UNICUM
V isscherij
Texel
Buitengewone
Raadsvergadering
Waar gaan we heen
NecL vereen, van Huisvrouwen
Burgelijke Stand van Den Helder
Licht op voor alle voertuigen
Uit het politicrapport
Centrale van Nederlandse!)
Overheidspersoneel (C.N.O.P.)
in verband met het
25-jarig ambtsjubileum van
den heer C* Jonker
HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor 8 ct. en 25% zwaarder dan de meeste andere.
de heer J. Hovens Greve
sprak namens het Hoofdbestuur hartelijke
woorden van gelukwensch- en wees er op, dat
het spaarbankwezen een belangrijk onderdeel
van het programma vormt, zooals het ont
worpen werd door Jan Nieuwenhuijs. Spreken
de over de beteekenis van het spaarwezen
haalde hjj een paar spreuken aan. „Spaar je
wat, dan heb je wat", maar spr. meent er den
nadruk op te moeten leggen, dat het Spaar-
bankbestuur niet alleen aan dematerieele
beteekenis van deze zegswijze hecht. Integen
deel, het werkt vooral ook aan idieele doel
stellingen! En het tweede gezegde, dat spr.
aanhaalde was: „Spaarzaamheid vormt zelf-
beheersching". Dit is vooral bedoeld voor de
kleine spaarders, die beperkt zijn en die hun
momenteele wenschen moeten trachten te be-
heerschen. De beteekenis van de bijzondere
spaarbanken steekt dan ook vooral in het
geestelijke, sociale doel: beheersching van de
momenteele wenschen. Deze spreker eindigde
met een „leve het Nederlandsche Spaarbank
wezen, leve het Bijzondere Spaarbankwezen en
leve de Nutsspaarbank te Den Helder".
(Krachtig applaus).
Het was daarna nog de heer Schenkius, de
nestor van het personeel, die den heer Kaste-
leijn complimenteerde met de nieuwe aan
winst.
Intusschen waren velen reeds ter garderobe
getogen om hun dagelijksche taak te gaan
hervatten. Het duurde dan ook niet lang meer
of deze officieele opening was ten einde. Als
alle goede wenschen, die dezen middag geuit
werden, bewaarheid worden, wel, dan zal het
in de toekomst met onze Nutsspaarbank zeer
zeker crescendo blijven gaan, waaraan ten
slotte wel niemand zal twijfelen!
Des avonds.
Om 8 uur van dienzelfden avond kon men
het bestuur, directeur en personeel van de
Spaarbank nog eens in het gebouw aantreffen,
ditmaal in gezelschap van een aantal Hoofden,
onderwijzeressen *en onderwijzers van Lagere
Scholen. Dezen waren genoodigd het gebouw
te komen bezichtigen, omdat op hun scholen
zooveel medewerking wordt verleend aan dat
nuttige instituut, dat schoolsparen heet. Op
de beteekenis daarvan heeft de heer J. J. Ver-
faille, vice-voorzitter van het bestuur, in zijn
welkomstwoord nog eens terdege gewezen. De
cijfers toonen duidelijk aan, dat het instituut
van het schoolsparen terdege ingang vindt. In
1931, toen er in Den Helder mee werd begon
nen, beliep het aantal spaarders niet meer
dan 200, thans overschrijdt het de 1600!
Bij de bezichtiging van het gebouw door de
paedagogen kon men eenzelfden toon beluiste
ren als des middags: allen waren opgetogen
over de doelmatigheid en de smaakvolle
inrichting van het gebouw.
Ojjk hier besloot een samenzijn in de
bestuurskamer de ontvangst der genoodigden,
De Ned. Vereen, van Huisvrouwen, afd. Den
Helder, hield op Maandag 15 Maart een alge-
meene ledenvergadering, welke zeer druk be
zocht was.
De presidente, mevr. Grunwald, opende de
vergadering en heette de aanwezigen hartelijk
welkom, in het bijzonder mevr. Ritmeester, wie
zjj het eere-presidium der afd. aanbood, het
geen door mevr. Ritmeester welwillend werd
aanvaard.
In de vacatures, ontstaan door het overlijden
van mevr. De BoerJongkees, en wegens het
aftreden van mevr. GoosDekker, welke niet
herkiesbaar was, werden gekozen mevrouw
JaringBurgers en mevr. SchreuderJansen.
van 16 Maart 1937.
BEVALLENN. W. J. van DijkDekker, d.
T. Zonvan Twuijver, d. A. SprengersWin
ter, d. M. CornieljePost, z.
OVERLEDEN: Van As—Karsë, 50 jaar.
