Stadsnieuws
De strijd om de
O 16.
voor Buitenritten
Waar gaan we heen
De
van
de
Maandag 11 Januari 1937
Heldersche Courant
Tweede Blad
Priester j ubileum
vlootaalmoezenier
ASTO
Burgerlijke Stand van Den Helder
Licht op voor alle voertuigen
1600 speeltuinkinderen
vieren het OranjeTeest»
JLrip
Feuilleton
m »Betty
®§|x Bonn"
Wij schreven reeds eerder over het li2%-
jarig Priesterjubileum van onzen populairen
vlootaalmoezenier, majoor H. J. Bangert. Het
eigenlijke tijdstip viel in December van het
vorige jaar, maar de majoor was toen aan
boord van Hr. Ms. „Hertog Hendrik" op de
Middellandsche Zee-trip. Natuurlijk viel er
toen aan geen feesten te denken, maar wie
laat zich door zoo'n kleinigheid weerhouden?
Besloten werd het dan maar op 10 Januari te
herdenken, en aldus geviél het, dat de majoor
er gisteren, willens of onwillens, aan gelooven
moest.
Vtooiaailmoe&enter Bcmgert.
Wij on@eenen aan de „Maasbode" o.-na. liet
volgende*
Majoor Bangert werd, na achtereenvolgens
kapelaan te zijn geweest te Noorden, Waterin
gen, Den Haag, Leiden en Amsterdam, op 1
Maart 1934 benoemd tot vlootaalmoezenier te
Den Helder. Z.Eerw. voelde den noodzaak van
een vereeniging van Marinemenschen op zui-
ver-godsdienstigen grondslag, een vereeniging,
die zich ten doel stelt een apostolaat van
katholieke actie, van godsdienstig leven onder
de marinemenschen uit te oefenen en de ma
rinemenschen zelf te maken, ieder in eigen
omgeving, tot leeke-apostelen, die onzen tijd
zoo hard noodig heeft.
Op 1 Mei 1934 kwam, nadat Minister
Deckers in persoon den majoor een handje
had geholpen, met een van zijn bekende kern
achtige toespraken, de oprichting van „Stella
Maris" tot stand, met 35 man. Sedert is het
ledental vertienvoudigd, en is er 1 afdeeling te
Soerabaja, met verspreide leden in de andere
marineplaatsen.
Van de, in de plaats van ,,St. Christophorus"
gekomen, belangenvereeniging „St. Joseph",
welke vereeniging een eigen bestuur heeft, in
afwijking van „Stella Maris", is de majoor
Geestelijk Adviseur,
De Hoogmis in de Kerk van O.L.V.
Zooais elke katholieke plechtigheid, werd
ook deze begonnen met een H. Mis. Dat het
hier de jubilaris zelve was, die celebreerde,
gaf al onmiddellijk een zeker cachet aan de
plechtigheid. Alleen militairen en genoodigden
hadden toegang, waardoor het kwam, dat de
kerk, hoewel gevuld, nog eenige leege plaatsen
vertoonde.
Z.Eerwaarde werd geassisteerd ter rechter
zijde door zijn broeder, Pastoor Bangert van
Loosduinen, en ter linkerzijde door den vloot
aalmoezenier Albarda Jelgersma. De hoofd
aalmoezenier, Kolonel Noordman, was, in de
paarse kleeding van „huisprelaat", op het
Priesterkoor gezeten. De beide Parochiegees
telijken, Pastoor Van Veen en kapelaan Van
Ginkel, assisteerden op het Priesterkoor, ter-
wijl wij den secretaris van den majoor onder
de misdienaars meenden te zien.
Door het voltallige Zangkoor, geholpen door
een aantal knapen, werd op uitnemende wijze
een mooie, oude „Missa" uitgevoerd, compo
sitie voor twee heeren- en een knapenstem
Dirigent Breeuwer had zijn mannetjes, ook bij
het meerstemmige „Graduale", goed in han
den.
