THOMAS CARLYLE Geheimen van Rusland en de 1881) het Oerwoud (4 December 1795-5 Februari vrFwilligerskwestie Gehakt in blik Marktberichten fen He Y ?gGn EnSeland, in den strijd te- Uit onze Omgeving Nog geen antwoord van Italië op kwestie Degrelle 5 Februari aanstaande zal het 56 jaar geleden zijn, dat Thomas Carlyle overleed. Hij was een groot bewonderaar van de Duit- sche letterkunde van zijn tijd; ook had hij een grooten invloed op de letterkunde van zijn va derland en vormde een school, waartoe groote mannen als Thac- keray en Kingsley behoorden ter wijl ook mannen als dTsraeli niet aan den invloed van zijn ge schriften konden ontkomen. hoorde frfn'i tten" Evenals de taal van het land, die wat de woordenschat en de uit ï'.r' hct Duitsch, dan Óp Lngelsch gelijkt, dat zeer sterk met Nor- mandisch-F ransche woorden en uitdrukkin- fan herSfJf' Z°°nis ook het ^"aktër ■van het Schotsche volk volkomen vrij van vreemde bestanddeelen. In den eeuwenlan- onthlrHit w? S' die niet van roofzucht ontbloot waren, en verder in den strijd om mang bestaan. groeide hier een koppig arbeidzaam en zuinig geslacht, dat van de' r;edslfhts wein.ig vreugde te verwach ten had, en voor wie de pijnlijkste plichts- betrachtiging en overgave aan'den wil van God tot een tweede natuur werd. Terwijl de nniic?" religieuze kwesties steeds mankt™ 6I? ®ociale vraagstukken maakten, vonden de Schotten in hun reli- gie een volledige en voldoende wereldbe- ffarUWlng' A' h,un wcrk' iedere ontspanning ieder uur van hun leven, werd beheerscht door religieuze gezichtspunten. Zoo trad ook in de familie van Carlyle strenge plichts vervulling in de plaats van uitingen van naïeve en hartelijke toegenegenheid. Voor zijn ouders had Carlyle een buiten gewone hoogachting. Niet alleen was hij er ti otsch op, de zoon van zoo n vader te mogen zijn, maar inderdaad was zijn trots ooi; rechtvaardigd. Uit den omgang met zijn moeder spreekt een innige kinderlijke liefde. Op latercn leeftijd leerde zij nog de moeilijke schrijfkunst, om haar zoon op zijn levens baan te kunnen volgen en waarschuwen. Ontroerend is het, wanneer zij hem maant het geloof van zijn jeugd te bewaren, maar even mooi is het, wanneer de zoon zijn moeder er op wijst, dat, hoewel verschillend van vorm, de inhoud van hun beider geloof toch dezelfde was. Zoo leerde hij zijn moe der, dat hij de waarheid gesproken had en langzamerhand leerde zij met zijn oogen de wereld aanschouwen. Het leven van Thomas Carlyle in het ouderlijk htuis was buitengewoon eenvou, clig, hoewel niet armoedig. Na de dorpsschool bezocht te hebben, ging hij op 14-jarigen leef tijd naar de universiteit te Edinburg, om daar theologie te studeeren. Het leven aan deze univeristeit moet men niet willen ver gelijken met het leven aan de universitei ten van Oxford of Cambridge, die den studenten niet alleen geestelijk voedsel, maar ook een zeer gemakkelijk materieel bestaan verschaften. Carlyle leefde in groote armoe de, uitsluitend zich voedend met havermout, terwijl hij van het ouderlijk huis nog wel eens boter gestuurd kreeg. Zijn theologische studiën eindigde hij slechts halverwege, maar wijdde zich daarna aan de geometrie, Avaarbij hem evenwel de goede leiding ont brak, zoodat hij spoedig daarop de universi teit verliet. Hij werd nu huisonderwijzer, en kon zich wijden aan de studie van de Duit sche taal. De kennismaking met Edward Irving, een zeer bekwaam redenaar en onderwijzer, vormde een keerpunt in zijn leven. Door hem werd hij nog beter opmerkzaam gemaakt op de Duitsche letterknude, waaraan hij zich met ijver wijdde. Voor leeraar was hij even wel niet geschikt, en spoedig keerde hij naar Edinburgh terug. Steeds