PUROL
Texel
De strijd om de
„Betty
Bonn"
Woensdag 13 Januari 1937
DE MCCISTF FCTC
Veilig voor Griep en Keelpijn
Ruwe
handen
Heldersche Courant
Dc K.R.O* troubadours
in Den Helden
De Ontwikkelingsgeschiedenis
van het Postwezen.
Auto geslipt op de Weststraat
Vischafslag
Licht op voor alle voertuigen
Feuilleton
door Friedrioh
L i n d e m a n
aan zjjn regeering geschreven, toen hij voor
zijn laatsten tocht met geheel onvoldoende
middelen werd uitgezonden: „De Heeren heb
ben mij niet te verzoeken, maar te gebieden;
waar de Heeren Staten hun vlag betrouwen,
zal ik mijn leven wagen".
Dat is hooge plichtsopvatting, en ik ben
overtuigd, dat in overeenkomstige omstandig
heden ook nu de Marine zich geheel zou geven.
Maar het valt niet te ontkennen, dat de ver
vulling van dien plicht meer bevrediging geeft
onder gunstige omstandigheden, en daar
onder staat bovenaan het dienen op een goed
schip.
Gij wordt thans uitgezonden op een vol-
waardigen kruiser; het dienen daarop vervult
U zeker allen met trots. Rekent het U tot Uw
eersten plicht om van dat schip te maken een
geheel, dat tot in de kleinste bijzonderheden
sluit; dan ben ik overtuigd, dat het steeds zal
kunnen voldoen aan de te stellen taak, ook
als dat moet aan de zwaarste, tot heil van
Groot-Nederland onder de leiding van het
Huis van Oranje.
Leve de Koningin!
Met de pet in de hand brachten allen het
Driewerf Hoezee uit, waarna s.b.n. Dikkers
den officieren en den Chef d'équipage voor de
onderofficieren en de minderen een goede reis
toewenschte.
Enorme belangstelling.
Zoo wordt het 12 uur en als wij eens hier
en daar (na veel moeite!) een kijkje gaan
nemen, blijkt het, dat de belangstelling enorm
is. Op de haven, aan Wierhoofd, op den Dijk,
langs de steigersja, letterlijk overal waar
maar een glimp van de „De Rugter" te onder
scheiden is, staan de drommen opgesteld. En
overal hoort men enthousiaste gesprekken en
is het merkbaar, dat het zien van dit vertrek
nog iets anders is dan de traditioneele belang
stelling, die er nu eenmaal altijd voor een utï-
varend schip is.
Even na het middaguur verlaat Vice-
Admiraal A. Vos, hoofd der IVe afd. A,
materieel der zeemacht, het schip. Nau
welijks van den valreep gestapt, of daar
donderen 13 saluutschoten voor den Vice-
Admiraal.
Ver dreunen de schoten: over het Mars
diep, dat daar in slechts licht-bewogen
deining ligt, en ze echoën tegen de gebou
wen op de haven.
Laatste toebereidselen.
Het is nu bijna tijd: voor een groot aantal
patrijspoorten zien we de koppen van matro
zen naar buiten komen: er wordt geroepen en
met zakdoeken gezwaaid. Men zoekt elkaar:
op den wal en op het schip. Nu vinden veel
blikken elkaar en even gaat er een merkbare
ontroering door de menigte.
Kwart over 12: de groote lier aan stuur
boord komt naar beneden: de valreep, de laat
ste officieele verbinding met den wal, wordt
opgepikt en reeds enkele oogenblikken later
ligt ze op den steiger.
Aan boord is het nu een drukte van belang:
alles gaat hurry up, bootsmansfluitjes snerpen
van dek tot dek, trossen worden opgeschort,
onderofficieren hollen hijgend van voor naar
achteren. Laatste bevelen galmen door de ijle
vrieslucht.
Los!
Danhet is enkele minuten over
half ééndaar wordt gefloten: een
paar signalen klinkenen met een
plons vallen de beide uithouwers in het
havenwater. Tegelijkertijd worden de laat
ste verbindingen met den wal verbroken
enkomt er beweging in het schip.
Langzaam, haast statig, drijft thans Hr.
