Stadsnieuws
Huis
SAFETY FIRST
Feuilleton
Waar gaan we heen?
Helderscfte Courant
Tweede Blad
De heer W* Leen op
treffende wijze gehuldigd
ASTO-TAX
TE LEF. Ruijghweg 38
HET RAADSEL
ONBEWOONBARE
De heer J. L. H. J. Westenberg
neemt afscheid.
Uitvoering „Morgenrood"
Feestavond van
Gemeenteraad
Verbetering Speelplaats
R.K. Jongensschool.
Aanschaffing leer
middelen.
Subsidie bewaarscholen
1937
„De Jutter"
Licht op voor alle voertuigen
Huur noodslachtplaats
Koegras.
Nmi wjj vernemen heeft de Baas 1ste
klasse der Electriciëns B. v. Alfen. on de
Rijkswerf alhier, met ingang van 28 Februari
1937 eervol ontslag gekregen met toekenning
van pensioen. 6
Do receptie op de Rijkswerf.
Groote belangstelling van superieu
ren en personeel.
Zaterdag was de dag, dat Baas W. Leen het
zeldzame feit herdacht, dat hij vóór 50 jaar den
eersten voet op de Rijkswerf zette, om daarna
niet minder dan een halve eeuw op voorbeel
dige wijze het vak der zeilmakerij te beoefe
nen, in welk vak hij tot de hoogste functie
opklom. Gezien het feit, dat wij vorige week
reeds in extenso van een en ander melding
gemaakt hebben, zullen wij ons thans beper
ken tot de feiten, zooals zich deze j.1. Zater
dagmiddag voorgedaan hebben, feiten, die den
27sten Februari 1937 voor dezen baas van-den
ouden-stempel zeker onvergetelijk gemaakt
zullen hebben.
Bij de Werfpoort woei de vlagen bij de
zeilmakerij wapperden eveneens diverse dun
doeken, iets, wat voor den ,,Engelschen Zater
dagmiddag zeker opmerkelijk genoemd kan
worden
De receptie werd gehouden op den zeil
makerszolder en bij het betreden hiervan
bleek, dat deze geheel in stijl voor dit belang
rijk gebeuren was gehouden. Met vlaggen, doe
ken en andere geïmproviseerde orneering had
men den zolder omgetooverd in een waarlijk
alleszins geschikte ontvangzaal, waarin zich
reeds geruimen tijd voor de komst van den
jubilaris met zijn familie, de belangstellenden
bevonden.
Groote belangstelling
Van hen noemen wij o.a. den directeur der
werf, Ir. S. Visman, van de afdeeling werk
tuigbouw de heeren W. Moree, H. G. van Niel
en A. Pezie; overste A. G. Vromans (Chef
Arsenaal), verscheidene ingenieurs en hoofd
commiezen (o.a. de heer A. J. J. M. van Ges-
sel, Chef Magazijnen) en andere ambtenaren.
Voorts de opzichter van maritieme werken,
de heer Appelhof, nagenoeg alle bazen en
commandeurs, oud-collega's, calculatoren, be
heerders en administratief personeel. Velen van
hen waren in gezelschap van hun dames.
Verhinderd was de Chef Werfpolitie, T. C.
W. Michaëlis, die vertegenwoordigd werd door
den opzichter, den heer G. J. van Rijn en
hoofdingenieur De Klerk, wiens plaats inge
nomen werd door Ir. de Groot.
Ir. Visman.
Te kwart voor vier arriveerde baas Leen
met zijn familie, voorafgegaan door Ir. de
Groot en nam plaats achter de met vlaggen
overdekte tafel. Het was Ir. S. Visman, die
als eerste het woord voerde. Deze noemde het
een zeldzaam feit, dat baas Leen thans den
dag mocht herdenken, dat hij vóór 50 jaar
voor de eerste maal de Werf betrad. Dat was
als 12-jarige jongen, op 28 Februari 1887. Hij
nam dienst in de zeilmakerij, een afdeeling,
die met name in die tijden van primair belang
was. Het waren nog het tuig en de zeilen, die
de eerste eischen waren voor een goed zeil
schip en een zeilmaker, die zijn vak verstond,
die op de juiste wijze de zeilen wist te snij
den, gold terecht voor een kunstenaar.
