Het wonder van het
verkeer
De Brabantsche Brief
van
Radioprogramma
TEHERAN. In Februari.
Kort voordat ik, vermoedelijk wel voor
goed, dit merkwaardige land ga verlaten,
heb ik er nog een soort wonder mogen be
leven. Uit de noordelijke bergen, die nu
nog met sneeuw tot bijna aan den voet
bedekt zijn, heb ik op zien doemen de eer
ste treinen met machtige moderne locomo
tieven, die kwamen van de kust der Kaspi
sche Zee. Juist dezer dagen is namelijk het
noordelijk gedeelte van den trans-Iranschen
spoorweg voor het verkeer geopend, het ge
deelte, dat Teheran verbindt met de Kaspi
sche Zee. Binnen twee jaar zal vermoede
lijk ook het zuidelijk gedeelte, dat Teheran
zal verbinden met de Perzische Golf, in ge
bruik kunnen worden genomen. Dan zal een
der merkwaardigste en stoutmoedigste
spoorwegen der wereld voltooid zijn.
De in gebruik stelling van het noordelijk
deel van dezen spoorweg werd tot een
grootsch feest, waarbij nationale geestdrift
hoog oplaaide en duizenden, tienduizenden
toch wel met dankbaarheid bezield zullen
geweest zijn tegenover den vorst, wiens ijze
ren energie dit alles tot stand wist te bren
gen. Zonder hem zou die spoorweg er niet
zijn, zouden ook de automobielwegen in
Iran er niet zijn en zou overal in het land
het rooveronwezen nog welig tieren.
Inderdaad merkwaardig is deze spoorweg
in meer dan een opzicht. Zijn hoogste punt
ligt op meer dan tweeduizend meter hoog
te, zijn laagste punt lager dan de normale
zeespiegel. In het noorden, aan den oever
van de Kaspische Zee, begint deze spoor
weg zelfs al onder normaal zeepeil. Dit is
een speling van de natuur. De zeespiegel
van de Kaspische Zee ligt namelijk zes-en-
twintig meter lager dan de zeespiegel van
den oceaan. De kust is daar laag en de
spoorweg ligt er dus ongeveer twintig meter
onder den normalen gemiddelden zeespie
gel, veel lager dan eenig dorp in het lage
Nederland.
Spoorwegplannen hebben er in Iran reeds
vele bestaan voordat de huidige sjah aan
de regeering kwam. Het waren plannen
van Rusland en van Engeland, die daarbij
hun spoorwegen dachten als een goed mid
del om Iran geheel aan zich te onderwer
pen, het van zijn onafhankelijkheid te be-
rooven, Iraniërs die erover dachten spoor
wegen te bouwen of te laten bouwen, wer
den als krankzinnigen uitgelachen. Waar
zou het geld daarvoor vandaan moeten ko
men en als het er was, zou het zeer zeker
wel spoedig spoorloos verdwijnen in de zak
ken van allerlei hoogwaardigheidsbeklee-
ders. De huidige sjah besliste ruim tien
jaar geleden, kort nadat hij den troon had
bestegen, eenvoudig: ,die spoorweg moet
worden gebouwd" en met al zijn ontembare
energie wierp hij zich op de uitvoering van
dat plan. Menschen uit zijn omgeving en
ook Europeanen raadden hem nan in elk
geval slechts een smalspoorbaan aan te
léggen, maar de sjah wilde daarvan niet
hooren en eischte normaalspoor. Men wees
hem op de geweldige technische moeilijk
heden, maar Z.M. haalde de schouders op.
Deze moeilijkheden waren er om overwon-
De spoorweg tusschen Teheran en de
Kaspische Zee.
nen te worden Men wees hem op de kosten
en op de noodzakelijkheid een buitenland-
sche leening te sluiten om het zeer kostba
re werk tot stand te brengen, maar de sjah-
in-sjah wilde van geen buitenlandsche lee
ning hooren. Deze Iransche spoorweg moest
met Iransch geld worden gebouwd, zoo
meende hij. De ervaring had trouwens ge
leerd, dat voor Iran buitenlandsche leenin
gen vaak werden tot een bedreiging van de
vrijheid en de onafhankelijkheid.