De broeder van den jubilaris hield een feest
predikatie. Z.Eerw. paste eenige zinnen uit de
„Prefatie": „Gratias agémus Domino Deo
Nostro, dignum et justum est" (danken wij
den Heer onzen God; het is passend'en plicht-
matig) op het feest van heden toe; memo
reerde het inderdaad groote geluk, dat de
ouders in de roeping van hun priesters-zoons
gevonden hadden, en nog meer redenen tot
dankbaarheid voor velen der aanwezigen.
Hierna werd de H. Mis vervolgd, en ten
kwart voor elf met een meerstemmig „Lau-
date Domino" beëindigd.
Van de geboden gelegenheid om den jubilaris
geluk te wenschen, werd druk gebruik ge
maakt. Reeds om 12 uur verdrong men zich in
de niet overgroote ruimte van het „Mil. Te
huis" in de Prins Hendriklaan; en toen de
jubilaris, omringd door talrijke familieleden, en
met zijn moeder naast zich, had plaats geno
men, opende de kapitein-ter-zee L. C. A. M.
Doorman de rij der sprekers. Met een geestig
speechje bood spr., die nu eens niet over hetgeen
de majoor had verricht, wilde spreken, maar
liever over datgene wat de jubilaris zich nog
had voorgenomen te doen, den feesteling
namens alle vereerders een compleet stel pries
terkleederen aan, te gebruiken in de kapel,
alshet nieuwe Mil. Tehuis er eenmaal zijn
zal. En, om des te eerder tot dat doel te komen,
tooverde spr. uit één der zakken van zijn jas
nog een enveloppe te voorschijn, als een goed
te gebruiken supplementjezulks mede
namens A.R.K.O. en „Kath. Den Helder".
Na kol. Doorman sprak Kol. Noordman,
hoofdvlootaalmoezenier, die in het nabije ver
leden afdaalde, en hoopvol op de nabije toe
komst wees.
Toen kwam de heer Möller, oppervliegtuig-
maker, namens „Stella Maris" en „St. Joseph"
den jubilaris veel succes in zijn streven wen
schen.
De heer Hoogenschoon, bootsman, bood
namens den afwezigen heer Olierook een door
dezen zelf geschilderd olieverfportret van den
feesteling aan, uit dankbaarheid.
En toen ving de langere serie felicitaties aan.
Wij zagen den burgemeester, den kolonel-gar
nizoenscommandant, vele officieren met hunne
dames, vele andere militairen. De vereenigin-
gen deden druk mee. Wij zagen de „Graal", de
Maria-vereeniging, de Congregaties, „Het Wit-
Gele Kruis", om maar enkelen te noemen,
hunne opwachting maken. En groot was het
getal ook van hen, die zuiver particulier
kwamen.
Inmiddels kwamen teekenen, dat de optocht
van R. K. Vereenigingen nabij was. Men stelde
zich op voor het Mil. Tehuis, en nam de hulde
in ontvangst. Na enkele muzieknummers van
„Winnubst" volgden nog felicitaties van „Kath.
Den Helder", „St. Paulus", Vrouwenbond, de
R. K. Gemengde Tooneelvereeniging en A. R.
K. A_, allen uit den optocht te voorschijn ge-
TELEF. 636 Ruijflhweg38
komen. Natuurlijk ook van „Winnubst" zelve.
Na het défilé gaf „Winnubst" nog de Paus-
marsch en het „Wilhelmus", waarna tegen half
twee ook dit gedeelte als geëindigd kon wor
den beschouwd.
De Avond.
De avond was aangeboden aan den jubilaris
met zijn familie, aan de marinemannen, en aan
de donateurs en donatrices, door het bestuur
van het Mil. Tehuis.
Vice-Voorzitter P. Luyckx had de leiding.