zocht hij naar een wereldbeschouwing, die voor hem bereik baar en mogelijk was, want zonder levensbe schouwing kon hij zich het leven niet voor stellen. Zijn geestelijken strijd heeft Carlyle ons beschreven in zijn boek „Sartor Resar- tus", wat zooveel beteekent als „de opg" lapper", waarin hij verklaart, dat het leven voor hem volkomen leeg, zonder doel en toe komst was. Zelfs heeft hij aan zelfmoord gedacht, maar zooals hij bekende, hield een zekere traagheid hem tegen, want dit laat ste middel kon hij altijd nog wel toepassen. Tenslotte heeft hij den innerlijken strijd in zichzelf opgelost waarbij de Duitsche denkers en dichters van zijn tijd hem behulpzaam waren. Daarom stelde hij zich dan ook ten doel, deze schatten aan zijn volk te open baren. Na deze eerste ontwikkelingsphase maak te hij kennis met Jane Welsh, zijn toekom stige vrouw. Als huisleeraar kon hij zich nu weer aan zijn studies wijden en begon met een vertaling van de „Faust". Toch interes seerde hij zich in het begin meer voor Schil Ier, wiens idealistisch streven een zeer groo ten involed op hem uitoefende. Na een kort bezoek aan Parijs begon zijn briefwisseling met Goethe, die onstaan was, doordat hij een vertaling van de „Wilhelm Meister" aan den vereerden meester gezonden had. Dit was het begin van een reeks brieven, die van Carlyle's kant steeds onderdanige en trouwe dankbaarheid ademden, terwijl men uit Goethe's brieven een voortdurende ver bazing lezen kon, over den jongen Schot, die in staat was geweest, de geheele rijke g' dachtenwereld van Goethe in zich op te ne men en te verwerken. Hoe vaak Goethe over den jongen Carlyle nadacht, blijkt wel uit zijn „Gesprache 'mit Eckermann". Nadat Carlyle zich eenigen tijd in volko men rust op het platte land teruggetrokken had, om den innerlijken strijd in zich zelf uit te vechten, vestigde hij zich voorgoed in Londen. De etalages van de winkels, de re clameschilders, de metselaars, een gedenk- teeken, alles werd door Carlyle gezien en voor goed in zijn geheugen vastgezet. Hij had de gave, het nlledaagsche te zien en te beschouwen als een symptoon van het in nerlijk leven van de maatschappij. Behalve „Sartor Resartus" zijn de belangrijkste boe„ ken, die Carlvle in zijn Londensche tijd geschreven hééft. „Ereneh Revolntion", „T.lfe Thomas Carlyle 17951881, de groote Engelsche geschiedschrijver en filosoof. and Letters of Oliver Cromwell" en „Frede- rick the Great". Met „French Revolution" wilde hij zijn plaats in de Engelsche literatuur verove ren, hoewel hij zelf vaak beweerd had, dat geen beroep minder voor hem geschikt was, dan dat van schrijver. Niets, totdat dan ook duidelijker zijn af keer van zijn vroegere literaire pogingen, dan dit werk, waarin hij belangrijkste ge beurtenis van den nieuweren tijd uitsluitend van een economisch en sociaal standpunt punt beschouwt. Voltaire en Diderot worden ternauwernood, Rousseau in het geheel niet genoemd. Duidelijk en begrijpend laat hij de materieele ellende van het volk gevoelen, het instinct, dat zoo niet verder kon gaan en de onmogelijkheid iets nieuws te stich ten. Voorts toont hij aan, dat na den dood van Mirabeau geen menschelijke noch god delijke macht in staat was het koningsschap staande te houden. De Franschen zijn nooit beter geschilderd dan in deze hoofdstukken van Carlyle, waar naast een volkomen moedeloosheid een plotseling opkomende koortsachtige werkzaamheid ontstaat, die op een of ander doel gericht is. Maar voor Carlyle was het een gelukkige gedachte, dat gedurende de stormn van de Fransche revolutie over Europa, Goethe en met hem zooveel andere edele mannen den weg naar een positieve wereldbeschouwing