THOMAS CARLYLE
Geheimen van
Rusland en de
1881)
het Oerwoud
(4 December 1795-5 Februari
vrFwilligerskwestie
Gehakt in blik
Marktberichten
fen He Y ?gGn EnSeland, in den strijd te-
Uit onze Omgeving
Nog geen antwoord van Italië op
kwestie Degrelle
5 Februari aanstaande zal het
56 jaar geleden zijn, dat Thomas
Carlyle overleed. Hij was een
groot bewonderaar van de Duit-
sche letterkunde van zijn tijd;
ook had hij een grooten invloed
op de letterkunde van zijn va
derland en vormde een school,
waartoe groote mannen als Thac-
keray en Kingsley behoorden ter
wijl ook mannen als dTsraeli
niet aan den invloed van zijn ge
schriften konden ontkomen.
hoorde
frfn'i tten" Evenals de taal van het
land, die wat de woordenschat en de uit
ï'.r' hct Duitsch, dan Óp
Lngelsch gelijkt, dat zeer sterk met Nor-
mandisch-F ransche woorden en uitdrukkin-
fan herSfJf' Z°°nis ook het ^"aktër
■van het Schotsche volk volkomen vrij van
vreemde bestanddeelen. In den eeuwenlan-
onthlrHit w? S' die niet van roofzucht
ontbloot waren, en verder in den strijd om
mang bestaan. groeide hier een koppig
arbeidzaam en zuinig geslacht, dat van de'
r;edslfhts wein.ig vreugde te verwach
ten had, en voor wie de pijnlijkste plichts-
betrachtiging en overgave aan'den wil van
God tot een tweede natuur werd. Terwijl de
nniic?" religieuze kwesties steeds
mankt™ 6I? ®ociale vraagstukken
maakten, vonden de Schotten in hun reli-
gie een volledige en voldoende wereldbe-
ffarUWlng' A' h,un wcrk' iedere ontspanning
ieder uur van hun leven, werd beheerscht
door religieuze gezichtspunten. Zoo trad ook
in de familie van Carlyle strenge plichts
vervulling in de plaats van uitingen van
naïeve en hartelijke toegenegenheid.
Voor zijn ouders had Carlyle een buiten
gewone hoogachting. Niet alleen was hij er
ti otsch op, de zoon van zoo n vader te mogen
zijn, maar inderdaad was zijn trots ooi;
rechtvaardigd. Uit den omgang met zijn
moeder spreekt een innige kinderlijke liefde.
Op latercn leeftijd leerde zij nog de moeilijke
schrijfkunst, om haar zoon op zijn levens
baan te kunnen volgen en waarschuwen.
Ontroerend is het, wanneer zij hem maant
het geloof van zijn jeugd te bewaren, maar
even mooi is het, wanneer de zoon zijn
moeder er op wijst, dat, hoewel verschillend
van vorm, de inhoud van hun beider geloof
toch dezelfde was. Zoo leerde hij zijn moe
der, dat hij de waarheid gesproken had en
langzamerhand leerde zij met zijn oogen de
wereld aanschouwen.
Het leven van Thomas Carlyle in het
ouderlijk htuis was buitengewoon eenvou,
clig, hoewel niet armoedig. Na de dorpsschool
bezocht te hebben, ging hij op 14-jarigen leef
tijd naar de universiteit te Edinburg, om
daar theologie te studeeren. Het leven aan
deze univeristeit moet men niet willen ver
gelijken met het leven aan de universitei
ten van Oxford of Cambridge, die den
studenten niet alleen geestelijk voedsel, maar
ook een zeer gemakkelijk materieel bestaan
verschaften. Carlyle leefde in groote armoe
de, uitsluitend zich voedend met havermout,
terwijl hij van het ouderlijk huis nog wel
eens boter gestuurd kreeg. Zijn theologische
studiën eindigde hij slechts halverwege,
maar wijdde zich daarna aan de geometrie,
Avaarbij hem evenwel de goede leiding ont
brak, zoodat hij spoedig daarop de universi
teit verliet. Hij werd nu huisonderwijzer, en
kon zich wijden aan de studie van de Duit
sche taal.