Hij sprak zoowel het openingswoord als een
korte feestrede, beiden hem naar hij be
scheiden vertelde opgedragen door het be
stuur. Het ging hem best af, hoewel de ope
ningsrede bij elke nieuwe functionaris die hij
verwelkomde, door instemmend applaus onder
broken werd
Spr. heette o.m. ook de pers welkom, en
verzocht over het eerste deel maar niets te ver
melden, als wij maar wél wilden overbrengen,
dat dezen avond, deze ontvangst, eigenlijk rede
lijkerwijze had moeten plaats vinden in een
eigen gebouw. Helaas is het eigen gebouw veel
te klein en voldoet het nog niet aan bescheiden
eischen. De hoop is op de toekomst!
Nadat het welkomstlied en het Wilhelmus
door alle aanwezigen gezongen was, trad de
bekende declamatrice Charlotte Kohier op. Zij
droeg voor „Het Verksken" van Felix Tim
mermans. Zij „klapte" Vlaamsch als een ge
boren Bruggenaar. Geamuseerd luisterden de
aanwezigen naar de grappige verzinsels; hoe
het toch kwam dat een „verksken" geen
kleed draagt en een krul in het staartje heeft.
Later op den avond droeg zij de 13e eeuw-
sche legende: „De Speelman" voor. Hoewel
deze declamatie tamelijk lang was, was de
voordracht van deze kunstenaresse boeiend
tot het laatste oogenblik. Een dankbaar ap
plaus vertolkte beide keeren de gevoelens der
luisteraars.
In het nu volgende „korte woord" van den
heer Luyckx behandelde spreker de onder
werpen van den dag, in het licht van de ge
beurtenissen van het verleden, van het ge
sprokene van heden, en van hetgeen nog ko
men moet. Majoor Bangert deed zijn naam
weinig eer aan, en gaf zich altijd, enthousiast
en met energie, naar eer en geweten. Spr.
memoreert wat reeds in de bijna 3 jaren van
majoor Bangert's optreden tot stand kwam.
Dat stemt tot dankbaarheid, maar de huis
vesting de huisvesting! is nog altijd
niet volgens de eischen. Daaraan dient ieder
een mee te werken. Spr. wekte op tot da
den.
Na de pauze, nadat de heer Luyckx nog
had aangekondigd, tot groote vreugde van de
aanwezige jongelui, dat er na afloop een
dansje kon worden gemaakt, verkreeg de ju
bilaris het woord. Een groot deel van des
jubilaris dank kwam neer opde burger
bevolking van Den Helder. Zoo een dag had
spr. ook onmogelijk kunnen verwachten. „Ik
zal het U eerlijk zeggen; ik kwam hier om
iemand af te lossen, die door iedereen hier,
volkomen terecht, hoog werd geacht. En ik,
die het verwenschte om vandaag feest te heb
ben, ik ben er nu achteraf heel blij om."
Spr. zou gaarna allen danken. Wie zijn dat
allemaal? Een heel leger zou de revue moe
ten passeeren als spr. alles op ging noemen.
En daarom dankte de eerw. spreker in de
persoon van zijn in de zaal aanwezige moeder
allen, zonder uitzondering. Spr. sloot tegelijk
met zijn rede, ook den avond, door het vol
ledig uitspreken van het avondgebed, zooals
dat eiken avond in het Mil. Tehuis in het
Plantsoen verricht wordt.
De koperen jubilaris mag met voldoening
op den lOen Januari 1937 terugzien.
van 9 Januari 1937.
BEVALLEN: M. NuijensGroot, z.; P.
LuijendijkPols, z.; C. JimminkPluister, z.;
H. J. SchnatmeierDuin, z.
OVERLEDEN: D. Streutker, m., 87 jaar.
Maandag 11 Jan16.38 uur
Een programma, dat door de
jongelui zelf verzorgd werd.
Zaterdagmiddag heeft in het Casino het
Oranjefeest plaatsgevonden voor alle afdee-
lingen onzer plaatselijke Speeltuinvereeniging
en is het een succes geworden. Toen wij bin
nenkwamen in de nog steeds rijkversierde
zaal, de zaal met zijn Oranje- en anderkleu-
rige draperieën, was deze reeds vol. Er kon
geen muis( in casu: geen kind!) meer bij en
dat was een gejoel en gelach, dat hooren en
zien je verging.
