Stadsnieuws
V isscherij
Huis
SAFETY FIRST
Feuilleton
Waar gaan we heen?
Maandag 15 Februari 1937
Heldersche Courant
Geslaagde uitvoerina Van kleurrijke troeP daar in het paleis vereenigd
„Ons Genoegen"
Als de Boltha roept
Cabaret-avond
„Harmonie
ASTO-TAX
TELEF.
Ruijghweg38
John van Brück 's dansorkest
HET RAADSEL
VAN HET
ONBEWOONBARE
THEA BLOEMERS
Tweede Blad
Licht op voor alle voertuigen
Burgerlijke Stand van Den Helder
Ingekomen personen
y dXl is en met zang hun vreugde over de geboorte
van het kindje uitlaat, dan komt plotseling
groote ontsteltenis de heks, die haar
Vflf maanden van inspannende
repetities met succes bekroond.
Zaterdagavond bij de opvoering van „De
Fee van de bron", de alleraardigste ope
rette, die ons een kijkje achter de voor
ons zakelijke en practische menschen
steeds gesloten poorten van het sprookjes
land, waar feeën, kabouters en kolen
branders hun domein hebben, gunde, heb
ben we ons een klein denkbeeld kunnen
vormen van de geweldige moeilijkheden,
die door den heer Krijgsman overwonnen
moesten worden, voordat hij tot opvoering
in de Musis-zaal kon overgaan. Vijf maan
den van hard repeteeren lijkt ons, gezien
de resultaten, niet veel.
Bij het binnentreden van de Musis-zaal kon
den we het verheugend feit constateeren, dat
er van de zijde van het publiek volle belang
stelling bestond voor de opvoering van dit
stuk. De zaal was n.1. zoo vol, dat er op alle
mogelijke wijzen met de plaatsruimte gewoe
kerd moest worden.
Even acht uur was het de heer Boogaard,
de actieve voorzitter van deze Vereeniging, en
een in Den Helder welbekend kindervriend,
die de aanwezigen van harte welkom heette.
In het bijzonder gold dit den heer en mevrouw
Van Hoek en de diverse zusterverenigingen.
De voorzitter memoreerde het feit van de
financieele zorgen, waaronder de Vereeniging
gebukt ging en die opgeheven zouden kunnen
worden, wanneer het publiek de volle mede
werking maar geeft. De donatie beraagt maar
1.per jaar, terwijl daar 2 uitvoeringen,
en uitstekende, zooals we Zaterdag hebben be
merkt, tegenover staan. Voor de kinderen be
draagt de contributie maar 0.10 per week,
ook waarlijk niet te veel, wanneer men ziet
hoeveel genoegen het spel den kinderen zelf
verschaft. Met de hoop, dat de aanwezigen de
jaarvergadering, die voor de volgende maand
op het programma staat, eens zullen bezoe
ken, en na allen een prettigen avond te hebben
gewenscht, besluit de heer Boogaard zijn ope
ningswoord en geeft de verdere leiding over
aan den heer Krijgsman.
Dan volgt de opvoering van de operette „De
fee van de bron". De heer Krijgsman geeft
voor ieder bedrijf, het stuk bestaat n.1. uit
4 bedrijven, een kort overzicht van den inhoud
Het is wonderlijk, dat iemand als de heer
Krijgsman, die blind is, toch deze kinderschaar
op zoo uitmuntende wijze weet te leiden. En dan,
na een muzikale inleiding, gaat het doek op
en zien we een in haar vorstelijk, kleurrijk
gewaad, allerleifst uitziende koningin, zit
tend bij de wieg van haar pas geboren kindje.
Ze zingt een wiegelied. En de teere kinder
stem, nog een weinig nerveus, spreekt de hoop
uit, dat het leven van het jonge prinsje één
zonnestraal mag zijn. Het volk komt en biedt
zijn zegewenschen aan. En de hoofdman der
kolenbranders, die diep in het woud hun werk
verrichten, met de hoofdman der kabouters,
die in hun roode pakjes met puntmutsen en
hun lange witte baarden een alleraardigsten
aanblik opleveren, bieden naast hun wenschen
ook een geschenk aan. De eerste een berke
takje, en de tweede een lantaarntje. Mocht de
prins hen ooit noodig hebben, dan zwaait hij
maar met zijn berketakje en lantaarntje en
zoowel kolenbranders als kabouters zullen ter
hulp snellen.