Veel is er sedert dien veranderd, het hulp-
stoomvermogen kwam, verdrong al spoedig
goeddeels de zeilschepen en thans kan men
niet anders' zeggen, dan dat deze schoone
dagen voorbij zijn. En al die jaren heeft baas
Leen zijn plicht gedaan en meer dan zijn
plicht. Thans kan men met recht beweren,
dat Leen, die in zijn leven zooveel vlaggen ver
vaardigde ook met vlag en wimpel zijn jubi
leum gehaald heeft.
HERMAN NYPELS'
KLEDINGMAGAZIJNEN, DEN HELDER
Papier-Linnen Boorden, in alle
gangbare maten en modellen
Per dozijn f 1.35 per stuk 12 ct
Dan deelt Ir. Visman mede, dat hij door
den Minister van Defensie in de gelegen
heid gesteld is aan baas Leen uit te reiken
de hem door H.M. de Koningin geschon
ken eere-medaille in zilver van de Oranje-
Nassau Orde. Het doen van deze mede-
deeling wordt met een spontaan applaus
begroet en Ir. Visman speldt de orde op
de borst van den grijzen jubilaris. Ten
slotte complimenteert spr. den heer Leen
en zjjn familie met de onderscheiding en
reikt hem het eigenhandig schrijven van
den Minister over.
Tal van sprekers.
Vervolgens zijn het diverse andere sprekers,
die tot baas Leen het woord richten.
Ir. De Groot complimenteerde den jubilaris
namens den afwezigen hoofdingenieur en
roemt ten zeerste diens verdiensten als baas
van de zeilmakers. Hartelijke woorden, die
kennelijk uit het hart gegrepen zijn. Ir. de
Groot deelt mede, dat als stoffelijk blijk van
waardeering door de afdeeling Scheepsbouw
den jubilaris als cadeau een boekenkast wordt
aangeboden. Het doek wordt van het meubel
verwijderd en aan het oog vertoont zich een
inderdaad prachtig stuk werk.
De chef Arsenaal, Overste A. G. Vromans,
hierna aan het woord komende, zegt dat Leen
zeer veel gedaan heeft voor dien dienst en
men in hem een vakman bezit, die niet ge
mist kan worden. Hij doet zijn woorden ver
gezeld gaan van een zilveren lepel en vork.
voorzien van inscriptie en een lijst met de
namen der schenkers.
Voor Werktuigbouw spreekt overste W.
Moree, die den wensch uitspreekt, dat de
baas ook de hem nog resteerende dienstjaren
nog met even grooten ijver en plichtsbetrach
ting zal kunnen vervullen en schenkt namens
de afdeeling een rooktafel.
De heer Van Gessel, het woord voerende als
chef van den Magazijnsdienst, roemt eveneens
's heeren Leen's verdiensten en persoonlijk
heid. Als blijk van waardeering schenkt hij
namens de afdeeling een electrisch klokje.
De heer C. Leeflang vertegenwoordigt, bij
afwezigheid van den heer H. Ph. Kottman, de
afd. Boekhouding. Hij wijst op den goeden
band, die mede door baas Leen's toedoen tus-
schen de beide afdeelingen bestaat en schenkt
namens het personeel een schemerlamp.
Volgt de heer P. Groenhard, voorz. van de
Ver. Beambt. Politie, die oude herinneringen
ophaalt en in een geestig speechje de ver
diensten van den baas releveert. Bloemen
vergezellen zijn wenschen.
De heer C. v. d. Brugge spreekt als voorz.
van de plaatselijke afd. van den Alg. Chr.
Ambt. Bond en deelt mede dat in een boeken
kast boeken behooren. Hij overhandigt een
encyclopaedie en een bijbelsch dagboek.
De hekkensluiter.
De hekkensluiter is de heer L. van Loo, die
behalve hartelijke woorden en een schemer
lamp een gedicht aanbiedt en voorleest, dat
wel zeer in den geest der aanwezigen viel en
tal van malen groote hilariteit verwekte. Met
dit, inderdaad bijzonder aardig uitgewerkte
rijm, bewijst de heer Van Loo wederom zijn
plaats als „werf-poëet" waardig te zijn.
Het is dan de heer Leen, die een kort
woord van dank spreekt voor de eer, hem
dezen middag aangedaan, ook namens zijn
vrouw, en speciaal ten aanzien van den
directeur en andere autoriteiten.
Tevens dankt hij H.M. de Koningin en
den Minister voor het toekennen der orde,
Ir. Visman voor de aanbieding ervan.