Woensdag 10 Mrt. 18 34 uur
2 OBLIGATIES
Van het politierapport van gisteren en van
nacht is alleen vermeldenswaard, dat tegen
een persoon proces-verbaal is opgemaakt we
gens overtreding van de Hinderwet en tegen
een andere persoon terzake van overtreding
van de Wet op de Evenredige Vrachtverdee-
ling.
Zaterdag, 13 dezer, kwam de Centrale van
Nederlandsch Overheidspersoneel (C.N.O.P.),
in hotel Krasnapolsky te Amsterdam, bijeen
met de vertegenwoordigers der aangesloten or
ganisaties.
Behalve aan de behandeling van enkele huis
houdelijke aangelegenheden, was de vergade
ring in hoofdzaak gewijd aan de bespreking
van de financieele positie van het overheids
personeel. Ofschoon erkend werd, dat de index
cijfers van de kosten van het levensonderhoud,
na de depreciatie van den gulden, nog geen be
langrijke stijging vertoonen, meende men toch,
dat, gezien de stijging der groothandelsprijzen,
een duurder worden van het leven in de naaste
toekomst moeilijk kon uitblijven. Reeds thans
doet zich de prijsstijging van sommige eerste
levensbehoeften, waaronder brood, vooral in de
groote gezinnen, merkbaar voelen.
Gewezen werd op het feit, dat, na de groote
offers, die het overheidspersoneel in den crisis
tijd heeft gebracht, de laatste salariskorting
voor het Rijkspersoneel, die door een overeen
komstige korting voor het personeel der lagere
organen werd gevolgd, n.1. die van 5 pet., in
gaande 1 Januari 1936, de levensomstandig.
heden voor groote groepen van ambtenaren en
werklieden zeer zorgvol heeft gemaakt. Men
was van oordeel, dat, waar deze korting uit
sluitend was opgelegd wegens den zeer ongun
stigen toestand van 's Rijks financiën, terwijl
tal van salarissen en loonen daardoor beneden
een redelijk peil waren gekomen, er thans, nu
die financiën een beter aspect gaan vertoonen
alle reden is om die korting ongedaan te
maken.
Voorts werd herinnerd aan het destijds door
de Regeering kenbaar gemaakte voornemen om
in 1937 een herziening van het Bezoldigingsbe
sluit ter hand te nemen. Men sprak als zijn
meening uit, dat thans de tijd is aangebroken
om met deze herziening in gunstigen zin een
aanvang te maken, opdat niet, zooals in den
oorlogstijd, de verbetering der bezoldiging ge-
ruimen tijd achter de duurte aan zou komen
Het resultaat der beraadslaging was, dat
aan de delegatie in de Centrale Commissie
voor georganiseerd overleg in ambtenaren
zaken werd opgedragen een voorstel in die
commissie in te dienen tot herziening van
het Bezoldigingsbesluit en in afwachting
van de totstandkoming daarvan tot intrek
king van bovenvermelde korting van 5 pet.
Op de vragen van het Tweede Kamerlid Van
der Zaal omtrent de kuilvisscherij op het IJsel-
meer, heeft de Minister van Waterstaat ant
woord gegeven en het blijkt er uit, dat voet bij
stuk wordt gehouden, zoodat er geen uitbrei
ding van de gebieden komt, waar deze vissche-
rij mag worden uitgeoefend.
In verband met de inpoldering van den
Noordoostpolder zal het watergebied inge
krompen worden, zoodat er al minder visschers
in het IJselmeer hun bedrijf zullen kunnen uit
oefenen.
Ten slotte zal dit leiden tot verhooging van
den aalstand en zien we den tijd eenmaal aan
breken, dat met de kuil daar in het geheel niet
meer zal worden gevischt.
Dan zal alleen met staand want en met den
hoek nog het bedrijf worden uitgevoerd.
Dit proces is nu bezig zich te voltrekken.
Verscheidene jaren zullen hiermee gemoeid
zijn, maar men ziet het toch in die richting
gaan.
Het is al weer een heelen tijd geleden, dat de
tongprijs boven den gulden per kilo kwam.
Zelfs is die prijs heel diep er beneden geweest,
maar langzaam klom hij weer op en nu, Dins
dag, maakte hij een sprong, die hem bracht
tot 1.11.
De tarbot haalde het nog niet zoover en met
de scholprijzen is het deerlijk in de war. Het
scheelt zoo ongeveer de helft met een paar
weken geleden.
Zetschol kwam tot 15.50 en kleine schol tot
14 per 50 kilo.
Makreel en haring maken geen slecht figuur
op de markt.
De trawlers kwamen dien dag weer alle
boven de tweeduizend gulden en enkele loggers
haalden het boven de duizend gulden besom-
ming.