voor de geheele menschheid gevonden hadden. Niet door honger ontstaat een revolutie, maar door hetg evoel, dat er geen rechtvaar digheid bestaat. Een hongerend mensch kan in het ergste geval sterven, maar voor een mensch, die onrechtvaardig onderdrukt wordt, is het leven niets waard. Een andere buitengewoon belangrijk werk is „Life aind Letters of Oliver Cromwell". Volgens Carlyle is de geschiedenis de bio grafie van groote mannen, en daarom be schouwde hij het als zijn plicht over Crom well te schrijven. Uit dit werk met zijn be- wonderingswaardige korte opmerkingen leerden de Engelschen Cromwell eerst kennen, den grootsten staatsman, dien ze ooit bezeten hebben. Het diepe, ernstige re ligieuze gevoel, het bewustzijn, dat hij steeds verantwoording aan God verschul digd was, zijn heldere blik op de feiten en hun noodzakelijkheid, zijn vrijmoedige om gang met de menschen, worden ons duide lijk beschreven. Dat Cromwell Engeland tot een groote zeemacht gemaakt heeft, dat het aan hem in de eerste plaats te danken is, dat het Protestantisme voor de Engelschen bewaard gebleven is, dat hij de beslissing in den strijd tusschen burgerlijke vrijheid en de absolute macht van den vorst' ge bracht heeft, dat zijn tegenwoordig alge- meene waarheden, maar ze zijn ons door Carlyle geleerd. Wanneer Carlyle zich door innerlijke sympathie tot Cromwell's machtige figuur aangetrokken gevoeld heeft, dan kan men dat niet zeggen ten opzichte van Frederik den Groote, dien hij tot den held van zijn derde groote werk gemaakt heeft: „Fre- derick the Great". Hierbij was het zijn bedoeling, de politieke geschiedenis van de Duitschers aan de Engelschen te openbaren. Zijn volk moest een duidelijk inzicht in de verhoudingen krijgen, opdat het de nood zakelijke historische ontwikkeling zou be grijpen. Zoo onsympathiek Frederik de Groote hem was met Voltaire te Sanssouci, des te grooter scheen hem de held, wan neer hij orde bracht, waar wanorde heerschte, wanneer hij gerechtigheid bracht waar die niet was; maar vooral hield hij zich bezig met de politieke werkzaamheden van Frederik den Groote ten opzichte van Oostenrijk. Hij toonde aan, dat het geen roof was, toen de Pruisen zich van Silezië mees ter maakten, want de Oostenrijkers waren niet in staat, deze landen te beheeren. En tenslotte toonde zich voor Carlyle in het militair genie van Frederik den Groote het duidelijkst de eigenschap, de feiten juist te waardeeren. Vaak wordt opgemerkt, dat in de erste deelen van dit groote wrk niet Frederik de Groote, maar zijn vader Frede rik Wilhelm I de eigenlijke held is. Weinig bespraakt maar geweldig in zijn optreden zijn koninkrijk besturend als een echte Pruisische boer zijn hoeve, was deze koning een man naar zijn hart. Achter zijn ruw uiterlijk verborg hij een goed hart en een geloovig gemoed. Een man, die zijn plichten kende en die niet geneigd was, zich van zijn voorgenomen weg te laten afbrengen. Zoo was ook Carlyle's innerlijke overtui ging: allen moeten arbeiden, en allen moe ten gelooven aan een ideale hoogere we reld, om de rampen en den arbeid van het bestaan draaglijk te maken! Het antwoord op de Britsche nota. In antwoord op de nota van de Britsche regeering van 9 Januari inzake de kwestie der vrijwilligers voor Spanje, heeft de regee ring op 15 dezer den Britschen ambassadeur een nota overhandigd, waarin er in de eer ste plaats op gewezen wordt, dat de verte genwoordiger der Sovjetregeering in de non- interventiecommissie te Londen nog op 4 De cember aan den voorzitter der commissie een schrijven heeft gezonden, waarin voorgesteld werd, de verplichting tot niet-inmenging uit te breiden tot het zenden van vrijwilligers