En dit was het einde van de receptie van
Baas Leen, den man, die een halve eeuw de
Marinewerf trouw bleef en die zeker met vol
doening op dit tijdvak kan terugzien.
VAN HET
Naar het Engelsch bewerkt dooi
THEA BLOEMERS
30)
Terwijl Molloy den naam uitsprak, keek
hij rond. Jane stond onbeweeglijk, Sir Charles
was aan een nieuwe serie katjes begonnen.
De naam scheen geen van drieën iets te
zeggen.
Molloy sprak verder met afgemeten stem:
„Heel goed", vertelde de Engelschman,
„maar ik geloof, dat ze het daar buiten nogal
vervelend vindt." En daarop lachte de
Franschman en zei: „Mademoilselle Anaïs,
met haar temperament, met jullie mist en
jullie Engelsche Zondagen en jullie flegma, ah
lala!" Molloy aarzelde, keek weer rond. „Dat
is alles", eindigde hij.
Sir Charles richtte zijn blik op Molloy.
„En waarom denkt u, dat die interessante
conversatie over de valsche bankbiljetten
ging?" vroeg hij.
„Dat zal ik u uitleggen. Toen ik infor
meerde, bleek de eene heer te reizen voor een
Engelsche papierfirma en de andere in Fran-
sche wijnen. Heel onschuldig, zult u zeggen...
maar de naam van de dame verklapte de zaak.
Het oude liedje.
Sir Charles vergat het laatste poesje van
een snor te voorzien.
„U zei: verleden jaar. Kunt u den datnm
noemen?"
„Ja, het was zeventien Maart."
„De naam Anaïs schijnt u een heeleboel te
zeggen", ging Sir Charles voort. „Kent u de
dame in kwestie?"
„Niet persoonlijk. Maar ik hoorde een paar
jaar geleden dat ze eerste werk deed in valsch
bankpapier."
„Wie is ze?"
Molloy aarzelde. „Ze noemen haar made-
moiselle Anaïs. Vóór den oorlog is ze naar
Rusland gegaan met een zekeren Paul Ka-
razoff. Zóó heb ik het eerst van haar gehoord,
van Russische kameraden. Karazof is in '16
gestor/en, en toen is zij weer naar Parijs ge
gaan en met dat andere werk begonnen. Dat,
is al wat ik weet, heeren."
„Heel veel is het niet", oordeelde Sir
Charles.
„Toch meer dan u eerst wist", pareerde
Molloy.
„Welken naam gaven die twee heeren op?"
„De Engelsche zei, dat hij Robinson heette,
de andere noemde zich Lebrun. Ze zullen
natuurlijk wel anders geheeten hebben. Naar
de firma's heb ik niet geïnformeerd."
„Hebt u die mannen gezien?"
„Dat kon ik niet, ik sliep als een os en ze
vertrokken vroeg. Ik heb alles verteld wat ik
weet: ik hoop, dat u er iets aan hebt." Terwijl
hij sprak, stond hij op. Jane zag door zijn
grootdoenerij heen, dat hij zich niet op zijn
gemak voelde en graag zoo gauw mogelijk
weg wilde.
„Het komt me voor", mengde ze zich in het
gesprek, „dat hij wel meer weet, speciaal over
die vrouw".
„Dacht ik ook", viel Sir Charles haar bij:
„Spreek op, Molloy. Hoe ziet ze er uit?."
Benoemd tot hoofd der O. L. School te
Broek op Langendijk, was het Zaterdag de
laatste maal. dat de heer Westenberg als on
derwijzer aan school 5 werkzaam was.
Om deze reden waren het personeel en de
Oudercommissie 's morgens in de school ver
zameld. Hartelijke woorden werden gesproken
resp. door den heer E. Woud, voorzitter der
commissie, en den heer A. Kramer, het hoofd
der school.
Den heer Westenberg werden twee boek
werken en zijn vrouw bloemen overhandigd.
Aardig was het geschenk der kinderen. Dit
bestond uit een foto van de geheele klasse.
Tot slot bedankte de heer Westenberg, ook
namens zijn vrouw, de sprekers voor de ge
schenken en de hartelijke woorden, tot hen
gericht.
Zaterdagavond heeft in het „Casino" plaats
gevonden de tweede uitvoering in dit seizoen
van de gemeengde zangvereeniging „Morgen
rood", waaraan eveneens medewerking ver
leend werd door de Onderafdeeling en het
Kinderkoor.
