PUROL Texel De strijd om de „Betty Bonn" Woensdag 13 Januari 1937 DE MCCISTF FCTC Veilig voor Griep en Keelpijn Ruwe handen Heldersche Courant Dc K.R.O* troubadours in Den Helden De Ontwikkelingsgeschiedenis van het Postwezen. Auto geslipt op de Weststraat Vischafslag Licht op voor alle voertuigen Feuilleton door Friedrioh L i n d e m a n aan zjjn regeering geschreven, toen hij voor zijn laatsten tocht met geheel onvoldoende middelen werd uitgezonden: „De Heeren heb ben mij niet te verzoeken, maar te gebieden; waar de Heeren Staten hun vlag betrouwen, zal ik mijn leven wagen". Dat is hooge plichtsopvatting, en ik ben overtuigd, dat in overeenkomstige omstandig heden ook nu de Marine zich geheel zou geven. Maar het valt niet te ontkennen, dat de ver vulling van dien plicht meer bevrediging geeft onder gunstige omstandigheden, en daar onder staat bovenaan het dienen op een goed schip. Gij wordt thans uitgezonden op een vol- waardigen kruiser; het dienen daarop vervult U zeker allen met trots. Rekent het U tot Uw eersten plicht om van dat schip te maken een geheel, dat tot in de kleinste bijzonderheden sluit; dan ben ik overtuigd, dat het steeds zal kunnen voldoen aan de te stellen taak, ook als dat moet aan de zwaarste, tot heil van Groot-Nederland onder de leiding van het Huis van Oranje. Leve de Koningin! Met de pet in de hand brachten allen het Driewerf Hoezee uit, waarna s.b.n. Dikkers den officieren en den Chef d'équipage voor de onderofficieren en de minderen een goede reis toewenschte. Enorme belangstelling. Zoo wordt het 12 uur en als wij eens hier en daar (na veel moeite!) een kijkje gaan nemen, blijkt het, dat de belangstelling enorm is. Op de haven, aan Wierhoofd, op den Dijk, langs de steigersja, letterlijk overal waar maar een glimp van de „De Rugter" te onder scheiden is, staan de drommen opgesteld. En overal hoort men enthousiaste gesprekken en is het merkbaar, dat het zien van dit vertrek nog iets anders is dan de traditioneele belang stelling, die er nu eenmaal altijd voor een utï- varend schip is. Even na het middaguur verlaat Vice- Admiraal A. Vos, hoofd der IVe afd. A, materieel der zeemacht, het schip. Nau welijks van den valreep gestapt, of daar donderen 13 saluutschoten voor den Vice- Admiraal. Ver dreunen de schoten: over het Mars diep, dat daar in slechts licht-bewogen deining ligt, en ze echoën tegen de gebou wen op de haven. Laatste toebereidselen. Het is nu bijna tijd: voor een groot aantal patrijspoorten zien we de koppen van matro zen naar buiten komen: er wordt geroepen en met zakdoeken gezwaaid. Men zoekt elkaar: op den wal en op het schip. Nu vinden veel blikken elkaar en even gaat er een merkbare ontroering door de menigte. Kwart over 12: de groote lier aan stuur boord komt naar beneden: de valreep, de laat ste officieele verbinding met den wal, wordt opgepikt en reeds enkele oogenblikken later ligt ze op den steiger. Aan boord is het nu een drukte van belang: alles gaat hurry up, bootsmansfluitjes snerpen van dek tot dek, trossen worden opgeschort, onderofficieren hollen hijgend van voor naar achteren. Laatste bevelen galmen door de ijle vrieslucht. Los! Danhet is enkele minuten over half ééndaar wordt gefloten: een paar signalen klinkenen met een plons vallen de beide uithouwers in het havenwater. Tegelijkertijd worden de laat ste verbindingen met den wal verbroken enkomt er beweging in het schip. Langzaam, haast statig, drijft thans Hr. Ms. „De Ruyter" naar het midden van de haven, gehouden door het tweetal sleep- booten; de „Utrecht" voor, de „Nestor" achter. r. PCPTPET ATELIEP l\C Dt BOER De antiseptische tandpasta Ivorol zuivert den mond van bacteriën en vermindert besmettings gevaar in tijden van griep en verkoudheden. Geestdriftig afscheid. Er wordt gejuicht aan wal en er wordt ge juicht aan boord: het is een gezwaai en ge schreeuw, zooals wij dat maar zelden bij het vertrek van een oorlogsschip hebben meege maakt. De duizenden trachten mee te loopen, maar het is zoo goed als onmogelijk. Het is één com pacte menschen-massa, die zich thans op enthousiaste wijze uit. Overal gaan hoeden en petten in de hoogte, overal roept men den vertrekkenden een laatst vaarwel toe. Nog steeds langzaam nadert Hr. Ms. „De Ruyter" den haveningang. Op den steiger staat de Marine-kapel opgesteld onder leiding van kapelmeester L. Leistikow. Plechtig klinken de tonen van het Wilhelmus door de zuivere atmosfeer van den winterdag: het klinkt dien dag zéér bijzonder, deze nationale hymne, op het moment dat onze kruiser wegvaart. Aan stuurboord staan ze allen stram in het gelid: officieren en manschappen voor zoover de dienst zulks toelaat. Het Wilhelmus is uit en weer worden al die afscheidgroeten tezamen één machtig koor, één enthousiaste roep van trots en bewondering voor het schoon-gelijnde schip, dat daar uit vaart. Een enkele kan zijn ontroering niet be dwingen. We zien op verscheidene wangen tranen glinsteren. Merkwaardighet is toch maar een gewoon schip dat uitvaart, dat naar de Oost gaat, een schip, zooals er toch in verloop van jaren honderden vertrokken zg'n Ofzou er toch iets gebeurd zijn, dat dit alles zoo wonderlijk tot ons gemoed gaat spreken Op Oostifeatterg. De Marine-Kapel zet een paar marschen in; de eerste is „In een blauw-geruiten kiel" en honderden jubelen mee. Op de Oostbatterij staan de autoriteiten met hun dames opgesteld en ze juichen en zwaaien mee. Onderaan, in het zand en op het spaarzame gras tusschen de steenen, zitten de Jannen. Ze brullen onverstaanbare heilwenschen naar hun vrienden op de „De Ruyter" en zingen wonderlijke liederen. En ze zwaaien demonstratief met rooie zakdoeken en doen erg „dik". Maar daar zijn het ten slotte Jannen voor De eerste golven van het Marsdiep kruiven om den spitsen neus van Hr. Ms. „De Ruyter". De sleepbooten draaien bij en gooien los. De reis is aangevangen. De groote torn naar ons Insulinde, waar Hr. Ms .„De Ruyter", naamgenoot van een roemvol admiraal der vaderland- sche vloot, het land zeker eervol zal gaan vertegenwoordigen, is aangevangen. Een half uur later is de kruiser reeds een flink eind op weg, nagestaard door de duizen den op den Dijk. Het is thans een scheepje geworden van kleine afmetingen. De menschen zijn nog slechts nauw te onderscheiden stipjes. Nóg een half uur later en hij is verdwenen. Goede reis, Hr. Ms. „De Ruyter", goede reis, opvarenden! genezen vlug met Doos30-60ct.Bij Apolh.en Drogisten Propaganda-avond „De vrooiyke Noot". Op hun tournée door ons land hebben giste renavond de K.R.O.-Troubadours onze stad aangedaan, om precies te zijn, het gebouw van den R.