Een bijzondere belasting werd uitgeschre
ven op thee en suiker en uit de opbrengst
van die belasting moest de spoorweg wor
den betaald, wat tot nu toe ook is gebeurd.
Bijna vijftienhonderd kilometer lang zou
de spoorweg worden en dat voor een groot
deel door zeer moeilijk terrein. Kaspische
Zee en Perzische Golf zouden door hem
verbonden worden, maar tusschen deze bei
de zeeën verheffen zich machtige geberg
ten, door de hoogvlakte van Iran hebben
rivieren diepe beddingen geslepen, die even
zoo vele hindernissen vormen van de tropi
sche hitte aan de Perzische Golf zou deze
spoorweg moeten stijgen tot in de sneeuw-
gebieden der noordelijke bergen, van de
palmen in het zuiden tot aan het naaldhout
in het noorden.
Zoutwoestijnen en oerwouden zou hij
hebben te doortrekken.
De sjahinsjah hield langdurige be
sprekingen met ingenieurs, liet zich alles
verklaren en uiteenzetten, maar één denk
beeld bleef onwankelbaar in dezen ener
gieken vorst: de spoorweg moest er komen
Thans is het noordelijk traject voor het
verkeer geopend en binnen twee jaar zal
het geheel zijn voltooid, zal de verbinding
tusschen twee zeeën, de Kaspische Zee en
de Perzische Golf (een golf van den Indi-
schen Oceaan) zijn tot stand gebracht en
dat zal dan zijn het groote werk van Reza
Sjah Pachlévi, den huidigen Iranschen
heerscher, die, hoewel geen ingenieur de
schepper zal zijn van dezen geweldigen
spoorweg, zooals de Lesseps, evenmin een
ingenieur de vader is van die andere ver
binding tusschen twee zeeën, het Suczka-
naal. Zonder de ijzeren energie van den
consul de Lesseps ware het Suez-kanaal
niet tot stand gekomen en zonder de on
tembare drijfkracht van Reza sjah Pachlé
vi zou niet weldra een ijzeren lijn de Kas
pische Zee en de Perzische Golf verbinden.
De aanleg geschiedde door Zweedsche,
Deensche, Duitsche, Hongaarsche, Tsjechi
sche, Bulgaarsche en andere ingenieurs en
arbeiders. Den laatsten tijd werkt aan een
zeer moeilijk deel van het nog niet voltooide
zuidelijke traject een Belgische firma, de
SOKOL en ook een Nederlandsch-Duitsche
maatschappij heeft een deel van het zuide
lijk traject aangenomen.
Het thans in gebruik gestelde noordelijke
traject, dat Bender Sjah, een haven aan
de Kaspische Zee, verbindt met Teheran,
heeft een lengte van 461 kilometers. Het
zuidelijke traject, dat Teheran zal verbin
den met de Perzische Golf, zal 974 kilo
meter lang worden. Van dit zuidelijke tra
ject zijn reeds nu 336 kilometer voltooid.
Deze spoorweg zal in technisch opzicht
een der merkwaardigste, zoo niet de merk
waardigste worden der geheele wereld. In
het bergland bedragen de hellingen van
7 tot 28 meter per kilometer. Er is een
deel (daar, waar de pas van Gadoek moet
worden overwonnen), dat op een afstand
van 27 kilometer 36 tunnels heeft, waarvan
de kortste 18 meter, de langste 1174 meter
lengte heeft.
In het geheel zijn er op die 27 kilometer
spoorweg 9147 meter tunnel... De langste
tunnel in het Noorden bedraagt 2888 meter.
Hier heeft de spoorweg een aanmerkelijk
hoogteverschfl te overwinnen en binnen
de bergmassa slingert de tunnel zich in
een spiraalomhoog. In deze streek stijgt
de spoorweg tot een hoogte van 2112 meter
Er zijn tusschen de Kaspische Zee en Te
heran 108 bruggen van meer dan 15 meter
lengte. De totale lengte dier bruggen be
draagt 4600 meter.