Het was de heer J. Sieben, voorzitter van
de Vereeniging, die een kort welkomstwoord
sprak tot het groot aantal belangstellenden
voor dezen avond en daarbij in het bijzonder
noemde de vertegenwoordigers van zuster
verenigingen. Voorts herinnerde de heer
Sieben eraan, dat het 12 November a.s. 25
jaar geleden zal zijn, dat „Morgenrood" op
gericht werd en het is begrijpelijk, dat het
bestuur groote plannen heeft. In dit verband
zou spr. zoowel oud-leden en verdere belang
stellenden willen uitnoodigen, zich in de rijen
der Vereeniging te scharen, opdat men het
kwart-eeuwfeest met een zoo groot mogelijk
koor zal kunnen vieren.
Het concert.
Bij een samenvatting van al datgene,
wat Zaterdagavond geboden is, kan het
niet anders, of men moet tot de conclusie
komen, dat het 't Kinderkoor was, wat
er voornamelijk zorg voor heeft gedragen,
dat deze uitvoering zoo bijzonder ge
slaagd mag heeten. Het waren juist deze
juniores, die hun nummers gezongen heb
ben op een wijze, welke de geheele zaal
reeds direct voor hen innam. Een woord
van waardeering voor het werk van den
directeur, den heer F. van der Meij, is
hier dan ook ongetwijfeld op zijn plaats.
Het Kinderkoor begon zijn repertoire met
de beide liedjes ,,'t Sneeuwt" en „Winter
liedje"; droeg het eerste nog alle kenteekenen
van onwennigheid en voetlicht-schroom', reeds
het tweede werd alleraardigst weergegeven,
en oogstte derhalve een spontanen bijval van
het auditorium.
Eveneens door deze afdeeling werd gebracht
„De Wind" en „Smidslied" (welk laatste dat
heel mooie liedje van Bart. Verhallen is).
Het eerste ging in de slot-strofe (inderdaad
een zeer moeilijke!) even mis, doch werd
na overzingen goeddeels gerevancheerd.
„Smidslied" was vrijwel vlekkeloos.
Wat het optreden der Onderafdeeling be
treft, deze ving aan met ,,'t Kerkklokje" en
„Zomeravond". Beide nummers werden goed
gezongen en speciaal eenwaardeerend woord'
voor de sopraantjes mogen wij hier wel laten
hooren. Daar werd met aandacht gezongen,
terwijl voorts een goede voorstudie uit alles
kenbaar was.
Hierna zong deze afdeeling „Madeliefje"
van Van Tetterode en „Meilied", dat fijne
stukje poëzie van Hendrica van Tussenbroek.
Het laatste vooral werd kranig uitgevoerd,
waarbij wij het Vleugelwerk van Mevr. Ny-
meyerMoorman slechts kunnen roemen.
Terecht werden haar dan ook na dit succes
bloemen aangeboden, evenals den directeur.
Door Kinderkoor en Onderafdeeling in com-
binate beluisterde men nog „Wees gegroet,
volschoone Lentetijd" van Catharina van
Rennés. Hier een sonoor geheel, dat met
enthousiasme dit schoone lied ten gehoore
bracht. Zeker een van de meest geslaagde
nummers van den avond.
Tenslotte „Morgenrood" zelf: allereerst
„Hymne aan den Zang''' van Boedijn en „In
tocht der Lente" van Paardekoper. Het bleek,
dat het koor in deze beide nummers nog niet
den goeden toon gevonden had. Diverse pas
sages konden niet op hoogte gehouden wor-
„Ik heb haar immers nooit gezien", hield
Molloy vol.
„Daarom kunt u nog wel Iets van haar
uiterlijk weten.
„Misschien hebben de kameraden er wel
eens iets over gezegd", gaf Molloy na eenige
aarzeling toe. „Laat eens kijken ik geloof,
dat ze rood haar heeft."
Het was Jane, die de volgende vraag
stelde; ze had geen oog van Molloy af gehad.
„Is die Anaïs een Franqaise?" vroeg ze
opeens.
„Van huis uit een Engelsche", verklaarde
hij onwillig.
„Anaïs is niet bepaalde en Engelsche naam",
kwam Sir Charles tusschenbeide. „Weet u
ook of ze zoo heette en of ze uit Engeland
kwam?"
„Hm, ze noemden haar „Rooie Annie" vóór
ze naar Rusland vertrok.