Lief en teer klinken de kinderstemmen. De
soli zijn eenigszins zwak, maar het koor,
tweestemmig, zingt uitstekend en met veel
pathos. Vooral de bede aan de fee van de
bron om het prinsje in haar bescherming te
nemen is mooi. Maar wanneer dan de heele
tot
wensch uitspreekt. „Ik wensch dan, nu 'k niet
op dit feest werd genood, dat eenmaal die jon
gen moet beed'len voor 't brood". En deze
wensch besluit het eerste bedrijf. Een hartelijk
aanhoudend applaus is wel het beste bewijs,
dat het in den smaak van het publiek is ge
vallen. In het tweede bedrijf, dat 19 jaar later
afspeelt, is het vooral het door de elfen uit
gevoerde ballet, dat werd ingestudeerd door
den heer Polak, dat door de gracie, waar
mee deze elfen zich bewogen, aanspraak kan
maken op de qualificatie uitstekend. Weer
komt de heks met haar bedreigingen en dub
bel waakzaam is men. Maar toch achterhaalt
het noodlot den prins. Op jacht ontmoet hij
een boerenmeisje, dat verdwaald is en haar
geeft hij zijn lantaarntje en berketakje, op
dat ze den weg zal kunnen vinden. En de
prins verandert doordat hij van zijn lantaarn
en berketakje afstand doet, in een bedelaar,
zoodat zelfs zijn gevolg hem niet meer her
kent. De fee van de bron vindt gelukkig uit
waar de prins zich bevindt. Maar nog is alles
niet gewonnen, want een meisje moet dezen
bedelaar oprecht lief krijgen wil de betoove-
ring verbroken worden. En dit gebeurt ge
lukkig. Het boerenmeisje, eenmaal door den
prins gered, wordt verliefd op hem, nadat zij
hem heeft hooren zingen. De betoovering is
verbroken en de heks verslagen. Het goede
heeft het kwade- overwonnen. Een dusdanig
applaus, dat de kleintjes tot driemaal voor
het voetlicht terugriep, vertolkte den dank
van het publiek voor het genotene. Het is
de voorzitter, de heer Boogaard, die alle
medewerkenden bedankt. Den heer Krijgsman
wordt een keurige bloemenmand geoffreerd,
omdat men weet, dat ondanks het feit, dat hij
de bloemen niet kan zien, er toch een lief
hebber van is. Maar ook mevr. MoreeDol,
de pianiste, die door haar krachtdadigen steun
deze uitvoering mogelijk heeft gemaakt, ont
vangt een keurige bouquet. Terwijl mej. Hoek,
die met de tooneelleiding was belast en zich
daarvan op uitstekende wijze heeft gekweten
en de dames De Bie, Van Straten en De Buck,
de geestelijke moeders van de kinderen, even
eens bloemen worden overhandigd. En nadat
de voorzitter de beide muzikanten van het
Musis-strijkje, de heeren Van Broekhoven en
Dol en den heer Polak, die als souffleur
werkzaam was, op zijn hartelijke wijze heeft
bedankt, kan worden overgegaan tot het bal.
Maar niet dan nadat de heer Krijgsman nog
Straks zal U de „Boltha" roepen
In haar bloemen-paradijs.
Straks zal zij een lied gaan zingen
lp haar eigen bloemen-wijs.
Is een lof-lied zonder woorden!
Iymne zonder melodie!
Jubel-zang zonder accoorden,
Maar toch schoon van harmonie.
Straks zal U de „Boltha" roepen
■Met de lok-stem der natuur;
Zingt voor U een tulpen-lierzang
In een schoon coloratuur.
Soli ook voor debutanten!
Narcis-hyacinthen-koor,
En het sneeuwklokjes-getinkel
Klinkt er dan bescheiden door.
Straks zal U de „Boltha" roepen
In een taal, die elk bekoort;
In een eigen bloemen-rhythme
Zooals men nooit elders hoort.
