Blijft het water in
Noord-Holland brak?
Bewapening en
economie
Middagvergadering.
Belangrijke referaten welke met
groote aandacht werden gevolgd
De ontzilting van het IJssol-
meer en van het boezem, en
polderwater van verschillende
zijden belicht. De drooggemaak
te Zuiderzee werd van een
slechte buur, een goede buur.
Door de Nederl. Vereeniging tegen water-,
bodem- en luchtverontreiniging werd giste
ren in het Gulden Vlies te Alkmaar een
vergadering gehouden, waarin besproken
werd de mogelijkheid van verbetering van
den toestand van het boezem- en polderwa
ter in Noord-Holland, met betrekking tot 't
zoutgehalte.
De Voorzitter, de heer W. F. Veldhuyzen
opende de druk b<wochte bijeenkomst met
een woord van welkom en zette uiteen, hoe
het bestuur tot deze vergadering was geko
men. Spr. bracht dank aan hen, die over het
belangrijke vraagstuk: „Blijft Noord-Holland
brak"? spreken wilden.
De toestand van het boezem- en
polderwater in N.-Holland met
betrekking tot het zoutgehalte.
De heer Veldhuyzen gaf daarna het woord
aan de 1ste spreekster op deze bijeenkomst
nl. aan mevr. dr. N. L. Witbaut-Isebree Moens
hoofd van de Biologische afd. bij den G.G.
en G.D. te Amsterdam, die den toestand
van het boezem- en polderwater in Noord-
Holland, zooals die thans is met betrekking
tot het zoutgehalte, onder de loupe nam.
Spr. begon met hare erkentelijkheid te
betuigen, voor het feit, dat deze vergade
ring in Alkmaar werd gehouden, omdat zij
van de autoriteiten dezer stad zeer veel
medewerking had ondervonden bij haar on
derzoekingen.
Mevr. Wibaut wees erop, dat in Noord-
Holland al reeds veel land aan de zee was
onttrokken. Door de afsluiting van de Zui
derzee is de laatste verbinding met de
Noordzee verbroken.
De boezemkanalen onderhouden nog een
verbinding door 's winters het overtollige
water uit het polderland af te voeren en
's zomers bij droogte het zeewater binnen te
laten.
Er zijn drie soorten water: n.1. zoet water,
zeewater en brak water. Dit laatste is van
meer afwisselende samenstelling.
In Noord-Holland heeft men veel brakwa
ter, dat ontstaat uit een samenstelling van
zee- en zoet water. Brak water heeft ver
schillende graden van ziltheid. Zonder schei
kundig onderzoek is de juiste graad van
brak water niet uit te maken; voor 1930
wist men daarvan nog weinig.
Nadien is daarin verandering gekomen en
werden tal van onderzoekingen gedaan naar
den aard van het brakwater. Spr. begon
met dit onderzoek nu 7 jaar geleden. Het is
nu duidelijk, dat we het laagste punt van
het zoutgehalte hebben gehad en eer een
stijging dan een daling kan worden tegemoet
gezien. Alleen de neerslag doet in Noord-
Holland het zoete water ontstaan. Neerslag
en verdamping heffen elkander vrijwel op,
imaar aan die wetenschap hebben we in de
praktijk heel weinig.
Het zoute water dringt op twee wijzen
het land binnen, le rechtstreeks door de
sluizen, 2e indirect onder het. land door
Spr. besprak het eerst het binnenkomen
van het zoute water door de sluizen te T.T-
tmuiden en te Nieuwediep. Het binnendrin
gen van het zout is onafhankelijk van win
ter en zomer en ook van eb en vloed.
Winter en zomer dus dringt een hoeveel
beid zeewater het land binnen en trekt
daarbij steeds meer landwaarts. Deze lang
zame strooming is aan de oppervlakte niet
waar fe nemen en wordt onderbroken als
er gespuid wordt.
Men mag niet vergeten, dat de grond op
groote diepte doordrenkt wordt met zee
water. Men kan dus het land vergelijken
met doorregen spek, waarin men op ver
schillende lagen zout aantreft.
Er zijn drie wijzen waarop uit den. grond
het zout naar boven kan komen en wel:
le. door wellen; 2e. door kunstmatige ope
ningen welke de mensch maakt, en 3e. door
het opstijgen van het zout door de lagen
heen.