De kennismaking met Edward Irving, een
zeer bekwaam redenaar en onderwijzer,
vormde een keerpunt in zijn leven. Door hem
werd hij nog beter opmerkzaam gemaakt
op de Duitsche letterknude, waaraan hij zich
met ijver wijdde. Voor leeraar was hij even
wel niet geschikt, en spoedig keerde hij naar
Edinburgh terug. Steeds zocht hij naar een
wereldbeschouwing, die voor hem bereik
baar en mogelijk was, want zonder levensbe
schouwing kon hij zich het leven niet voor
stellen. Zijn geestelijken strijd heeft Carlyle
ons beschreven in zijn boek „Sartor Resar-
tus", wat zooveel beteekent als „de opg"
lapper", waarin hij verklaart, dat het leven
voor hem volkomen leeg, zonder doel en toe
komst was. Zelfs heeft hij aan zelfmoord
gedacht, maar zooals hij bekende, hield een
zekere traagheid hem tegen, want dit laat
ste middel kon hij altijd nog wel toepassen.
Tenslotte heeft hij den innerlijken strijd in
zichzelf opgelost waarbij de Duitsche denkers
en dichters van zijn tijd hem behulpzaam
waren. Daarom stelde hij zich dan ook ten
doel, deze schatten aan zijn volk te open
baren.
Na deze eerste ontwikkelingsphase maak
te hij kennis met Jane Welsh, zijn toekom
stige vrouw. Als huisleeraar kon hij zich nu
weer aan zijn studies wijden en begon met
een vertaling van de „Faust". Toch interes
seerde hij zich in het begin meer voor Schil
Ier, wiens idealistisch streven een zeer groo
ten involed op hem uitoefende. Na een kort
bezoek aan Parijs begon zijn briefwisseling
met Goethe, die onstaan was, doordat hij
een vertaling van de „Wilhelm Meister" aan
den vereerden meester gezonden had. Dit
was het begin van een reeks brieven, die
van Carlyle's kant steeds onderdanige en
trouwe dankbaarheid ademden, terwijl men
uit Goethe's brieven een voortdurende ver
bazing lezen kon, over den jongen Schot, die
in staat was geweest, de geheele rijke g'
dachtenwereld van Goethe in zich op te ne
men en te verwerken. Hoe vaak Goethe over
den jongen Carlyle nadacht, blijkt wel uit
zijn „Gesprache 'mit Eckermann".
Nadat Carlyle zich eenigen tijd in volko
men rust op het platte land teruggetrokken
had, om den innerlijken strijd in zich zelf
uit te vechten, vestigde hij zich voorgoed in
Londen. De etalages van de winkels, de re
clameschilders, de metselaars, een gedenk-
teeken, alles werd door Carlyle gezien en
voor goed in zijn geheugen vastgezet. Hij
had de gave, het nlledaagsche te zien en
te beschouwen als een symptoon van het in
nerlijk leven van de maatschappij. Behalve
„Sartor Resartus" zijn de belangrijkste boe„
ken, die Carlvle in zijn Londensche tijd
geschreven hééft. „Ereneh Revolntion", „T.lfe
Thomas Carlyle 17951881, de groote
Engelsche geschiedschrijver en filosoof.
and Letters of Oliver Cromwell" en „Frede-
rick the Great".
Met „French Revolution" wilde hij zijn
plaats in de Engelsche literatuur verove
ren, hoewel hij zelf vaak beweerd had, dat
geen beroep minder voor hem geschikt was,
dan dat van schrijver.
