Stadsnieuws V isscherij Huis SAFETY FIRST Feuilleton Waar gaan we heen? Maandag 15 Februari 1937 Heldersche Courant Geslaagde uitvoerina Van kleurrijke troeP daar in het paleis vereenigd „Ons Genoegen" Als de Boltha roept Cabaret-avond „Harmonie ASTO-TAX TELEF. Ruijghweg38 John van Brück 's dansorkest HET RAADSEL VAN HET ONBEWOONBARE THEA BLOEMERS Tweede Blad Licht op voor alle voertuigen Burgerlijke Stand van Den Helder Ingekomen personen y dXl is en met zang hun vreugde over de geboorte van het kindje uitlaat, dan komt plotseling groote ontsteltenis de heks, die haar Vflf maanden van inspannende repetities met succes bekroond. Zaterdagavond bij de opvoering van „De Fee van de bron", de alleraardigste ope rette, die ons een kijkje achter de voor ons zakelijke en practische menschen steeds gesloten poorten van het sprookjes land, waar feeën, kabouters en kolen branders hun domein hebben, gunde, heb ben we ons een klein denkbeeld kunnen vormen van de geweldige moeilijkheden, die door den heer Krijgsman overwonnen moesten worden, voordat hij tot opvoering in de Musis-zaal kon overgaan. Vijf maan den van hard repeteeren lijkt ons, gezien de resultaten, niet veel. Bij het binnentreden van de Musis-zaal kon den we het verheugend feit constateeren, dat er van de zijde van het publiek volle belang stelling bestond voor de opvoering van dit stuk. De zaal was n.1. zoo vol, dat er op alle mogelijke wijzen met de plaatsruimte gewoe kerd moest worden. Even acht uur was het de heer Boogaard, de actieve voorzitter van deze Vereeniging, en een in Den Helder welbekend kindervriend, die de aanwezigen van harte welkom heette. In het bijzonder gold dit den heer en mevrouw Van Hoek en de diverse zusterverenigingen. De voorzitter memoreerde het feit van de financieele zorgen, waaronder de Vereeniging gebukt ging en die opgeheven zouden kunnen worden, wanneer het publiek de volle mede werking maar geeft. De donatie beraagt maar 1.per jaar, terwijl daar 2 uitvoeringen, en uitstekende, zooals we Zaterdag hebben be merkt, tegenover staan. Voor de kinderen be draagt de contributie maar 0.10 per week, ook waarlijk niet te veel, wanneer men ziet hoeveel genoegen het spel den kinderen zelf verschaft. Met de hoop, dat de aanwezigen de jaarvergadering, die voor de volgende maand op het programma staat, eens zullen bezoe ken, en na allen een prettigen avond te hebben gewenscht, besluit de heer Boogaard zijn ope ningswoord en geeft de verdere leiding over aan den heer Krijgsman. Dan volgt de opvoering van de operette „De fee van de bron". De heer Krijgsman geeft voor ieder bedrijf, het stuk bestaat n.1. uit 4 bedrijven, een kort overzicht van den inhoud Het is wonderlijk, dat iemand als de heer Krijgsman, die blind is, toch deze kinderschaar op zoo uitmuntende wijze weet te leiden. En dan, na een muzikale inleiding, gaat het doek op en zien we een in haar vorstelijk, kleurrijk gewaad, allerleifst uitziende koningin, zit tend bij de wieg van haar pas geboren kindje. Ze zingt een wiegelied. En de teere kinder stem, nog een weinig nerveus, spreekt de hoop uit, dat het leven van het jonge prinsje één zonnestraal mag zijn. Het volk komt en biedt zijn zegewenschen aan. En de hoofdman der kolenbranders, die diep in het woud hun werk verrichten, met de hoofdman der kabouters, die in hun roode pakjes met puntmutsen en hun lange witte baarden een