Stadsnieuws De strijd om de O 16. voor Buitenritten Waar gaan we heen De van de Maandag 11 Januari 1937 Heldersche Courant Tweede Blad Priester j ubileum vlootaalmoezenier ASTO Burgerlijke Stand van Den Helder Licht op voor alle voertuigen 1600 speeltuinkinderen vieren het OranjeTeest» JLrip Feuilleton m »Betty ®§|x Bonn" Wij schreven reeds eerder over het li2%- jarig Priesterjubileum van onzen populairen vlootaalmoezenier, majoor H. J. Bangert. Het eigenlijke tijdstip viel in December van het vorige jaar, maar de majoor was toen aan boord van Hr. Ms. „Hertog Hendrik" op de Middellandsche Zee-trip. Natuurlijk viel er toen aan geen feesten te denken, maar wie laat zich door zoo'n kleinigheid weerhouden? Besloten werd het dan maar op 10 Januari te herdenken, en aldus geviél het, dat de majoor er gisteren, willens of onwillens, aan gelooven moest. Vtooiaailmoe&enter Bcmgert. Wij on@eenen aan de „Maasbode" o.-na. liet volgende* Majoor Bangert werd, na achtereenvolgens kapelaan te zijn geweest te Noorden, Waterin gen, Den Haag, Leiden en Amsterdam, op 1 Maart 1934 benoemd tot vlootaalmoezenier te Den Helder. Z.Eerw. voelde den noodzaak van een vereeniging van Marinemenschen op zui- ver-godsdienstigen grondslag, een vereeniging, die zich ten doel stelt een apostolaat van katholieke actie, van godsdienstig leven onder de marinemenschen uit te oefenen en de ma rinemenschen zelf te maken, ieder in eigen omgeving, tot leeke-apostelen, die onzen tijd zoo hard noodig heeft. Op 1 Mei 1934 kwam, nadat Minister Deckers in persoon den majoor een handje had geholpen, met een van zijn bekende kern achtige toespraken, de oprichting van „Stella Maris" tot stand, met 35 man. Sedert is het ledental vertienvoudigd, en is er 1 afdeeling te Soerabaja, met verspreide leden in de andere marineplaatsen. Van de, in de plaats van ,,St. Christophorus" gekomen, belangenvereeniging „St. Joseph", welke vereeniging een eigen bestuur heeft, in afwijking van „Stella Maris", is de majoor Geestelijk Adviseur, De Hoogmis in de Kerk van O.L.V. Zooais elke katholieke plechtigheid, werd ook deze begonnen met een H. Mis. Dat het hier de jubilaris zelve was, die celebreerde, gaf al onmiddellijk een zeker cachet aan de plechtigheid. Alleen militairen en genoodigden hadden toegang, waardoor het kwam, dat de kerk, hoewel gevuld, nog eenige leege plaatsen vertoonde. Z.Eerwaarde werd geassisteerd ter rechter zijde door zijn broeder, Pastoor Bangert van Loosduinen, en ter linkerzijde door den vloot aalmoezenier Albarda Jelgersma. De hoofd aalmoezenier, Kolonel Noordman, was, in de paarse kleeding van „huisprelaat", op het Priesterkoor gezeten. De beide Parochiegees telijken, Pastoor Van Veen en kapelaan Van Ginkel, assisteerden op het Priesterkoor, ter- wijl wij den secretaris van den majoor onder de misdienaars meenden te zien. Door het voltallige Zangkoor, geholpen door een aantal knapen, werd op uitnemende wijze een mooie, oude „Missa" uitgevoerd, compo sitie voor twee heeren- en een knapenstem Dirigent Breeuwer had zijn mannetjes, ook bij het meerstemmige „Graduale", goed in han den. De broeder van den jubilaris hield een feest predikatie. Z.Eerw. paste eenige zinnen uit de „Prefatie": „Gratias agémus Domino Deo Nostro, dignum et justum est" (danken wij den Heer onzen God; het is passend'en plicht- matig) op het feest van heden toe; memo reerde het inderdaad groote geluk, dat de ouders in de roeping van hun priesters-zoons gevonden hadden, en nog meer redenen tot dankbaarheid voor velen der aanwezigen. Hierna werd de H. Mis vervolgd, en ten kwart voor elf met een meerstemmig „Lau- date Domino" beëindigd. Van de geboden gelegenheid om den jubilaris geluk te wenschen, werd druk gebruik ge maakt. Reeds om 12 uur verdrong men zich in de niet