Niets, totdat dan ook duidelijker zijn af
keer van zijn vroegere literaire pogingen,
dan dit werk, waarin hij belangrijkste ge
beurtenis van den nieuweren tijd uitsluitend
van een economisch en sociaal standpunt
punt beschouwt. Voltaire en Diderot worden
ternauwernood, Rousseau in het geheel niet
genoemd. Duidelijk en begrijpend laat hij
de materieele ellende van het volk gevoelen,
het instinct, dat zoo niet verder kon gaan
en de onmogelijkheid iets nieuws te stich
ten. Voorts toont hij aan, dat na den dood
van Mirabeau geen menschelijke noch god
delijke macht in staat was het koningsschap
staande te houden. De Franschen zijn nooit
beter geschilderd dan in deze hoofdstukken
van Carlyle, waar naast een volkomen
moedeloosheid een plotseling opkomende
koortsachtige werkzaamheid ontstaat, die
op een of ander doel gericht is. Maar voor
Carlyle was het een gelukkige gedachte,
dat gedurende de stormn van de Fransche
revolutie over Europa, Goethe en met hem
zooveel andere edele mannen den weg naar
een positieve wereldbeschouwing voor de
geheele menschheid gevonden hadden.
Niet door honger ontstaat een revolutie,
maar door hetg evoel, dat er geen rechtvaar
digheid bestaat. Een hongerend mensch kan
in het ergste geval sterven, maar voor een
mensch, die onrechtvaardig onderdrukt
wordt, is het leven niets waard.
Een andere buitengewoon belangrijk werk
is „Life aind Letters of Oliver Cromwell".
Volgens Carlyle is de geschiedenis de bio
grafie van groote mannen, en daarom be
schouwde hij het als zijn plicht over Crom
well te schrijven. Uit dit werk met zijn be-
wonderingswaardige korte opmerkingen
leerden de Engelschen Cromwell eerst
kennen, den grootsten staatsman, dien ze
ooit bezeten hebben. Het diepe, ernstige re
ligieuze gevoel, het bewustzijn, dat hij
steeds verantwoording aan God verschul
digd was, zijn heldere blik op de feiten en
hun noodzakelijkheid, zijn vrijmoedige om
gang met de menschen, worden ons duide
lijk beschreven. Dat Cromwell Engeland tot
een groote zeemacht gemaakt heeft, dat het
aan hem in de eerste plaats te danken is,
dat het Protestantisme voor de Engelschen
bewaard gebleven is, dat hij de beslissing
in den strijd tusschen burgerlijke vrijheid
en de absolute macht van den vorst' ge
bracht heeft, dat zijn tegenwoordig alge-
meene waarheden, maar ze zijn ons door
Carlyle geleerd.
Wanneer Carlyle zich door innerlijke
sympathie tot Cromwell's machtige figuur
aangetrokken gevoeld heeft, dan kan men
dat niet zeggen ten opzichte van Frederik
den Groote, dien hij tot den held van zijn
derde groote werk gemaakt heeft: „Fre-
derick the Great". Hierbij was het zijn
bedoeling, de politieke geschiedenis van de
Duitschers aan de Engelschen te openbaren.
Zijn volk moest een duidelijk inzicht in
de verhoudingen krijgen, opdat het de nood
zakelijke historische ontwikkeling zou be
grijpen. Zoo onsympathiek Frederik de
Groote hem was met Voltaire te Sanssouci,
des te grooter scheen hem de held, wan
neer hij orde bracht, waar wanorde
heerschte, wanneer hij gerechtigheid bracht
waar die niet was; maar vooral hield hij
zich bezig met de politieke werkzaamheden
van Frederik den Groote ten opzichte van
Oostenrijk. Hij toonde aan, dat het geen roof
was, toen de Pruisen zich van Silezië mees
ter maakten, want de Oostenrijkers waren
niet in staat, deze landen te beheeren. En
tenslotte toonde zich voor Carlyle in het
militair genie van Frederik den Groote het
duidelijkst de eigenschap, de feiten juist
te waardeeren. Vaak wordt opgemerkt, dat
in de erste deelen van dit groote wrk niet
Frederik de Groote, maar zijn vader Frede
rik Wilhelm I de eigenlijke held is. Weinig
bespraakt maar geweldig in zijn optreden
zijn koninkrijk besturend als een echte
Pruisische boer zijn hoeve, was deze koning
een man naar zijn hart. Achter zijn ruw
uiterlijk verborg hij een goed hart en een
geloovig gemoed. Een man, die zijn plichten
kende en die niet geneigd was, zich van
zijn voorgenomen weg te laten afbrengen.