Tot nu toe heeft de spoorwegbouw ge
kost 80 millioen guldens. De kosten per
kilometer bedroegen op het goedkoopste
gedeelte ongeveer 60.000 gulden, op het
duurste en moeilijkste gedeelte ongeveer
500.000 gulden.
Op den feestdag van de officieele in ge-
bruikstelling van het noord-traject van den
spoorweg voltooiden de sjah-in-sjah en de
kroonprins symbolisch het werk. Zij schroef
den ieder in de railsverbinding in een
gouden schroef. Daarna knipte de sjah-in-
sjah een driekleurige band door, dat over
de rails was gespannen (de Iransche vlag
is driekleurig: groen, wit, rood). Even la
ter kwamen kort na elkander drie treinen,
getrokken door machtige locomotieven, bin
nen rijden: een trein met den salonwagen
van den vorst, een gewone personentrein
en een goederentrein. De duizendkoppige
menigte, die eerst reeds den sjah-in-sjah
en de keizerlijke prinsen met jubelende
geestdrift had begroet, brak bij de aan"
komst der treinen uit in een uitbundig ge
juich. dat niet scheen te willen eindigen
Zwijgend, rustig stond bij dit alles de
sjah-in-sjah... Bijna op den dag af was het
negen jaar geleden, dat met het groote
werk een aanvang werd gemaakt en was
het zestien jaar geleden, dat de huidige
sjah-in-sjah met een handvol mannen op
rukte naar Teheran om er een einde te
maken aan wanbeheer en ondergang.
Zeer, zeer veel is er in Iran gedurende
die zestien jaar veranderd ten goede.
Kleingeestige critici kunnen erop wijzen,
dat alles nog niet is als het zijn moet, maar
niemand weet dit beter dan de sjah-in-sjah
zelf. Vooruitgang ls er echter op elk ge,
bied.
Het station te Teheran is nog niet ge
heel voltooid. Met zijn talrijke bijgebouwen,
zijn rangeerterreinen enz. zal het bijna acht
millioen gulden kosten, want er is op ge
rekend, dat dit station ook nog voor an
dere spoorlijnen zal moeten- dienen. Reeds
nu zijn in bewerking plannen voor een
anderen spoorweg, die Teheran zal moeten
verbinden met de groote in het noordwes
ten gelegen handelsstad Tebriz en van hier
zal dan later zeer zeker nog een andere
spoorweg komen naar Turkije en naar de
Zwarte Zee.
J. K. BREDERODE
ZONDAG 7 MAART 1937.
Hilversum I.
8.S5 VARA. 12.00 AVRO. 5.00 VPRO. 5.30
VARA. 6.30 VPRO. 8.00 AVRO.
8.55 Gramofoonplaten.
9.00 Voetbalnieuws.
9.05 Tuinbouwpraatje.
9.20 „De eenige zekerheid", toespraak.
9.35 Orgelspel.
10.15 N'atuur-historische lezing.
10.30 Gramofoonplaten.
11.15 „Van staat en maatschappij", causerie.
11.30 „Melody Circle".
12.00 Orgelconcert.
12.10 Lezing „Wat kan de mensch van God
kennen?"
12.40 Kovacs Lajos' orkest en orgelspel.
I.45 Boekenhalfuur.
2.15 Gramofoonplaten.
2.25 Reportage voetbalwedstrijd (In de pauze:
Tennisreportage
4.15 Gramofoonplaten.
4.30 AVRO-Dansorkest.
Event. sportnieuws A. N. P.
5.00 Gesprekken met luisteraars.
5.30 Kinderuurtje
6.00 Sportuitzending.
6.15 Sportnieuws ANP, hierna gram.pl.
6.25 Berichten.
6.30 Postpropaganda van de N.P.B.
6.45 Evang. Unie Kerkdienst.
8.00 Berichten ANP.
8.15 Omroeporkest en solist.
9.10 Radiotooneel.
10.00 Radiojournaal.
10.15 Omroeporkest en solist.
II.00 Berichten ANP. Hierna tot 12.00 AVRO-
Dansorkest.
