Stadsnieuws
V4N
HOUTENS
.CACAO
Waar gaan we heen?
Het raadsel van het
onbewoonbare huis
Dinsdag 26 Januari 1937
Welk een tijd is sedert dien verstre
ken Een zeer lange tijd, om daarin
een product te verbeteren. Welnu, on
afgebroken hebben wij in deze meer
dan 100 jaar aan de veredeling van
onze cacao gewerkt. Niet voor niets
komt dan ook onder de cacaosoor-
ten, welke heden ten dage vervaar-
digd worden, de eerste plaats toe aan
■t
ra
Inschrijvingen handelsregister.
Solistenconcours.
Verpachting.
Bal Masqué M.S.F.
Mevr. Boldingh-Goemans
bespreekt 2 mooie boeken
Tweede Blad
Licht op voor alle voertuigen
Burgerlijke Stand van Den Helder
FEUILLETON
THEA BLOEMERS
i
1219 Januari 1937.
Nieuwe zaken:
Den Helder:
Meubelhandel „de Nijverheid", Spoorgracht
41, meubelhandel en huish. artikelen.
Wijzigen:
Den Helder:
Heldersche Vischwinkel, Spoorstraat 47;
nieuwe eigenaar.
N.V. Zeebad Huisduinen; bestuurswijziging.
Texel:
Schoenreparatie-inrichting „Hela", Graven
straat 20, Den Burg; zaak verplaatst naar
Dubbeldam Z.H.
D. Vos, Oudeschild 155, brandstoffenhan-
del; overgegaan aan P. Vos.
Opheffingen:
Anna Paulowna:
F. G. Nijssen, Kleiweg 34, bloembollen-
kweekerij en -handel.
Op het Solistencencours, dat 23 en 24 Jan.
te Loosduinen werd gehouden, behaalde de
heer Ignatus te Wiel, op Zondag 24 Jan. een
sten prijs (162 punten) met een vioolconcert
van Drla en een lsten prijs (182 punten)
met lof der jury, met een concert in b mol
voor tuba van Alschansky, supérieure af-
deeling.
Als solist uitkomen op 2 instrumenten, 2
eerste prijzen behalen, waarvan één met lof
der jury, voorwaar een schitterende pre
statie. Genoemde heer is lid van „Winnubst"
en werd op dit concours terzijde gestaan door
mevr. C. MorééDol, pianiste, welke bege
leiding in zeer goede handen was en veel
bijdroeg tot bovengemelde successen.
Het wegvoeren van faecaliën, asch en vuil
nis iut de militaire gebouwen in het Garni
zoen te Den Helder is toegewezen aan den
heer D. Dienaar, Oude Kerkstraat no. 5 te
Den Helder.
Men schrijft ons:
Evenals het vorig jaar heeft het Bestuur van
het Marine-Sanatoriumfonds een Bal-Masqué
georganiseerd, waarvan de baten ten goede
komen aan bovengenoemd fonds.
De M.S.F.-avonden zijn voldoende populair en
een opwekking, om het M.S.F.-Bal-Masqué te
bezoeken, lijkt haast overbodig.
Mocht de avond zoo goed slagen als die van
het vorig jaar (toen waren er ongeveer 800 be
zoekers) dan twijfelen wij niet, of het M.S.F.-
bestuur zal over het resultaat volkomen tevre
den zijn.
Door het M.S.F. zijn in het afgeloopen jaar
ruim veertig patiënten verpleegd geworden met
een gezamenlijk aantal verpleegdagen van meer
dan zesduizend. Vanzelfsprekend, dat hiermede
een groot bedrag gemoeid was en men hoopt
door het geven van een Bal-Masqué weer een
finantieel voordeel in de kas te kunnen laten
vloeien.
Er zijn zeer vele mooie prijzen beschikbaar
gesteld voor de gecostumeerden, terwijl de
Casino-zalen geheel nieuw worden versierd en
verschillende attracties de stemming van het
feest zullen verhoogen.