alleraardigsten aanblik opleveren, bieden naast hun wenschen ook een geschenk aan. De eerste een berke takje, en de tweede een lantaarntje. Mocht de prins hen ooit noodig hebben, dan zwaait hij maar met zijn berketakje en lantaarntje en zoowel kolenbranders als kabouters zullen ter hulp snellen. Lief en teer klinken de kinderstemmen. De soli zijn eenigszins zwak, maar het koor, tweestemmig, zingt uitstekend en met veel pathos. Vooral de bede aan de fee van de bron om het prinsje in haar bescherming te nemen is mooi. Maar wanneer dan de heele tot wensch uitspreekt. „Ik wensch dan, nu 'k niet op dit feest werd genood, dat eenmaal die jon gen moet beed'len voor 't brood". En deze wensch besluit het eerste bedrijf. Een hartelijk aanhoudend applaus is wel het beste bewijs, dat het in den smaak van het publiek is ge vallen. In het tweede bedrijf, dat 19 jaar later afspeelt, is het vooral het door de elfen uit gevoerde ballet, dat werd ingestudeerd door den heer Polak, dat door de gracie, waar mee deze elfen zich bewogen, aanspraak kan maken op de qualificatie uitstekend. Weer komt de heks met haar bedreigingen en dub bel waakzaam is men. Maar toch achterhaalt het noodlot den prins. Op jacht ontmoet hij een boerenmeisje, dat verdwaald is en haar geeft hij zijn lantaarntje en berketakje, op dat ze den weg zal kunnen vinden. En de prins verandert doordat hij van zijn lantaarn en berketakje afstand doet, in een bedelaar, zoodat zelfs zijn gevolg hem niet meer her kent. De fee van de bron vindt gelukkig uit waar de prins zich bevindt. Maar nog is alles niet gewonnen, want een meisje moet dezen bedelaar oprecht lief krijgen wil de betoove- ring verbroken worden. En dit gebeurt ge lukkig. Het boerenmeisje, eenmaal door den prins gered, wordt verliefd op hem, nadat zij hem heeft hooren zingen. De betoovering is verbroken en de heks verslagen. Het goede heeft het kwade- overwonnen. Een dusdanig applaus, dat de kleintjes tot driemaal voor het voetlicht terugriep, vertolkte den dank van het publiek voor het genotene. Het is de voorzitter, de heer Boogaard, die alle medewerkenden bedankt. Den heer Krijgsman wordt een keurige bloemenmand geoffreerd, omdat men weet, dat ondanks het feit, dat hij de bloemen niet kan zien, er toch een lief hebber van is. Maar ook mevr. MoreeDol, de pianiste, die door haar krachtdadigen steun deze uitvoering mogelijk heeft gemaakt, ont vangt een keurige bouquet. Terwijl mej. Hoek, die met de tooneelleiding was belast en zich daarvan op uitstekende wijze heeft gekweten en de dames De Bie, Van Straten en De Buck, de geestelijke moeders van de kinderen, even eens bloemen worden overhandigd. En nadat de voorzitter de beide muzikanten van het Musis-strijkje, de heeren Van Broekhoven en Dol en den heer Polak, die als souffleur werkzaam was, op zijn hartelijke wijze heeft bedankt, kan worden overgegaan tot het bal. Maar niet dan nadat de heer Krijgsman nog Straks zal U de „Boltha" roepen In haar bloemen-paradijs. Straks zal zij een lied gaan zingen lp haar eigen bloemen-wijs. Is een lof-lied zonder woorden! Iymne zonder melodie! Jubel-zang zonder accoorden, Maar toch schoon van harmonie. Straks zal U de „Boltha" roepen ■Met de lok-stem der natuur; Zingt voor U een tulpen-lierzang In een schoon coloratuur. Soli ook voor debutanten! Narcis-hyacinthen-koor, En het sneeuwklokjes-getinkel Klinkt er dan bescheiden