Ms. „De Ruyter" naar het midden van de
haven, gehouden door het tweetal sleep-
booten; de „Utrecht" voor, de „Nestor"
achter.
r. PCPTPET ATELIEP
l\C Dt BOER
De antiseptische tandpasta Ivorol zuivert den
mond van bacteriën en vermindert besmettings
gevaar in tijden van griep en verkoudheden.
Geestdriftig afscheid.
Er wordt gejuicht aan wal en er wordt ge
juicht aan boord: het is een gezwaai en ge
schreeuw, zooals wij dat maar zelden bij het
vertrek van een oorlogsschip hebben meege
maakt.
De duizenden trachten mee te loopen, maar
het is zoo goed als onmogelijk. Het is één com
pacte menschen-massa, die zich thans op
enthousiaste wijze uit. Overal gaan hoeden en
petten in de hoogte, overal roept men den
vertrekkenden een laatst vaarwel toe.
Nog steeds langzaam nadert Hr. Ms. „De
Ruyter" den haveningang. Op den steiger staat
de Marine-kapel opgesteld onder leiding van
kapelmeester L. Leistikow. Plechtig klinken
de tonen van het Wilhelmus door de zuivere
atmosfeer van den winterdag: het klinkt dien
dag zéér bijzonder, deze nationale hymne, op
het moment dat onze kruiser wegvaart.
Aan stuurboord staan ze allen stram in het
gelid: officieren en manschappen voor zoover
de dienst zulks toelaat.
Het Wilhelmus is uit en weer worden al die
afscheidgroeten tezamen één machtig koor, één
enthousiaste roep van trots en bewondering
voor het schoon-gelijnde schip, dat daar uit
vaart. Een enkele kan zijn ontroering niet be
dwingen. We zien op verscheidene wangen
tranen glinsteren. Merkwaardighet is
toch maar een gewoon schip dat uitvaart, dat
naar de Oost gaat, een schip, zooals er toch
in verloop van jaren honderden vertrokken
zg'n
Ofzou er toch iets gebeurd zijn, dat
dit alles zoo wonderlijk tot ons gemoed gaat
spreken
Op Oostifeatterg.
De Marine-Kapel zet een paar marschen in;
de eerste is „In een blauw-geruiten kiel" en
honderden jubelen mee.
Op de Oostbatterij staan de autoriteiten
met hun dames opgesteld en ze juichen en
zwaaien mee. Onderaan, in het zand en op
het spaarzame gras tusschen de steenen,
zitten de Jannen. Ze brullen onverstaanbare
heilwenschen naar hun vrienden op de „De
Ruyter" en zingen wonderlijke liederen. En
ze zwaaien demonstratief met rooie zakdoeken
en doen erg „dik". Maar daar zijn het ten
slotte Jannen voor
De eerste golven van het Marsdiep
kruiven om den spitsen neus van Hr. Ms.
„De Ruyter". De sleepbooten draaien bij
en gooien los.
De reis is aangevangen.
De groote torn naar ons Insulinde,
waar Hr. Ms .„De Ruyter", naamgenoot
van een roemvol admiraal der vaderland-
sche vloot, het land zeker eervol zal gaan
vertegenwoordigen, is aangevangen.
Een half uur later is de kruiser reeds een
flink eind op weg, nagestaard door de duizen
den op den Dijk.
Het is thans een scheepje geworden van
kleine afmetingen. De menschen zijn nog
slechts nauw te onderscheiden stipjes.
Nóg een half uur later en hij is verdwenen.
Goede reis, Hr. Ms. „De Ruyter", goede reis,
opvarenden!
genezen vlug met
Doos30-60ct.Bij Apolh.en Drogisten
Propaganda-avond „De vrooiyke
Noot".
Op hun tournée door ons land hebben giste
renavond de K.R.O.-Troubadours onze stad
aangedaan, om precies te zijn, het gebouw
van den R.-K. Volksbond aan de Molengracht.
Voor hun optreden hier ter plaatse bestond
vrij groote belangstelling, al was de zaal van
het gebouw niet geheel gevuld. Daar zullen
de Buziau-uitzending, die dienzelfden avond
via de K.R.O. plaats had, alsmede de zoo juist
achter den rug liggende feestelijkheden wel
niet vreemd aan geweest zijn. Zij, die echter
gekomen waren en dat waren er naar schat
ting toch wel een honderd of drie, en daar
onder bevond zich majoor Bangert, de vloot-
aalmoezenier, zullen er geen spijt van gehad
hebben, want de Troubadours hebben hun een
vroolijken avond bezorgd.