-K. Volksbond aan de Molengracht. Voor hun optreden hier ter plaatse bestond vrij groote belangstelling, al was de zaal van het gebouw niet geheel gevuld. Daar zullen de Buziau-uitzending, die dienzelfden avond via de K.R.O. plaats had, alsmede de zoo juist achter den rug liggende feestelijkheden wel niet vreemd aan geweest zijn. Zij, die echter gekomen waren en dat waren er naar schat ting toch wel een honderd of drie, en daar onder bevond zich majoor Bangert, de vloot- aalmoezenier, zullen er geen spijt van gehad hebben, want de Troubadours hebben hun een vroolijken avond bezorgd. De Troubadours vormen een muziekensem- ble, dat er qua bezetting en muziek-expressie als een jazz-orkest uitziet en dat bestaat uit 10 personen, leider John Kristel inbegrepen. Vrijwel elk lid kan meerdede instrumenten be spelen, doch het best voldeed het orkest naar onzen smaak als er in de volgende samenstel ling gemusiceerd werd: een koper-sectie, be staande uit 2 trompetten en een trombone, een sax-trio, stringbass, piano en drum. Op vallend goed is de pianist, van wiens hand ook eenige arrangementen, die we te hooren kre gen, afkomstig waren. Dit ensemble heeft het grootste gedeelte van den avond gevuld met een verscheidenheid van luchtige, lichte mu ziek. Zoo was er een solistenpotpourri, waarin we uitnemend gelegenheid hadden, de indivi- dueele capaciteiten der leden te beoordeelen, een beoordeeling, die zeer gunstig uitviel. Dan was er een door B. Silbermann bewerkte 2e rhapsodie van Liszt, als tegenhanger een American-nummer, de „Casanova-stomp", een Russische fantasie naar motieven van de opera's „Paljas" en „Cavaleria Rusticana" en niet te vergeten de „Wiener Bürger"-wals, welke we een van de beste nummers van het repertoire vonden. De Troubadours, die in stemmige blauw-zwarte jackets waren gesto ken, musiceerden met groote opgewektheid, welke kennelijk weldadig op de aanwezigen in werkte. Speciale melding moeten we maken van de uitstekende xylophoon-soli, die we te beluis teren kregen. De verzorging van het overige deel van het programma was opgedragen aan de bekende Hollandsche chansonniers Tholen en Van Lier, die al verscheidene malen hier ter plaatse op getreden zijn de eerste o.m. in een der vorige tournées van de K.R.O. Evenals destijds het geval was, hebben Tholen en Van Lier danig op de lachspieren gewerkt èn door hun grap pige conférences èn door hun vroolijk lied. Zij traden voorts op in een paar schetsen, waar van het interview van den 100-jarige te „Kwak-op-Zand" (Met den K.R.O.-reportage- wagen er op uit), „Het verstrooide persbu reau" en „Op het bureau van den aethercom- missaris" de aardigste waren. In de meeste gevallen verleenden de Troubadours muzikale medewerking en vooral op die oogenblikken genoot het dankbare auditorium hóórbaar. Een aardige attentie was het, toen vlak voor de pauze de finale „Kun je nog zingen, zing dan mee!" besloten werd met een ge zongen hulde aan het Vorstelijke Bruidspaar en het Wilhelmus, dat staande door de aan wezigen meegezongen werd. Op het tooneel prijkte middelerwijl een groote pastelteeke- ning van Prinses Juliana en Prins Bernhard. Tijdens de pauze werd een propagandistisch woord gesproken door den heer Bronk. Deze noemde 1937 het jaar van de nieuwe K.R.O.- studio, die men n.1. dit jaar hoopt te openen. Spr. constateerde, dat het menschdom ver vlakt en dat het het tempo, waarin de ge beurtenissen elkaar opvolgen, niet kan bij houden. Twaalf jaar geleden stond men ver stomd van de groote uitvinding, die radio heet, thans draait men 's morgens zijn toestel aan en denkt er niet meer bij na. Die vervlak king beteekent een gevaar voor de omroep- vereenigingen, daar de belangstelling ver flauwt en daarmede de sympathie en dus... de bijdragen. Het gevolg is, dat de radio dreigt staatsexploitatie te worden, waaraan groote nadeelen zijn verbonden, o.m. beperking van de vrijheid. Het is een eisch van elementair fatsoen, dat men aan zijn omroepvereeniging contribueert, dat is een moreele verplichting. „Wij moeten