HOOFDSTUK XXVIII.
Amabel had het druk dien dag, om met
Ellen de twee nieuwe slaapkamers in orde te
brengen, die ze, zooals ze met Julian had af
gesproken, in gebruik zou nemen. Ellen kon
niet nalaten, haar gevoelens aangaande miss
Miller te luchten.
„Ik begrijp niet, dat mijnheer Miller z'n
zuster vanavond niet thuis wil hebben. Als je
toch een paar dagen weg bent geweest, kom
je niet graag in een leeg huis, een man ten
minste niet."
„Het laken ligt scheef aan jouw kant Ellen",
vermaande Amabel. „En je moest je opmer
kingen over mijn vrienden liever vóór je
houden!"
„Vrienden!" snoof Ellen. Een mooie jongen!
Een paar ochtenden geleden komt hij bij
Eliza Moorshef in den winkel om een post
zegel en een spoorboekje, hfl moest met den
den, terwjjl er van een vocale eenheid niet
veel te bespeuren viel. Met name bij de so
pranen werd er enkele malen maar raak ge
zongen.
Belangrijk beter evenwel waren de vol
gende nummers „Nederland en de Zee" en
„Zomermorgen", waarbij bleek, dat het koor
wel degelijk goed werk kan presteeren. Dit
tweede optreden stond zeker enkele klassen
hooger dan het eerste en maakte zoodoende
nog veel goed. Ook bij „Morgenrood" ver
leende Mevr. NymeyerMoorman haar te
roemen medewerking. Haar accompagneeren
is inderdaad voor de koren een steun.
De operette „Goudmuiltje".
Na de pauze, waarin de traditioneele steun-
bon de ronde deed, volgde de 2-bedrijvige
kinderoperette „Goudmuiltje", een buitenge
woon goed aangevoeld stuk werk van Brandts
Buys Jr., dat met vleugelbegeleiding opge
voerd werd door de leden der verschillende
afdeelingen.
Wij kunnen niet anders zeggen, dan dat wij
genoten hebben van dit sprookje, dat met
zulk een verve, en zulk een gevoel van stem
ming gegeven werd, dat het welhaast jammer
zou zijn, indien men niet, zij het bij een andere
gelegenheid, een reprise gaf.
Het is een schoon kinderverhaal, van elfen,
dwergen, engelen en heksen, het verhaal van
„Goudmuiltje" en haar Prins, die een vogel
was, een zuiver stuk kinderpoëzie. Het zat er
allemaal uitstekend in, uitgezonderd dan bij
de „nachtgeesten", die hier en daar even de
draad kwijt waren.
Zoowel Goudmuiltje zelf, als de Prins en de
Koningin hebben hun soli voortreffelijk ge
zongen en oogstten een succes, dat wel zeer
verdiend mocht heeten. De kabouters waren
kostelijk (vooral één, die nauwelijks met haar
vlassen baardje en roodkapje over de Bühne
heen kon kijken
Speciaal dient vermeld te worden de aan
kleeding van het tooneel en de costumes.
Waarlijk ieder onderdeel van deze operette
was even verzorgd en liep even prettig. Niet
in het minst wederom de begeleiding, die aan
het succes wèl haar deel heeft gehad.
Het was een ovatie, die tenslotte aan het
einde gebracht werd.
Een uitvoering, die bewezen heeft, dat
„Morgenrood" iets goeds presteeren kan en
met aandacht voor de kleine onvolkomen
heden zeer zeker met vertrouwen den 12den
November tegemoet kan gaan.
Natuurhistorisch Museum. Elke week:
eiken Woensdagmiddag van 36 uur, eiken
Zaterdagavond van 710 uur, den eersten
Woensdag van elke maand van 810 uur,
den eersten Zondag van elke maand van
3—5 u.
Maandag 1 Maart.
Musis Sacrum, 8 u. Propaganda-feestavond
Vrijz. Dem. Vrouwenbond.
Woensdag 3 Maart.
Casino, 8 u. Concert. Sted. Muziekcorps.
De toestand van het terrein der speel
plaats van de R.K. Jongensschool vraagt drin
gend voorziening. Bij regenachtig weer is de
speelplaats spoedig veranderd in een plas,
terwijl het water, doordat het terrein onvol
doende afvloeit, er geruimen tijd op blijft
staan.