De Troubadours vormen een muziekensem-
ble, dat er qua bezetting en muziek-expressie
als een jazz-orkest uitziet en dat bestaat uit
10 personen, leider John Kristel inbegrepen.
Vrijwel elk lid kan meerdede instrumenten be
spelen, doch het best voldeed het orkest naar
onzen smaak als er in de volgende samenstel
ling gemusiceerd werd: een koper-sectie, be
staande uit 2 trompetten en een trombone,
een sax-trio, stringbass, piano en drum. Op
vallend goed is de pianist, van wiens hand ook
eenige arrangementen, die we te hooren kre
gen, afkomstig waren. Dit ensemble heeft het
grootste gedeelte van den avond gevuld met
een verscheidenheid van luchtige, lichte mu
ziek. Zoo was er een solistenpotpourri, waarin
we uitnemend gelegenheid hadden, de indivi-
dueele capaciteiten der leden te beoordeelen,
een beoordeeling, die zeer gunstig uitviel. Dan
was er een door B. Silbermann bewerkte 2e
rhapsodie van Liszt, als tegenhanger een
American-nummer, de „Casanova-stomp", een
Russische fantasie naar motieven van de
opera's „Paljas" en „Cavaleria Rusticana" en
niet te vergeten de „Wiener Bürger"-wals,
welke we een van de beste nummers van het
repertoire vonden. De Troubadours, die in
stemmige blauw-zwarte jackets waren gesto
ken, musiceerden met groote opgewektheid,
welke kennelijk weldadig op de aanwezigen in
werkte.
Speciale melding moeten we maken van de
uitstekende xylophoon-soli, die we te beluis
teren kregen.
De verzorging van het overige deel van het
programma was opgedragen aan de bekende
Hollandsche chansonniers Tholen en Van Lier,
die al verscheidene malen hier ter plaatse op
getreden zijn de eerste o.m. in een der vorige
tournées van de K.R.O. Evenals destijds het
geval was, hebben Tholen en Van Lier danig
op de lachspieren gewerkt èn door hun grap
pige conférences èn door hun vroolijk lied. Zij
traden voorts op in een paar schetsen, waar
van het interview van den 100-jarige te
„Kwak-op-Zand" (Met den K.R.O.-reportage-
wagen er op uit), „Het verstrooide persbu
reau" en „Op het bureau van den aethercom-
missaris" de aardigste waren. In de meeste
gevallen verleenden de Troubadours muzikale
medewerking en vooral op die oogenblikken
genoot het dankbare auditorium hóórbaar.
Een aardige attentie was het, toen vlak
voor de pauze de finale „Kun je nog zingen,
zing dan mee!" besloten werd met een ge
zongen hulde aan het Vorstelijke Bruidspaar
en het Wilhelmus, dat staande door de aan
wezigen meegezongen werd. Op het tooneel
prijkte middelerwijl een groote pastelteeke-
ning van Prinses Juliana en Prins Bernhard.
Tijdens de pauze werd een propagandistisch
woord gesproken door den heer Bronk. Deze
noemde 1937 het jaar van de nieuwe K.R.O.-
studio, die men n.1. dit jaar hoopt te openen.
Spr. constateerde, dat het menschdom ver
vlakt en dat het het tempo, waarin de ge
beurtenissen elkaar opvolgen, niet kan bij
houden. Twaalf jaar geleden stond men ver
stomd van de groote uitvinding, die radio
heet, thans draait men 's morgens zijn toestel
aan en denkt er niet meer bij na. Die vervlak
king beteekent een gevaar voor de omroep-
vereenigingen, daar de belangstelling ver
flauwt en daarmede de sympathie en dus...
de bijdragen. Het gevolg is, dat de radio dreigt
staatsexploitatie te worden, waaraan groote
nadeelen zijn verbonden, o.m. beperking van
de vrijheid.