overgroote ruimte van het „Mil. Te huis" in de Prins Hendriklaan; en toen de jubilaris, omringd door talrijke familieleden, en met zijn moeder naast zich, had plaats geno men, opende de kapitein-ter-zee L. C. A. M. Doorman de rij der sprekers. Met een geestig speechje bood spr., die nu eens niet over hetgeen de majoor had verricht, wilde spreken, maar liever over datgene wat de jubilaris zich nog had voorgenomen te doen, den feesteling namens alle vereerders een compleet stel pries terkleederen aan, te gebruiken in de kapel, alshet nieuwe Mil. Tehuis er eenmaal zijn zal. En, om des te eerder tot dat doel te komen, tooverde spr. uit één der zakken van zijn jas nog een enveloppe te voorschijn, als een goed te gebruiken supplementjezulks mede namens A.R.K.O. en „Kath. Den Helder". Na kol. Doorman sprak Kol. Noordman, hoofdvlootaalmoezenier, die in het nabije ver leden afdaalde, en hoopvol op de nabije toe komst wees. Toen kwam de heer Möller, oppervliegtuig- maker, namens „Stella Maris" en „St. Joseph" den jubilaris veel succes in zijn streven wen schen. De heer Hoogenschoon, bootsman, bood namens den afwezigen heer Olierook een door dezen zelf geschilderd olieverfportret van den feesteling aan, uit dankbaarheid. En toen ving de langere serie felicitaties aan. Wij zagen den burgemeester, den kolonel-gar nizoenscommandant, vele officieren met hunne dames, vele andere militairen. De vereenigin- gen deden druk mee. Wij zagen de „Graal", de Maria-vereeniging, de Congregaties, „Het Wit- Gele Kruis", om maar enkelen te noemen, hunne opwachting maken. En groot was het getal ook van hen, die zuiver particulier kwamen. Inmiddels kwamen teekenen, dat de optocht van R. K. Vereenigingen nabij was. Men stelde zich op voor het Mil. Tehuis, en nam de hulde in ontvangst. Na enkele muzieknummers van „Winnubst" volgden nog felicitaties van „Kath. Den Helder", „St. Paulus", Vrouwenbond, de R. K. Gemengde Tooneelvereeniging en A. R. K. A_, allen uit den optocht te voorschijn ge- TELEF. 636 Ruijflhweg38 komen. Natuurlijk ook van „Winnubst" zelve. Na het défilé gaf „Winnubst" nog de Paus- marsch en het „Wilhelmus", waarna tegen half twee ook dit gedeelte als geëindigd kon wor den beschouwd. De Avond. De avond was aangeboden aan den jubilaris met zijn familie, aan de marinemannen, en aan de donateurs en donatrices, door het bestuur van het Mil. Tehuis. Vice-Voorzitter P. Luyckx had de leiding. Hij sprak zoowel het openingswoord als een korte feestrede, beiden hem naar hij be scheiden vertelde opgedragen door het be stuur. Het ging hem best af, hoewel de ope ningsrede bij elke nieuwe functionaris die hij verwelkomde, door instemmend applaus onder broken werd Spr. heette o.m. ook de pers welkom, en verzocht over het eerste deel maar niets te ver melden, als wij maar wél wilden overbrengen, dat dezen avond, deze ontvangst, eigenlijk rede lijkerwijze had moeten plaats vinden in een eigen gebouw. Helaas is het eigen gebouw veel te klein en voldoet het nog niet aan bescheiden eischen. De hoop is op de toekomst! Nadat het welkomstlied en het Wilhelmus door alle aanwezigen gezongen was, trad de bekende declamatrice Charlotte Kohier op. Zij droeg voor „Het Verksken" van Felix Tim mermans. Zij „klapte" Vlaamsch als een ge boren Bruggenaar. Geamuseerd luisterden de aanwezigen naar de grappige verzinsels; hoe het toch kwam dat een „verksken" geen kleed draagt en een krul in het staartje heeft. Later op den avond droeg zij de 13e eeuw- sche legende: „De Speelman" voor. Hoewel deze declamatie tamelijk lang was, was de voordracht van deze kunstenaresse boeiend tot het laatste oogenblik. Een dankbaar ap plaus vertolkte beide keeren de gevoelens der luisteraars. In het nu volgende „korte woord" van den heer Luyckx behandelde spreker de