Het euvel kan worden verholpen, indien de
speelplaats geëgaliseerd en de bovengrond
losgemaakt wordt en als bovendien in de
speelplaats enkele putten, waaromheen een
bestrating van 1 M, in aansluiting op de
rioleering, worden aangebracht. De kosten
van deze verbetering worden door den Direc
teur van Gemeentewerken geraamd op 440.
B. en W. geven in overweging de ge-
wenschte verbetering te doen aanbrengen.
Het Bestuur der Vereeniging van de H. Ca
tharina van Senen heeft een aanvraag tot den
Raad gericht om, ingevolge artikel 72 der
Lager Onderwijswet 1920, de noodige gelden
te mogen ontvangen voor de aanschaffing van
leermiddelen ten behoeve van een nieuwe
klasse, ontstaan door de noodzakelijke split
sing van het eerste leerjaar.
B. en W. stellen voor de gevraagde gelden
te noteeren.
Een geslaagde avond.
Dat wandelaars nog iets anders kunnen dan
het deelnemen aan afstandsmarschen hebben
zij Zaterdagavond bewezen op den feestavond,
die de E.H.W.V. „De Jutter" in Musis Sacrum
hield. Velen hadden zich daar vereenigd en zij
zullen daar ongetwijfeld geen spijt van gehad
hebben, daar „De Jutter" een programma
presenteerde van „Elck wat Wils".
Nadat de voorzitter, de heer A. v. d. Berg,
met een kort welkomstwoord de bijeenkomst
geopend verklaard had, werd allereerst een
komische voordracht van Jean van Laar op
gevoerd, die den titel droeg van „De Rijk ge
worden Visschersjongen". De hierop volgende
viool-solo, door één van de leden van het
orkest, werd heel zuiver uitgevoerd, maar de
clou van het programma vóór de pauze was
wel het optreden van den heer M. Blom, die
een tap-dance-demonstratie gaf, die ondanks
het feit, dat de pianobegeleiding bepaald
onvoldoende genoemd kon worden, toch nog
zoo uitgevoerd werd, dat iedereen vol aan
dacht het rappe „getap" volgde.
Na de pauze werd een voor de wandel
sport, propagandistische revue-schets opge
voerd, door den heer Ph. Polak geschreven.
De vlotte dialoog werd door mej. Heyblok en
den heer Holtman goed gespeeld, al was een
beetje meer rolvastheid van de „echtgenoote"
geen overbodige luxe geweest.
De meest geslaagde scène vonden we de
bloemenfinale, waarbij een achttal, in evening
dress gekleede dames den naam „De Jutter"
vormden, terwijl het tooneel op fraaie wijze
in de bloemen gestoken was.
Een toepasselijk liedje ontbrak natuurlijk
niet.
Nadat de gebruikelijke tombola met succes
was gehouden, werd het feest met een gezel
lig bal besloten.
Maandag 6 Mrt18.08 uur
trein van half tien naar Maxton. Ik haal
'm nog gemakkelijk, zei ie. En toen we
's avonds aan de thee zaten, komt die jonge,
blonde Orchard binnen, die met de bus op
Ledlington rijdt. Hij kreeg een stoel en een
kop thee, omdat-ie nog familie is van Eliza
d'r schoonzuster, en toen zegt-ie: ik heb den
heelen dag menschen van Forsham naar
Ledlington gereden."
„Mag dat soms niet?" informeerde Amabel.
„Het laken ligt nog niet recht, Ellen."
„Van mij wel. Ze hoeven alleen niet te
zeggen, dat ze met den trein naar Maxton
gaan, en dan doodbedaard op de stoep van
Queen's Hotel te staan."
„Maar Ellen..."
„Tom Orchard heeft 'm met zijn eigen
oogen gezien. Om kwart over negen vertelt
die vent, dat-ie den trein naar Maxton zal
halne en om half twaalf ziet Tom hem vijftig
mijl d'r vandaan op een stoep, en hij wou niet
gezien worden ook, want toen mijnheer
Bronson er aan kwam in z'n Rolls Royce
ook toevallig! sprong-ie gauw het hotel
weer in, Tom Orchard heeft het met z'n eigen
oogen gezien."
„Wat gaat het ons eigenlijk aan?" vond.
Amabel. „De sprei ligt achter je op den stoel."
Met een somber gezicht legde Ellen de sprei
uit. Maar haar woordenstroom was nog niet
gestuit.