Mevr. Wibaut besprak voorts aan de hand
van een kaart den toestand van het water
in de verschillende polders.
De eerste graad van brakheid is bijna niet
te proeven; is voor den landbouw te ge
bruiken, doch de tweede graad is voor den
tuinbouw vrijwel niet te gebruiken en voor
het vee ondrinkbaar.
Zooals gezegd zal de verzilting eer toe-
dan afnemen, le. door de toeneming der
scheepvaart. 2e. door verdieping en ver
breeding van het Noordzeekanaal en 3e.
door de weinige oplettendheid waarmede
men het water binnenlaat. In het I.Tssclmeer
zeide spr. is bijna geen zout meer
aanwezig.
De invloed van het ontzilte TJsselmeer op
Noord-Holland is gering daar er fe weinig
van dit water binnengelaten wordt
In den Schermerboezem wordt in herfst
en winter het zout vrijwel uitgespoeld, door
afspuiing. Aan het einde van den winter is
er dan ook geen overjarig zout meer in den
Schermerboezem. In het vroege voorjaier
trekt het water weer met groote kracht het
land binnen door de sluizen te Nieuwediep
en te IJmuiden. Een verschil met den
Schermerboezem vormen de landen om t
Noordzeekanaal welke aan het einde van
den winter wel met overjarig zout blijven
zitten. De polders, welke met het boezem-
water op en neer gaan, zullen natuurlijk
profiteeren als het boezemwater geheel ont-
zilt is.
In de laatste jaren is er veel veranderd
in Noordhollands Noorderkwartier, onulat
de Zuiderzee is gedempt en van een slechte
buur een goede buur is geworden, alius
eindigde spr. haar betoog.
Hoe ls bet gesteld met het zout
gehalte en het peil van het LIs-
selmeer?
De heer ir. J. P. Mazure van den dienst
der Zuiderzeewerken, besprak daarna de
vraag, hoe het met het zoutgehalte en het
peil van het IJsselmeer gesteld is en wat
hieromtrent is te verwachten.
Spr. wilde het IJsselmeerwater bespreken:
le. haar kwaliteit: 2e. naar de beschikbare
hoeveelheid en 3e. op w peil het zich
zal moeten bevinden. Wat de kwaliteit be
treft, moet rekening worden gehouden met
het chloorgehalte. Dit bedroeg voor de af
sluiting in 1932 0000 m.gr. per L.; na de
afsluiting is dit grondig verbeterd en thans
is door de ontzilting het gemiddeld chloor
gehalte gedaald tot pl.m. 200 m.gr. per L.
We kunnen dus gerust zeggen; dat de ont
zilting is voltooid. In den loop der jaren
is nog een verdere daling te verwachten al
zijn er factoren welke een stijging tengevol
ge kunnen hebben. Bijvoorbeeld de invloed
van het peil, hetwelk nu op 13 wordt
gehouden, doch dat later in den winter op
40 en in den zomer op 20 zal worden
gebracht. Een belangrijke factor is ook de
inpoldering van den N.O. polder. Maar aan
de stijging van het zoutgehalte kan op ver
schillende manier een halt worden toegeroe
pen.
Bij Scheliingwoude wordt een groote in
vloed uitgeoefend op het water in het IJs
selmeer. Een eventueele kanalisatie van
den IJssel zou ook een nadeeligen invloed
op het IJsselmeer tengevolge kunnen heb
ben. Maar al deze nadeelige invloeden kun
nen niet beletten, dat het IJsselmeerwater
wat betreft z'n kwaliteit, zeer geschikt is
om in Noordholiand te worden ingelaten.
Komende tot de hoeveelheid water in het
IJsselmeer, betoogde spr. dat vooropgesteld
moest worden, dat aanvulling van het peil
in de boezems en de voorziening van Am
sterdam steeds mogelijk zullen blijken.
Wat echter de doorspoeling der boezems
betreft, zal ook deze mogelijkheid bestaan,
mits de sluizen continu worden gebruikt.
In den zomer zal de toevoer pl.m. 14
millioen kub. meter per etmaal bedragen
en daarom moet de inlating geordend wor
den om een zoo goed mogolijkcn toestand te
verkrijgen voor alle polders.