naar Spanje, terwijl de Sovjet-regeering op 29 December opnieuw bevestigd heeft, in te stemmen met het denkbeeld, dat de betrok ken mogendheden een overeenkomst zouden sluiten, waarbij het zenden van vrijwilligers naar Spanje verboden wordt, en een doeltref fend controlestelsel te organiseeren. De be doelde documenten, aldus wordt in de Rus sische nota verklaard, geven antwoord op het voorstel, dat de nota der Britsche re geering bevat. De nota vervolgt dan: naar de meening der Sovjet-regeering zouden eenzijdige verbods bepalingen van den kant van een deel der landen, die in de Londensche commissie ver tegenwoordigd zijn, wanneer de overige de zer landen niet slechts vrij zijn van deze verplichtingen, doch ook practisch doorgaan met het zenden van troepen naar Spanje, niet alleen niet aan het doel beantwoorden doch ook neerkomen op inmenging ten gun ste der opstandelingen. Dergelijke maatrege len schijnen in het bijzonder voorbarig, wan neer in aanmerking genomen wordt, dat de opstandelingen tot dusver niet eens hun principieele toestemming hebben verleend tot het instellen van controle, noch duidelijk en onvoorwaardelijk hun goedkeuring heb ben gehecht aan staking van het zenden van troepen onder den naam vrijwilligers naar Spanje. Op grond van deze overwegingen acht de Sovjet-regeering, ofschoon zij ook thans niet zal overgaan tot het zenden van vrijwilligers, het van geen nut, den weg van eenzijdige maatregelen te bewandelen. Krachtige komst. Belgische nota op CALLANTSOOG HULP IN NOOD. Zaterdagavond hield de vereeniging „Hulp in Nood" alhier haar jaarvergadering ten huize van den heer F. de Haan. Aanwezig waren met het bestuur 26 leden. Als gast was aanwezig de Edelachtb. heer G. D. Re- horst, burgemeester der gemeente. Omstreeks half acht opent de voorzitter, de heer Jn. Hollander, de vergadering met een woord van welkom, in het bijzonder tot den burgeemester. Volgt voorlezing der notulen der vorige vergadering, welke onveranderd worden goedgekeurd. Naar aanleiding van besprekingen in vo rige vergaderingen omtrent aansluiting bij den Noordhollandschen Bond van Ziekenkas sen is een onderzoek hiernaar ingesteld. De heer A. Toes brengt hierover verslag uit. Besloten wordt niet aan te sluiten bij genoemden Bond. Verslagen van de controlecommissie en van dien penningmeester. Namens de controlecommisie brengt de heer W. Roos verslag uit. Alles is in orde bevonden, aldus spreker. Thans krijgt de penningmeester, de heer J. Weij Pzn., het woord. De ontvangsten over 1936 bedroegen f 1134.80. de uitgaven f 395.75. Uitgekeerd zijn 66 volle dagen, 1193 dagen van 20 pet. in verband met uitkeerin- gen ingevolge de Ziektewet enz. en 111 ziektedagen van vrouwen. Op 1 Januari 1936 had de vereeniging 72 leden, op 31 Decemlter van hetzelfde jaar 68 leden, dus een achter uitgang van 4 Ideen. Er zijn bovendien nog 22 donateurs. De contributie-achterstand is f 4.40. Van contributiebetaling zijn 5 leden vrijgesteld. Benoeming bode. Eerst wordt het bode loon vastgesteld. Besloten wordt dit vast te stellen op 12 pet. van de contributie. Tot bode wordt benoemd de heer A. Kruit Gzn met 23 stemmen. De vacature was ontstaan door het vertrek van de Wed. A. Leijen. Bestuursverkiezing. Aftredend zijn de heeren Jn. Hollander, Jb. Bakker Azn. en A. Kooij, terwijl er één vacature is te ver vullen. De eerstgenoemde is niet herkies baar. De uitslag van de stemming is als volgt: herkozen de heeren Jb. Bakker Az. en A. Kooij. beiden met algemeene stem men. Gekozen worden de heeren J. Kruit Gz. (18 stemmen), W. Roos (14 st.) en D. Kui per (23 st.) De heer A. Kruit Gz. had ook bedankt als bestuurslid ,in wiens plaats de