Zoo was ook Carlyle's innerlijke overtui
ging: allen moeten arbeiden, en allen moe
ten gelooven aan een ideale hoogere we
reld, om de rampen en den arbeid van het
bestaan draaglijk te maken!
Het antwoord op de Britsche
nota.
In antwoord op de nota van de Britsche
regeering van 9 Januari inzake de kwestie
der vrijwilligers voor Spanje, heeft de regee
ring op 15 dezer den Britschen ambassadeur
een nota overhandigd, waarin er in de eer
ste plaats op gewezen wordt, dat de verte
genwoordiger der Sovjetregeering in de non-
interventiecommissie te Londen nog op 4 De
cember aan den voorzitter der commissie een
schrijven heeft gezonden, waarin voorgesteld
werd, de verplichting tot niet-inmenging uit
te breiden tot het zenden van vrijwilligers
naar Spanje, terwijl de Sovjet-regeering op
29 December opnieuw bevestigd heeft, in te
stemmen met het denkbeeld, dat de betrok
ken mogendheden een overeenkomst zouden
sluiten, waarbij het zenden van vrijwilligers
naar Spanje verboden wordt, en een doeltref
fend controlestelsel te organiseeren. De be
doelde documenten, aldus wordt in de Rus
sische nota verklaard, geven antwoord op
het voorstel, dat de nota der Britsche re
geering bevat.
De nota vervolgt dan: naar de meening der
Sovjet-regeering zouden eenzijdige verbods
bepalingen van den kant van een deel der
landen, die in de Londensche commissie ver
tegenwoordigd zijn, wanneer de overige de
zer landen niet slechts vrij zijn van deze
verplichtingen, doch ook practisch doorgaan
met het zenden van troepen naar Spanje,
niet alleen niet aan het doel beantwoorden
doch ook neerkomen op inmenging ten gun
ste der opstandelingen. Dergelijke maatrege
len schijnen in het bijzonder voorbarig, wan
neer in aanmerking genomen wordt, dat de
opstandelingen tot dusver niet eens hun
principieele toestemming hebben verleend
tot het instellen van controle, noch duidelijk
en onvoorwaardelijk hun goedkeuring heb
ben gehecht aan staking van het zenden
van troepen onder den naam vrijwilligers
naar Spanje.
Op grond van deze overwegingen
acht de Sovjet-regeering, ofschoon zij
ook thans niet zal overgaan tot het
zenden van vrijwilligers, het van
geen nut, den weg van eenzijdige
maatregelen te bewandelen.
Krachtige
komst.
Belgische nota op
CALLANTSOOG
HULP IN NOOD.
Zaterdagavond hield de vereeniging „Hulp
in Nood" alhier haar jaarvergadering ten
huize van den heer F. de Haan. Aanwezig
waren met het bestuur 26 leden. Als gast
was aanwezig de Edelachtb. heer G. D. Re-
horst, burgemeester der gemeente.
Omstreeks half acht opent de voorzitter,
de heer Jn. Hollander, de vergadering met
een woord van welkom, in het bijzonder tot
den burgeemester.
Volgt voorlezing der notulen der vorige
vergadering, welke onveranderd worden
goedgekeurd.
Naar aanleiding van besprekingen in vo
rige vergaderingen omtrent aansluiting bij
den Noordhollandschen Bond van Ziekenkas
sen is een onderzoek hiernaar ingesteld. De
heer A. Toes brengt hierover verslag uit.