door. Straks zal U de „Boltha" roepen In een taal, die elk bekoort; In een eigen bloemen-rhythme Zooals men nooit elders hoort. Elke bloem spreekt anders tot U Ieder spreekt haar taal apart! Want die ,,Boltha"-flora's kind'ren Spreken allen tot Uw hart. Ph. B. Polak. even het woord voerde en wees op de spon tane medewerking, waardoor de uitvoering mogelijk was en na den energievollen voor zitter bedankt te hebben. Wrj zijn ervan overtuigd, dat het succes van dezen avond voor directêur en leden een aan sporing zal zijn op den aldus ingeslagen weg voort te gaan. Met veel interesse zien we dan ook de volgende uitvoering tegemoet. t* Zaterdag heeft onze plaatselijke Zang-, Reci teer- en Orkestvereeniging „Harmonie" in het Casino een cabaret-avond gegeven, welke, zooals men dat trouwens in den loop der jaren gewend geworden is, een zeer druk bezoek ten deel viel. Reeds om kwart over 8, toen de uitvoering een aanvang nam, was Casino nagenoeg ge heel bezet met „Harmonie"-vrienden en -vriendinnen, die allen kennelijk in gespannen verwachting waren over de dingen die moesten komen. De heer C. de Groot, praeses, sprak een kort openingswoord waarbij hij gelegenheid had de aandacht op het doel van deze avonden te vestigen. „Harmonie" geeft per winter-seizoen een tweetal operettes en daar deze uit den aard der zaak een zwaren aanval doen op de financiën der vereeniging, is men verplicht enkele malen per jaar een avond van „elck wat wils" te geven. De heer De Groot deelt nog mede, dat de eerstvolgende operette, die „Harmonie" voor het voetlicht zal brengen, niet meer en niet minder dan Karl Millöcker's wereldvermaarde „Bettelstudent" is en hoopt, dat ook dezen avond nieuwe vrienden zich als lid van „Har monie" zullen opgeven. En hierna wordt een aanvang gemaakt met het program, dat, zooals gezegd, in het cabaret- teeken stond. Het was allereerst de heer Jan Schats, een welbekende in „Harmonie"-kringen, die een tweetal liederen zong, en wel de romance uit Thomas' „Mignon" en een aria uit „Martha". De heer Schats beschikt over een goede stem, en welke vooral dit genre uitstekend ligt. Zoo doende kreeg men een werkelijk bijzonder goed klinkende vertolking te hooren, in het bijzon der van het „Martha"-nummer. Een warm applaus van het groote auditorium bewees dan ook overduidelijk, dat men het ge- bodene op prijs stelde. Voegen wij hieraan nog toe, dat de vleugel begeleiding in handen was van mej, W. G. Brouwer, die zich van deze taak op loffelijke wijze gekweten heeft. Een compliment voor haar correcte wijze van accompagnement is hier dan ook zeker op zijn plaats. Volgde wederom een vocaal nummer, en wel een tweetal liedjes van den heer Steenbergen. Hij zong de al weer haast vergeten „Pagan Love Song" en het even oude romantische „Grün ist die Heide". Ook deze liedjes bleken in den smaak te vallen, zoodat de heer Steen bergen met zijn partner aan den vleugel, een warm applaus te incasseeren hadden. En zoo voltrok zich deze „Harmonie"-avond. Er was afwisseling te over, zoowel in het licht- komische als in het meer ernstig getinte genre. Tot dit laatste behoorde o.a. het optreden van een trio, bestaande uit den heer en mej. Ko kelaar en den heer Pietersen (resp. viool, piano en cello) die een nummer van Haydn ten ge- hoore brachten, op. Voorts was daar een bijzonder-geslaagd op treden van een 6-tal dames, die een door hen zelf ingestudeerde