Hilversum II.
8.30 KRO. 9.30 NCRV. 12.15 KRO. 5.00
NCRV. 7.45—11.30 KRO.
8.30 Morgenwijding.
9.30 Gewijde muziek (Gr.pl.)
9.50 Ned. Herv. Kerkd. Hierna orgelspel.
12.15 KRO-Orkest. (van 1.001.20 Literaire
causerie).
2.00 /ragenhalf uur.
2.30 KRO-Symphonie-Orkest, en gramofoonpl.
4.00 Ziekenlof.
4.55 Sportnieuws.
5.00 Geref. Kerkd. Hierna Geref. Gem. Koor en
de Chr. Muziekvereen. „Harmonie".
7.45 Sportnieuws.
7.50 „De behoefte aan ware cultuur", causerie
8.10 Berichten ANP. Mededeelingen.
8.20 Gramofoonplaten.
8.30 Declamatorium met muziek.
9.00 Gramofoonplaten.
9.10 KRO-orkest.
9.40 Reportage.
9.50 Radiotooneel.
10.30 Berichten ANP.
10.40 Epiloog.
11.0011.30 Esperantolezing
MAANDAG 8 MAART 1937.
Hilversum I.
Algemeen programma, verzorgd door de
AVRO.
8.00 Gramofoonplaten.
10.00 Morgenwijding.
IC.15 Gramofoonplaten.
10.30 Het Omroeporkest repeteert.
11.00 Ensemble J. Cantor en Gramofoonpl.
l.uO Orgelspel
I.30 Het Aeolian-orkest.
2.00 Het Omroeporkest.
I. d. pauze: Declamatie.
4.30 Muzikale causerie (Met illustr. aan den
vleugel).
5.35 De Octophonikers.
6.30 AVRO-dansorkest
7.00 Friesch programma.
7.45 PTT-kwartiert je.
8.00 Berichten ANP. Mededeelingen.
8.10 Causerie over de 36ste Jaarbeurs.
8 30 Operaconcert m.m.v. solisten, St Jansen's
'Korencombinatie en het Concertgebouw
orkest.
9.45 Gramofoonplaten.
9.55 Revue-uitzending
10.30 Gramofoonplaten.
II.00 Berichten ANP. AVRO-Dansorkest.
11.4512.00 Gramofoonplaten.
Hilversum II.
NCRV-Uitzending.
8.00 Schriftlezing, meditatie, gewijde muziek
Gramofoonplaten)
8.30 Gramofoonplaten.
9.30 Gelukwenschen.
10.30 Morgendienst.
11.00 Chr. Lectuur
11.30 Gramofoonplaten.
12.00 Berichten.
12.15 Gramofoonplaten.
12.30 Amsterd. Kamermuziekkwartet.
2.00 Voor de scholen.
2.35 Gramofoonplaten.
3.00 Wenken voor de keuken.
3.30 Gramofoonplaten.
3.454.45 Bijbellezing.
5.00 Amsterd. Salon-orkest.
6.30 Vragenuur.
7.00 Berichten.
7.15 Vervolg Vragenuur.
7.45 Reportage.
8.00 Berichten ANP.
8.15 Troepavond van Leger dés Heils Padvind.
9.15 Gramofoonplaten.
9.30 Orgelconcert. (Om 10.00 Berichten ANP)
10.3011.30 Gramofoonplaten. Schriftlezing.
Ulvenhout, 5 Maart 1937.
Amico.
Voor den dor
ren, perkamenti-
gen heiligedagen
afzegger, den
koudbloedigentiep
dien 'k heb leeren
kennen in m'n
Brievenschrijverij,
(want in ons ei
gen contreien ken
nen we deus ste
riele misbaksels
nie, kiemvrij uit
gestoomd van elk
zondig smetje wij
gelooven daar nie
aan!) ik zeg: voor zoo'nen uitgebleekten
piemel, die benejen den Moerdijk nie tiert
is 't volgend verhaal misschien nie schijn
heilig genoeg. Maar amico, ik mot t' oe
toch vertellen.