onder werpen van den dag, in het licht van de ge beurtenissen van het verleden, van het ge sprokene van heden, en van hetgeen nog ko men moet. Majoor Bangert deed zijn naam weinig eer aan, en gaf zich altijd, enthousiast en met energie, naar eer en geweten. Spr. memoreert wat reeds in de bijna 3 jaren van majoor Bangert's optreden tot stand kwam. Dat stemt tot dankbaarheid, maar de huis vesting de huisvesting! is nog altijd niet volgens de eischen. Daaraan dient ieder een mee te werken. Spr. wekte op tot da den. Na de pauze, nadat de heer Luyckx nog had aangekondigd, tot groote vreugde van de aanwezige jongelui, dat er na afloop een dansje kon worden gemaakt, verkreeg de ju bilaris het woord. Een groot deel van des jubilaris dank kwam neer opde burger bevolking van Den Helder. Zoo een dag had spr. ook onmogelijk kunnen verwachten. „Ik zal het U eerlijk zeggen; ik kwam hier om iemand af te lossen, die door iedereen hier, volkomen terecht, hoog werd geacht. En ik, die het verwenschte om vandaag feest te heb ben, ik ben er nu achteraf heel blij om." Spr. zou gaarna allen danken. Wie zijn dat allemaal? Een heel leger zou de revue moe ten passeeren als spr. alles op ging noemen. En daarom dankte de eerw. spreker in de persoon van zijn in de zaal aanwezige moeder allen, zonder uitzondering. Spr. sloot tegelijk met zijn rede, ook den avond, door het vol ledig uitspreken van het avondgebed, zooals dat eiken avond in het Mil. Tehuis in het Plantsoen verricht wordt. De koperen jubilaris mag met voldoening op den lOen Januari 1937 terugzien. van 9 Januari 1937. BEVALLEN: M. NuijensGroot, z.; P. LuijendijkPols, z.; C. JimminkPluister, z.; H. J. SchnatmeierDuin, z. OVERLEDEN: D. Streutker, m., 87 jaar. Maandag 11 Jan16.38 uur Een programma, dat door de jongelui zelf verzorgd werd. Zaterdagmiddag heeft in het Casino het Oranjefeest plaatsgevonden voor alle afdee- lingen onzer plaatselijke Speeltuinvereeniging en is het een succes geworden. Toen wij bin nenkwamen in de nog steeds rijkversierde zaal, de zaal met zijn Oranje- en anderkleu- rige draperieën, was deze reeds vol. Er kon geen muis( in casu: geen kind!) meer bij en dat was een gejoel en gelach, dat hooren en zien je verging. Allen waren in het bezit van een vlaggetje, waarmede uit den aard der zaak duchtig ge zwaaid werd en in het vooruitzicht van een prettigen middag, waaraan ook diverse trac- taties wel niet zouden ontbreken, was die vreugde dan ook zeker gewettigd. Gezien het groote aantal jongelui dat het Oranjefeest moest vieren (er waren er maar even niet minder dan 1600) was men verplicht geweest den middag te halveeren. Van ongeveer 2 uur tot half vier de eerste 800 en daarna de rest. Het was de heer Boogaard, die bij ontsten tenis van den heer Lücker, den voorzitter, een kort woord van welkom sprak, ook tot het groote aantal leiders en leidsters, en hierna de groote schaar vertelde, waarom men bij elkaar gekomen was. In aardige bewoordingen vertelde dit en thousiaste Speeltuinvereeniging - bestuurslid van het Sprookje, dat werkelijkheid was ge worden, het sprookje van Prinses Juliana en Prins Bernhard. Gezien de groote aandacht waarmede de woorden van den heer Boogaard beluisterd werden, mag men wel aannemen, dat de wijze, waarop dit geschiedde, wel de juiste was. Nadat spr. den kinderen nog in 't kort op de beteekenis van het Wilhelmus gewezen had, werd dit door allen spontaan meegezongen. Keurig, al die jongens, met hun ontbloote hoofden! Gehikwensoh aan het Koninklijke Huis. Vervolgens werd mededeeling gedaan van het feit, dat men namens alle leden een telegram van gelukwensch aan het Koninklijke Huis zou verzenden. De inhoud hiervan luidt als volgt! Aan H.M. de Koningin, H.K.H. Prinses Juliana en Z.K.H. Prins Bernhard. 