Elke bloem spreekt anders tot U
Ieder spreekt haar taal apart!
Want die ,,Boltha"-flora's kind'ren
Spreken allen tot Uw hart.
Ph. B. Polak.
even het woord voerde en wees op de spon
tane medewerking, waardoor de uitvoering
mogelijk was en na den energievollen voor
zitter bedankt te hebben.
Wrj zijn ervan overtuigd, dat het succes van
dezen avond voor directêur en leden een aan
sporing zal zijn op den aldus ingeslagen weg
voort te gaan. Met veel interesse zien we dan
ook de volgende uitvoering tegemoet.
t*
Zaterdag heeft onze plaatselijke Zang-, Reci
teer- en Orkestvereeniging „Harmonie" in het
Casino een cabaret-avond gegeven, welke,
zooals men dat trouwens in den loop der jaren
gewend geworden is, een zeer druk bezoek ten
deel viel.
Reeds om kwart over 8, toen de uitvoering
een aanvang nam, was Casino nagenoeg ge
heel bezet met „Harmonie"-vrienden en
-vriendinnen, die allen kennelijk in gespannen
verwachting waren over de dingen die moesten
komen.
De heer C. de Groot, praeses, sprak een kort
openingswoord waarbij hij gelegenheid had de
aandacht op het doel van deze avonden te
vestigen. „Harmonie" geeft per winter-seizoen
een tweetal operettes en daar deze uit den
aard der zaak een zwaren aanval doen op de
financiën der vereeniging, is men verplicht
enkele malen per jaar een avond van „elck wat
wils" te geven.
De heer De Groot deelt nog mede, dat de
eerstvolgende operette, die „Harmonie" voor
het voetlicht zal brengen, niet meer en niet
minder dan Karl Millöcker's wereldvermaarde
„Bettelstudent" is en hoopt, dat ook dezen
avond nieuwe vrienden zich als lid van „Har
monie" zullen opgeven.
En hierna wordt een aanvang gemaakt met
het program, dat, zooals gezegd, in het cabaret-
teeken stond.
Het was allereerst de heer Jan Schats, een
welbekende in „Harmonie"-kringen, die een
tweetal liederen zong, en wel de romance uit
Thomas' „Mignon" en een aria uit „Martha".
De heer Schats beschikt over een goede stem,
en welke vooral dit genre uitstekend ligt. Zoo
doende kreeg men een werkelijk bijzonder goed
klinkende vertolking te hooren, in het bijzon
der van het „Martha"-nummer.
Een warm applaus van het groote auditorium
bewees dan ook overduidelijk, dat men het ge-
bodene op prijs stelde.
Voegen wij hieraan nog toe, dat de vleugel
begeleiding in handen was van mej, W. G.
Brouwer, die zich van deze taak op loffelijke
wijze gekweten heeft. Een compliment voor
haar correcte wijze van accompagnement is
hier dan ook zeker op zijn plaats.
Volgde wederom een vocaal nummer, en wel
een tweetal liedjes van den heer Steenbergen.
Hij zong de al weer haast vergeten „Pagan
Love Song" en het even oude romantische
„Grün ist die Heide". Ook deze liedjes bleken
in den smaak te vallen, zoodat de heer Steen
bergen met zijn partner aan den vleugel, een
warm applaus te incasseeren hadden.
En zoo voltrok zich deze „Harmonie"-avond.
Er was afwisseling te over, zoowel in het licht-
komische als in het meer ernstig getinte genre.
Tot dit laatste behoorde o.a. het optreden van
een trio, bestaande uit den heer en mej. Ko
kelaar en den heer Pietersen (resp. viool, piano
en cello) die een nummer van Haydn ten ge-
hoore brachten, op.
Voorts was daar een bijzonder-geslaagd op
treden van een 6-tal dames, die een door hen
zelf ingestudeerde dans voor het voetlicht
brachten. Zoowel wat aankleeding betreft als
het dansen een uitstekend geslaagd intermezzo.
Na de pauze was het orkest aan de beurt,
en dat onder 's heeren Jac. Bos' voortreffelijke
leiding zich op alleszins geslaagde wijze heeft
doen hooren. Vooral het nummer „Die Mühle
im Schwarzwald" oogstte een dankbaar ap
plaus, evenals een bijzonder vlot gespeelde
American Sketch.