Ook deelen wij nog mede, dat op Zondag 31
Januari in het Casino des avonds een Carna
vals na-avond zal worden gehouden, waaraan
mede zullen werken de versterkte Casinoband,
een tapdancer, accordionist, Humorist-Refrein
zanger en de bekende Conferencier-Humoris
tisch teekenaar Ru Brodier (Cor van Deute-
kom).
Voor nadere bijzonderheden verwijzen wij
naar de advertentie in de bladen van Woens-
dag, Donderdag en Vrijdag*.
oor de plaatselijke afdeeling van
de Ned. Ver. van Huisvrouwen.
We hebben al tal van malen een bijeen
komst van de zeer actieve afdeeling van de
Ned. Vereeniging van Huisvrouwen meege
maakt, nog nimmer hebben we er spijt van
gehad. Integendeel, het was altijd een onver
deeld genoegen enhet zal, hopen we, zoo
blijven. Gisterenavond was dat genoegen al
bijzonder groot, omdat we het voorrecht ge
noten mevrouw W. L. BoldinghGoemans te
hooren spreken over en te hooren declamee-
ren uit 2 boeken, die tot waardige vertegen
woordigers van de belletrie mogen gerekend
worden, n.1. „Bruiloft in Europa" van Ma-
rianne Philips en „Boerenpsalm" van Felix
Timmermans.
De bijeenkomst, welke in de stemmige
kleine zaal van Casino gehouden werd en
die vrij goed bezocht was, werd geopend door
de presidente van de afdeeling, mevr. D. H.
GrunwaldPoppers. Zij heette in het bijzon
der welkom de spreekster van dezen avond
en mevrouw Ritmeester, die, tot groot genoe
gen van de afdeeling, lid van de vereeniging
geworden is en daarmede van haar belang
stelling voor de huisvrouwenvereeniging blijk
geeft, hetgeen door deze zeer geapprecieerd
wordt.
Daarna verleende mevrouw Grunwald het
woord aan mevrouw Boldingh.
Alvorens haar literaire causerie aan te
vangen, was het mevrouw Boldingh een in
nige behoefte wijlen mevrouw De Boer
Jongkees te herdenken, die zij zoozeer op
deze bijeenkomst miste. Vele jaren heeft
spreekster de overledene gekend, als jonge
moeder reeds en zij weet zoo goed, wat me
vrouw De Boer voor Den Helder geweest is.
Spreekster is ontroerd als zij zegt, dat men
in haar heengaan moet berusten. „We zullen
mevrouw De Boer innig gedenken en haar
nimmer vergeten, evenmin als haar zoon."
„Bruiloft In Europa".
Na deze treffende woorden ging mevrouw
Boldingh over tot het bespreken van het boek
„Bruiloft in Europa" van Marianne Philips.
In dit boek, dat spr. terecht een document
van dezen tijd noemde, schetst de schrijfster
een aantal personen, die bij elkaar schijnen
te hooren, n.1. door de toevallige omstandig
heid, dat zij allen in het 200-jarige groote
huis van de familie Hodl in de Luftbadgasse,
„ohne Luft, ohne Bad", wonen. In zoo'n huur
kazerne dus, zooals we die ook uit andere
boeken kennen, b.v. van het echtpaar Schar-
tenAntink. Inderdaad schetst de schrijf
ster haar personen, maar psychologisch is
iedere handeling juist aangevoeld en vol
komen verantwoord. In haar typisch gevoelig-
ironischen toon en in een taal, die verre van
droefgeestig is, vertelt de schrijfster van al
die menschen en hun wederwaardigheden,
waarvoor het moderne Weenen met zijn ver
politiekte zeden, werkloosheid, algememe
verarming en „Judenhetze" als achtergrond
dient. In de schildering van dat fond komt
prachtig naar voren de tegenstelling tusschen
het oude Weenen, dat ondanks alles, zijn
charme nog niet verloren heeft, en het nieu
we, moderne, dat daar schril tegen afsteekt.