1000 Kinderen, vereenigd in de Speel tuinvereeniging Den Helder bieden Uwe Majesteit, Prinses Juliana en Prins Bern hard hun eerbiedige hulde en hartelijke gelu-kwenschen aan. Namens de Kinderen, Het Bestuur. Hierna werd een aanvang gemaakt met het feest-programma. Het was een program, dat geheel door de kinderen zelf werd uitgevoerd, iets, wat wij op Speeltuin-uitvoeringen steeds hoogelijk ge waardeerd hebben. Medewerking werd verleend door Mevr. MoreeDol, en van de Mondorgelclub Oude Helder. Welnu, wij zullen niet in details het pro gramma bespreken, daarvoor was het t e uitgebreid, maar zeker moeten wij er de aan dacht op vestigen, dat door 1600 kinderen bijzonder genoten is. Daar is gelachen, daar is gejoeld, daar is gegierd van pret. En bo venal: daar werd gezongen, dat het een lust was te hooren. Steeds weer nationale liederen, afgewisseld met andere bekende wijsjes, en de Mondorgelclub, die reeds over een groot repertoire beschikt, kwam eigenlijk n o g te kort... Ook was er een aantal buitengewoon aar dige tooneel- en zangstukjes. Getracteerd werd er ook: op koek en choco lade en ook dit was een zeer belangrijk on derdeel... Natuurhistorisch Museum. Elke week: eiken Woensdagmiddag van 36 uur, eiken Zaterdagavond van 710 uur, den eersten Woensdag van elke maand van 810 uur, den eersten Zondag van elke maand van 3—5 u. x Zoodat wij besluiten kunnen met te consta- teeren, dat de Speeltuinvereeniging Den Hel der op waardige wijze haar leden het Oranje feest heeft laten vieren. Een wijze, die bij de jongelui zeker nog lang in herinnering zal voortleven. Afd. Vischmarkt en Oude Helder ook hun Oranje-boom. Vermelden wij nog, dat des middags, vóór de uitvoering, door de afd. Oude Helder en Vischmarkt eveneens een boom voor het club huis geplant is. Een verzegelde flesch bevindt zich onder den boom, waarin zich het document bevindt met de volgende vermelding: „Op heden, den 7en Januari 1937, is deze boom geplant ter herinnering aan het Huwe lijk van H.K.H. Prinses Juliana met Z.D.H. Prins Bernhard, door de kinderen der Afd. Namens alle kinderen." qn (Speciale correspondentie). Een aangenaam praatje met Prof. VeningMeinesz. Ieder mensch heeft vroeg of laat wel eens een gelukje, vroeg of laat is vrouwe Fortuna hem een oogenblik genadig en schenkt hem één van haar zeer zeldzame glimlachjes. Zoo staarden wij in de autobus maar voort durend naar dat kaartje dat aan een koffer bengelde en waarop met kleine, maar niette min zeer duidelijke letters den naam van den bij de marine zoozeer bekende prof essor stond geschreven; en wij staarden naar den grooten krachtigen man, die rustig uit het raampje zat te turen. Niemand komt verder in aan merking voor eigenaar van die bagage, dus wagen wij het. Dus U gaat weer varen, ditmaal met de „O 16", vragen wij. Het schot is raak. Ja, wij gaan weer varen, maar niet zoo lang als de vorige maal, glimlacht „de professor" (zooals iedere matroos hem noemt). Het is toch een flinke reis en dat met zoo'n modern schip. Ja, gaat prof. Meinesz voort, het is ook niet heelemaal waar dat deze tocht korter is, er zal dus ook nog grooter inspanning ge vraagd worden van de bemanning, hoewel het op „O 16" toch wel iets anders is dan b.v. op de „K 2", waar ik het eerst op werkte, en ook nog een verschil met de „K 13", waar ik ook een groote reis mee maakte. Het gesprek vlot, wij spreken over den Hol- landschen onderzeedienst, over groote tech nische vaardigheid van het personeel, over den bouw der onderzeebooten. De behuizing van de bemanning moet toch wel klein zijn, raden wij met ons leeken- verstand, zoo veel menschen op zoo'n klein schip, dat kan haast niet anders. Salons zijn er niet, lacht de prof., maar in vergelijking met b.v. de Fransche Marine, zijn de verblijven der bemanning beslist niet