Er werd voorts nog een enkele maal gezon
gen, en voorts wijdde men zich energiek aan
het bal, waarvoor de rhythmen verzorgd wer
den door de Casinoband.
Te klokslag 12 uur kwam nog een verras
sing, die met 7 vraagteekens op het program
vermeld stond, wederom een dans, thans van
een tweetal dames. Wederom bleek, dat de
zaal ook dit nummer hoogelijk waardeerde.
En tot laat in den nacht bleven de „Har-
moniërs" bijeen en of het nu lag aan den Car
navalsgeest die nog over de wereld vaardig is,
of aan iets anders, het werd een feest van vroo-
lijkheid. Hetgeen niet in de laatste plaats te
danken was aan de prestaties van de Casino-
band, die dezen avond laaide en daverde van
geestdrift en onvermoeid tot bijna half vier hot
and straight produceerde.
Toen eerst was het voor de laatste maal. dat
leader Nico Visser mocht zeggen: „No more".
In het kader van de serie goede dans-
orkesten, die de Casino-directie de laatste jaren
voor het dajaslustig gedeelte onzer burgerij
in zijn gebouw doet optreden, concerteerde
gistermiddag en -avond de Hollandsche band
van John van Brück, die ons o.m. bekend is
door de radio. Van Brück trof het niet, dat
juisteen paar weken tevoren Majo Marco hier
zulke lauweren geoogst heeft, want de appre
ciatie van zijn werk, leed kennelijk onder de
populariteit, die laatstgenoemde hier heeft
weten te verwerven. Toch was dat, met uit
zondering van het apathische begin van gis
teravond, niet geheel verdiend, want de band
bleek tot veel verdienstelijks in staat. Eigen
aardig deed de samenstelling aan; er waren
8 bandleden, waarvan de leider de piano, 1
man de trompet, 4 anderen de saxofoons, 1
een stringbass en no. 8 de drum bespeelden.
Het koper was numeriek, maar ook kwalitatief
niet opgewassen tegen het hout; vooral de
eerste saxofonist is een prima kracht, die dan
ook boven de anderen uitstak. De leider bleek
een uitstekend pianist te zijn, zoo mede een
vlot refreinzanger.
De verschillende nummers, die wij van het
ensemble te hooren kregen, vielen een stem
mige en beschaafde uitvoering ten deel. Zeer
terecht zoekt Van Brück het in ensemble-werk
en laat hij de personeele bekwaamheden van
zijn menschen slechts in soli en shownummers
den vrijen teugel. De tango-bezetting konden
wij niet bewonderen.
De band kan zich voorts beroemen op het
bezit van een verdienstelijke lady-crooner, die
met Van Brück en een saxofonist de diverse
songs voor haar rekening nam.
Naar wij vernemen, speelt a.s. Zondag
Majo Marco weer in Casino.
Zooals we veronderstelden, zijn de tongprij-
zen Zaterdag weer wat omhoog geloopen.
Waren deze Vrijdag reeds weer geklommen tot
92 cent ten hoogste per kilo, Zaterdag werd
al 1.05 besteed.
Het is dus wel duidelijk, dat de deelname
van de groote noordbooten aan de visscherij op
platvisch, deze groote daling heeft bevorderd.
Nu loopt de tongrprijs zoetjesaan weer om
hoog, zoodat het normale niveau waarschijnlijk
weldra zal zijn bereikt.
Tarbot steeg eveneens weer heel wat en
kwam Zaterdag op 1.70 per kilo.
De scholprijzen hebben veel daling ondergaan
en staan nog niet op het peil van een paar
weken terug, maar zetschol schijnt zich eenigs
zins te herstellen. Ook de kleine schol toont
weer een wat beter beeld.
Bot ging omlaag en schar steeg weer in
prijs. Er is dus schommeling genoeg.