Toch is die schoone stad aan den Donau niet
de diepste achtergrond voor Philips' ro
man. Zooals spr. aantoont is het „Leitmotiv"
het gouden bruiloftsfeest van die beide ty
pische, eenvoudige Tirolers, de Hodls, die in
het bezit zijn gekomen van' het bovengenoem
de huis in de Luftbadgasse. In dat feest heeft
de auteur een beeld willen geven van dat
gene, wat den menschen nooit ontnomen kan
worden: het gelukkige leven van een man en
een vrouw, zooals in dit geval, 50 jaren lang.
Het is een feest van maar eenvoudige men
schen, maar het is een verrukkelijk gezins-
feest, dat zoo heerlijk aandoet in een tijd als
de onze.
Van „hoofdpersonen" is in dit boek eigen
lijk geen sprake, of liever gezegd, allen, die
er in voorkomen zijn hoofdpersonen, omdat
elk menschenleven belangrijk is eninte
ressant. Toch heeft de schrijfster bijzondere
aandacht besteed aan Otto von Wernizek
Bolnanyi, een gewezen gardeluitenant aan
het oude Oostenrijksche Hof en dus een man
van adel. Hij heeft na den val van het kei
zerrijk in Amerika zijn geluk gezocht en
keert, niet geheel geslaagd, in zijn geboorte
stad terug, bij zijn tante en nicht. Op ont
roerende wijze vertelt Marianne Philips van
dat tragische weerzien: de tante en nicht
hebben niet voldoende weerstand kunnen
bieden aan het levenslot, dat hun beschoren
was en zijn tot verarmde, uitgeleefde men
schen verworden.
Haar conclusie over dit boek, gaf mevr.
Boldingh in het kort als volgt weer:
Menschenkennis en milieukennis, gepaard
aan groot schrijverstalent, hebben samenge
werkt om Marianne Philips zeker te doen zijn
tot in elk onderdeel. Het boek geeft een tref
fend tijdsbeeld: het lijden van de menschelijke
ziel is door de schrijfster diep gepeild en wel
doorvoeld.
Spreekster heeft de aanwezigen vergast
door enkele passages van het besproken boek
voor te lezen. Zij deed dat, zooals de meesten
van haar auditorium dit reeds kenden: met
volkomen overgave en met een warme, sympa
thieke voordracht. Gespannen luisterden allen
naar die gesproken recitatieven, die den
roman deden leven en waarvan de strekking
den luisterenden volkomen duidelijk werd. Dat
waren schoone oogenblikken, dat boek zóó te
hooren lezen, zóó tot leven te hooren brengen!
„Boerenpsalm".
Na de pauze heeft mevrouw Boldingh ge
sproken over „Boerenpsalm", een van de laat
ste werken van den bekenden Vlaamschen
schrijver Felix Timmermans.
In dit boek, dat spr. de pendant van Tim
mermans vroegere werk „Pallieter" noemde,
is het leven van den Vlaamschen boer Wortel
beschreven. Het is een loflied op den arbeid
van den boer, op wien wel zeer God's gebod
„Gij zult Uw brood in het zweet Uws aan-
schijns eten" van toepassing is. Maar meer
nog is het een loflied op den boerenstand. In
dit verband stelde spr. de vraag: Is Timmer
mans een kenner van den boer?; en haar
antwoord luidde: Ja en neen. Timmermans
is een dichter en als zoodanig benadert
hij den boer, maar meer nog diens arbeid.
Spr. maakt een vergelijking met „Pallieter",
het werk, vol optimistische klanken, die vol
komen begrijpelijk waren na de sombere pe
riode, die Timmermans achter den rug had.
„In Boerenpsalm" herkennen we den ouderen
N atuurhistorisch Museum. Elke week:
eiken Woensdagmiddag van 36 uur, eiken
Zaterdagavond van 710 uur, den eersten
Woensdag van elke maand van 810 uur,
den eersten Zondag van elke maand van
3—5 u.
Dinsdag 96 Januari.
Evangelisatiegebouw, Paümstraat, 8.tS u.
Ds. C. J. Hoekendijk.
Casino, 8 u. Cabaretavond VA..R.A.
Woensdag 27 Januari.
Casino, 8.30 u. Vierde Marine-ooneert
Donderdag 88 Januari.