Als de wensehen b.v. van Schermerboezem
zeer hoog zijn, zal daaraan niet altijd kun
nen worden voldaan, maar normaal zal dat
wel het geval zijn.
Wat het peil betreft is 13 gunstig voor
inlating, maar minder gunslig voor loozing
Een groote verbetering zal dus zijn een
peil van 40 in den winter en 20 in
den zomer. Ook het peil zal dus geen af
breuk doen aan de waarde welke het TJs
selmeer voor Noord-Holland zal hebben,
besloot spr. zijn rede.
Hoe de consulenten over het zout
gehalte denken.
Vervolgens deed ir. C. Riotsema namens
liet college van consulenten eenige mededee-
lingen over het standpunt dor consulenten
voor den Land- en Tuinbouwvoorlichtings-
dienst, ten aanzien van het zoutgehalte van
liet boezem- en polderwater.
De Rijkslandbouwronsulcnt ir. G. J. T.iencsch
te Schagen kan moeilijk antwoord geven op
de vraag, of verdere ontzilting zeer ten goede
zou komen aan het effect van de uitoefening
van den landbouw.
Na de afsluiting van de Zuiderzee en het
ontstaan van het IJsselmeer, worden weinig
of geen klachten meer vernomen over het
zoutgehalte van het polderwater, indien bij
het inlaten van benoodigd water gebruik
wordt gemaakt van IJsselmeerwater.
In den kop van Noordholiand, waar 's zo
mers het eerste en de meeste behoefte be
staat aan infiltratie, wordt tegenwoordig
minder last van te zoet water ondervonden.
Is er door omstandigheden evenwel veel
Noordzeewater in het Noordhollandsch Ka
naal aanwezig, dan wordt de toestand daar
door ongunstig beinvloed.
Voor de normale akkerbouwcultuur wordt
niet meer vernomen wat kan pleiten voor
een verdere verlaging van het zoutgehalte
van het polderwater.
De Rijksluinbouwconsulent ir. C. Riotsema
te Hoorn is van oordeel, dat het belang hij
ontzilting van het polderwater het duidelijkst
spreekt voor de kascultures, waarvoor het
gietwalcr het regenwater geheel moet ver
vangen. Hoever deze ontzilting moet gaan,
valt echter niet te zeggen.
Ook voor de vollegrondscultures is ontzil
ting van belang.
De districts-assistent van den voorlichtings
dienst voor pluimveeteelt, de heer B. van
Asperen Vervenne deelt mede, dat voor de
indijking van de Zuiderzee door pluimvee
houders vaak ernstige schade werd onder
vonden van het zilte water. Vooral werd de
leg van eenden ongunstig beïnvloed. Sedert
de afsluiting is in den toesland zeer veel
verbeterd.
De Rijksvectecltconsulcnt ir. I.. de Vries te
Alkmaar zegt, dat het aantal klachten over
het drinkwater, dat hij in den loop van ruim
tien jaren heeft vernomen, vóór de afslui
ting der Zuiderzee groot was, de laatste ja
ren echter zeer gering.
De vraag of een verdere ontzilling van liet
polderwater voor de veehouderij als wensche-
lijk moet worden aanbevolen, hoeft men nei
ging in bevestigenden zin te beantwoorden.
De Rijkszuivclconsulont dr. L. T. C. Schei.!
te Hoorn, zegt o.m., dat de boerderijen en
de fabrieken hij de meer of mindere ontzil
ting weinig belang hebben voor het reinigen
der gereedschappen, 's Zomers zijn de koeien
aangewezen op slootwater om te drinken.
Wanneer dit erg brak is. geven zij minder
melk en gaan lijden aan diarrliee, hetgeen
besmetting der melk met voor de zuivelbe
reiding sehadeliike bacteriën in de hand
werkt. In dit opzicht heeft de ontzilting een
goeden invloed gehad.
De heer Rietsema kwam tot de volgende
voorioopige conclusies;
le. De schade welke het keukenzout ver
oorzaakt is van verschillenden aard en in
meerdere gevallen sterk afhankelijk van ne
venfactoren. Zoo gemakkelijk als het is om
het gehalte van het giet- of drinkwater te
bepalen, zoo moeilijk is het, om den om
vang der schade te bepalen en het toelaat
bare maximum aan te geven.