contribueeren aan de K.R.O., omdat we ka tholiek zijn en omdat de K.R.O. medewerkt aan de katholieke cultuur". De K.R.O. ia krachtens haar doelstelling een cultureele zaak, die gehouden is den levenden Christus op aarde te prediken, en daarnaast om te zor gen voor gepast amusement. Met de bijdragen gaat het momenteel niet best. Pater Dito heeft Maandagavond in Haar lem nog gezegd: als dat zóó doorgaat, dan staat de nieuwe studio over 2 jaar leeg en kan de K.R.O. haar faillissement wel aanvra gen. Spreker bracht deze woorden als een waarschuwing onder de aanwezigen en sprak tenslote een krachtig opwekkend woord om de K.R.O. finantieel te steunen en nieuwe leden aan te werven. Het einde van dezen geslaagden avond, waaraan de aanwezigen meermalen daadwer kelijke medewerking verleenden door n.1. naar hartelust met populaire wijsjes van de Trou badours of het refrein van „Grietje Edelweiss" van Tholen en Van Lier mede te zingen, kwam over half twaalf, waarna allen voldaan huis waarts gingen. Lezing voor de Postzegelvereeniging „Den Helder" door den heer M. Quant. Gisteravond heeft in de bovenzaal van het café „Postbrug" een openbare vergadering plaats gevonden van de postzegelvereeniging „Den Helder", ter gelegenheid van den „Post zegeldag". Het was de voorzitter van deze vereeniging, de heer M. Quant, die te ongeveer kwart over acht met een kort woord de aanwezigen wel kom heette en daarbij speciaal noemde den directeur van het Postkantoor en het eenige vrouwelijke lid der vereeniging, mevr. Van den Nieuwenhuizen. Bericht van verhindering was binnengekomen van burgemeester Ritmeester en de afdeeling Schagen. Hierna vangt de heer Quant aan met zijn lezing, welke getiteld is: „De Ontwikkelingsgeschiedenis van het Postwezen". Spreker die de geschiedenis van het post wezen in de geheele geschiedenis behandelt, vangt aan met er op te wijzen, dat men ook in de allervroegste tijden reeds over middelen beschikte ter overbrenging van berichten, ook al was de vorm waarop dit geschiedde, nog niet de brief. In den Bijbel (het boek Esther) wordt o.a. gewag gemaakt van eenige wijzen van be richtgeving. In de oude geschiedenis kwam dit goeddeels neer op koeriersdiensten, en later, in den Romeinschen tijd, werd deze loop-koerier paar- den-koerier. In dezen tijd was o.a. een brief van Rome naar Keulen 5 dagen, een brief van Rome naar Konstantinopel 6 dagen onderweg. De brief-overbrenging is vermoedelijk in ons land voor het eerst toegepast ten tijde van Karei den Grooten, den hervormer op verschil lend gebied. Helaas viel na zijn dood het groote rijk uiteen en veel van het totstandgekomene ging weder teloor. In de Middeleeuwen was er sprake van een beperkt briefverkeer. Te hooi en te gras werd de toenmalige „post" geëx- pedieert en van een vaste regeling was geen sprake. De grootste correspondentie in dezen tijd was die tusschen de kloosters eenerzijds en de bisschoppen anderzijds. Door de toeneming van het verkeer en de gelijktijdige opkomst der steden nam evenwel de behoefte aan postverkeer toe, en toen ten slotte de bekende Hanzesteden opkwamen (Ri ga, Koningsbergen, Danzig, Stettin e.a.) kwam ook een geregelde postdienst tot stand. Even wel, deze diensten waren geen openbare in stellingen en nog verre van volmaakt. De eerste geregelde postverbinding in ons land kwam in 1464 tusschen de Friesche steden en Saksen. Het was in 1565 dat in Amsterdam het eerste postkantoor" ingericht werd. Het was een z.g. Paalhuis, waar aankomende schippers hun brie ven af konden geven. Elders in Europa was