Casino, 8.IS u. Amusementsavond Christel,
Marine Belangen Vereeniging.
Zaterdag 30 Januari.
Müitair Tehuis, Spoorstraat 8 u. „Cyebert
Japicx".
Jfwsis Sacrum, 8 u. Propaganda-feestverga-
dering afd. Centrum der Speeltuin vereeniging
„Den Helder".
Dinsdag 26 Jan. 17-90 uur
Timmermans, den meer bezonkene, die oogen
blikken van diepe neerslachtigheid heeft en
die melancholiek kan zijn, en die b.v. angst
voor de zonde kan hebben. In het bestaan
van de figuur Wortel manifesteert zich tel
kens den dood en openbaart zich telkens weer
de strijd tusschen moraal en verleiding.
„Boerenpsalm" is een verheerlijking van het
leven, met den dood op den achtergrond.
Stylistisch is Timmermans hierin dikwijls op
zijn allerbest. Opvallend is voorts de wijze,
waarop hij telkens weer de zorgen van boer
Wortel tot uiting brengt, waardoor deze
schildering als het ware tot een strekking is
geworden. Overigens is de taal niet altijd
realistisch de boer spreekt soms als een
dichter en de gemiddelde boer is toch verre
van een poëet! dan ook weer plotseling
naturalistisch, wellicht juist, maar waarvan
het lezen toch tegen de borst stuit. Overigens
is het boek een fraai geheel en een van de
beste der Vlaamsche literatuur.
Van „Boerenpsalm" heeft mevr. Boldingh de
laatste bladzijden, die op leutige wjjze (echt
Timmermans!) vertellen van de plannen, die
door „mijnheer pastoor" ontworpen waren
voor het derde huwelijk van boer Wortel en
van de wjjze, waarop het die plannen ver
ging, voorgedragen. Wederom werden we ge
troffen door de suggestieve voordracht van de
spreekster. Nadat ze geëindigd had, klonk een
hartelijk applaus op.
Mevrouw Grunwald—Poppers heeft in haar
slotwoord nog eens onderstreept, hoe popu
lair mevrouw Boldingh bij de Heldersche
huisvrouwen wel is. Steevast komt elk jaar
een lezing van haar op 't programma voor en
dan betreurt men het nog, dat het er maar
bij één blijft. De presidente dankte mevrouw
Boldingh voor het mooie en leerzame, dat zjj
dezen avond geboden had en riep haar een
hartelijk „Tot weerziens" toe.
Wij sluiten ons daar gaarne bij aan, want
de wijze, waarop mevrouw Boldingh-Goemans
boeken bespreekt en verklaart, is een prach
tige propaganda voor de literatuur, waarvoor
nog te weinigen werkelijke belangstelling
koesteren.
van 25 Jan. 1987.
BEVALLEN: J. SinkeFilius, z.; P.
NautaVlaspolder, z.; J. TukkeKok, z.;
A. L. GrooffHintertür, z.
Naar het Engelsch bewerkt door
i)
Voorspel.
I.
Mevrouw Amabel Grey was de nieuwe gor
dijnen voor de kamer van haar dochter
Daphne aan het zoomen. Zij zat op een lagen
stoel en de vroolijke oranjekleurige stof lag
over haar knieën en naast haar op den grond.
„Ik moest haar eigenlijk ook wat laten
doen", dacht Amabel, maar zij zette de ge
dachte aanstonds weer uit haar hoofd. „Je
kunt iemand geen belangstelling ergens voor
opdringen; maar als Daffy..."
Er kwam een waas van tranen tusschen
Amabel en haar naaiwerk en ze keek naar
Daphne, die voor het raam zat en niets deed.
Buiten viel een gestadige regen. Er lag een
open boek op Daphne's knie, maar het was
minstens een half uur geleden, sinds zij een
bladzijde had omgeslagen.
„Ze moest 'n beetje huishoudelijke neigin
gen heben en wat eenvoudiger. Het kind is
innerlijk ontevreden." Dezelfde gedachte, die
altijd denzelfden weemoed bracht. „Ze heeft
meer van mijn zuster Agaath dan van mi),
voor het leven van Agaath en de vrienden van
Agaath interesseert ze zich wel. Het is te
begrijpen Middlebury is saai, ze heeft niet
veel..."