dans voor het voetlicht brachten. Zoowel wat aankleeding betreft als het dansen een uitstekend geslaagd intermezzo. Na de pauze was het orkest aan de beurt, en dat onder 's heeren Jac. Bos' voortreffelijke leiding zich op alleszins geslaagde wijze heeft doen hooren. Vooral het nummer „Die Mühle im Schwarzwald" oogstte een dankbaar ap plaus, evenals een bijzonder vlot gespeelde American Sketch. Er werd voorts nog een enkele maal gezon gen, en voorts wijdde men zich energiek aan het bal, waarvoor de rhythmen verzorgd wer den door de Casinoband. Te klokslag 12 uur kwam nog een verras sing, die met 7 vraagteekens op het program vermeld stond, wederom een dans, thans van een tweetal dames. Wederom bleek, dat de zaal ook dit nummer hoogelijk waardeerde. En tot laat in den nacht bleven de „Har- moniërs" bijeen en of het nu lag aan den Car navalsgeest die nog over de wereld vaardig is, of aan iets anders, het werd een feest van vroo- lijkheid. Hetgeen niet in de laatste plaats te danken was aan de prestaties van de Casino- band, die dezen avond laaide en daverde van geestdrift en onvermoeid tot bijna half vier hot and straight produceerde. Toen eerst was het voor de laatste maal. dat leader Nico Visser mocht zeggen: „No more". In het kader van de serie goede dans- orkesten, die de Casino-directie de laatste jaren voor het dajaslustig gedeelte onzer burgerij in zijn gebouw doet optreden, concerteerde gistermiddag en -avond de Hollandsche band van John van Brück, die ons o.m. bekend is door de radio. Van Brück trof het niet, dat juisteen paar weken tevoren Majo Marco hier zulke lauweren geoogst heeft, want de appre ciatie van zijn werk, leed kennelijk onder de populariteit, die laatstgenoemde hier heeft weten te verwerven. Toch was dat, met uit zondering van het apathische begin van gis teravond, niet geheel verdiend, want de band bleek tot veel verdienstelijks in staat. Eigen aardig deed de samenstelling aan; er waren 8 bandleden, waarvan de leider de piano, 1 man de trompet, 4 anderen de saxofoons, 1 een stringbass en no. 8 de drum bespeelden. Het koper was numeriek, maar ook kwalitatief niet opgewassen tegen het hout; vooral de eerste saxofonist is een prima kracht, die dan ook boven de anderen uitstak. De leider bleek een uitstekend pianist te zijn, zoo mede een vlot refreinzanger. De verschillende nummers, die wij van het ensemble te hooren kregen, vielen een stem mige en beschaafde uitvoering ten deel. Zeer terecht zoekt Van Brück het in ensemble-werk en laat hij de personeele bekwaamheden van zijn menschen slechts in soli en shownummers den vrijen teugel. De tango-bezetting konden wij niet bewonderen. De band kan zich voorts beroemen op het bezit van een verdienstelijke lady-crooner, die met Van Brück en een saxofonist de diverse songs voor haar rekening nam. Naar wij vernemen, speelt a.s. Zondag Majo Marco weer in Casino. Zooals we veronderstelden, zijn de tongprij- zen Zaterdag weer wat omhoog geloopen. Waren deze Vrijdag reeds weer geklommen tot 92 cent ten hoogste per kilo, Zaterdag werd al 1.05 besteed. Het is dus wel duidelijk, dat de deelname van de groote noordbooten aan de visscherij op platvisch, deze groote daling heeft bevorderd. Nu loopt de tongrprijs zoetjesaan weer om hoog, zoodat het normale niveau waarschijnlijk weldra zal zijn bereikt. Tarbot steeg eveneens weer heel wat en kwam Zaterdag op 1.70 