Besloten wordt niet aan te sluiten bij
genoemden Bond.
Verslagen van de controlecommissie en
van dien penningmeester. Namens de
controlecommisie brengt de heer W. Roos
verslag uit. Alles is in orde bevonden, aldus
spreker.
Thans krijgt de penningmeester, de heer
J. Weij Pzn., het woord. De ontvangsten
over 1936 bedroegen f 1134.80. de uitgaven
f 395.75. Uitgekeerd zijn 66 volle dagen, 1193
dagen van 20 pet. in verband met uitkeerin-
gen ingevolge de Ziektewet enz. en 111
ziektedagen van vrouwen. Op 1 Januari 1936
had de vereeniging 72 leden, op 31 Decemlter
van hetzelfde jaar 68 leden, dus een achter
uitgang van 4 Ideen. Er zijn bovendien nog
22 donateurs. De contributie-achterstand is
f 4.40. Van contributiebetaling zijn 5 leden
vrijgesteld.
Benoeming bode. Eerst wordt het bode
loon vastgesteld. Besloten wordt dit vast te
stellen op 12 pet. van de contributie. Tot
bode wordt benoemd de heer A. Kruit Gzn
met 23 stemmen. De vacature was ontstaan
door het vertrek van de Wed. A. Leijen.
Bestuursverkiezing. Aftredend zijn de
heeren Jn. Hollander, Jb. Bakker Azn. en
A. Kooij, terwijl er één vacature is te ver
vullen. De eerstgenoemde is niet herkies
baar. De uitslag van de stemming is als
volgt: herkozen de heeren Jb. Bakker Az.
en A. Kooij. beiden met algemeene stem
men. Gekozen worden de heeren J. Kruit Gz.
(18 stemmen), W. Roos (14 st.) en D. Kui
per (23 st.)
De heer A. Kruit Gz. had ook bedankt als
bestuurslid ,in wiens plaats de heer J. Kruit
Gz. gekozen werd.
In het bestuur wordt besloten dat nu als
voorzitter de heer Jb. Bakker Az. zal op
treden, in de plaats van den heer Hollan
der.
Als lid van de controlecommissie wordt
benoemd de heer Jb. Bakker Pzn.
Vaststelling contributie en uit.keering.
Na toelichting van den penningmeester blij
ven contributie en uitkeering voorloonig
gehandhaafd.
Rondvraag. De heer Jb. Bakker Az. be
dankt den afgetreden voorzitter, den beer
Jan Hollander, voor het vele werk dat deze
voor de vereeniging heeft gedaan.
Voor betere controle en om verwarring te
voorkomen, wordt besloten dat de dag van
aangifte telt als dag van aanvang van ae
ziekteperiode.
In verband met een ingekomen verzoek
van de wed. A. LeijenKindt, thans wo
nende te Den Helder, wordt nog besloten
haar twee weken ziekengeld uit te keeren,
voor haar laatste ziektegeval en voor haar
zoon één week ziekengeld.
De heer Jn. Hollander neemt thans met
een kort woord afscheid als voorzitter van
de vereeniging en sluit hierna de vergade
ring.
ANNA PAUWWNA
Tot dusver heeft de Italiaansche regee
ring niet geantwoord op de nota der Belgi
sche regeering, waarin deze protesteert tegen
de aan den leider der Rexisten, Degrelle,
verleende toestemming voor zijn propaganda
gebruik te maken van Italiaansche radio
zenders. Thans is de Belgische regeering
voornemens de volgende week een in zeer
krachtige termen geschreven nota aan Ro
me te doen toekomen, welke stap des te
dringender is. aangezien men te kringen der
Bexisten niet verheelt, dat hun leider bin
nenkort voor den zender van Turijn zal
spreken.
Rectificatie.