Amabel deed nog een paar steken, toen zei
ze: „Daffy, kun je me niet even helpen met
dien zoom? Dan is 't in een wip klaar."
„Zoo'n haast is er niet bij", antwoordde
Daphne, onder het hoofd om te draaien. Ze
had een even prettige en heldere stem als
haar moeder.
„Maar wil je dan niet zien hoe ze worden?"
„Ik weet wel hoe ze worden! Niet veel
zaaks. De stof is te goedkoop geweest."
Er kwam een ongelukkig gevoel over
Amabel. Daphne was haar eenig kind, een
buitengewoon knap meisje. Als ze alles voor
uit geweten had, dacht Amabel, had ze haar
dochter misschien niet door haar zuster
Agaath laten opvoeden.
„Je kimt nooit beweren, dat ik haar niet
keurig heb afgeleverd, Amabel", had
Agaath tegen haar gezegd en ze had er aan
toegevoegd: „Een mensch moet met den tijd
meegaan, Amy, jij bent ouderwetsch. Kijk
alleen maar naar je interieur".
De inrichting van haar kamer was wel niet
modern, maar het zag er eenvoudig en smaak
vol uit, vooral door de aanwezigheid van en
kele mooie, antiek dingen, zooals de rij kleu
rige beeldjes op den schoorssteenmantel en de
miniatuur-portretjes van de bet-overgroot
ouders van professor Grey, er boven. Er
brandde een klein vuur in een diepen haard en
een groote kom met chrysanthemums stond
op de eiken tafel naast Amabel.
Amabel glimlachte, terwijl ze zich het ge
sprek met Agaath herinnerde. „Daffy..." be
gon ze.
Maar Daphne was opgesprongen en naar
de deur gesneld. De post had gebeld; ze kwam
terug met twee brieven.
„Een voor u van tante Agaath," zei ze,
de brief kwam neer op de oranje stof, die in
Amabel's schoot lag. Toen scheurde ze haar
eigen enveloppe open, en Amabel hoorde
een gesmoorden kreet.
„Moeder, ze willen me meehebben naar
Egypte!"
„Daffy wie?"
„Violet Violet Studland. Ze gaan met
z'n achten. Ze zegt, dat ik absoluut meemoet."
Het meisje lachte van zenuwachtige opwin
ding. „Ik begrijp best wat ze daarmee bedoelt.
Als ik niet meega, gaat Jimmy ook niet. Vio
let zou me anders zien aankomen! Maar nu
moet ik absoluut mee!"
Amabel schoof de oranje stof op zij en
stond op.
„Maar Daphne..."
„Komt u nu niet met maren, 't is het
zaligste wat ik me kan voorstellen."
„Ja, maar kind, vraagt mevrouw Stud
land je als gast mee naar Egypte? En al is
't zoo, dan zal het nog een heele hand met
geld kosten en ik weet niet..."
„Ik moet mee." De woorden kwamen snel
en hard. „U denkt ook maar altijd aan de kos
ten. Het is een prachtkans, ze zegt..."
„Zegt ze ook hoeveel geld er mee gemoeid
is?"
„Zal wel, Violet is verschrikkelijk zakelijk,
da's één troost." Ze sloeg het blaadje om.
„Ze zegt," de trotseerende klank was niet
meer in Daphne's stem „ze zegt van twee
honderd pond... tweehonderd pond!"
Er was een oogenblik van diepe stilte.
Amabel, terneergeslagen, zocht naar woorden.
Dalphne zat strak rechtop, met den brief in
de hand.
„Ik was al bang", begon Amabel.
„Dat bent u altijd", stoof Daphne op. „U
zegt altijd neen als ik iets wil... nee moeder,
dat bedoel ik zoo niet, ik weet, dat het
alleen om het geld is. Maar zou er nu niets
aan te doen zijn? Kimt u het niet leenen?"