Het is een eisch van elementair fatsoen, dat
men aan zijn omroepvereeniging contribueert,
dat is een moreele verplichting. „Wij moeten
contribueeren aan de K.R.O., omdat we ka
tholiek zijn en omdat de K.R.O. medewerkt
aan de katholieke cultuur". De K.R.O. ia
krachtens haar doelstelling een cultureele
zaak, die gehouden is den levenden Christus
op aarde te prediken, en daarnaast om te zor
gen voor gepast amusement.
Met de bijdragen gaat het momenteel niet
best. Pater Dito heeft Maandagavond in Haar
lem nog gezegd: als dat zóó doorgaat, dan
staat de nieuwe studio over 2 jaar leeg en
kan de K.R.O. haar faillissement wel aanvra
gen. Spreker bracht deze woorden als een
waarschuwing onder de aanwezigen en sprak
tenslote een krachtig opwekkend woord om de
K.R.O. finantieel te steunen en nieuwe leden
aan te werven.
Het einde van dezen geslaagden avond,
waaraan de aanwezigen meermalen daadwer
kelijke medewerking verleenden door n.1. naar
hartelust met populaire wijsjes van de Trou
badours of het refrein van „Grietje Edelweiss"
van Tholen en Van Lier mede te zingen, kwam
over half twaalf, waarna allen voldaan huis
waarts gingen.
Lezing voor de Postzegelvereeniging
„Den Helder" door den heer M. Quant.
Gisteravond heeft in de bovenzaal van het
café „Postbrug" een openbare vergadering
plaats gevonden van de postzegelvereeniging
„Den Helder", ter gelegenheid van den „Post
zegeldag".
Het was de voorzitter van deze vereeniging,
de heer M. Quant, die te ongeveer kwart over
acht met een kort woord de aanwezigen wel
kom heette en daarbij speciaal noemde den
directeur van het Postkantoor en het eenige
vrouwelijke lid der vereeniging, mevr. Van den
Nieuwenhuizen. Bericht van verhindering was
binnengekomen van burgemeester Ritmeester
en de afdeeling Schagen.
Hierna vangt de heer Quant aan met zijn
lezing, welke getiteld is:
„De Ontwikkelingsgeschiedenis van
het Postwezen".
Spreker die de geschiedenis van het post
wezen in de geheele geschiedenis behandelt,
vangt aan met er op te wijzen, dat men ook
in de allervroegste tijden reeds over middelen
beschikte ter overbrenging van berichten, ook
al was de vorm waarop dit geschiedde, nog niet
de brief. In den Bijbel (het boek Esther) wordt
o.a. gewag gemaakt van eenige wijzen van be
richtgeving.
In de oude geschiedenis kwam dit goeddeels
neer op koeriersdiensten, en later, in den
Romeinschen tijd, werd deze loop-koerier paar-
den-koerier. In dezen tijd was o.a. een brief van
Rome naar Keulen 5 dagen, een brief van
Rome naar Konstantinopel 6 dagen onderweg.
De brief-overbrenging is vermoedelijk in ons
land voor het eerst toegepast ten tijde van
Karei den Grooten, den hervormer op verschil
lend gebied. Helaas viel na zijn dood het groote
rijk uiteen en veel van het totstandgekomene
ging weder teloor. In de Middeleeuwen was er
sprake van een beperkt briefverkeer. Te hooi
en te gras werd de toenmalige „post" geëx-
pedieert en van een vaste regeling was geen
sprake. De grootste correspondentie in dezen
tijd was die tusschen de kloosters eenerzijds en
de bisschoppen anderzijds.
Door de toeneming van het verkeer en de
gelijktijdige opkomst der steden nam evenwel
de behoefte aan postverkeer toe, en toen ten
slotte de bekende Hanzesteden opkwamen (Ri
ga, Koningsbergen, Danzig, Stettin e.a.) kwam
ook een geregelde postdienst tot stand. Even
wel, deze diensten waren geen openbare in
stellingen en nog verre van volmaakt.
De eerste geregelde postverbinding in ons
land kwam in 1464 tusschen de Friesche
steden en Saksen.
Het was in 1565 dat in Amsterdam het eerste
postkantoor" ingericht werd. Het was een z.g.
Paalhuis, waar aankomende schippers hun brie
ven af konden geven.
Elders in Europa was het met het postver
keer ongeveer eender gesteld.