2e. Volkomen zoutloos water ware het
voordeeligst. Indien er tegenover de nadee-
lige werking van keukenzout een voordee-
lige staat, dan kan men toch in elk geval
gemakkelijker het tekort aanvullen dan een
te veel verdrijven.
3e. De algemeene indruk is, dat men
van landbouwerszijde momenteel geen be
hoefte gevoelt om ten koste van geldelijke of
fers het zoutgehalte der slooten in Noord
hollands Noorderkwartier te verlagen, doch
dat er nog wel bijzondere gevallen zijn, waar
voor een betere watervoorziening gewenscht
is, nl. in die gebieden waar het polderwater
onder invloed staat van het Noord-Hol-
landsch- en het Noordzeekanaal.
Na een gedachtenwisseling werd de och
tendvergadering gesloten en werd er gepau
zeerd.
In de middagvergadering kreeg allereerst
het woord prof. dr. N. H. Sweelengicbel uit
Amsterdam, om te spreken over de
Belangen der bevolking in haar
strijd tegen de malaria bij de
ontzilting van het boezemwater.
Spr. vroeg zich allereerst af, of de bevol
king inderdaad belang heeft bij de mala
riabestrijding? In Noord-Holland is de ma
laria een sluipend kwaad, zeide spr. Hier
heeft de malaria zich genesteld in een on
zer belangrijkste provincies. In de Wieringer-
meerpolder wonen menschen die nooit ma
laria gehad hebben en als de ziekte daar
haar intrede doet, zal zij veel harder aan
komen dan in het overige deel van Noord
holland. Heeft nu het ontzilten van het wa
ter in de boezemwaters eenigen invloed op
de ziekte?
Als alle malarialijders direct met chinine
worden behandeld, zal de anopheles verdwij
nen en nooit kunnen worden tot de vernet-
tende anopheles.
Niemand zal malaria krijgen, als er geen
anopheles is. In den beginne zijn het de lar
ven, die zoo er geld is, grondig kunnen wor
den verwijderd. Hiervoor bestaan tal van
middelen. Het parafineeren der slooten is
een der nieuwste middelen, doch dit dient
jaarlijks te worden herhaald.
Parafineeren der slooten en ontsmetting
der woningen zijn thans de eenige middelen
om ds malaria afdoende te betrijden.
Door verzoeting van het water wordt even
wel de malaria permanent bestreden. Im
mers, de muggen komende uit zoet water,
kunnen nooit de besmettende anopheles
worden. Dit ziet men met een goed voor
beeld in Zuidholland. Nazomer en herfst
zijn de jaargetijden waarin er besmettende
anopheles zijn.
De besmettende muggen zijn alleen fe vin
den hij de zoutwater-anopheles, zeide spr.
Als dus de zoetwater-anopheles dus hier
domineert, zooals ze dat in Noordholland
doet, dan zijn we hier de heele malaria kwijt,
aldus eindigde spr.
De belangen der drinkwatervoor
ziening bij ontzilting van het IJs
selmeer.
Daarna kreeg de heer Ir. .T. van Olden-
borgh, directeur van het Provinciaal Water
leidingbedrijf het woord, om te spreken over
de belangen der drinkwaterwinning bij ont
zilting van het IJsselmeerwater en het boe
zem- en polderwater in Noordholland.
Spr. zeide, dat de vraag welke Dij zich
heeft gesteld, geen betrekking heeft op het
bovenwater, doch meer het dieper gelegen
water.
Noordholland is voor het grootste deel
aangewezen op de duinen voor haar drink
watervoorziening. Spr. wilde zich bdperken
tot een bespreking van de provinciale dui
nen, welke spr. onder zijn beheer had.
Aan deze terreinen werden in 1936 11^
millioen M3. water onttrokken cn steeds valt
er nog stijging te constateeren. Toch treedt
er een zekere verzadiging op, waarvoor we
ons echter niet in slaap moeten laten wiegen
Die verzadiging immers is het gevolg van het
toenemen der bevolking op het platteland.
De waterbeschaving in de provincie neemt
steeds toe. Een directe invloed van het zoet
worden van het boezem- en polderwater ziet
spr. niet in het gebruik van het duinwater.