Van de paar drukfouten in ons versiagje
van de lezing over de opera „La Bohème"
willen we er, bij uitzondering gaarne één
rectificeeren. Er kwam nu toch te staan
„Bohemers" inplaats van „bohémiens" en de
heer Alt wees er z'n hoorders nadrukkelijl
op: de vier mannelijke hoofdpersonen in de
opera zijn geen Bohemers, maar vagebon
deerende Parijsche kunstenaars, bohémiens.
Biljarten.
Bij den heer Slikker speelde groep I van
de biljartvereeniging „Anna-Paulowna" te
gen groep IV.
Van groep 1 wonnen:
P. Wilms 50 van D. op 't Veld 45; W. Cor-
nelissen 35 van W. Alkemade 16; G. van
Zandwijk 56 van W. Alkemade 32; P. Smit
27 en D. Op 't Velde 45; L. Elfrink 30 van
W. Alkemade 42; G. Philipsen 62 van D.
Op 't Veld 32; P. Smit 22„ W. Alkemade 39
en W. Cornelissen 26.
Van groep IV wonnen:
W. Cornelissen 40 van L. Elfrink 15 en G.
van Zandwijk 37.
P. Smit 32 van P. Wilms 37 en L. Elfink 13
D. Op 't Veld 50 van L. Elfrink 17.
Groep 1 wint dus met 11 tegen 5 van
groep IV.
W/KRINGEN
Overplaatsing.
De heer H. van Ringen, ambtenaar bij
Rijksbelastingen, alhier, zal op zijn verzoek
met ingang van 15 Febr. a.s. oevrgenlaatst
worden als zoodanig naar Eindhoven.
Bezichtiginn kleedingstnkken.
De vereeniging „Dorcas" stelt evenals vo
rige jaren de ter uitreiking gemaakte kiee-
dingstukken ter bezichtiging en wel a.s.
Dinsdagmiddag van 2 tot 4 uur in de bene
denzaal van de Ned. Herv. Kerk te Hippo-
lytusnoef.
Verstrekking wordt uitgebreid.
De gemeentebesturen hebben een circu
laire ontvangen, waarin wordt medege
deeld. dat de distributie van gehakt in dik
voor onbepaalden tijd wordt verlengd.
Daarenboven worden de hoeveelheden ver
groot. Gezinnen tot en met vier kinderen
zullen nu twee bussen kunnen krijgen.
Grootere gezinnen, die nu recht hebben cp
twee bussen, krijgen er in het vervolg drie.
Een Italiaansche expeditie, die
voor een jaar geleden vertrok
naar de tropische wereld van
Zuid-Amerika, is na talrijke
avonturen en lotgevallen weibe
houden in de beschaafde wereld
teruggekeerd. Van de avonturen
der Expeditieleden wordt in on
derstaand verhaal een en ander
verteld.
Geen streek ter wereld is ondanks alle ex
pedities nog zoo ondooi zocht gebleven, als
dat hartstuk van de Zuid-Amerikaansche
tropen, dat zich over een oppervlakte van
3 millioen vierkante kilometer langs den bo
venloop van den Aniazonenstroom uitstrekt.
Het is een gebied bedekt met bijna ondoor
dringbare oerwouden, die zich gelijk een
muur verheffen op de oevers, van de tallooze
watervallen en stroomen, die zich verderop
tot een der grootste stroomen van de wereld
vereenigen.
De eënige menschen die vaker in deze wil
dernis doordringen zijn de Caucheros, Mes
tiezen naar hun afkomst, die hun leven op
het spel zetten om hel „goud van het oer
woud", de kostbare melk van den rubber
boom, te zoeken. Voor alle andere levenden
is het oponthoud in deze groene hel met
haar vochtig en heet klimaat steeds doode-
lijk.
Overal ligt het verderf op de loer.
Het is evenwel niet alleen dit ongezonde
klimaat dat den blanke gevaarlijk kan wor
den dat hem langzaam maar zeker verteert.