In Nederland wijzigde zich dit verkeer in
den loop der jaren geheel: het postvervoer
werd een kwestie van groot gewicht en diegene,
die de functie uitoefende, bezat een zeer be-
geerenswaardige positie. Liet de verzorging
veel te wenschen over, het baantje van post
meester bracht veel winst op en was soms zelfs
erfelijk.
Deze toestand kon niet aanhouden en m het
jaar 1751 nam de Staat bezit der Posterijen!
het werd Staatsmonopolie en vooral ten tijde
der Fransche overheersching is zeer veel ge
daan ter verbetering van dezen tak van dienst,
Het was evenwel in Engeland, dat een bui
tengewoon belangrijke voortgang gemaakt
werd: Rowland Hill zag in hoe gebrekkig in
wezen dit alles nog was en na jaren van strijd
gelukte het hem den „postzegel in te voeren.
Dat dit eerst gelukte na jaren en jaren van
ijveren voor zijn denkbeelden, laat zich wel
hooren.
Nederland volgde al spoedig en voerde even
eens den postzegel in. Het briefport werd be-
rekend naar gewicht en afstand, waarbij tevens
een algemeene verlaging werd ingevoerd. In
het eerste jaar van verkrijgbaarstelling was
de omzet als volgt: van 5 cent: 912.802 stuks,
van 10 cent: 682.871 stuks en van 15 cent!
250.616 stuks, totaal ter waarde van 145.000,
In 1930 was de waarde der frankeerzegels in
Nederland circa 32 millioen gulden.
In 1874 werd te Bern de wereld-postovereen-
komst gesloten tusschen nagenoeg alle Euro-
peesche staten. Veel is gedaan door Heinrich
von Stephan, die de grondlegger van deze
Unie genoemd kan worden. Hij was de groote
organisator die velen landen een uniform tarief
bracht. Zijn belangrijkste daad blijft evenwel de
stichting van de Vereeniging voor de Wereld
post te Bern, de bekende Union Postale Uni-
verselle. Sedert het eerste congres zijn bijkans
alle landen der wereld tot deze vereeniging toe-
gegetreden.
De heer Quant besluit zijn heldere uiteenzet
ting met een aantal voorbeelden van postver
zending vroeger en nu en spreekt de hoop uit,
een inzicht gegeven te hebben van de groote
cultureele beteekenis van het postverkeer voor
de menschheid.
Na deze lezing, waarna met aandacht ge
luisterd werd, was gelegenheid tot het bezichti
gen der verzamelingen, welke de leden mee
gebracht hadden. En daar er onder onze plaat
selijke philatelisten velen zijn met zeer interes
sante collecties, bleef men nog geruimen tijd
nakaarten.
Gisterenavond circa 10 uur naderde van de
Zuidstraat een auto van den Waco-auto-
reparatiedienst uit Amsterdam. Op het oogen-
blik, dat het voertuig de bocht naar de West
straat nam slipte het door de gladheid van
den weg. Met een schuiver vloog het naar
het trottoir aan den huizenkant, waar juist
een andere auto (van de fa. Raamakers, uit
Den Haag) aan kwam rijden. Beide voertui
gen ramden elkaar, waarbij het voornamelijk
laatstgenoemde was, die nogal wat schade te
boeken had.
Oudeschild.
Aanvoer 11 Jan.: 80 kg laffe garnalen en
410 kg zoute garnalen, 15 ct. per kg. 1865 kg
wulken 15.0514.50 per 100 kg.
Aanvoer 12 Jan.: 122 kg zoute garnalen
15 ct. per kg. 644 kg wulken 15 per 100 kg.
Woensdag 13 Jan16.38 uur
43)
Dat kon Ik nauwelijks gelooven. Want
per slot hadden zij toch nog in Genua de helft
van hun bergloon te wachten. Maar ik denk,
dat het zoo gegaan is; omdat het geld in Spur-
lings cassette het bedrag, dat zij te Genua
moesten ontvangen, gelijk was, ja misschien
zelfs overtrof, hebben zij het geld in Genua
laten schieten en blijkbaar den voor hen ze-
kersten weg genomen: de vlucht.
Gij zijt er dus van overtuigd, dat de
eigenlijke beweegreden voor hun vlucht niet
hst geld, maar iets anders was
Nancy was ontgoocheld.
Die eigenlijke reden zijn... wij.
Wij beiden?"