slecht, bij ons zijn de officiersverblijven op een onderzeeboot ook klein, bij de Franschen heeft iedere officier een eigen hut, terwijl de bemanning in een klein verblijf huist. Ja, op de „K 3", mijn eerste boot, was het ook klein, maar zie de „O 16" eens, neen, voor de ge- heele bemanning is gezorgd. En, vragen wij, „in de technische be kwaamheid der bemanningen is toch zeker ook wel een verschil? Niet zoo groot, de Franschen zijn goed onderlegd, beter dan de Amerikanen, die mij ook gelegenheid gaven om mijn proeven te door Friedrioh l i n d e m a n 41) Het was voor een man als Crane ook een voudig niet te begrijpen, dat een mensch 4eze wereld zou verlaten, kort, ja, eigenlijk nog maar vier en twintig uur voordat hij eindelijk een jarenlang gedroomd verlangen vervuld ziet. Hij geloofde ook niet aan den dood van Spurling. Maar zijn opwinding maakte hem tot leugenaar. Op dit oogenblik kwam Nancy uit de kajuit. Door het lawaai was zij ongerust geworden. Zij had alleen maar een mantel omgeworpen. Haar haren glansden in den nevel als een kastanjebruine aureool. Wat is er aan de hand? Crane schreeuwde haar tegemoet: Kapitein Spurling is... verdwenen! Nancy werd bleek. Zij keek mij strak aan. Haar lippen beefden. Maar eer zij wat zeggen kon, trad ik haar tegemoet. Zeg maar niets, Nancy. Onzin. Hoedat? Is hij dan niet...? Jawel. Kom mee. Het is heel anders dan de denkt. Ik trok haar mee. Zij verstijfde m nnjn armen. In de kajuit viel m ais gebrotaen Qf> een stoei. Heeft hij toch gelijk gehad: een vrouw aan boord... Steeds opnieuw moest ik haar kalmeeren en betoogen: Dat is niet waar. Deze vrouw is een heel andere. Dat weet ge toch. Die vrouw, die vrouw, die hjj meent, is Betty Bonn. Zij was alleen voor hem zichtbaar aan boord. Maar ik heb dat visioen toch bij hem op gewekt. Het duurde lang, voordat Nancy uit deze zelfkwelling en verwijten weer tot zichzelf gekomen was. Ik sprak en sprak maar ik sprak slecht. Want ik wist zelf maar ai te goed, dat een zekere noodlottige samenhang tusschen deze beide vrouwen bestaan had en dit had bij Spurling oude wonden opengereten. Maar Nancy had het lot getroffen; zij, de dochter van den aanklager had den aange klaagde... overtuigd? Neen, niet overtuigd. Maar zij was de oorzaak geweest van het oor deel, dat de aangeklaagde over zichzelf ge veld had. Het werd een sombere dag, deze eerste dag na den eersten kus. Dat, wat tusschen ons bei den was voorgevallen, werd niet meer aan geroerd. Het was een warm gevoel, een gevoel van grootere saamhoorigheid in ons, maar onze gedachten gingen toch een anderen kant uit. Het was net, alsof ieder oogenblik de ver- dwenene weer kon opduiken. Maar hij was werkelijk niet meer aan boord. Hij moest zich 's nachts misschien wel direct na het bijzondere gesprek, over boord hebben laten vallen, zonder dat zelfs de man aan het roer iets gemerkt had. Colcord had weliswaar den kapitein aan dek zien komen, maar hoewel hij tijdens zijn wacht niet meer te voorsclujn gekomen was, had hij Fintey, die hem afloste, niets gemeld. Het was trouwens ook niets ongewoons, dat de kapitein buiten bleef, zeker niet in een nacht als deze, met zoo'n dichten nevel. De vier, de stuurman en de drie matrozen, hadden in elk geval toch nog het schip tot tweemaal toe, afgezocht, samen, want alleen durfde niemand zich wagen. De vier staken trouwens den heelen ver deren dag de hoofden bij elkaar, fluisterden geheimzinnig, wierpen onrustige blikken om zich heen en verdwenen zelfs geheel, zoodra Nancy of ik aan dek kwamen. Iets onaange naams, iets dat meer beteekende dan het verdwijnen alleen van den kapitein, moest de lui bedreigen of ze opgeschrikt hebben in hun rust. Zij hadden evenwel niet alleen hun kapitein, zij hadden ook hun patroon verloren. Zij waren