per kilo. De scholprijzen hebben veel daling ondergaan en staan nog niet op het peil van een paar weken terug, maar zetschol schijnt zich eenigs zins te herstellen. Ook de kleine schol toont weer een wat beter beeld. Bot ging omlaag en schar steeg weer in prijs. Er is dus schommeling genoeg. De loggers vooral maakten weer goede be sommingen en het schijnt meer en meer, dat ook met deze vaartuigen nog wel resultaat is te behalen. Er was er één, die ver over de tweeduizend gulden besomde. ri - Naar het Engelsch bewerkt door 18 Amabel wist heel stellig, dat ze dien avond de knip op de gangdeur had gedaan, maar of ze ook de knip op de tusschendeur geschoven had, kon ze niet met evenveel zekerheid zeggen. Ze dacht van wel; ze sliep ongestoord en toen Jenny 's morgens kwam ging ze naar Agaath's kamer om goeden morgen te ee zeggen. Toen was de knip in ieder geval niet op de deur. „Ik wou maar, dat je niet wegging, Agaath", zei ze. „Ik vond het erg prettig je hier te hebben." „Zie dan iemand anders te krijgen? Je mocht in de tegenwoordige omstandigheden best een chaperone hebben. Kind, wat bloos je gauw! Maar ik moet zeggen, het staat je best. Ik moet in ieder geval weg. Cyril kan ieder oogenblik thuiskomen." Ze keek een anderen kant uit en haar gezicht betrok. „Hy heeft natuurlijk een massa vrienden, en ik kan niet eischen, dat hij die loslaat, omdat hij getrouwd is." Amabel wist hier niets op te zeggen. Ze nam Agaath's kopje aan, zette het neer en wou weer naar haar eigen kamer gaan, toen haar zuster plotseling zei: „Zeg Amy, die dienstbode van jou ifi 'een raar schepsel." Amabel keerde zich om. „Neen, niet Ellen, maar dat zielige uitge teerde schepsel, dat hier woont, hoe heet ze ook weer..." „Jenny? Hoezoo?" „Ik vind het nogal gek, dat ze hier midden in den nacht binnenwandelt!" „Jenny? Midden in den nacht?" „Ja, ik weet niet hoe laat het was. Ik slaap altijd met een nachtlichtje en toen ik wakker werd, stond jouw deur open. Die zonderlinge jongejuffrouw kwam een eindje de kamer in en ging daarop weer terug. Wat moest ze in je kamer? Had je haar geroepen?" Amabel schudde het hoofd. „Neen," zei ze, „neen. Misschien... mis schien heeft ze last van slaapwandelen. Wat had ze aan?" „Ik geloof haar zwarte japon, maar geen schort." Amabel dwong zich tot een glimlach. „Het is gek, ik zal er haar over spreken. Had je de deur op de knip?" „Ja, ik moest vanmorgen uit mijn bed om Jenny binnen te laten met de thee." „Dus daar is ze niet doorgegaan", merkte Amabel op. „Verbluffend logisch geredeneerd", beves tigde Agaath, een tikje ironisch. Amabel ging naar haar kamer terug en sloot de deur. Ellen wachtte haar om haar metde kamer te helpen en de goede ziel was, als gewoonlijk een en al spraakzaamheid, maar Amabel gaf slechts vage antwoorden. Zij piekerde over het verhaal van Agaath. Ook op haar eigen deur was de knip ge weest; zij had eveneens op moeten staan, om Jenny met de thee binnen te laten. Als Jenny werkelijk in de kamer was geweest vannacht, hoe was ze er dan uitgekomen? Ze hoorde Ellen iets, dat ze verteld had, besluiten met de woorden: „Ik dacht, dat u •het wel aardig zoudt vinden..." „Neem me niet kwalijk, Ellen", zei Ama bel, als uit een droom opschrikken: „W a t moet ik aardig vinden?" „U hoeft niets aardig te vinden." „Er was geraaktheid in Ellen's stem. „Kom, niet zoo gauw op je teentjes getrapt zijn, Ellen, ik