Maandag waren er zooveel schepen aan de
markt, dat ze alle niet tot den afslag konden
worden toegelaten, zoodat enkele loggers tot
Dinsdag moesten wachten met den verkoop.
Waarschijnlijk heeft dit uitstel geen wind
eieren gebracht.
Maar het doet toch wel even eigenaardig
aan, dat te IJmuiden zelfs een te groote aan
voer van visch kan zijn, zoodat er geen voldoen
de tijd is om alles af te slaan.
De groote vaartuigen, die van Texel tot
Terschelling vischten, maakten besommingen
van 160 tot 250» De kleinere besomden ge
middeld tot 100.
De hooge scholprjjzen, die toen nog werden
besteed, droegen tot deze besommingen veel
bij, want de vangsten waren nu niet zoo heel
hoog.
De kuilers, die zich bezig hielden met de
haringvisscherij in de Waddenzee, konden het
niet hooger brengen dan ongeveer 60; wel
een bewijs, dat hun vangsten gering waren.
Natuurhistorisch Museum. Elke week:
eiken Woensdagmiddag van 36 uur, eiken
Zaterdagavond van 7—10 uur, den eersten
Woensdag van elke maand van 810 uur
den eersten Zondag van elke maand van'
3—5 u.
Woensdag 17 Maart.
Casino, 8 u. Uitvoering Heldersche Boks
club.
Donderdag 18 Maart.
Casino, 8 u. Feestavond. Handelsschoolver.
eeniging.
Musis Sacrum, 8 u. Lezing met lichtbeel-
den. Voetbehandeling.
Vrijdag 19 Maart.
Zeevaartschool, 8 u. Heldersche Weer- en
Sterrenkundige Kring. Spreker: H. Keyser.
Onderwerp: Maritieme Meteorologie.
HERMAN NIJPELS'
KLEDINGMAGAZIJNEN DEN HELDER
Heren-modeartikelen, overhemden,
handschoenen etc. Zeer grote keuzei
opvallend lage prijzen.
Van ons Gemeentehuis wapperde gister
morgen al vroeg de Vaderlandsche driekleur,
terwjjl verder de aandacht van de burgerij
werd gevestigd op het zilveren jubileum van
den heer Jonker als Gemeente-Secretaris door
een palmversiering op de stoep van het Raad
huis.
Tegen elf uur stroomden van alle zijden de
belangstellenden samen om van de huldigings
bijeenkomst getuige te zijn. Onder de aan
wezigen merkten wij op B. en W. onzer ge
meente, den voltalligen Raad (op uitzondering
van den heer Bruin, die buiten Texel ver
toeft). Verder het volledige personeel der ge
meente. De oud-Burgemeesters Gaarlandt en
Oort en de oud-Seer., de heeren J. Ruibing
en Hajenius. Van de oud-ambtenaren waren
naar Texel overgekomen de heeren Rietsma
en L. Daalder. Ook waren verschillende hoof
den en oud-hoofden van scholen present, de
oud-raadsleden en oud-weth. J. S. Dijt, M. W.
de Graaf, Koning, Dros, Pisart, J. Boon en
J. C. Visser en tenslotte de naaste familie
leden van den Jubilaris.
Als altijd liet de Secretaris ook in deze
Raadsvergadering niet op zich wachten, zoo
dat de Burgemeester klokke elf. de bijeen
komst kon openen. Wij zullen, zei Burge
meester Kamp, ook thans de vergadering
beginnen met het lezen van de notulen, wel
niet van die der laatste raadsvergadering,
doch van die van 21 Februari 1912. Ditmaal
evenwel zal de lezing niet geschieden door
den secretaris, doch door wethouder Kager.
De heer Kager leest: „Benoeming Gemeen
te-Secretaris". De voordracht luidt als volgt:
C. Jonker, van Texel. 2. P. J. Lucardie,
secretaris te Oud-Alblas. Met algemeene
stemmen wordt benoemd No. 1 van de voor
dracht, ingaande 16 Maart 1912, salaris
1350. De Voorzitter feliciteert den nieuw
benoemde, die daarna den Raad dankt voor
zijn benoeming, waarna beëediging volgt".
De Burgemeester spreekt.
Met voorlezing van dit deel der notulen van
die vergadering, zegt vervolgens Burgem.
Kamp, hebben wij ongetwijfeld bij verschil
lende uwer herinneringen opgewekt uit lang
vervlogen jaren. Er werd toen een besluit
genomen met veel goede gevolgen voor de
gemeente en al zijn we wat de eenvoudige
viering betreft geheel in de lijn gebleven van
den wensch van den Secretaris, doet het toch
goed, dat zoovelen, ja sommigen zelfs van
veraf, naar hier zijn gekomen.