het met het postver keer ongeveer eender gesteld. In Nederland wijzigde zich dit verkeer in den loop der jaren geheel: het postvervoer werd een kwestie van groot gewicht en diegene, die de functie uitoefende, bezat een zeer be- geerenswaardige positie. Liet de verzorging veel te wenschen over, het baantje van post meester bracht veel winst op en was soms zelfs erfelijk. Deze toestand kon niet aanhouden en m het jaar 1751 nam de Staat bezit der Posterijen! het werd Staatsmonopolie en vooral ten tijde der Fransche overheersching is zeer veel ge daan ter verbetering van dezen tak van dienst, Het was evenwel in Engeland, dat een bui tengewoon belangrijke voortgang gemaakt werd: Rowland Hill zag in hoe gebrekkig in wezen dit alles nog was en na jaren van strijd gelukte het hem den „postzegel in te voeren. Dat dit eerst gelukte na jaren en jaren van ijveren voor zijn denkbeelden, laat zich wel hooren. Nederland volgde al spoedig en voerde even eens den postzegel in. Het briefport werd be- rekend naar gewicht en afstand, waarbij tevens een algemeene verlaging werd ingevoerd. In het eerste jaar van verkrijgbaarstelling was de omzet als volgt: van 5 cent: 912.802 stuks, van 10 cent: 682.871 stuks en van 15 cent! 250.616 stuks, totaal ter waarde van 145.000, In 1930 was de waarde der frankeerzegels in Nederland circa 32 millioen gulden. In 1874 werd te Bern de wereld-postovereen- komst gesloten tusschen nagenoeg alle Euro- peesche staten. Veel is gedaan door Heinrich von Stephan, die de grondlegger van deze Unie genoemd kan worden. Hij was de groote organisator die velen landen een uniform tarief bracht. Zijn belangrijkste daad blijft evenwel de stichting van de Vereeniging voor de Wereld post te Bern, de bekende Union Postale Uni- verselle. Sedert het eerste congres zijn bijkans alle landen der wereld tot deze vereeniging toe- gegetreden. De heer Quant besluit zijn heldere uiteenzet ting met een aantal voorbeelden van postver zending vroeger en nu en spreekt de hoop uit, een inzicht gegeven te hebben van de groote cultureele beteekenis van het postverkeer voor de menschheid. Na deze lezing, waarna met aandacht ge luisterd werd, was gelegenheid tot het bezichti gen der verzamelingen, welke de leden mee gebracht hadden. En daar er onder onze plaat selijke philatelisten velen zijn met zeer interes sante collecties, bleef men nog geruimen tijd nakaarten. Gisterenavond circa 10 uur naderde van de Zuidstraat een auto van den Waco-auto- reparatiedienst uit Amsterdam. Op het oogen- blik, dat het voertuig de bocht naar de West straat nam slipte het door de gladheid van den weg. Met een schuiver vloog het naar het trottoir aan den huizenkant, waar juist een andere auto (van de fa. Raamakers, uit Den Haag) aan kwam rijden. Beide voertui gen ramden elkaar, waarbij het voornamelijk laatstgenoemde was, die nogal wat schade te boeken had. Oudeschild. Aanvoer 11 Jan.: 80 kg laffe garnalen en 410 kg zoute garnalen, 15 ct. per kg. 1865 kg wulken 15.0514.50 per 100 kg. Aanvoer 12 Jan.: 122 kg zoute garnalen 15 ct. per kg. 644 kg wulken 15 per 100 kg. Woensdag 13 Jan16.38 uur 43) Dat kon Ik nauwelijks gelooven. Want per slot hadden zij toch nog in Genua de helft van hun bergloon te wachten. Maar ik denk, dat het zoo gegaan is; omdat het geld in Spur- lings cassette het bedrag, dat zij te Genua moesten ontvangen, gelijk was, ja misschien zelfs overtrof, hebben zij het geld in Genua laten schieten en blijkbaar den voor hen ze- kersten weg genomen: de vlucht. Gij zijt er dus van overtuigd, dat de