„Waar zou ik 't van moeten terugbetalen?
Je moet redelijk zijn, kind."
Daphne werd voorzichtiger. „Ik ben rede
lijk", zei ze. „Ik was in 't begin zenuwachtig,
en ik dacht, dat u 't wel begrijpen zou. Maar
ik zal 't nu moeten uitleggen, 's Is geen ge
woon reisje... Het is mijn éénige kans."
„Dat begrijp ik niet."
„Nee, dat kunt-u niet begrijpen, 't Is... 't is
om Jimmy."
„Jimmy?"
„Jimmy Malleson. Hij is de Malleson van
den mosterd. Zijn vader is verleden jaar ge
storven. Hij weet zelf niet hoe rijk hij is."
„Ja en?"
Er kwam een pauze. Daphne trappelde met
haar voet.
„Hij is nogal een flirt, dus wist ik 't niet
zeker... Maar uit Violet's brief zou ik zeg
gen... dus als ze zegt, dat Jimmy met haar
naar Egypte gaat, en dat ik absoluut óók mee
moet, dan meent ze, dat Jimmy niet gaan zou
als ik niet ging. Ik ken Violet." Ze zweeg even.
Toen: „Moeder, heusch, ik móet mee! Weet u
er geen mouw aan te passen?"
Amabel zag Daphene's lippen trillen.
Maar kindlief ik zou niet weten hoe!"
„Kunnen we niet iets verkoopen?"
„Wit dan, lieveling?"
„Ja, dat weet ik niet... De miniaturen
zijn zulke dingen niet veel geld waard?"
„Dat ligt er aan, wie ze geschilderd heeft.
Deze hebben geen waarde, en bovendien, zulke
dingen kan ik niet verkoopen, Daffy."
„Waarom niet?" riep het meisje uit.
„We hebben ook niets! Maar u kimt 't ge
rust leenen! Als ik met Jimmy trouw, kan ik
't u honderdmaal teruggeven. Begrijpt u me
nu eens, moeder! 't Is de mooiste kans van
mjjn leven! U hebt me bij tante Agaath laten
wonen ik ben in Parijs en Lausanne geweest
en dan moet ik me in Middlebury opzouten en
me interesseeren voor de dorpspomp!"
„Daffy!" zei Amabel, heel bleek.
,,'t Is toch waar? Tante Agaath kan 't niet
helpen, u hebt zelf goedgevonden, dat ze
mij opvoedde. U dacht misschien, dat ze ook
wel verder voor me zorgen zou, maar nu
ze met oom Cyril Moreland getrouwd is, heb
ik geen schijn van kans meer."
Stil eens even, Daffy", zei de moeder. 'Tk
heb den brief van Agaath nog niet uit, daar
staat iets in... Wacht, hier is het, „Mevrouw
Studland wil Daffy mee naar Egypte hebben",
schrijft ze, Haar stem werd zachter en ernstig,
toen ze verder las: „Jimmy Malleson gaat ook:
Als je ook maar even een mogelijkheid ziet,
om aan 't geld te komen, laat haar dan gaan.
Ik geloof, dat h(j ernstig over haar denkt. Ik
kan een paar japonnen geven, maar meer ook
niet. Cyril is zoo gauw jaloersch..."
„Ziet u nu wel?" riep Daphne. „Alles hangt
van u af. Geeft u me nu mijn kans over een
half jaar krijgt u tienmaal zooveel van me
terug!"
„Daphne", vermaande de moeder, „draaf
toch niet zoo door! Ik heb je gevraagd redelijk
te zijn. Als meneer Malleson om je geeft, kan
hij hier komen. En afgezien van alles, ik
vind 't niet prettig, dat mijn dochter een rijken
jongeman naloopt."
„Ik loop hem niet na", protesteerde het
meisje fel. „Ik geef hem alleen zijn kans en ik
vraag te mijne."
Amabel legde den brief van haar zuster
neer.
„Ik wil niet dat je om geld trouwt", sei ze.
„Geld is de hoofdzaak niet in 't leven."
Daphne werd vuurrood.
(Wordt vervolgd.)