Misschien is 't nie-eens zoo „erg", maar
jah! 't Is teugenwoordig zóó gesteld: in
deuze brave weareld van onderlingen haat
kapitaalsafschrijving, officieele geldsnoei-
ing, stikgasenmoordtuigindustrie, hei
dendom en kerkvervolging, priestermoord
en hoogst fatsoenlijke immoraliteit mot ge
voorzichtig zijn mee
'n grap, 'n woord 'n gebaar!
Want geldsnoeiers, stikgasfitters en
principieele priestermoordeneers zijn zoo
verduveld fijn gebouwd van ziel; zoo fijnbe
snaard teugenwoordig.
Jaja, amico, in deuze samenleving, waar
in ge geen straat meer zonder levensge
vaar kunt oversteken, want zoogaauw 'n
naar God geschapen beeld en gelijkenis in
'n auto zit, beziet ie nën wandelenden even
naaste, lijk 'n groenvrouw 'nen rotten appel
in deuze gemeenschap (schoon mo
dewoord zonder zin) waarin gevierd wordt
de gemeenschap der middelmatigheid en
waar den uitblinker, die moeilijk gelijk-te
schakelen is dus zeer ongemeenschappelijk
gehaat wordt; en waar de jeugd z'n on
derwijzers en voorgangers verslijt voor
goedmoedige idioten, allee in zoo'n ge
meenschap, in zoo'n maatschappij mot ge
voorzichtig zijn mee n grap, n' gebaar, 'n
woord. Wantbeleedigers zijn zoo rap
beleedigd!
En nou nou spitst ge misschien oew
ooren al om te vernemen, wat den Dré
deuze week voor 'n verhaal gaat doen?
Och zoo „bar" is 't nie, horre! Wij
hebben er hier veul leut om g'ad en nie
mand zag er iets anders in, dan leut!
-Maar jah! Ik heb teugenwoordig veul in
leiding noodig, voor'n Ulvenhoutsch aardig
heidje
Als ik m'n brieven nalees van tien jaar
terug en vergelijk mee nou, dan nou
dan zijn we in die weinige jaren weer veul,
veul beschaafder geworden, zeg! Da's zoo
wat gelijk opgedaan mee de bewapening
(die toen nog ontwapening hiette) burger
oorlogen en den vooruitgang van 't snel
verkeer en heidendom.
't Woord „gatvernolle" b.v. is al jaren
gecensureerd. Wij zeggen 't nog wel, maar...
wij gaan nie zoo hard vooruit, ee! Wij gaan
in even groot getal naar de kerk en zoo,
wij zijn politiek niks feller dan vroeger,
dusde RKSP kan nog altij op ons re
kenen
Maar voor de beschavelingen boven den
Moerdijk (met of zonder brug, amico, da's
maar 'n autokwestie en meer nie!) daarvoor
censureer ik woorden, verhalen, strekkingen;
en wat. er zoo al voor scherpe puntekes kun
nen zitten, aan plazierige, Brabantsche voet
gangers, die tóch overtuigd zijn, óók
te zijn geschapen naar God's beeld en gelij
kenis; want Onzenlievenheer ree toch
ook geen auto (dwars over veugeltjes, kie
pen, hondjes, kinders en menschen).
Maar allee!
't Verhaal.
Den Fielp is veul aan den sukkel den
lesten tijd. Dan is 't 'n atlaske, dan 'n ditje
en dan 'n datje.
Maar den dokter heeft 'm gerustgesteld
en gezeed: ,,'t komt best terechte, beschouw
't maar als 'nen soortement van overgank.
Als ge die. ruil achter oewéh rug hebt, wordt
ge weer den ouwe!"
„Maar toch", zee den Fielp teugen me:
„toch Dré. bevalt 't me niks, jonk! 'k Heb
aast geen vleesch meer haan m'n lijf!"