De vraag is nu: zullen de duinen aan de
behoefte blijven voldoen? Aan de band van
een technische uiteenzetting kwam spr. tot
de conclusie, dat de beschuldiging als zouden
de duingrondèn door de gevolgde waterwin
ning, uitdrogen, ongegrond moest worden ge
noemd.
Een nadeel van de gevolgde waterwinning
is, dat er voor gezorgd wordt, dat niet het
zeewater zijn invloed doet gelden en het wa
ter daardoor brak wordt. De duinen zullen
steeds in de behoefte blijven voorzien, maar
toch heeft spr. door het genoemde nadeel
zijn blik geworpen op het IJsselmeerwa
ter. En daarom zullen 'op het terrein bij Enk-
huizen een jaar lang proeven worden geno
men, om te onderzoeken, of het water van
liet IJsselmeer geschikt is voor drinkwater.
Voorloopig zal de waterwinning uit het IJs
selmeer bestemd zijn voor het meest Noor
delijk deel van Noord-IIolland. Op deze wijze
zal minder water aan de duinen worden ont
trokken, maar die onttrekking zal nimmer
worden stopgezet, omdat nooit gezegd kan
worden of liet IJsselmeer nog eens zout wa
ter zal bevatten. Dat bij de winning van wa
ter uit het IJsselmeer in de kaart wordt ge
speeld van hen, die land- en tuinbouw voor
staan en het oog gericht houden op het na
tuurschoon, zijn bijkomstige omstandighe
den, waarover spr. zich niettemin zeer ver
heugt.
Technische middelen tot vermin
dering van het zoutgehalte.
De laatste spreker was de heer C. Thomése,
hoofdingenieur van den Provincialen Water
staat, die een overzicht gaf van de techni
sche middelen tot Vermindering van het
zoutgehalte.
Spr. begon zijn betoog met de opmerking,
dat Noordholland boven liet IJ uitgezon
derd de duinenrij bijna geheel uit polders
bestond. Het water in de polders wordt op
peil gehouden door bemaling en wordt ge
loosd op het buitenwater. Men zou zoo
men dat wil ook het IJsselmeer als een
boezem kunnen beschouwen.
Waar wel- en gasbronnen een zoutgehalte
geven, kan gestreefd worden naar afsluiting.
Bij bestrijding van het zoute water moet
de aandacht worden gewijd aan het binnen
dringen door de sluizen, De invloed van het
lekwater kan heel eenvoudig worden bestre
den, minder eenvoudig is dat bij het bin
nendringen van het schutwater.
De verzouting van de boezems moet daar
om worden tegengegaan, omdat de boezems
hun water brengen in de polders.
Kunnen dc sluizen zoodanig worden inge
richt, dat toevloeiing van zout water kan
worden voorkomen? Dat, is misschien tech
nisch mogelijk, maar het kost te veel geld
cn zou bovendien de scheepvaart in den
weg staan.
De tweede vraag is: hoe krijgen we het
zoute water er weer uit? Dat kan alleen
door voortdurende spuiing.
Het IJsselmeerwater kan uitkomst bren
gen, mits van de aftapping een zoo goed
mogelijk gebruik wordt gemaakt.
Als algemeene richtlijn kan worden aan
genomen, dat zooveel mogelijic kan worden
gespuid als noodig is voor liet chloorgehalte
en als het spuien niet belemmerend werkt
voor de scheepvaart. Daartegenover kan
water uit liet IJsselmeer worden ingelaten.
Het Noordzeekanaal moet zooveel mogelijk
zoutvrij worden gemaakt, daartoe zal er
een nieuwe spuisluis moeten komen. Daar
is men alreeds mee bezig.
In deze richting moet men werkzaam zijn.
om in het noorden van Noord-IIolland zoo
veel mogelijk zoet water te krijgen, aldus
eindigde spr.
De verdediging van een slechte
buur.
De heer Ir. Wolterbeek verdedigde de
kwade huur, het Noordzeekanaal en wees
er op, dat men bezig is dit kanaal (e ver
broeden. Een bemaling van de Noordersluis
hij IJmuiden is practisch onmogelijk. Een
i m
AUTO EN VLIEGTUIG TEGELIJK,
De Amerikaansche uitvinder, Waldow Wa
terman, oonstrueerde deze vliegtuigauto, die
door samenklappen van de vleugels bin
nen drie minuten tn een auto kan worden
veranderd.
doorspoeling van het Noordzeekanaal van
Oost naar West is wel mogelijk, doch stuit
op technische bezwaren. Het ligt in de be
doeling een spuisluis le bouwen om aan de
bezwaren tegemoet te komen, maar die sluis
is er in de eerste paar jaar nog niet.