was met mijn gedachten ergens anders; ik kan in geen geval iets aardig vin den, als ik niet weet wat het is." „Als u wilt, dat ik spreek, zal ik het natuur lijk doen," pruttelde Ellen. En in een feilen, beleedigenden uitval voegde ze er bij: „Ik ben niet gewend dingen achter te houden; ik sluip niet en ik spionneer niet, zooals anderen, die geen honderd kilometer hier vandaan zijn! Als ik érgens het land an heb, is het aan rood haar en aan kruipen en sluipen." „Waar heb je het toch over?" vroeg Ama bel. „Het is die Jenny", vervolgde Ellen, met nijdige rukken het bed afhalend. „Juffrouw Moorshed zei tegen me: die Jenny is zoo'n achterbaksche als ik nog nooit gezien heb. En mijn eigen nicht zal me toch niet voor liegen." „Is juffrouw Moorshed een nicht van je? Wist je dat vóór je er die kamer huurde?" „Ik wist wel, dat een nicht van mijn groot vader met een Moorshed getrouwd was, en zoo kwamen we er gisteravond, voor we naar bed gingen, over te spreken en haar groot moeder, i s die eigen nicht van mijn groot vader. Ik dacht, dat u dat wel aardig zou vinden." „Ik vind het heel prettig voor je," ver klaarde Amabel. „En mijn nicht, dje de menschen hier van haver tot gort kent", nam haar eerste cha piter weer op, „weet heusch wel wat ze zegt. Het eenige, wat er aan dit huis mankeert, zjjn de Browns. Let maar op mijn woorden!" Amabel voelde zich er moe van worden. „Hoor eens, Ellen, verzocht ze, „houd alsjeblieft vrede mét Jenny, dan ben je de bo- venstebeste. Het is een stakker, maar ze doet geen mensch kwaad, daar wil i k mijn hoofd onder verwedden." „Een mensch heeft maar één hoofd", waar schuwde Ellen met de somberheid van een ongeluksprofetes. HOOFDSTUK XVI. In den middag vertrok mevrouw Moreland_ Amabel had haar naar den trein gebracht en wandelde door de vochtige lanen terug. Op de brug ontmoette zij den heer Miller. Tot haar verwondering bleef hij staan en begon een gesprek over koetjes en kalfjes. Toen het bleek, dat zij geen lust had zich op te houden, liep hg met haar mee in de richting van de villa. „Het is een geluk, dat ik u heb getroffen," zei hij. „Ik had nog een boodschap van mijn zuster voor lady Susan, en die zou ik glad vergeten hebben als ik u niet was tegenge komen. Blijft uw zuster lang bij u logeeren?" „Ik heb haar juist naar het station ge bracht." Zijn matte oogen zagen haar aan. „Dan zult u het nogal eenzaam hebben op de villa," meende hij. „Ik ben gewend alleen te zijn," antwoord de Amabel. „O ja? Maar eenzaamheid valt toch nooit mee. Overdag gaat het, maar in de lange, donkere avonden kan men zich van alles ver beelden, vooral in zoo'n oud huis als de villa". Amabel voelde een wrevel in zich opkomen, maar die week voor iets droefgeestig-vrien- delijks in manieren en de stem van haar met gezel. „U spreekt als een echte stedeling", glim lachte ze. Natuurhistorisch Museum. Elke week: eiken Woensdagmiddag van 36 uur, eiken Zaterdagavond van 710 uur, den eersten Woensdag van elke maand van 810 uur, den eersten Zondag van elke maand van 3—5 u. Dinsdag SS Februari. R.K. Volksbond, Molengracht, 8 u. Openbare Propaganda-filmavond van de Ned. Ver. tot afschaffing van alcoholische dranken. Maandag 15 Febr17.42 uur 13 Februari 1937. BEVALLEN: A. W. van BaarsHolle- stelle, z. Er was Zaterdag slechts één trawler aan de markt en deze besomde voor 105 manden visch 2.020.zoodat over den prijs per mand niet te klagen viel. Er was bij den afsluitdijk een aanvoer van ongeveer een tal haring, die ruim twaalf gul den per tal deed. Komt er wat schot in Vermoedelijk zal de Oostenwind, indien die blijft doorstaan, de haring (als ze er is) nog wel buitengaats houden. Th. C. Kuiper, van Bergen N.