heer J. Kruit Gz. gekozen werd. In het bestuur wordt besloten dat nu als voorzitter de heer Jb. Bakker Az. zal op treden, in de plaats van den heer Hollan der. Als lid van de controlecommissie wordt benoemd de heer Jb. Bakker Pzn. Vaststelling contributie en uit.keering. Na toelichting van den penningmeester blij ven contributie en uitkeering voorloonig gehandhaafd. Rondvraag. De heer Jb. Bakker Az. be dankt den afgetreden voorzitter, den beer Jan Hollander, voor het vele werk dat deze voor de vereeniging heeft gedaan. Voor betere controle en om verwarring te voorkomen, wordt besloten dat de dag van aangifte telt als dag van aanvang van ae ziekteperiode. In verband met een ingekomen verzoek van de wed. A. LeijenKindt, thans wo nende te Den Helder, wordt nog besloten haar twee weken ziekengeld uit te keeren, voor haar laatste ziektegeval en voor haar zoon één week ziekengeld. De heer Jn. Hollander neemt thans met een kort woord afscheid als voorzitter van de vereeniging en sluit hierna de vergade ring. ANNA PAUWWNA Tot dusver heeft de Italiaansche regee ring niet geantwoord op de nota der Belgi sche regeering, waarin deze protesteert tegen de aan den leider der Rexisten, Degrelle, verleende toestemming voor zijn propaganda gebruik te maken van Italiaansche radio zenders. Thans is de Belgische regeering voornemens de volgende week een in zeer krachtige termen geschreven nota aan Ro me te doen toekomen, welke stap des te dringender is. aangezien men te kringen der Bexisten niet verheelt, dat hun leider bin nenkort voor den zender van Turijn zal spreken. Rectificatie. Van de paar drukfouten in ons versiagje van de lezing over de opera „La Bohème" willen we er, bij uitzondering gaarne één rectificeeren. Er kwam nu toch te staan „Bohemers" inplaats van „bohémiens" en de heer Alt wees er z'n hoorders nadrukkelijl op: de vier mannelijke hoofdpersonen in de opera zijn geen Bohemers, maar vagebon deerende Parijsche kunstenaars, bohémiens. Biljarten. Bij den heer Slikker speelde groep I van de biljartvereeniging „Anna-Paulowna" te gen groep IV. Van groep 1 wonnen: P. Wilms 50 van D. op 't Veld 45; W. Cor- nelissen 35 van W. Alkemade 16; G. van Zandwijk 56 van W. Alkemade 32; P. Smit 27 en D. Op 't Velde 45; L. Elfrink 30 van W. Alkemade 42; G. Philipsen 62 van D. Op 't Veld 32; P. Smit 22„ W. Alkemade 39 en W. Cornelissen 26. Van groep IV wonnen: W. Cornelissen 40 van L. Elfrink 15 en G. van Zandwijk 37. P. Smit 32 van P. Wilms 37 en L. Elfink 13 D. Op 't Veld 50 van L. Elfrink 17. Groep 1 wint dus met 11 tegen 5 van groep IV. W/KRINGEN Overplaatsing. De heer H. van Ringen, ambtenaar bij Rijksbelastingen, alhier, zal op zijn verzoek met ingang van 15 Febr. a.s. oevrgenlaatst worden als zoodanig naar Eindhoven. Bezichtiginn kleedingstnkken. De vereeniging „Dorcas" stelt evenals vo rige jaren de ter uitreiking gemaakte kiee- dingstukken ter bezichtiging en wel a.s. Dinsdagmiddag van 2 tot 4 uur in de bene denzaal van de Ned. Herv. Kerk te Hippo- lytusnoef. Verstrekking wordt uitgebreid. De gemeentebesturen hebben een circu laire ontvangen, waarin wordt medege deeld. dat de distributie van gehakt in dik voor onbepaalden tijd wordt verlengd. Daarenboven worden de hoeveelheden ver groot. Gezinnen tot en met vier kinderen zullen nu twee bussen kunnen krijgen. Grootere gezinnen, die nu recht hebben cp twee bussen, krijgen er in het vervolg drie. Een Italiaansche expeditie, die voor een jaar geleden vertrok naar de tropische wereld van Zuid-Amerika, is na talrijke avonturen en lotgevallen weibe houden in de beschaafde wereld teruggekeerd. Van de avonturen der Expeditieleden wordt in on derstaand verhaal een