Allen waren in het bezit van een vlaggetje,
waarmede uit den aard der zaak duchtig ge
zwaaid werd en in het vooruitzicht van een
prettigen middag, waaraan ook diverse trac-
taties wel niet zouden ontbreken, was die
vreugde dan ook zeker gewettigd. Gezien het
groote aantal jongelui dat het Oranjefeest
moest vieren (er waren er maar even niet
minder dan 1600) was men verplicht geweest
den middag te halveeren. Van ongeveer 2 uur
tot half vier de eerste 800 en daarna de rest.
Het was de heer Boogaard, die bij ontsten
tenis van den heer Lücker, den voorzitter,
een kort woord van welkom sprak, ook tot het
groote aantal leiders en leidsters, en hierna
de groote schaar vertelde, waarom men bij
elkaar gekomen was.
In aardige bewoordingen vertelde dit en
thousiaste Speeltuinvereeniging - bestuurslid
van het Sprookje, dat werkelijkheid was ge
worden, het sprookje van Prinses Juliana en
Prins Bernhard. Gezien de groote aandacht
waarmede de woorden van den heer Boogaard
beluisterd werden, mag men wel aannemen,
dat de wijze, waarop dit geschiedde, wel de
juiste was.
Nadat spr. den kinderen nog in 't kort op
de beteekenis van het Wilhelmus gewezen had,
werd dit door allen spontaan meegezongen.
Keurig, al die jongens, met hun ontbloote
hoofden!
Gehikwensoh aan het Koninklijke Huis.
Vervolgens werd mededeeling gedaan
van het feit, dat men namens alle leden
een telegram van gelukwensch aan het
Koninklijke Huis zou verzenden.
De inhoud hiervan luidt als volgt!
Aan H.M. de Koningin,
H.K.H. Prinses Juliana en
Z.K.H. Prins Bernhard.
1000 Kinderen, vereenigd in de Speel
tuinvereeniging Den Helder bieden Uwe
Majesteit, Prinses Juliana en Prins Bern
hard hun eerbiedige hulde en hartelijke
gelu-kwenschen aan.
Namens de Kinderen,
Het Bestuur.
Hierna werd een aanvang gemaakt met het
feest-programma.
Het was een program, dat geheel door de
kinderen zelf werd uitgevoerd, iets, wat wij
op Speeltuin-uitvoeringen steeds hoogelijk ge
waardeerd hebben.
Medewerking werd verleend door Mevr.
MoreeDol, en van de Mondorgelclub Oude
Helder.
Welnu, wij zullen niet in details het pro
gramma bespreken, daarvoor was het t e
uitgebreid, maar zeker moeten wij er de aan
dacht op vestigen, dat door 1600 kinderen
bijzonder genoten is. Daar is gelachen, daar
is gejoeld, daar is gegierd van pret. En bo
venal: daar werd gezongen, dat het een lust
was te hooren. Steeds weer nationale liederen,
afgewisseld met andere bekende wijsjes, en
de Mondorgelclub, die reeds over een groot
repertoire beschikt, kwam eigenlijk n o g te
kort...
Ook was er een aantal buitengewoon aar
dige tooneel- en zangstukjes.
Getracteerd werd er ook: op koek en choco
lade en ook dit was een zeer belangrijk on
derdeel...
Natuurhistorisch Museum. Elke week:
eiken Woensdagmiddag van 36 uur, eiken
Zaterdagavond van 710 uur, den eersten
Woensdag van elke maand van 810 uur,
den eersten Zondag van elke maand van
3—5 u. x
Zoodat wij besluiten kunnen met te consta-
teeren, dat de Speeltuinvereeniging Den Hel
der op waardige wijze haar leden het Oranje
feest heeft laten vieren. Een wijze, die bij de
jongelui zeker nog lang in herinnering zal
voortleven.
