ver
overde, stichtte een typisch militaire dicta
tuur, waarin de partij der sergeanten een
belangrijke rol speelt. De partij der sergean
ten herinnert in haar structuur en in haar
politieke plaats in het land aan de partij
der overeten in Polen en de partij der gene
raals in Japan en China. Zij heeft het in
haar macht, presidenten te kiezen of te doen
verdwijnen.
Fulgenzio Battista coquetteerde eerst met
de arbeidersbeweging en verzuimde niet,
aan de Cubaansche vakvereenigingen en ar.
beiderspartijen vérstrekkende beloften te
doen. Toen echter de economische toestand
van Cuba aanzienlijk begon te verslechteren,
zond Battista zijn vertrouweling, Ramon
Goza naar New York en knoopte betrekkin»
gen aan met Wall Street. In 1935 verloren
de Vereenigde Staten van Amerika hun in»
vloed in de Zuid-Amerikaansche republieken
Venezuela en San Salvador. liet aanbod van
Battista kwam dus uitstekend van pas.
Battista gaf namelijk aan de V.S. aan
zienlijke concessies voor tabak en suiker. Hij"
verbrak alle betrekkingen met de arbeiders
partijen en aarzelde zelfs niet, in Maart '33
den opstand van arbeiders en studenten
bloedig te onderdrukken.
In Januari 1936 werd Gomez tot staat-pre»
sident gekozen. Zijn betrekkingen met Bat
tista schenen van den meest vriendschappe»
lijken aard te zijn en niets wees er aanvan
kelijk op, dat ook zijn presidentschap van
zoo korten duur zou zijn.
GOMEZ CONTRA BATTISTA.
Aangezien de Vereenigde Staten voor de
gezamenlijke suikerproductie het mono
polie bezitten, trachtte Battista in Wall
Street een leening los te krijgen. Daardoor
moest hij den prijs van de suiker, die voor
de export bestemd was, verlagen. Om het
verschil te compenseeren, verhoogde hij
den suikerprijs in het binnenland met ne
gen procent. Deze maatregel werd door het
Cubaansche parlement goedgekeurd. Het
kabinet verklaarde, dat de inkomsten uit
de verhooging van den suikerprijs voor dq
inrichting van 3000 scholen in het land zou
den worden gebruikt.
President Gomez, wiens betrekkingen met
de V.S. alles behalve gunstig te noemen
zijn, had 't spelletje door en deed zijn veto
tegen Battista hooren. Aldus brak de crisis
uit. Battista klaagde den president wegens
hoogverraad aan. De Senaat zette Gomez af
en koos in zijn plaats den vice-president
Laredabru.
Aangezien Gomez vele geheimen en mis
schien ook duistere zaken van Battista enj
zijn partij kende, geloofde men algemeen,
dat hij gearresteerd en niet spoedig daarna
weer in vrijheid zou worden gesteld.
In de Amerikaansche pers zijn over da
aanleiding voor zijn val opzienbarende arti»
kelen verschenen. De „Informer" van de
stad San Francisco beweert, dat Gomez
naar een economische toenadering met Ja
pan streefde. Het zou de bedoeling vaiï
Gomez zijn geweest, aan de V.S. het suiker»
monopolie te onttrekken en aan Japan ta
verleenen. In de plaats hiervoor zou Japan:
aan Cuba eindproducten leveren, die, zoo
als bekend, veel goedkooper dan de Ameri
kaansche zijn. Het dagblad schreef verder,
dat het in de bedoeling van Gomez lag om
een vriendschapsverdrag met Mexico ta
sluiten. De vijandige houding van de Mexi»
caansche regeering tegen Battista is inder
daad niet te loochenen.
Na den burgeroorlog in Spanje, de ge
beurtenissen in Irak en de krachtig onder
drukte paleis-revolutie in China heeft ook
Cuba voor de zooveelste maal zijn politieke
sensatie gehad. Voor een kenner van de
Midden- en Zuid-Amerikaansche toestan
den staat het evenwel vast, dat deze nog
niet de laatste was.
MAANDAG 4 JANUARI 1937.
Hilversum I.
Algemeen Programma, verzorgd door de
VARA.