en ander verteld. Geen streek ter wereld is ondanks alle ex pedities nog zoo ondooi zocht gebleven, als dat hartstuk van de Zuid-Amerikaansche tropen, dat zich over een oppervlakte van 3 millioen vierkante kilometer langs den bo venloop van den Aniazonenstroom uitstrekt. Het is een gebied bedekt met bijna ondoor dringbare oerwouden, die zich gelijk een muur verheffen op de oevers, van de tallooze watervallen en stroomen, die zich verderop tot een der grootste stroomen van de wereld vereenigen. De eënige menschen die vaker in deze wil dernis doordringen zijn de Caucheros, Mes tiezen naar hun afkomst, die hun leven op het spel zetten om hel „goud van het oer woud", de kostbare melk van den rubber boom, te zoeken. Voor alle andere levenden is het oponthoud in deze groene hel met haar vochtig en heet klimaat steeds doode- lijk. Overal ligt het verderf op de loer. Het is evenwel niet alleen dit ongezonde klimaat dat den blanke gevaarlijk kan wor den dat hem langzaam maar zeker verteert. Het verderf loert overal en de dood treedt hem in duizenderlei vorm tegemoet Zijn het niet de muskieten en de steekmuggen, die zich in heele wolken op den indringer werpen om hem het bloed uit te zuigen of hem met hun steek een doodelijke ziekte te bezorgen, dan zijn het de gifslangen, van alle soort en alle grootte die hem bedreigen. Bovendien wemelt het in deze maagdelijke wouden van reusachtige schorpioenen, dui- zendpooten en giftige padden. Een buitengewoon gevaarlijke vijand is ook de kleine in de riyieren en stroomen levende Piranna, die men ook wel de haai der zoete wateren noemt. Aan zijn vlijm scherp gebit ontgaat niets. Lcelijk, laag en gemeen. In deze hel van den dood aan den Ama- zonestroom is een Italiaansche expeditie doorgedrongen. Daarbij bedienden zij zich v. de primitieve kano, daar in deze wildernis nog geen beter vervoermiddel bestaat, In ver» band vooral met de talrijke stroomversnellin» gen, die overal in deze wateren voorkomen. De belangstelling van de expeditie was overigens minder gericht naar botanische of zoölogische ontdekkingen. Zij gold vooral de ethnografische studie van de talrijke stammen van inboorlingen die in deze oer wouden hun ellendig bestaan slijten. Deze inboorlingen behooren tot verschillende ras sen. Zij zijn gedeelteijk roodhuidig, gedeeltelijk zwart als negers. Maar men treft ook licht brons als huidkleur aan. Soms zijn zij groot als reuzen, dan weer klein en onooglijk als pygmeeën. In het algemeen zijn ze leelijk, en dit geldt niet alleen voor de mannen, maar ook voor de vrouwen. Verder zijn ze laag en gemeen. Hun wapen is de list. Allen zijn ze bezeten van één gemeenschappelijken haat tegen den vreemdeling, vooral tegen een blanke. Steeds moet men, wanneer men zich in de wildernis tot bij deze wilden be geeft, rekening houden met de mogelijk heid, om op een bepaald oogenblik door een wolk van vergiftige pijlen overvallen te worden. De schutters echter blijven onzicht baar. Soms slaagt men er in, met hen in ver binding te komen, maar dan ook zal de blanke goed doen, op zijn hoede te blijven. Want deze bewoners van het oerwoud zijn onbetrouwbaar. Paalwoningen. Zij vestigen zich heelemaal verscholen in het dichtste van het woud. Alleen smalle en kronkelende paden, slechts voor een ge oefend oog herkenbaar, leiden van deze ne derzettingen naar de watervallen. TTun hut ten noemen zij Maloccas. Deze gelijken op bijenkorven. In de groote Maloccas wonen soms geheele stammen samen van 10 tot 15 families. Maar elke familie heeft haar eigen haard en eerbiedigt de ruimte, waarop an deren aanspraak maken. Huiselijke voor werpen, hoe eenvoudig ook, en hoe primitief, kent men