Das veul waar, amico. Hij weegt nog maar
250 pond; is zeker wel 50 pond afgevallen.
Den Blaauwe, ja, wij dokteren allemaal
zo'n bietje mee. den Blaauwe zee: ,,'t is
maar 'n begin. Fielp, daar mot nog honderd
pond af, dan gade weer op 'nen mensch trek
ken".
„Asteblief nie", riep Kee: „dan past 'm
niks meer! Van z'n flanelleke tot en met
zijnen hoogen hoed, 't is allemaal te
wijd".
Zoodat, amico, er aan den Fielp z'n gesuk
kel ook 'n economisch kantje zit.
Wat ie eigenlijk had?
Van alles!
'n Bietje griep, veul-naar-'t-huiske, koorts,
misschien-'n-biet-suiker-docht d'ndokter, 'n
bietje verkalking ook wel. 'n bietje aanleg
tot beroerte, slapeloosheid, vergeetachtigheid,
,.'k heb soodejuu vanalles", klaagde d'n
Fielp: „balleve 'n kraambeen."
En als ge 't mij vraagt, wel dan denk ik
dat wij dat allemaal hebben, net als den
Fielp, maar dat die kwaaltjes bij hum, in dat
groote lijf van oorspronkelijk drie honderd
pond, veul meer kans hebben, flink huis te
houwen! Ze hebben bij hum de ruimte! Afijn,
't Is altij 'nen reus van 'nen vent geweest,
nie chagrijnig van aard, dus wij hebben veul
goeien moed, mee onzen voorzitter.
En toch toch ge snapt soms nie hoe
de praatjes in de weareld komen, toch
ging Zondag ineens de mare door Ulvenhout,
dat den Fielp dood was.
Ik denk, 't zat zoo. Ulvenhout had 'm
's morgens gemis in de kerk mee z'n collec-
tezakske. En als de hoogmis uitging, dan
stond er aan den hemel 'n pittig voorjaar-
zonneke. Kee had dus de lancasters laten
zakken voor winkelraam en winkeldeur,
want 't gehak, de chocola en de flesschen
zuurtjes kunnen slecht teugen zonne
warmte.
En zoo gebeurde 't dan, dat op 'n oogen-
blik den Blaauwe bij me binnenkwam, ge
haast en heimelijk, na z'n fiets mee veul
la wijt teugen den notenleer te hebben ge
kwakt.
Ik zag dalijk aan z'n oogen en aan z'n
heele manier-van-doen, dat er iets bij 'm
broeide. (Maar amico, ge mot 'm lang ken
nen, horre, voordat ge zooiets aan 'm merkt)
Ik vroeg dus niks en „vond 't heel gewoon",
dat ie op dit uur, vlak voor den eten, zoo
haastig kwam afgezet.
Hij ging zitten, trok 'ns aan z'n neus (één
van de teekenen) en keëk dof (ook 'n tee-
ken!) Toen pest-n-ie Trui weg (derde tee-
ken) en zee: „Dré, eh best weer van
daag, ee?"
„Ja, Tiest, t' lijkt schoonder dan 't is; 'k
denk, 't zal namiddag toch op regen uit
draaien, denk ik. Of hagel, 'n Sigaar?"
,','t Is vrindelijk aangepresenteerd, dus dan
mot 't maar."
Onder 't aansteken keek ie door t vlamme-
ke naar mij. Maar ik zag niks!
„Raai 's wie bij me was, daar-sjuust, Dré?"
„Sinterklaas!"
„Nóg 'ns!"
„D'n Commissaris van de Koningin."
„Weer d'r neffen; Jules Broks."
„Den ouwe Jules?"
,,'t Raadslid, ja! Mee 'n begrafenisgezicht
net echt."
Van alles dwerlde ineens door mijnen
kop. Den Jules? Raadslid ('t oudste na den
Fielp). Begrafenisgezicht-net-echt. Bij den
Blaauwe? Hm! Daar zat muziek in.