eigenlijke beweegreden voor hun vlucht niet hst geld, maar iets anders was Nancy was ontgoocheld. Die eigenlijke reden zijn... wij. Wij beiden?" Ja. De stomme vragen van den stuurman gisteravond, zeggen mij genoeg. Hij heeft ons beslist van het begin af aan als spionnen aan boord bekeken. Dat hij ons overtocht aange boden heeft, was de gewoonlijke gemakkelijk heid, waarmee hij ons zand in de oogen heeft willen strooien vanwege Emmo Deerkson. Hij heeft natuurlijk niet kunnen vermoeden, dat wij zijn aanbod zouden aannemen. Maar nu we het toch aangenomen hadden, kon hij natuur lijk niet meer terug, al heeft hij daar spijt ge noeg van gehad, zeker sedert gistermorgen. Ge bedoelt sinds Spurling's dood? Ja. hij heeft zelfs gedacht, dat er een bepaald verband bestond tusschen ons en de verdwijning van den kapitein. Dat kan echter wat ons betreft niets anders zijn dan dat wfl van Spurling bemerkt hebben, wat dezen in den dood drijven kon. Wanneer wij echter iets van Spurling weten, en misschien zelfs iets heel gewichtigs, dan voelen zij zich ook niet zeker meer, dan durven zij zich in geen geval meer in Genua vertoonen Daarom hebben zij liever van het resteeren- de gedeelte van het bergloon afgezien, omdat zij niet zeker meer van zichzelf waren, hebben zich echter schadeloos gesteld met de scheeps- kas en zijn 's nachts gevlucht.. Maar zijt gij er werkelijk van overtuigd, dat deze menschen werkelijk ergens bang voor moeten zijn? Als ik ooit mocht getwijfeld hebben, dit nu, deze vlucht anders kan ik het niet noemen is voor mij een vaststaand teeken, dat zij iets op hun kerfstok hebben. Alleen, wat? En of het Iets te maken heeft met de „Betty Bonn"? Dit gesprek en dan voor alles de onmoge lijkheid, nu wij een zeker bewijs In handen dachten te hebben, hen te vervolgen, in arrest te laten stellen, zette een geweldige domper op onze aanvankelijke vroolijkheid. Daarbij kwam nog, dat de schemering be gon te vallen. De wind ging liggen. Vanaf het water kwam langzamerhand de nachtkoelte naar boven. Wij hadden overdag goede vorderingen ge maakt. Wij waren zelfs een heel stuk dichter bij ons doel gekomen. We hadden ook een rij stoomschepen gezien. Maar die waren alle te ver weg geweest om ons te kunnen bemerken. Nancy vroeg zelfs geheel terneergeslagen: Kunnen we niet een roodvlag of zoo iets naar boven hjjschen? Maar wat wisten wij van noodsignalen af. Wij mochten blij zijn, dat we niet werkelijk in nood verkeerden, dat wij niet op een wrak ronddreven. Maar, hoe sterker de avond viel, des te onaangenamer begonnen wij ons te gevoelen. Alleen reeds de gedachte, eindelooze uren in het donker te moeten ronddrijven, zonder eenige zekerheid en te kampen met opkomende vermoeidheid, maakte ons stil. Geen van ons beiden durfde den ander deel genoot te maken van zijn of haar gedachten en vrees. Zou dan werkelijk de geschiedenis van de „Betty Bonn" zich herhalen? Toen het geheel donker was geworden, zei ik tegen Nancy: Ga naar bed morgenvroeg kunt ge me voor een paar uur aflossen. Zij knikte. Zij ging zonder een woord te zeg gen naar voren. Zij keek nog eenmaal om, alsof zij vanaf den horizon het reddende schip na derbij kon trekken met haar oogen. Maar reeds na enkele minuten kwam zij weer terug. Zij liep hard, keek steeds om, struikelde. Zij kwam weer snel overeind. Viel tegen mijn schouder aan, klampte zich aan mij vast. Zij trilde, beefde over haar geheele lichaam. In haar oogen was een vreeseljjke angst te lezen. Haar lippen brachten nauwe lijks een klank te voorschijn. Zij vormde met de grootste