„Tom Orchard heeft mevrouw King ook
gezien in Medlington, met zooveel pakjes als
ze maar dragen kon. Je begrijpt niet waar
sommige menschen het geld vandaan halen,
als ze niet eens hun rekeningen bij Eliza
Moorshed kunnen betalen."
Amabel stond voor het raam te kijken.
„Ik zou maar voortmaken, Ellen', drong ze
aan. „Er komt onweer opzetten. We zijn net
op tgd klaar."
Op grond van artikel 9 der Verordening,
regelende de voorwaarden, waarop aan de
Besturen van bijzondere bewaarscholen te Den
Helder subsidie uit de gemeentekas kan wor
den verleend, wordt door de Afdeeling Den
Helder der Maatschappij tot Nut van 't Al
gemeen, de Vereeniging voor voorbereidend
L.O „Jachin" en de Vereeniging van de H.
Catharina van Senen voor 1937 subsidie ge
vraagd.
De leeftijdsgrens der leerlingen, die voor de
berekening van het subsidie in aanmerking
komen, is met ingang van het jaar 1934, ver
hoogd van 4 op 4Vx jaar, wat tot gevolg zou
kunnen hebben, dat het subsidie voor enkele
bewaarscholen voor eenig jaar aanmerkelijk"
zou kunnen dalen.
Door het aanvullen van de betrekkelijke
verordening met een garantiebepaling, waar
door aan de schoolbesturen voor het aantal
leerlingen een zeker bedrag gegarandeerd
wordt, werd hieraan echter tegemoet geko
men.
B. en W. stellen voor aan de onderstaande
Besturen over 1937 een subsidie te verleenen:
Het bestuur der afdeeling Den Helder der
Maatschappij tot Nut van 't Algemeen.
Bewaarschool a. d. Vischmarkt: 3937.62.
Bewaarschool a. d. Laan: 2982.19.
Het bestuur der Vereeniging voor Voor
bereidend Lager Onderwijs „Jachin": 2931.
Het Bestuur der Vereeniging van de H.
Catharina van Senen: 4529.50.
Op 1 April a.s. zal de termijn zijn verstre
ken, waarvoor door de Gemeente de nood-
slachtplaats te Koegras van de Wed. A. van
Stipriaan werd gehuurd.
De plannen voor de stichting van een keur-
lokaal hebben nog geen vasten vorm aange
nomen, zoodat het noodig is deze huurover
eenkomst te verlengen.
B. en W. geven den Raad in overweging te
besluiten om de loopende huurovereenkomst
,met een jaar te verlengen.
Ellen keek naar de lucht en haastte zich.
Julian Forsham was bij de thee zeer stil.
Telkens moest hij denken aan dat moment in
het bosch, toen hij in een flits het gezicht
van Annie Brown had meenen te zien.
Achteraf beschouwd, was dit visioen echter
een pure onmogelijkheid. De indruk moest een
reflex zijn van Brownie's verhaal ovr het on
weer; de herinnering, hoe Annie zich in haar
schrik aan hem had vastgeklampt en het over
eenkomstige gedrag van een andere bange
vrouw, dien middag. Hoe kon mademciselle
Lemoine, de Franqaise met zwart haar, hem
doen denken aan het dorpskind Annie met
haar roode haar en een spraak, zooals die van
Jenny? Mademoiselle Lemoine scheen een
vrouw van de wereld, bereisd en ontwikkeld.
En dat ze hem „Julian" had genoemd? Och,
een vrouw doet soms zulke onmogelijke dingen
als haar zenuwen haar de baas worden! Mis
schien had de angst en zijn beschermende
greep een vage verliefheid voor een moment
tot een felle vlam opgeblazen. Neen, verbeel
ding had moeilijk buitensporiger te werk kun
nen gaan.
Verstrooid gaf hij antwoord op miss Miller's
moeizame pogingen om de conversatie gaande
te houden. Amabel sprak weinig, ze was bljj
dat ze kon stilzitten en uitrusten.
Ze waren bijna klaar voor de thee, toen
Anita King aangediend werd.
„Mijnheer Bronson komt me halen", ver
telde ze. „Ik had hier al eeuwen vroeger
willen zijn, maar ik moest schuilen voor dat
afschuwelijke onweer. Raad u eens waar ik
geschuild heb?" richtte ze zich tot miss
Miller. „Toen ik die zwarte lucht zag, was ik
vlak bij uw huis. En uw broer was zoo aardig
voor me!"
.(Wordt vervolgd.),'