De loggers vooral maakten weer goede be
sommingen en het schijnt meer en meer, dat
ook met deze vaartuigen nog wel resultaat is
te behalen. Er was er één, die ver over de
tweeduizend gulden besomde.
ri -
Naar het Engelsch bewerkt door
18
Amabel wist heel stellig, dat ze dien avond
de knip op de gangdeur had gedaan, maar of
ze ook de knip op de tusschendeur geschoven
had, kon ze niet met evenveel zekerheid
zeggen. Ze dacht van wel; ze sliep ongestoord
en toen Jenny 's morgens kwam ging ze
naar Agaath's kamer om goeden morgen te
ee zeggen. Toen was de knip in ieder geval
niet op de deur.
„Ik wou maar, dat je niet wegging,
Agaath", zei ze. „Ik vond het erg prettig je
hier te hebben."
„Zie dan iemand anders te krijgen? Je
mocht in de tegenwoordige omstandigheden
best een chaperone hebben. Kind, wat bloos
je gauw! Maar ik moet zeggen, het staat je
best. Ik moet in ieder geval weg. Cyril kan
ieder oogenblik thuiskomen." Ze keek een
anderen kant uit en haar gezicht betrok. „Hy
heeft natuurlijk een massa vrienden, en ik
kan niet eischen, dat hij die loslaat, omdat hij
getrouwd is."
Amabel wist hier niets op te zeggen. Ze
nam Agaath's kopje aan, zette het neer en
wou weer naar haar eigen kamer gaan, toen
haar zuster plotseling zei:
„Zeg Amy, die dienstbode van jou ifi 'een
raar schepsel."
Amabel keerde zich om.
„Neen, niet Ellen, maar dat zielige uitge
teerde schepsel, dat hier woont, hoe heet ze
ook weer..."
„Jenny? Hoezoo?"
„Ik vind het nogal gek, dat ze hier midden
in den nacht binnenwandelt!"
„Jenny? Midden in den nacht?"
„Ja, ik weet niet hoe laat het was. Ik slaap
altijd met een nachtlichtje en toen ik wakker
werd, stond jouw deur open. Die zonderlinge
jongejuffrouw kwam een eindje de kamer in
en ging daarop weer terug. Wat moest ze in
je kamer? Had je haar geroepen?"
Amabel schudde het hoofd.
„Neen," zei ze, „neen. Misschien... mis
schien heeft ze last van slaapwandelen. Wat
had ze aan?"
„Ik geloof haar zwarte japon, maar geen
schort."
Amabel dwong zich tot een glimlach.
„Het is gek, ik zal er haar over spreken.
Had je de deur op de knip?"
„Ja, ik moest vanmorgen uit mijn bed om
Jenny binnen te laten met de thee."
„Dus daar is ze niet doorgegaan", merkte
Amabel op.
„Verbluffend logisch geredeneerd", beves
tigde Agaath, een tikje ironisch.
Amabel ging naar haar kamer terug en
sloot de deur. Ellen wachtte haar om haar
metde kamer te helpen en de goede ziel was,
als gewoonlijk een en al spraakzaamheid,
maar Amabel gaf slechts vage antwoorden.
Zij piekerde over het verhaal van Agaath.
Ook op haar eigen deur was de knip ge
weest; zij had eveneens op moeten staan, om
Jenny met de thee binnen te laten. Als Jenny
werkelijk in de kamer was geweest vannacht,
hoe was ze er dan uitgekomen?
Ze hoorde Ellen iets, dat ze verteld had,
besluiten met de woorden: „Ik dacht, dat u
•het wel aardig zoudt vinden..."
„Neem me niet kwalijk, Ellen", zei Ama
bel, als uit een droom opschrikken: „W a t
moet ik aardig vinden?"
„U hoeft niets aardig te vinden."
„Er was geraaktheid in Ellen's stem.
„Kom, niet zoo gauw op je teentjes getrapt
zijn, Ellen, ik was met mijn gedachten ergens
anders; ik kan in geen geval iets aardig vin
den, als ik niet weet wat het is."
„Als u wilt, dat ik spreek, zal ik het natuur
lijk doen," pruttelde Ellen. En in een feilen,
beleedigenden uitval voegde ze er bij: „Ik
ben niet gewend dingen achter te houden; ik
sluip niet en ik spionneer niet, zooals anderen,
die geen honderd kilometer hier vandaan
zijn! Als ik érgens het land an heb, is het
aan rood haar en aan kruipen en sluipen."