Afd. Vischmarkt en Oude Helder
ook hun Oranje-boom.
Vermelden wij nog, dat des middags, vóór
de uitvoering, door de afd. Oude Helder en
Vischmarkt eveneens een boom voor het club
huis geplant is.
Een verzegelde flesch bevindt zich onder
den boom, waarin zich het document bevindt
met de volgende vermelding:
„Op heden, den 7en Januari 1937, is deze
boom geplant ter herinnering aan het Huwe
lijk van H.K.H. Prinses Juliana met Z.D.H.
Prins Bernhard, door de kinderen der Afd.
Namens alle kinderen."
qn
(Speciale correspondentie).
Een aangenaam praatje met Prof.
VeningMeinesz.
Ieder mensch heeft vroeg of laat wel eens
een gelukje, vroeg of laat is vrouwe Fortuna
hem een oogenblik genadig en schenkt hem
één van haar zeer zeldzame glimlachjes.
Zoo staarden wij in de autobus maar voort
durend naar dat kaartje dat aan een koffer
bengelde en waarop met kleine, maar niette
min zeer duidelijke letters den naam van den
bij de marine zoozeer bekende prof essor stond
geschreven; en wij staarden naar den grooten
krachtigen man, die rustig uit het raampje
zat te turen. Niemand komt verder in aan
merking voor eigenaar van die bagage, dus
wagen wij het.
Dus U gaat weer varen, ditmaal met de
„O 16", vragen wij.
Het schot is raak. Ja, wij gaan weer
varen, maar niet zoo lang als de vorige maal,
glimlacht „de professor" (zooals iedere
matroos hem noemt).
Het is toch een flinke reis en dat met
zoo'n modern schip.
Ja, gaat prof. Meinesz voort, het is ook
niet heelemaal waar dat deze tocht korter is,
er zal dus ook nog grooter inspanning ge
vraagd worden van de bemanning, hoewel het
op „O 16" toch wel iets anders is dan b.v. op
de „K 2", waar ik het eerst op werkte, en ook
nog een verschil met de „K 13", waar ik ook
een groote reis mee maakte.
Het gesprek vlot, wij spreken over den Hol-
landschen onderzeedienst, over groote tech
nische vaardigheid van het personeel, over den
bouw der onderzeebooten.
De behuizing van de bemanning moet
toch wel klein zijn, raden wij met ons leeken-
verstand, zoo veel menschen op zoo'n klein
schip, dat kan haast niet anders.
Salons zijn er niet, lacht de prof., maar
in vergelijking met b.v. de Fransche Marine,
zijn de verblijven der bemanning beslist niet
slecht, bij ons zijn de officiersverblijven op
een onderzeeboot ook klein, bij de Franschen
heeft iedere officier een eigen hut, terwijl de
bemanning in een klein verblijf huist. Ja, op
de „K 3", mijn eerste boot, was het ook klein,
maar zie de „O 16" eens, neen, voor de ge-
heele bemanning is gezorgd.
En, vragen wij, „in de technische be
kwaamheid der bemanningen is toch zeker
ook wel een verschil?
Niet zoo groot, de Franschen zijn goed
onderlegd, beter dan de Amerikanen, die mij
ook gelegenheid gaven om mijn proeven te
door Friedrioh
l i n d e m a n
41)
Het was voor een man als Crane ook een
voudig niet te begrijpen, dat een mensch 4eze
wereld zou verlaten, kort, ja, eigenlijk nog
maar vier en twintig uur voordat hij eindelijk
een jarenlang gedroomd verlangen vervuld
ziet. Hij geloofde ook niet aan den dood van
Spurling. Maar zijn opwinding maakte hem
tot leugenaar.
Op dit oogenblik kwam Nancy uit de kajuit.
Door het lawaai was zij ongerust geworden.
Zij had alleen maar een mantel omgeworpen.
Haar haren glansden in den nevel als een
kastanjebruine aureool.
Wat is er aan de hand?