Het verderf loert overal en de dood treedt
hem in duizenderlei vorm tegemoet Zijn
het niet de muskieten en de steekmuggen,
die zich in heele wolken op den indringer
werpen om hem het bloed uit te zuigen of
hem met hun steek een doodelijke ziekte
te bezorgen, dan zijn het de gifslangen, van
alle soort en alle grootte die hem bedreigen.
Bovendien wemelt het in deze maagdelijke
wouden van reusachtige schorpioenen, dui-
zendpooten en giftige padden.
Een buitengewoon gevaarlijke vijand is
ook de kleine in de riyieren en stroomen
levende Piranna, die men ook wel de haai
der zoete wateren noemt. Aan zijn vlijm
scherp gebit ontgaat niets.
Lcelijk, laag en gemeen.
In deze hel van den dood aan den Ama-
zonestroom is een Italiaansche expeditie
doorgedrongen. Daarbij bedienden zij zich v.
de primitieve kano, daar in deze wildernis
nog geen beter vervoermiddel bestaat, In ver»
band vooral met de talrijke stroomversnellin»
gen, die overal in deze wateren voorkomen.
De belangstelling van de expeditie was
overigens minder gericht naar botanische
of zoölogische ontdekkingen. Zij gold vooral
de ethnografische studie van de talrijke
stammen van inboorlingen die in deze oer
wouden hun ellendig bestaan slijten. Deze
inboorlingen behooren tot verschillende ras
sen.
Zij zijn gedeelteijk roodhuidig, gedeeltelijk
zwart als negers. Maar men treft ook licht
brons als huidkleur aan. Soms zijn zij groot
als reuzen, dan weer klein en onooglijk als
pygmeeën. In het algemeen zijn ze leelijk,
en dit geldt niet alleen voor de mannen,
maar ook voor de vrouwen. Verder zijn ze
laag en gemeen. Hun wapen is de list. Allen
zijn ze bezeten van één gemeenschappelijken
haat tegen den vreemdeling, vooral tegen
een blanke. Steeds moet men, wanneer men
zich in de wildernis tot bij deze wilden be
geeft, rekening houden met de mogelijk
heid, om op een bepaald oogenblik door een
wolk van vergiftige pijlen overvallen te
worden. De schutters echter blijven onzicht
baar.
Soms slaagt men er in, met hen in ver
binding te komen, maar dan ook zal de
blanke goed doen, op zijn hoede te blijven.
Want deze bewoners van het oerwoud zijn
onbetrouwbaar.
Paalwoningen.
Zij vestigen zich heelemaal verscholen in
het dichtste van het woud. Alleen smalle
en kronkelende paden, slechts voor een ge
oefend oog herkenbaar, leiden van deze ne
derzettingen naar de watervallen. TTun hut
ten noemen zij Maloccas. Deze gelijken op
bijenkorven. In de groote Maloccas wonen
soms geheele stammen samen van 10 tot 15
families. Maar elke familie heeft haar eigen
haard en eerbiedigt de ruimte, waarop an
deren aanspraak maken. Huiselijke voor
werpen, hoe eenvoudig ook, en hoe primitief,
kent men niet. Alleen de opperhoofden en de
genezers bezitten een soort van bed. De vrou
wen daarentegen moeten op den naakten
grond slapen.
Trouwen geen pleziertje.
Deze wilden leven van de iacht en van de
vischvangst. Talrijk echter zijn ook de krijgs
tochten die ze ondernemen, wanneer ze vrou
wen noodig hebben. Zij hebben deze noodig
als werkdieren, want de mannen zelf leiden
voor bet grootste deel een lui leven.
Hun zeden en gebruiken zijn in het alge
meen merkwaardig. Het merkwaardigste in
hun bestaan is wel hun wijze van bruiloft,
vieren. De Italianen, wien het vergund was
een vrij langen tijd onder de Ungininos en
de Huitotoes te verblijven, berichten het
volgende dienaangaande:
„Wanneer het jonge meisje juist geslachts
rijp is geworden, wordt zij aan haar familie
onttrokken en in een afzonderlijke hut opge
sloten. Daar krijgt zij alleen Cassawa. (Een
sterk gepeperde brij uit boomschorsen) als
voeding, want de Huitotoes en de Ungininos
beschouwen zulk een meisje als onrein.