Drie versterkte radio-orkesten minstens
En de Blaauwe kénde 't stuk ook 1
Ik trok 'ns aan m'n pijp. D'n Blaauwe
aan z'n sigaar. We keken allebei naar den
grond. F.n on 'n moment keken we malkaar
aan Den Tiest grijnsde. Ik gibherde. Toen
lachten we en schoten, van den smook, in
den hoest.
Juleke Broks, hm! Den grooten boer van
Notsel, dieva" 't Najaar vond, dat den
fielp, mee zn spraakgebrek, overg'ouwen
uit z n attakske, ons nie meer hehnnrliji-
verteugenwoordigen kost in den Raad i
Hm!
Ik gibherde weer 'ns.
Den Blaauwe grijnsde nog altij.
„En...? Tiest...?"
„Hij zou zoo geren oudste Raadslid plee
vee vee burgemeester zijn, ee...?"
We lachten weer.
„En wat kwam ie doen, Tiest, mee z'n be-
grafenisgezi cht-net-echt
„Vragen, of 't toch hoop ik nie waar was,
dat den Fielp was overleden."
Weer grijnsde den Blaawe, mee toegekne
pen oogskes en ik docht: „sodepatat, wat is
dat Juleke in goeie handen terecht geko
men!
„Ja? En? En toen, Tiest?"
„Nou, èn! Ik kwam sjuust van den zol
der, we huizen nog altij boven, mee die nat
tigheid en als ik van de leer kwam, dan zag
ik al dadelijk den Jules z'n schijnheilige
fieselemien en ik docht, ik zet óók zoo'n
mombakkes voor! Ik zag er dus, voor mij
nen doen zeker zoo plechtig uit, als den
Jules."
„Bastiaansen," vroeg ie toen hoe is ie,
Dré? Bastiaansen, teugen mij! Bastiaan
sen, ik kom 'ns efkens informeeren bij oe.
'k Ben zóó geschrokken...!" Begrijp ik, zee
ik maar, om 'm goed op gank te krijgen.
„Dus 't is waéar?" riep ie toen, of ie de
„Twee weezen" alleen opvoerde. Ja, zee ik,
mee 'n holle stem, 't is zoo! Ge verstaat,
Dré, da'k langzamerhand nieuwsgierig wier,
wat waar was!
„Ocherm," jankte den Jules toen, „wat
zullen we 'm missen in den Raad. En in de
kerk. En in de kiesvereeniging. En in de
commiteiten. 't Was toch zo'nen braven, ac
tieven mensch!"
„Tiest", zee ik: „schei uit. Ik lach me ka
pot!"
Maar den Blaauwe ging door. „En hoe is
er z'n vrouw onder, Bastiaansen?" Ja,
Broks, wat zal ik zeggen, ee? 't Is droevig,
mdroevig. Maar ge wit: kracht naar kruis,
kracht naar kruis."
„En kost ge dat allemaal zeggen zonder
te lachen, Blaauwe?"
„Dré, 't was bekans waar! Als ge dieën
huichelaar z'nen postzegel had gezien, dan
zoude 't beter begrijpen!"
„En nou, Tiest, vertel verder asteblief!"
„Nouw komt ie vanavond, half zeuven
heb ik gezeed, bidden!"
Amico, ik brulde. Ik bleerde. Ik hikte. Ik
wierd er beroerd van.
„In 't sterfhuis. Ik zee: ge kunt gerust ko
men, IJroks, want niemand is officieel uit-
genoodigd. Vandaag, mee den Zondag En
d® weduwe...; ge snapt...! Broks snapte 't"
.J.k m'n tranen had afgedroogd, dan zee
den 1 iest; „nou is 't zoo gelegen, Dré, nou
motten wij vanmiddag, als we gaan kaarten
n "•'k' mee 'm ^spreken, hoe we Juleke
Broks zullen ontvangen op den bidstond. Ik
heb al 'n paar aardige ideekes!"