De doorspoeling heeft ook nog het bezwaar,
dat de waterbeweging in de buitenhaven
van IJmuiden nadeelig zal worden bein
vloed.
Nog zal de doorspoeling van het Noordzee
kanaal een groot bezwaar opleveren voor de
scheepvaart, omdat door een sterken stroom
de schepen uit de richting kunnen slaan.
Het is derhalve niet zoo eenvoudig dit
vraagstuk op te lossen, al wordt er dan ook
de noodige aandacht aan besteed.
Is het zoo'n bezwaar vroeg spr. zich af, om
het peil van Schermerboezem een eind ver
der op te zetten, bij den inlaat van Monni
kendam en Edam, waardoor men een door-
strooming kan krijgen over Zaandam naar
het Noordzeekanaal?
De heer Kramer Glijnis, dijkgraaf van dpn
Schermerboezem zeide, dat hij aan dit laat
ste zeker gaarne zijn aandacht zal schen
ken.
Hierna volgde nog eenige gedachtenwis
seling.
De heer D. Kooiman, lid van Ged. Staten,
bracht het bestuur dank voor deze bespre
king en zegde gaarne toe, dat alle medewer
king van Gedeputeerden zou worden onder
vonden. Hier gold het nu: „Aanpassen en
aanpakken: allen gezamenlijk!"
De Voorzitter, de lieer Veldhuyzen, sprak
de hoop uit, dat dc gehouden besprekingen
er toe zouden bijdragen, om de samenwer
king tot stand te doen komen die tusschen
belanghebbenden en de Overheidsorganen
noodig is, om tot verlietering van den toe
stand te g'eraken. (Applaus).
Hierna volgde sluiting.
Binnen 8 meter van
straathoeken is stil
staan met auto's en
andere voertuigen te
genwoordig verboden!
NADEELIGE GEVOLGEN VOOR DE HAN
DELSBALANS TE VERWACHTEN?
De begrooting van den Engelschen kanse
lier van de schatkist heeft een hevige beroe
ring op de Britsche beurzen teweeggebracht
De staatsfondsen daalden, de prijzen der
grondstoffen, in het bijzonder die van me
talen stegen en er heerscht een ware ver
warring Wel wordt verzekerd, dat de haus
se in metalen ongegrond is en dat de Brit
sche regeering zich reeds bijtijds heeft ge
dekt. Doch men vertrouwt deze bewering
niet recht en do prijzen stijgen, zij het ook
met lichte schommelingen, steeds meer. Zoo
is de koporprijs sinds begin 1936 van cn.
36 pond tot 39 pond gestegen, lood van 16
pond 10 s. tot 30 pond cn zink van 15 pond
15 s. tot 30 pond.
Het voornemen der Engelsche
regeering.
Anderhalf milliard pond voor bewape-
ningsdocleindcn uit te geven, kan slechts
één uitwerking hebben, namelijk een stij
ging van het Britsche verbruik ecnerzijds
cn een vermindering van den Engelschen
export anderzijds. Dit feit is geenszins in
tegenspraak met de omstandigheid, dat. dc
Britsche uitvoer in de eerste weken van hel
loopende jaar een relatieve toename ver
toont. Men moet deze ontwikkeling over
oen tijdvak van verscheidene jaren beschou
wen, wil men niet recht van de uitwerking
van F.ngelands bewapening kunnen spre
ken.