Neemt echter een van de mannelijke leden
van de stam het, besluit, dit meisje te hu
wen, dan wordt ze op den bruiloftsdag uit de
hut gehaald, en in tegenwoordigheid van den
geheelen stam geheel ongekleed aan een
boom gebonden.
De Demon brandt.
Dan begint de eigenlijke huwelijksplech
tigheid. Aan het begin der feestelijkheid heeft
de geeseling van het weerlooze meisie plaats.
Deze geeseling gebeurt met strikken, uit
lianen gevlochten. Om de pijn van het slacht
offer te vergrooten, zijn scherven en derge
lijke aan de strikken gebonden. Deze wilden
gelooven dat deze meisjes bezeten zijn door
een demon, die op deze wijze uit het lichaam
gedreven moet worden. Zinkt het slachtoffer
eindelijk uitgeput ineen, dan is het hoogte
punt van het feest gekomen. De krijgers ra
zen op hun trommels, en de vrouwen dansen
Nu is de booze geest uitgedreven, en de
boom wordt verbrand. Wanneer het meisje
uit haar bewusteloosheid ontwaakt, worden
haar de wenkbrauwen met een aardescherf
afgeschoren, ten teeken dat ze. nu getrouwd
is.
In plaats daarvan teekent men daar kleu
rige strepen.
ALKMAAR 16 Jan 1937
Op de heden gehouden eierenveiling wa
ren in totaal 190000 stuks kipeieren aange
voerd, waarvan de prijzen als volgt. 5658
f 3—f 3.15, 58—60 f 3.10—f 3.20, 60—62 f
3.15—3.30, 62—64 f3.20— f 3.45, 64—66 f 3.30
f 3.70. Kleine f 2.90-f 3.10
ALKMAAR 16 Jan. 1937
Op de heden gehouden botermarkt werd
betaald voor groothandel 1VA—80 cent en
kleinhandel 80S2!4 cent. Vaten f 72 Han
del goed. Kipeieren (groothandel) f 2.75
f 3.50. Handel matig Eendeieren geen.
WARMENHUIZEN, 16 Januari.
Roode kool f 1.402.50, gele kool fl.20—
1.40. Deensche witte kool fl1.10, groene
kool f2.30—2.80, nep f 5.80. drielingen 1.60
—2.20, uien f 1—1.50, grove uien f 1.40—1.60,
blauwe aardappelen f2.10,
BROEK OP LANGENDIJK. 16 Januari.
Uien f 0.901.40, grove f 1.201.50, zil
veruien, drielingen f 1.80—2.30, peen f 1.40—
1.60. groene kool 1.20—3.70. kroten 1 101.60,
roode kool 1.402.20. gele kool 1.20, D. witte
kool 11.20, bloemkool 6.406.80, 2e soort
2.10—2.50.
NOORDSC.HARWOUDE. 19 Januari.
BI. aardappelen 1.60. uien 1—1.30, drielin
gen 1.60. grove 1.20—1.40. peen 1.30—1.60,
roode kool 1.40—2.20, gele kool 1.20—1.30,
D. witte kool 1—1.10.
ALKMAAR. 19 Januari.
76 vette koeien f 150—250. handel rede
lijk, 3 vette aki veren f 50—95, per Kg. 70—
10. nucht. kalveren f 6—18, 25 vette scha
pen f 20—27, 333 vete varkens 42—45. p Kg.
HEFFING OP BOTER.
's-Gravenhage, 16 Jan. De heffing op bo
ter is voor de week van 17 tot en met 23
Januari, behoudens tusschentijdsche wijzi
ging, weder vastgesteld op 85 cent per kilo
gram.