En zoo, amico, hebben we 's middags in
den Fielp z'n bakkerij, hij was weer op.
f-at in z'nen hansjop mee veul dekens om,
in zijnen zorg aan de werktafel, zoo heb
ben we dan den Fielp voorzichtig voorbereid
op de condoleance-visite van den Jules aan
u t E'e'p z'n weduwvrouw."
t Lijk voelde onmiddellijk veul voor 't
geval, zee-t-ie, want dat Juleke zat 'm „ier".
Kee wierd dus geroepen en gevraagd van-
weuge bijzondere reden, de lancasters van-
oaag omlaag te houwen. En in ieder geval,
je teugen den avond te laten zakken, als
nie anders kon] En Kee, die de vrouw is
van 'nen politieker, dus nie gaauw verrast
staat, vroeg nie verder en dee zoo.
't Leste ideeke van den Blauwe hebben
we opgevoerd. Ge verstaat, daar zijn veul
„ideekes" geweest, die 'k nie allemaal op
wil schrijven. Maar gelachen, gelachen,
amico, dieën Zondagmiddag..! 't „Lijk"
wierd er heelemaal beter van! Begost al aan
'n citroentje-mèt en piekte onder 't prop-
spul tot vervelens toe.
Half zeuven! Kee wist, als er gebeld
wordt, zou den Jaan, teugenwoordig doods-
bidder lijk ge weet, opendoen. Ze moest ons
maar laten betijen.
Half zeuven! Alles donker. De winkel
deur op de knip, gordijnen neer. Wij in de
bakkerij. Kaarten, kruik een sigaren opge
borgen; donker, 'n keersvlammeke slechts.
Den Fielp onder de tafel, nog steeds in
zijnen hansjop. maar bovendien mee 'n wit
beddelaken over zijnen kop. Efkens de je
neverlucht. en den tabakssmoor gespuid en
zwijgen. Zwijgen en op oewen buik dou
wen van den lachpiek, die daar huishield.
Daar wierd gebeld. Efkens kijken. Jja..,
daar stond den adspirant plee-vee-vee
burgemeester, onder 'n druppende pere-
pluu.
„Jaan, sodejuu, hou-d-oe goed, horre,"
commandeerde den Fielp van onder de ta
fel uit.
Ze kwamen binnen. Den Jaan en den
Jules.
„Navond, mannen," zee den Jules plech
tig, mee 'n trillingske in z'n stem."
„Waa-a-ar is de weduwe?' vroeg le
mistroostig.
„Hiernaast," zee den Blauwe, mee 'nen
snik. „Is nie bij 'm vandaan te slaan. Na T
bidden wilt ge 'm zekers nog efkens zien.
Broks...? Veur... 't... lest!"
't Lijk onder de tafel begost ons onge
rust te maken, 't Was., 't was draaierig,
zal 'k 't maar noemen.
„Als we alvast maar beginnen," zee den
Jaan. Broks mot nog 'n heel end terug. Zij
de tevoet, Broks?"
„Ja, Kwaai werk, mannen, deur dieën dus-
ter mee al dat water, 'k Heb natte voeten,
tot m'n liezen toe."
Toen gingen we zitten. T Wierd tijd,
want daar wiqfd schrikkelijk gesnotterd en
geproest in de zakdoeken.
Broks moest daar zitten, zee den Tiest,
voor den trog..!!
Als we zaten, als spoken bij dat wappe
rend keersenvlammeke door die groote bak
kerij en den Jaan „beginnen" zou. dan
dan rees den Fielp overènd als den dood
uit de poppenkast en zee: „ik bid eigens
mee. sloebers!"
Broks gilde als 'n varken op de slacht
bank. Viel nie goed genoeg dus kreeg ie
nog 'n douwke en lag te blèèren in den
trog en op 't end te schelden, te schelden
amico..! Neeë, wij wisten nie, dat Juleke
zoo gemeen schelden kost..!
De rest mot ge 'er eigens bij prakizee-
ren.
Ik schei er af.
Veul groeten van Trui en als altij geen
haarke minder van oewen t a. v.
DRé.