Ja. De stomme vragen van den stuurman
gisteravond, zeggen mij genoeg. Hij heeft ons
beslist van het begin af aan als spionnen aan
boord bekeken. Dat hij ons overtocht aange
boden heeft, was de gewoonlijke gemakkelijk
heid, waarmee hij ons zand in de oogen heeft
willen strooien vanwege Emmo Deerkson. Hij
heeft natuurlijk niet kunnen vermoeden, dat
wij zijn aanbod zouden aannemen. Maar nu we
het toch aangenomen hadden, kon hij natuur
lijk niet meer terug, al heeft hij daar spijt ge
noeg van gehad, zeker sedert gistermorgen.
Ge bedoelt sinds Spurling's dood?
Ja. hij heeft zelfs gedacht, dat er een
bepaald verband bestond tusschen ons en de
verdwijning van den kapitein. Dat kan echter
wat ons betreft niets anders zijn dan dat
wfl van Spurling bemerkt hebben, wat dezen
in den dood drijven kon. Wanneer wij echter
iets van Spurling weten, en misschien zelfs
iets heel gewichtigs, dan voelen zij zich ook
niet zeker meer, dan durven zij zich in geen
geval meer in Genua vertoonen
Daarom hebben zij liever van het resteeren-
de gedeelte van het bergloon afgezien, omdat
zij niet zeker meer van zichzelf waren, hebben
zich echter schadeloos gesteld met de scheeps-
kas en zijn 's nachts gevlucht..
Maar zijt gij er werkelijk van overtuigd,
dat deze menschen werkelijk ergens bang voor
moeten zijn?
Als ik ooit mocht getwijfeld hebben, dit
nu, deze vlucht anders kan ik het niet
noemen is voor mij een vaststaand teeken,
dat zij iets op hun kerfstok hebben.
Alleen, wat?
En of het Iets te maken heeft met de
„Betty Bonn"?
Dit gesprek en dan voor alles de onmoge
lijkheid, nu wij een zeker bewijs In handen
dachten te hebben, hen te vervolgen, in arrest
te laten stellen, zette een geweldige domper
op onze aanvankelijke vroolijkheid.
Daarbij kwam nog, dat de schemering be
gon te vallen. De wind ging liggen. Vanaf het
water kwam langzamerhand de nachtkoelte
naar boven.
Wij hadden overdag goede vorderingen ge
maakt. Wij waren zelfs een heel stuk dichter
bij ons doel gekomen. We hadden ook een rij
stoomschepen gezien. Maar die waren alle te
ver weg geweest om ons te kunnen bemerken.
Nancy vroeg zelfs geheel terneergeslagen:
Kunnen we niet een roodvlag of zoo iets
naar boven hjjschen?
Maar wat wisten wij van noodsignalen af.
Wij mochten blij zijn, dat we niet werkelijk in
nood verkeerden, dat wij niet op een wrak
ronddreven.
Maar, hoe sterker de avond viel, des te
onaangenamer begonnen wij ons te gevoelen.
Alleen reeds de gedachte, eindelooze uren in
het donker te moeten ronddrijven, zonder
eenige zekerheid en te kampen met opkomende
vermoeidheid, maakte ons stil.
Geen van ons beiden durfde den ander deel
genoot te maken van zijn of haar gedachten
en vrees. Zou dan werkelijk de geschiedenis
van de „Betty Bonn" zich herhalen?
Toen het geheel donker was geworden, zei
ik tegen Nancy:
Ga naar bed morgenvroeg kunt ge me
voor een paar uur aflossen.
Zij knikte. Zij ging zonder een woord te zeg
gen naar voren. Zij keek nog eenmaal om, alsof
zij vanaf den horizon het reddende schip na
derbij kon trekken met haar oogen.
Maar reeds na enkele minuten kwam zij
weer terug. Zij liep hard, keek steeds om,
struikelde. Zij kwam weer snel overeind. Viel
tegen mijn schouder aan, klampte zich aan mij
vast. Zij trilde, beefde over haar geheele
lichaam. In haar oogen was een vreeseljjke
angst te lezen. Haar lippen brachten nauwe
lijks een klank te voorschijn.
Zij vormde met de grootste moeite de woor
den.
Er klopt iemand.
Ik legde mijn arm om haar schouder en wilde
haar geruststellen.