-H., Boer- haavestraat 30. P. Bakker, van Amsterdam, Krugerstr. 87. A. P. van Hoeve, van Vlissingen, Oostsloot- straat 45. N. van der Linde, van Eikerzee, Oostoever, werkzaamheden van het aannemersbedrijf Daalder. H. C. Raven, van Bloemendaal, Timorlaan 4. J. H. F. Ruiterde Beer, van Eindhoven, Kanaalweg 50. C. J. UijlBaaij, van Tholen, Midden straat 61 A. D. Bakker, van Giethoorn, Keizersgracht 148. F. Bakker, van Grootegast, Spoorstraat 31. C. den Braber, van Soerabaja, Basstraat 17. J. B. Claassen, van Uitgeest, Bassin gracht 3. M. G. Dijksmanvan den Elshout, van Rotterdam, Hoogstraat 17. H. L. Frerichs, van Den Haag, Ruygh- weg 51. J. J. H. Heesbeen, van Zaandam, Molen- straat 118. I. Jonker, van Oudkarspel, Kortevliet 34. M. KapteinMastwijk, van Amsterdam, Cronjéstraat 18. C. P. Kommer, van Vlissingen, Anjelier straat 25. R. S. Konijnendijk, van Hellevoetsluis, Singel 7. J. Koole, van Vlissingen, Florastraat 15. D. Kuiper, van Schagen, Middenstraat 81. M. Maes, van Maastricht, Doolhof 13. W. C. van der Mark, van Baarle Nassau, v. d. D. v. Maasdamstraat 8. M. Meijer, van Alkmaar, Spoorstraat 21. W. F. MijndersRohrbeck, van Amster dam, v. L. Stirumstraat. 17. J. M. Nol, van Amsterdam, Kanaalweg 86. A. van Oostrom, van Utrecht, Timorlaan 17. N. M. Oud, van Alkmaar, Loodsgracht 38. E. Oud—Moes, v. Uitgeest, Loodsgracht 38. A. de Schaap, van Groningen, Hoofd gracht 43. W. Schaap, van Medemblik, Tuinstraat 35. L. van WilligenburgPieters, van Rotter dam, Crocusstraat 59. W. van der Woude, van Weststellingwerf, J. v. d. Veerstraat 20. „Ja, ik heb vrijwel altijd in steden ge woond," bevestigde Miller. „Ik kon nooit goed tegen het buitenleven, tenminste 's win ters niet. Ik ben hier om mijn zuster, ziet u." Juist vóór het afscheid kwam de vraag, die Amabel langzamerhand was gaan verwachten. „Dus u woont werkelijk naar uw genoegen op de villa?" „O ja. waarom zou ik niet?" „Ik weet nietDe menschen schijnen het er nooit lang uit te houden. Er loopen ge ruchten, dat het er spookt." „Dat zeggen ze, ja, maar niemand weet er bij te vertellen, wie er dan eigenlijk spookt." „Neen," beaamde Miller op zijn droomerige manier, „dat meen ik ook te hebben opge merkt." Amabel sloeg de laan naar de villa in en was bijna onmiddellijk uit het gezicht ver dwenen. Miller liep door tot den hoek en keer de toen terug. Hij scheen de boodschap van zijn zuster aan lady Susan wéér vergeten te zijn! Eigenaardig was het verschil tusschen den Ferdinand Miller, die den vorigen avond zijn zuster zoo scherp had toegesproken en den man, die zacht en vriendelijk en ietwat afwezig met mevrouw Grey liep te praten. „Ik ga thee zitten drinken in een knus, ge- zelilg huisje," verklaarde Ellen tot Amabel met een soort huilerige meewarigheid, „waar niet eens plaats zou zijn voor een spook, en u blijft hier maar alleen. Ik zou graag blijven, maar wat geeft het of ik graag wil? Er zijn dingen, die een mensch verdragen kan, en dit huis in 't donker is nou precies wat ik niet kan verdragen." (Wordt vervolgd.) i

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1937 | | pagina 5