Crane schreeuwde haar tegemoet:
Kapitein Spurling is... verdwenen!
Nancy werd bleek. Zij keek mij strak aan.
Haar lippen beefden. Maar eer zij wat zeggen
kon, trad ik haar tegemoet.
Zeg maar niets, Nancy. Onzin.
Hoedat? Is hij dan niet...?
Jawel. Kom mee. Het is heel anders dan
de denkt.
Ik trok haar mee. Zij verstijfde m nnjn
armen.
In de kajuit viel m ais gebrotaen Qf> een
stoei.
Heeft hij toch gelijk gehad: een vrouw
aan boord...
Steeds opnieuw moest ik haar kalmeeren
en betoogen:
Dat is niet waar. Deze vrouw is een heel
andere. Dat weet ge toch. Die vrouw, die
vrouw, die hjj meent, is Betty Bonn. Zij was
alleen voor hem zichtbaar aan boord.
Maar ik heb dat visioen toch bij hem op
gewekt.
Het duurde lang, voordat Nancy uit deze
zelfkwelling en verwijten weer tot zichzelf
gekomen was. Ik sprak en sprak maar ik
sprak slecht. Want ik wist zelf maar ai te
goed, dat een zekere noodlottige samenhang
tusschen deze beide vrouwen bestaan had en
dit had bij Spurling oude wonden opengereten.
Maar Nancy had het lot getroffen; zij, de
dochter van den aanklager had den aange
klaagde... overtuigd? Neen, niet overtuigd.
Maar zij was de oorzaak geweest van het oor
deel, dat de aangeklaagde over zichzelf ge
veld had.
Het werd een sombere dag, deze eerste dag
na den eersten kus. Dat, wat tusschen ons bei
den was voorgevallen, werd niet meer aan
geroerd.
Het was een warm gevoel, een gevoel van
grootere saamhoorigheid in ons, maar onze
gedachten gingen toch een anderen kant uit.
Het was net, alsof ieder oogenblik de ver-
dwenene weer kon opduiken.
Maar hij was werkelijk niet meer aan boord.
Hij moest zich 's nachts misschien wel
direct na het bijzondere gesprek, over
boord hebben laten vallen, zonder dat zelfs
de man aan het roer iets gemerkt had.
Colcord had weliswaar den kapitein aan dek
zien komen, maar hoewel hij tijdens zijn
wacht niet meer te voorsclujn gekomen was,
had hij Fintey, die hem afloste, niets gemeld.
Het was trouwens ook niets ongewoons, dat
de kapitein buiten bleef, zeker niet in een
nacht als deze, met zoo'n dichten nevel.
De vier, de stuurman en de drie matrozen,
hadden in elk geval toch nog het schip tot
tweemaal toe, afgezocht, samen, want alleen
durfde niemand zich wagen.
De vier staken trouwens den heelen ver
deren dag de hoofden bij elkaar, fluisterden
geheimzinnig, wierpen onrustige blikken om
zich heen en verdwenen zelfs geheel, zoodra
Nancy of ik aan dek kwamen. Iets onaange
naams, iets dat meer beteekende dan het
verdwijnen alleen van den kapitein, moest de
lui bedreigen of ze opgeschrikt hebben in hun
rust.
Zij hadden evenwel niet alleen hun kapitein,
zij hadden ook hun patroon verloren.
Zij waren stuurloos, evenals het schip, dat
den heelen verderen dag als een blinde ln den
nevel ronddreef.
Eenmaal 's middags, kwam Crane plotse
ling bij ons in de kajuit. Hij deed zeer zelf
bewust en officieel.
Het was hem aan te zien, dat hij zich
schrap gezet had. Hij wilde den toestand op
nemen betreffende de nalatenschap van den
kapitein, en verzocht mij getuige te zyn. Wij
gingen Spurling's hut binnen.
Wij teekenden op, wat er aan roerend goed
aanwezig was. Wij konden niet veel vinden.