Het béwapeningsprogramma dreigt na
melijk al hetgeen de Engelsche regeering
sinds het jaar 1931 ten opzichte van liet
economisch herstel heeft weten te bereiken
teniet te doen. De devaluatie van liet pond
heeft plaats gevonden met de bedoeling, dc
koopkracht te verminderen cn het export-
vermogen door verlaging van de productie
kosten te stimulceren. Op deze wijze hoopte
men liet evenwicht tusschen in komsten en
uitgaven te kunnen herstellen, want de En
gelsche handelsbalans was nog in 1933 pas
sief. De practijk van het afgeloopen jaar
heeft echter geleerd, dat deze economische
politiek ondanks menig succes, als ge
heel een misvatting was. De passiviteit van
dc Engelsche handelsbalans is in 1936 reeds
met ongeveer 72 millioen pond sterling toe
genomen; het bedraagt thans liet kolossale
bedrag van 348 millioen pond sterling. Deze
achteruitgang van de handelsbalans in 1936
is blijkbaar reeds een gevolg van de tenuit
voerlegging van het béwapeningsprogram
ma in liet afgeloopen jaar.
Economische terugslag.
De (hans voorgenomen uitbreiding van het
plan kan niet nalaten oen economischen
weerslag in grooten omvang uit te oefenen.
Doet men namelijk in den loop van 1937 het
bjnnenlandsch verbruik, stijgen door uitbrei
ding dor bewapeningsvoorraden, in een tem
po zooals dit lot nog toe liet geval is ge
weest, dan stijgen onherroepelijk de prijzen
van alle ingevoerde grondstoffen en tegelij
kertijd daalt, niet zoo zeer wegens de prij
zen, doch wegens de toenemende binnenland-
sclic behoefte, de hoeveelheid voor export
beschikbare goederen. Wel verzekeren de
uuiorileilen bij herhaling, dat het bewape
ningsprogramma zoodanig zal worden uiige
voerd, dat de economische structuur van het
land er geen wijziging door zal ondergaan,
doch het is zeer de vraag of men hierin zal
slagen.
Hoe de toestand zich zal ontwikkelen, heb
ben wij reeds uiteengezet. Welke maatrege
len men echter zal nemen ter bestrijding
van dc nadeelige gevolgen die niet kunnen
uitblijven, laat zich thans nog niet voorspel
len. De bewapening zal haai' uitwerking op
het economische leven eerst langzamerhand
doen gelden. Voor het oogenblik is slerhts de
groeiende vraag naar invoer u't het buiten
land een onm's'-cnbaar fc't. Bewr,r,ening
doet niet alleen dc vraag naar bepaalde me
talen stijgen, doch ook de behoefte aan bijna
elke denkbare categorie van materialen. De
uitrusting van een soldaat, de bouw van een
oorlogsschip zetten alle raderen van de in
dustrie in ljeweging. lil Engeland is het ef
fect van de toenemende vraag, wegens de
geringheid van den menschelijken factor in
zijn landsverdediging, echter geheel anders.
Zoo Engeland den algemecnen dienstplicht
bezat, zouden de uilgaven voor de weer
macht een economischen kringloop teweeg
brengen, waarvan een gunstigen invloed op
het gcheele economische leven zou uitgaan.
Dit is echter niet het geval. Engeland slaat
oorlogsmateriaal in, doch deze bedrijvigheid
stimuleert niet het verbruik, zij is in zekeren
zin steriel.
Vertrouwen In de regeering.
Dil alles is een rem voor het economische
herstel, dat ii^ Engeland reeds op zoo ver
heugende wijze was ingezet.
Opmerkelijk hij dc beschouwing van de
hier opgeworpen kwesties is niet alleen de
duizelingwekkende grootte der getallen, die
hij het onderhavige béwapeningsprogramma
betrokken zijn, doch misschien meer nog de
nationale discipline, de loyaliteit, de onvoor
waardelijke steun, die de Engelsche regee
ring voor de uitvoering van haar plannen
thans eisclit en, wat meer zegt, ook krijgt.
Dit positieve feit mag niet onderschat wor
den. Het vormt een stille reserve, die de
Britsche regeeringen ook vroeger reeds
nieermalenin staat heeft gesteld een politiek
van grootere allure te voeren, dan den re-
geeringen van andere volkeren mogelijk
was.
Intussehen doet dit feit niet af aan de ver
moedelijk gevolgen van de Engelsche bewa
pening, die uit politiek oogpunt be
schouwd den vrede dient, doch economisch
gezien uiterst gevaarlijk kan worden. Zoo
gevaarlijk dat zij, ofschoon thans nog het
tegendeel het geval schijnt te zijn, er op
den duur wellicht toe zal leiden, dat de
noodzakelijkheid van radicale herziening
ven koers zich onweerlegbaar zal doen ge
voelen.