niet. Alleen de opperhoofden en de genezers bezitten een soort van bed. De vrou wen daarentegen moeten op den naakten grond slapen. Trouwen geen pleziertje. Deze wilden leven van de iacht en van de vischvangst. Talrijk echter zijn ook de krijgs tochten die ze ondernemen, wanneer ze vrou wen noodig hebben. Zij hebben deze noodig als werkdieren, want de mannen zelf leiden voor bet grootste deel een lui leven. Hun zeden en gebruiken zijn in het alge meen merkwaardig. Het merkwaardigste in hun bestaan is wel hun wijze van bruiloft, vieren. De Italianen, wien het vergund was een vrij langen tijd onder de Ungininos en de Huitotoes te verblijven, berichten het volgende dienaangaande: „Wanneer het jonge meisje juist geslachts rijp is geworden, wordt zij aan haar familie onttrokken en in een afzonderlijke hut opge sloten. Daar krijgt zij alleen Cassawa. (Een sterk gepeperde brij uit boomschorsen) als voeding, want de Huitotoes en de Ungininos beschouwen zulk een meisje als onrein. Neemt echter een van de mannelijke leden van de stam het, besluit, dit meisje te hu wen, dan wordt ze op den bruiloftsdag uit de hut gehaald, en in tegenwoordigheid van den geheelen stam geheel ongekleed aan een boom gebonden. De Demon brandt. Dan begint de eigenlijke huwelijksplech tigheid. Aan het begin der feestelijkheid heeft de geeseling van het weerlooze meisie plaats. Deze geeseling gebeurt met strikken, uit lianen gevlochten. Om de pijn van het slacht offer te vergrooten, zijn scherven en derge lijke aan de strikken gebonden. Deze wilden gelooven dat deze meisjes bezeten zijn door een demon, die op deze wijze uit het lichaam gedreven moet worden. Zinkt het slachtoffer eindelijk uitgeput ineen, dan is het hoogte punt van het feest gekomen. De krijgers ra zen op hun trommels, en de vrouwen dansen Nu is de booze geest uitgedreven, en de boom wordt verbrand. Wanneer het meisje uit haar bewusteloosheid ontwaakt, worden haar de wenkbrauwen met een aardescherf afgeschoren, ten teeken dat ze. nu getrouwd is. In plaats daarvan teekent men daar kleu rige strepen. ALKMAAR 16 Jan 1937 Op de heden gehouden eierenveiling wa ren in totaal 190000 stuks kipeieren aange voerd, waarvan de prijzen als volgt. 5658 f 3—f 3.15, 58—60 f 3.10—f 3.20, 60—62 f 3.15—3.30, 62—64 f3.20— f 3.45, 64—66 f 3.30 f 3.70. Kleine f 2.90-f 3.10 ALKMAAR 16 Jan. 1937 Op de heden gehouden botermarkt werd betaald voor groothandel 1VA—80 cent en kleinhandel 80S2!4 cent. Vaten f 72 Han del goed. Kipeieren (groothandel) f 2.75 f 3.50. Handel matig Eendeieren geen. WARMENHUIZEN, 16 Januari. Roode kool f 1.402.50, gele kool fl.20— 1.40. Deensche witte kool fl1.10, groene kool f2.30—2.80, nep f 5.80. drielingen 1.60 —2.20, uien f 1—1.50, grove uien f 1.40—1.60, blauwe aardappelen f2.10, BROEK OP LANGENDIJK. 16 Januari. Uien f 0.901.40, grove f 1.201.50, zil veruien, drielingen f 1.80—2.30, peen f 1.40— 1.60. groene kool 1.20—3.70. kroten 1 101.60, roode kool 1.402.20. gele kool 1.20, D. witte kool 11.20, bloemkool 6.406.80, 2e soort 2.10—2.50. NOORDSC.HARWOUDE. 19 Januari. BI. aardappelen 1.60. uien 1—1.30, drielin gen 1.60. grove 1.20—1.40. peen 1.30—1.60, roode kool 1.40—2.20, gele kool 1.20—1.30, D. witte kool 1—1.10. ALKMAAR. 19 Januari. 76 vette koeien f 150—250. handel rede lijk, 3 vette aki veren f 50—95, per Kg. 70— 10. nucht. kalveren f 6—18, 25 vette scha pen f 20—27, 333 vete varkens 42—45. p Kg. HEFFING OP BOTER. 's-Gravenhage, 16 Jan. De heffing op bo ter is voor de week van 17 tot en met 23 Januari, behoudens tusschentijdsche wijzi ging, weder vastgesteld op 85 cent per kilo gram.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1937 | | pagina 3