Onzin. Nancy. De opwinding...
Zij klemde zich nog vaster om mij.
Neen! neen! Ik heb duidelijk gehoord, er
klopt iemand tegen de deur.
Thans begon ik ook te twijfelen. En plotse
ling kreeg ik een waanzinnige gedachte. Spur
ling! Zouden zij misschien Spurling opgeslo
ten hebben om het geld te kunnen stelen?
Ik zette het roer met een touw vast. Ik ging
naar beneden in de kajuit en haalde voor alle
zekerheid mijn revolver. Deze laatste opwin
ding was wel het allerlaatste, wat mijn ze
nuwen konden verdragen. Het liefst had ik
in het blinde weggeschoten om mijn zenuwen
een beetje opluchting te geven. Maar ik ging
met Nancy naar voren.
Zachtjes...
Wij slopen op onze teenen voorbij het man-
schaplogies over het voordek.
Vlak bij het voordek hield Nancy mg bij
mijn arm terug en fluisterde:
Hier, deze deur was het.
Onder den bak waren twee deuren, de link-
sche naar de proviand kamer, waarvan a'leen
de stuurman den sleutel bezat en waaruit hg
steeds/ zelf het proviand te voorschijn haalde.
De rechter deur was van de zeilkast, zooals
Crane me eens verklaard had. Daar lagen de
zeilen, touwen, alle reservedeelen. Ik had er
nooit in gekeken. Op deze deur wees Nancy.
Hoor! Daar is het weer. Hoort ge?
Nancy sprak met trillende stem. Ook ik
kreeg door de klanken daar binnen een prop
in mijn keel. Het was een zacht kloppen als
van vingerknokkels, die tegen het houtwerk
bonsden. In de stilte van den avond drong het
griezelig duidelijk tot ons door. Nu hoorden
wij ook woorden, gedempt roepend, fluisterend
opgewonden. Ik kon niet verstaan wat hg zei.
Het was een mannenstem, dat kon ik duidelijk
hooren, maar niet de stem van Spurling.
Ik kwam een paar passen dichterbij en
riep:
Hallo, wat wilt ge daarbinnen?Wie zijt ge?
Het kloppen verstomde Geen antwoord.
Niets. Die daar binnen was blijkbaar geschrok
ken door mijn roepen
Nu bonsde ik met mijn vuisten tegen de
deur.
Hallo, geef antwoord; wie zijt ge?
Ik luisterde. Nancy stond achter mij.
Ik kon haar adem hooren jagen. Ik hoorde
haar hart bonzen. Maar daar binnen niets.
Ik riep nog een keer. Weer geen antwoord.
Nu werd ik woedend, door dit spookachtig
gekkenspel. Ik trok mijn revolver uit mijn zak.
Ik draaide den sleutel, die buiten in het slot
stak om, en stootte de deur open. Een lucht
van teer en zeildoek en touwwerk kwam mij
tegemoet. Ik kon niets zien. Ik hield mijn
revolver voor mg uit en liep naar binnen in
het duister:
Antwoord! Kom er uit! Of ik schiet!
Nog steeds geen antwoord.
Nog drie tellen of ik schiet!
Nu verroerde zich iets. De vreemde had
waarschijnlijk aan den klank mijner stem ge
hoord, dat ik het ernstig meende. Geheel ach
ter in den hoek bewoog zich iets. Zeilbalen
werden omver geworpen. Daar kroop een ge
stalte té voorschijn. Ik hield dezen onaange-
namen gast mjjn revolver tegen het voorhoofd,
Opstaan!
Hij kwam overeind Ik ging eenigszins ach-
eruit, nog steeds met opgeheven wapen. Hij
s ond voor ons in de opening van de deur. Wij
onden hem vrjj duidelijk zien in het avond-
ic t der zee. Het was een jong mensch, bijna
een jongen nog. Ik schatte zijn ouderdom op
nauwelijks 20 jaar. Hij had een smal, Noorsch
gezicht, scherp, boersch. Zijn wit blond haar
viel met een lok over zijn voorhoofd. Hij droeg
een blauw wollen sweater en een blauwe
werkbroek, die vuil en gehavend was, waar-
se ijnlijk door zijn verblijfplaats tusschen de
a!ea' iWordt vervolgd.).