moeite de woor den. Er klopt iemand. Ik legde mijn arm om haar schouder en wilde haar geruststellen. Onzin. Nancy. De opwinding... Zij klemde zich nog vaster om mij. Neen! neen! Ik heb duidelijk gehoord, er klopt iemand tegen de deur. Thans begon ik ook te twijfelen. En plotse ling kreeg ik een waanzinnige gedachte. Spur ling! Zouden zij misschien Spurling opgeslo ten hebben om het geld te kunnen stelen? Ik zette het roer met een touw vast. Ik ging naar beneden in de kajuit en haalde voor alle zekerheid mijn revolver. Deze laatste opwin ding was wel het allerlaatste, wat mijn ze nuwen konden verdragen. Het liefst had ik in het blinde weggeschoten om mijn zenuwen een beetje opluchting te geven. Maar ik ging met Nancy naar voren. Zachtjes... Wij slopen op onze teenen voorbij het man- schaplogies over het voordek. Vlak bij het voordek hield Nancy mg bij mijn arm terug en fluisterde: Hier, deze deur was het. Onder den bak waren twee deuren, de link- sche naar de proviand kamer, waarvan a'leen de stuurman den sleutel bezat en waaruit hg steeds/ zelf het proviand te voorschijn haalde. De rechter deur was van de zeilkast, zooals Crane me eens verklaard had. Daar lagen de zeilen, touwen, alle reservedeelen. Ik had er nooit in gekeken. Op deze deur wees Nancy. Hoor! Daar is het weer. Hoort ge? Nancy sprak met trillende stem. Ook ik kreeg door de klanken daar binnen een prop in mijn keel. Het was een zacht kloppen als van vingerknokkels, die tegen het houtwerk bonsden. In de stilte van den avond drong het griezelig duidelijk tot ons door. Nu hoorden wij ook woorden, gedempt roepend, fluisterend opgewonden. Ik kon niet verstaan wat hg zei. Het was een mannenstem, dat kon ik duidelijk hooren, maar niet de stem van Spurling. Ik kwam een paar passen dichterbij en riep: Hallo, wat wilt ge daarbinnen?Wie zijt ge? Het kloppen verstomde Geen antwoord. Niets. Die daar binnen was blijkbaar geschrok ken door mijn roepen Nu bonsde ik met mijn vuisten tegen de deur. Hallo, geef antwoord; wie zijt ge? Ik luisterde. Nancy stond achter mij. Ik kon haar adem hooren jagen. Ik hoorde haar hart bonzen. Maar daar binnen niets. Ik riep nog een keer. Weer geen antwoord. Nu werd ik woedend, door dit spookachtig gekkenspel. Ik trok mijn revolver uit mijn zak. Ik draaide den sleutel, die buiten in het slot stak om, en stootte de deur open. Een lucht van teer en zeildoek en touwwerk kwam mij tegemoet. Ik kon niets zien. Ik hield mijn revolver voor mg uit en liep naar binnen in het duister: Antwoord! Kom er uit! Of ik schiet! Nog steeds geen antwoord. Nog drie tellen of ik schiet! Nu verroerde zich iets. De vreemde had waarschijnlijk aan den klank mijner stem ge hoord, dat ik het ernstig meende. Geheel ach ter in den hoek bewoog zich iets. Zeilbalen werden omver geworpen. Daar kroop een ge stalte té voorschijn. Ik hield dezen onaange- namen gast mjjn revolver tegen het voorhoofd, Opstaan! Hij kwam overeind Ik ging eenigszins ach- eruit, nog steeds met opgeheven wapen. Hij s ond voor ons in de opening van de deur. Wij onden hem vrjj duidelijk zien in het avond- ic t der zee. Het was een jong mensch, bijna een jongen nog. Ik schatte zijn ouderdom op nauwelijks 20 jaar. Hij had een smal, Noorsch gezicht, scherp, boersch. Zijn wit blond haar viel met een lok over zijn voorhoofd. Hij droeg een blauw wollen sweater en een blauwe werkbroek, die vuil en gehavend was, waar- se ijnlijk door zijn verblijfplaats tusschen de a!ea' iWordt vervolgd.).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1937 | | pagina 18