8.00 Gramofoonplaten.
10.00 Morgenwijding VPRO.
10.15 Voordracht.
10.40 Gramofoonplaten.
11.00 Vervolg voordracht.
11.20 Orgelspel.
12.00 Gramofoonplaten.
12.15 De Flierefluiters m.m.v. solist.
1.00 Gramofoonplaten.
I.151.45 Vervolg de Flierefluiters.
2.00 „Meledy Circle".
3.05 Gramofoonplaten en causerie: „Het
schoone in het alledaagsche".
3.30 Zang-recital.
4.00 Gramofoonplaten.
4.30 Voor de kinderen.
5.00 Orgelspel.
5.30 De Ramblers.
6.30 Muzikale causerie.
7.10 Veiligheidskwartiertje.
7.30 „De Roodborstjes".
8.00 Herh. SOS-berichten.
8.03 Berichten ANP.
8.10 Gramopiaten.
8.15 R'damsch Philh. Orkest, koor en solis
ten.
9.15 Voordracht.
9.30 VARA-Groot-orkest.
10.00 Berichten ANP.
10.05 Vervolg concert.
10.4512.00 Gramofoonplaten.
Hilversum II.
N CRV-uitzending.
8.00 Schriftlezing.
8.159.30 Gramofoonplaten.
10.30 Morgendienst.
II.00 Chr. Lectuur.
11.30—12.00 en 12.15 Gramofoonplaten.
12.30 Orgelconcert.
2.00 Zang en piano.
3.00 Tuinbouwpraatje.
3.30 Reportage uit de Haagsche Ziekenhui
zen en gramofoonplaten.
4.30 Bijbellezing.
5.30 De Gooilanders.
6.30 Vragenuur.
7.00 Berichten.
7.15 Vragenuur.
7.30 „Waar de Prinses trouwt", causerie
7.50 Berichten ANP.
8.00 Wijdingsdienst t.g.v. het Vorstelijk hu-
weljjk. v
9.15 Gramofoonplaten.
9.30 Arnhemsche Orkest-vereen, m. m. v. so
liste. (Om 10.15 Berichten ANP).
11.0011.30 Gramofoonplaten. Hierna Schrift»
lezing.
DINSDAG 5 JANUARI 1937.
Hilversum I.
AVRO-uitzending.
8.00 Gramofoonplaten.
9.00 Jetty Cantor's Ensemble.
10.00 Morgenwijding. Gramofoonplaten.
10.30 Vervolg van 9.00.
11.00 Huishoudelijke wenken.
11.30 Kovacs Lajos' orkest.
12.15 Wiener Gitarre-Kammermuzik- Trio.
I.00 Omroeporkest.
2.00 Gramofoonplaten.
2.15 Omroeporkest en solist.
3.00 Knipcursus.
4.00 Pianorecital.
4.30 Radiokinderkoorzang.
5.00 Voor kleine kinderen.
5.30 Omroeporkest en Baarnsch Meisjeskoor,
7.00 Voor de kinderen.
7.05 „Juliana van Stolberg op de Dillenburg",
7.30 Engelsche les.
8.00 Berichten ANP.
8.10 AVRO's Bonte Dinsdagavondtrein.
10.00 Meteorologische causerie.
10.15 Eereavond in het Gebouw van K. en W.
te Den Haag.
II.00 Berichten ANP.
11.00 Berichten ANP. Daarna tot 12.00 AVRO
Dansorkest.
Hilversum H.
en ^.OO Gramofoonplaten.
11.30—12.00 Godsd. halfuurtje.
o2ni5-,KRO"Melodisten' solist en gramofoonpl.
2.00 Vrouwenuur.
3.00 Modecursus.
4.00 KRO-orkest en gramofoonplaten.
m °-45 Felicitatiebezoek).
30 Gramofoonplaten.
6.40 Esperantocursus.
7.00 Berichten.
7.15 Causerie over Driekoningen.
7.35 Sporthalfuur.
8-00 Berichten ANP. Mededeelingen.
8.10 Gramofoonplaten.
l01reI?O"SymphOnie"orkest en solisten.
10.15 Eereavond in het Gebouw van K. en W.
te Den Haag.
11.00 Berichten ANP.
11.10-12.00 Gramofoonplaten.
t