Maar ieder stukje apart werd met pijnlijke
nauwkeurigheid door Crane op een lijst ge-
schrevéfci, die wij dan beiden weer ondertee
kenden.
Ondergoed en verdere kleeren, oud en afge
dragen, pakten wij in een koffer, die de stuur
man gewichtig afsloot.
Waardevolle dingen waren er niet, ook niet
iets waarop ik bijzonder lette wat men
ais aandenken aan Betty Bonn kon vermoe
den, niet eens een portret, een lok haar of een
haarspeld, niets, wat dezen eenzamen man
aan zijn liefde herinnerd had. Daartegenover
vonden wij de scheepskas, een kleine blikken
kist, die gelijkertijd Spurling's privévermogen
inhield, een vrij belangrijke som gelds, rond
100.000 frank, die hoofdzakelijk uit het berg
loonaandeel van den kapitein bestond, welke
Thompson reeds te Gibraltar voor de helft
uitbetaald had. Ook dit bedrag werd nauwkeu
rig opgeteekend en weer onderteekend.
Den sleutel gaf de stuurman mij. De geld
kist nam hij in eigen bewaring als kapitein
plaatsvervanger.
Crane vroeg, voordat hij wegging met bij
zonderen nadruk en een zijdelingschen blik:
Weet ge nog meer?
Ik begreep niet waar hij heen wilde.
Hoe bedoelt ge dat?
Ik bedoel, over Spurling?
Ik weet niet meer, dan hg mij zelf ver
teld heeft.
En over zijn dood?
gs werd geprikkeld door deze manier van
vragen. Zou deze idioot misschien denken dat
ik Spurling over de reeling gesmeten had?
hadden
Hoor eens, Crane, als ge me hier voor
den gek wilt komen houden.
Hij zei kort:
In orde.
En ging weg.
Van woede over deze onbeschaamdheid steeg
mij het bloed naar mijn hoofd. Ik rende als
een wilde kat de kajuit op en neer. Ik sloeg
dreunend met mijn vuisten op de stoelleunin
gen en op tafel. Nu was het Nancy, die mij
moest kalmeeren. Maar ik schold eindeloos,
totdat de spanning der laatste dagen een
beetje verdwenen was.
Ge komt op dit schip, omdat ge denkt een
misdaad op het spoor te zijn. Maar inplaats
dat ge wat gewaar wordt, springt me daar
die kapitein Spurling over boord. Niet eens,
omdat hij schuldig is, maar omdat hij zich
shuldig voelt. En nu komen deze bandieten,
kijken iemand scheef aan, en draaien gewoon
de rollen om.
Nu zijn wij ineens schuldig aan het verdwij
nen van Spurling. Het zou me niets verwon
deren, als de booswichten ook nog te voor
schijn kwamen met het idee, dat wij misschien
de bemanning van de „Betty Bonn" hebbea
laten verdwijnen.
Het werd geen prettige avond. Wij met zijn
beiden in de sombere kajuit, onder de petro
leumlamp, die alle hoeken donker liet, een
duisternis, waruit elk oogenblik de geheim
zinnige gestalte van den kapitein uit op scheen
te duiken.
Een daarbij te denken, dat de „Frisco" in
den nevel geen stap verder kwam. Wij konden
wel ten eeuwigen dage hier blijven ronddrijven
in dien ellendigen mist.
Wij gingen vroeg slapen. Wjj hadden beiden
een slaapmiddel ingenomen, alleen maar om
onze nare gedachten een beetje kwijt te raken.
,s Nachts werd ik eenmaal wakker. Ik kon
merken aan het kreunen van den mast, aan
het ruischen, aan den stand van het schip, dat
er wind was komen opzetten. Wij voeren weer
Ik dacht nog bij mezelf:
Zooveel te beter.
Ik .weet het eigenlijk niet juist meer, waar
door ik den anderen morgen ontwaakte.
De zon scheen.
Het was vol dag.
Maar dat had mij niet wakker gemaakt.
(Wordt vervolgd.)