„Waar heb je het toch over?" vroeg Ama
bel.
„Het is die Jenny", vervolgde Ellen, met
nijdige rukken het bed afhalend. „Juffrouw
Moorshed zei tegen me: die Jenny is zoo'n
achterbaksche als ik nog nooit gezien heb.
En mijn eigen nicht zal me toch niet voor
liegen."
„Is juffrouw Moorshed een nicht van je?
Wist je dat vóór je er die kamer huurde?"
„Ik wist wel, dat een nicht van mijn groot
vader met een Moorshed getrouwd was, en
zoo kwamen we er gisteravond, voor we naar
bed gingen, over te spreken en haar groot
moeder, i s die eigen nicht van mijn groot
vader. Ik dacht, dat u dat wel aardig zou
vinden."
„Ik vind het heel prettig voor je," ver
klaarde Amabel.
„En mijn nicht, dje de menschen hier van
haver tot gort kent", nam haar eerste cha
piter weer op, „weet heusch wel wat ze zegt.
Het eenige, wat er aan dit huis mankeert,
zjjn de Browns. Let maar op mijn woorden!"
Amabel voelde zich er moe van worden.
„Hoor eens, Ellen, verzocht ze, „houd
alsjeblieft vrede mét Jenny, dan ben je de bo-
venstebeste. Het is een stakker, maar ze doet
geen mensch kwaad, daar wil i k mijn hoofd
onder verwedden."
„Een mensch heeft maar één hoofd", waar
schuwde Ellen met de somberheid van een
ongeluksprofetes.
HOOFDSTUK XVI.
In den middag vertrok mevrouw Moreland_
Amabel had haar naar den trein gebracht en
wandelde door de vochtige lanen terug. Op
de brug ontmoette zij den heer Miller. Tot
haar verwondering bleef hij staan en begon
een gesprek over koetjes en kalfjes. Toen het
bleek, dat zij geen lust had zich op te houden,
liep hg met haar mee in de richting van de
villa.
„Het is een geluk, dat ik u heb getroffen,"
zei hij. „Ik had nog een boodschap van mijn
zuster voor lady Susan, en die zou ik glad
vergeten hebben als ik u niet was tegenge
komen. Blijft uw zuster lang bij u logeeren?"
„Ik heb haar juist naar het station ge
bracht."
Zijn matte oogen zagen haar aan.
„Dan zult u het nogal eenzaam hebben op
de villa," meende hij.
„Ik ben gewend alleen te zijn," antwoord
de Amabel.
„O ja? Maar eenzaamheid valt toch nooit
mee. Overdag gaat het, maar in de lange,
donkere avonden kan men zich van alles ver
beelden, vooral in zoo'n oud huis als de villa".
Amabel voelde een wrevel in zich opkomen,
maar die week voor iets droefgeestig-vrien-
delijks in manieren en de stem van haar met
gezel.
„U spreekt als een echte stedeling", glim
lachte ze.
Natuurhistorisch Museum. Elke week:
eiken Woensdagmiddag van 36 uur, eiken
Zaterdagavond van 710 uur, den eersten
Woensdag van elke maand van 810 uur,
den eersten Zondag van elke maand van
3—5 u.
Dinsdag SS Februari.
R.K. Volksbond, Molengracht, 8 u. Openbare
Propaganda-filmavond van de Ned. Ver. tot
afschaffing van alcoholische dranken.
Maandag 15 Febr17.42 uur
13 Februari 1937.
BEVALLEN: A. W. van BaarsHolle-
stelle, z.
Er was Zaterdag slechts één trawler aan de
markt en deze besomde voor 105 manden visch
2.020.zoodat over den prijs per mand niet
te klagen viel.
Er was bij den afsluitdijk een aanvoer van
ongeveer een tal haring, die ruim twaalf gul
den per tal deed.
Komt er wat schot in
Vermoedelijk zal de Oostenwind, indien die
blijft doorstaan, de haring (als ze er is) nog
wel buitengaats houden.
Th. C. Kuiper, van Bergen N.-H., Boer-
haavestraat 30.