stuurloos, evenals het schip, dat den heelen verderen dag als een blinde ln den nevel ronddreef. Eenmaal 's middags, kwam Crane plotse ling bij ons in de kajuit. Hij deed zeer zelf bewust en officieel. Het was hem aan te zien, dat hij zich schrap gezet had. Hij wilde den toestand op nemen betreffende de nalatenschap van den kapitein, en verzocht mij getuige te zyn. Wij gingen Spurling's hut binnen. Wij teekenden op, wat er aan roerend goed aanwezig was. Wij konden niet veel vinden. Maar ieder stukje apart werd met pijnlijke nauwkeurigheid door Crane op een lijst ge- schrevéfci, die wij dan beiden weer ondertee kenden. Ondergoed en verdere kleeren, oud en afge dragen, pakten wij in een koffer, die de stuur man gewichtig afsloot. Waardevolle dingen waren er niet, ook niet iets waarop ik bijzonder lette wat men ais aandenken aan Betty Bonn kon vermoe den, niet eens een portret, een lok haar of een haarspeld, niets, wat dezen eenzamen man aan zijn liefde herinnerd had. Daartegenover vonden wij de scheepskas, een kleine blikken kist, die gelijkertijd Spurling's privévermogen inhield, een vrij belangrijke som gelds, rond 100.000 frank, die hoofdzakelijk uit het berg loonaandeel van den kapitein bestond, welke Thompson reeds te Gibraltar voor de helft uitbetaald had. Ook dit bedrag werd nauwkeu rig opgeteekend en weer onderteekend. Den sleutel gaf de stuurman mij. De geld kist nam hij in eigen bewaring als kapitein plaatsvervanger. Crane vroeg, voordat hij wegging met bij zonderen nadruk en een zijdelingschen blik: Weet ge nog meer? Ik begreep niet waar hij heen wilde. Hoe bedoelt ge dat? Ik bedoel, over Spurling? Ik weet niet meer, dan hg mij zelf ver teld heeft. En over zijn dood? gs werd geprikkeld door deze manier van vragen. Zou deze idioot misschien denken dat ik Spurling over de reeling gesmeten had? hadden Hoor eens, Crane, als ge me hier voor den gek wilt komen houden. Hij zei kort: In orde. En ging weg. Van woede over deze onbeschaamdheid steeg mij het bloed naar mijn hoofd. Ik rende als een wilde kat de kajuit op en neer. Ik sloeg dreunend met mijn vuisten op de stoelleunin gen en op tafel. Nu was het Nancy, die mij moest kalmeeren. Maar ik schold eindeloos, totdat de spanning der laatste dagen een beetje verdwenen was. Ge komt op dit schip, omdat ge denkt een misdaad op het spoor te zijn. Maar inplaats dat ge wat gewaar wordt, springt me daar die kapitein Spurling over boord. Niet eens, omdat hij schuldig is, maar omdat hij zich shuldig voelt. En nu komen deze bandieten, kijken iemand scheef aan, en draaien gewoon de rollen om. Nu zijn wij ineens schuldig aan het verdwij nen van Spurling. Het zou me niets verwon deren, als de booswichten ook nog te voor schijn kwamen met het idee, dat wij misschien de bemanning van de „Betty Bonn" hebbea laten verdwijnen. Het werd geen prettige avond. Wij met zijn beiden in de sombere kajuit, onder de petro leumlamp, die alle hoeken donker liet, een duisternis, waruit elk oogenblik de geheim zinnige gestalte van den kapitein uit op scheen te duiken. Een daarbij te denken, dat de „Frisco" in den nevel geen stap verder kwam. Wij konden wel ten eeuwigen dage hier blijven ronddrijven in dien ellendigen mist. Wij gingen vroeg slapen. Wjj hadden beiden een slaapmiddel ingenomen, alleen maar om onze nare gedachten een beetje kwijt te raken. ,s Nachts werd ik eenmaal wakker. Ik kon merken aan het kreunen van den mast, aan het ruischen, aan den stand van het schip, dat er wind was komen opzetten. Wij voeren weer Ik dacht nog bij mezelf: Zooveel te beter. Ik .weet het eigenlijk niet juist meer, waar door ik den anderen morgen ontwaakte. De zon scheen. Het was vol dag. Maar dat had mij niet wakker gemaakt. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1937 | | pagina 7