P. Bakker, van Amsterdam, Krugerstr. 87.
A. P. van Hoeve, van Vlissingen, Oostsloot-
straat 45.
N. van der Linde, van Eikerzee, Oostoever,
werkzaamheden van het aannemersbedrijf
Daalder.
H. C. Raven, van Bloemendaal, Timorlaan 4.
J. H. F. Ruiterde Beer, van Eindhoven,
Kanaalweg 50.
C. J. UijlBaaij, van Tholen, Midden
straat 61 A.
D. Bakker, van Giethoorn, Keizersgracht
148.
F. Bakker, van Grootegast, Spoorstraat 31.
C. den Braber, van Soerabaja, Basstraat 17.
J. B. Claassen, van Uitgeest, Bassin
gracht 3.
M. G. Dijksmanvan den Elshout, van
Rotterdam, Hoogstraat 17.
H. L. Frerichs, van Den Haag, Ruygh-
weg 51.
J. J. H. Heesbeen, van Zaandam, Molen-
straat 118.
I. Jonker, van Oudkarspel, Kortevliet 34.
M. KapteinMastwijk, van Amsterdam,
Cronjéstraat 18.
C. P. Kommer, van Vlissingen, Anjelier
straat 25.
R. S. Konijnendijk, van Hellevoetsluis,
Singel 7.
J. Koole, van Vlissingen, Florastraat 15.
D. Kuiper, van Schagen, Middenstraat 81.
M. Maes, van Maastricht, Doolhof 13.
W. C. van der Mark, van Baarle Nassau,
v. d. D. v. Maasdamstraat 8.
M. Meijer, van Alkmaar, Spoorstraat 21.
W. F. MijndersRohrbeck, van Amster
dam, v. L. Stirumstraat. 17.
J. M. Nol, van Amsterdam, Kanaalweg 86.
A. van Oostrom, van Utrecht, Timorlaan 17.
N. M. Oud, van Alkmaar, Loodsgracht 38.
E. Oud—Moes, v. Uitgeest, Loodsgracht 38.
A. de Schaap, van Groningen, Hoofd
gracht 43.
W. Schaap, van Medemblik, Tuinstraat 35.
L. van WilligenburgPieters, van Rotter
dam, Crocusstraat 59.
W. van der Woude, van Weststellingwerf,
J. v. d. Veerstraat 20.
„Ja, ik heb vrijwel altijd in steden ge
woond," bevestigde Miller. „Ik kon nooit
goed tegen het buitenleven, tenminste 's win
ters niet. Ik ben hier om mijn zuster, ziet u."
Juist vóór het afscheid kwam de vraag, die
Amabel langzamerhand was gaan verwachten.
„Dus u woont werkelijk naar uw genoegen
op de villa?"
„O ja. waarom zou ik niet?"
„Ik weet nietDe menschen schijnen het
er nooit lang uit te houden. Er loopen ge
ruchten, dat het er spookt."
„Dat zeggen ze, ja, maar niemand weet er
bij te vertellen, wie er dan eigenlijk spookt."
„Neen," beaamde Miller op zijn droomerige
manier, „dat meen ik ook te hebben opge
merkt."
Amabel sloeg de laan naar de villa in en
was bijna onmiddellijk uit het gezicht ver
dwenen. Miller liep door tot den hoek en keer
de toen terug. Hij scheen de boodschap van
zijn zuster aan lady Susan wéér vergeten te
zijn! Eigenaardig was het verschil tusschen
den Ferdinand Miller, die den vorigen avond
zijn zuster zoo scherp had toegesproken en
den man, die zacht en vriendelijk en ietwat
afwezig met mevrouw Grey liep te praten.
„Ik ga thee zitten drinken in een knus, ge-
zelilg huisje," verklaarde Ellen tot Amabel
met een soort huilerige meewarigheid, „waar
niet eens plaats zou zijn voor een spook, en u
blijft hier maar alleen. Ik zou graag blijven,
maar wat geeft het of ik graag wil? Er zijn
dingen, die een mensch verdragen kan, en dit
huis in 't donker is nou precies wat ik niet
kan verdragen."
(Wordt vervolgd.)
i