Spr. wijst ook o.m. op den steun, die de
Burgemeesters van den heer Jonker hebben
ondervonden. Ik zelf kwam hier als betrek
kelijk onbekende in gemeentezaken en mijn
leeftijd moet, al is de heer Jonker nu niet
zoo erg veel ouder dan ik, toch wel vreemd
hebben aangedaan. Een jaar van samenwer
ken met dezen bekwamen secretaris heeft mij
evenwel al aardig ingeleid in het gemeente
werk.
Mr. Kamp overhandigt tenslotte een boek'
werk, speciaal voor dit doel vervaardigd door
Mr. D. Vis uit Bergen. Het betreft een album
van het dorp Den Hoorn, met origineele tee-
keningen, betrekking hebbende op de jeugd
van den secretaris.
Wethouder Vlaming spreekt.
Wethouder Vlaming zeide o.m.: 16 Maart
1902 werdt ge klerk ter secretarie, 1 Jan. 1903
2e ambtenaar, in 1907 le ambtenaar, terwijl
ge op 16 Maart 1912 op de hoogste functie
werd geplaatst. Ge werkte hier enkele jaren
onder zeer bekwame leiding, doch hebt U
later door zelfstudie zoo bekwaamt, dat
ieder, die in gemeentezaken werkzaam is ge
ureest, van uw bekwaamheid heeft geprofi
teerd. Gij hebt U met enorme werkkracht aan
de belangen der gemeente gewijd, ge waart
ons aller vriend en het mag nu wel eens in
het openbaar gezegd worden: „De bekwame
man op den achtergrond, de raadsman en
leidsman, ook van B. en W„ in alle omstan
digheden".
De heer Vlaming wijst er ook op, dat
het advies van den heer Jonker voor de amb
tenaren en vooral ook voor B. en W. van zoo
veel waarde is.
In herinnering wordt verder door den heer
Vlaming gebracht, het ontzaglijke vele werk,
door den heer Jonker verricht, in de dagen van
mobilisatie met de daarop volgende moeilijk
heden in het levensmiddelenbedrijf. Vervol
gens de ontwikkeling van de badplaats De
Koog, met strandregeling en het samenstel
len van het prachtig uitbreidingsplan, waarin
de secretaris eveneens een groot aandeel heeft
gehad. Ook wordt gesproken over den wo
ningnood, die op advies van den secretaris is
opgelost door Woningbouw door Nutsbouw-
stichting. Dan de regeling van de uitoefening
van de Landarbeiderswet, waarbij de Ge
meente zelf de adviezen uitbrengt en die tot
gevolg hebben gehad, dat hier thans niet min
der dan 40 zulke plaatsjes zijn gebouwd.
Bijzonder verdienstelijk werk heeft de
secretaris verricht, zegt de heer Vlaming, in
de dagen van opheffing van de Noodcentrale
en bij het oplossen van de bijna onoverkome
lijke moeilijkheden, die de oprichting van het
Tex. Electr. Bedrijf met zich bracht. Later is
hiervoor in de plaats gekomen het Werk-
loozenvraagstuk.
Spr. wijst ook op het werk van den heer
Jonker in het bestuur van de Ver. v. Vreem
delingenverkeer, vooral op de talrijke Gidsen
en andere reclame-geschriften van zijn hand
en spreekt ten slotte den wensch uit, dat het
den jubilaris gegeven mag zijn onder Gods
Zegen nog langen tijd voor de Gemeente te
werken.
Burgemeester Oort voert het woord.
Oud-burgemeester Oort, het woord ver
krijgende, noemt het een voorrecht in deze
voor hem zoo bekende omgeving nog eens het
woord te mogen voeren. Spr. vindt al veel
veranderd in de gemeente. Hij wijst dan op
het groote aandeel, dat de secretaris in al die
werken heeft gehad en brengt hulde aan den
stoeren werker, die in alles de groote liefde
voor zijn eiland heeft getoond en voor hem
en ook voor zijn voorgangers steeds een
groote steun is geweest.
Spr. geeft dan enkele indrukken weer, die
hij hier heeft opgedaan van het werk, waar
bij de secretaris steeds het middelpunt vorm
de en die hem telkens, wanneer hij aan Texel
denkt voor den geest komen.
Spr. wijst er ten slotte op, dat de heer
Jonker nooit moeite heeft gedaan het eiland
te verlaten, doch het staat bij hem vast, dat
dé Texelaars hun secretaris voor geen „Goud"
zouden willen missen.
Jonker spreekt.
Op den heer Jonker, die hierna het woord
verkrijgt, heeft blijkbaar het gesprokene
grooten indruk gemaakt. Spr. brengt dank
aan den Burgemeester in de eerste plaats voor
de inspannig, die hij zich heeft getroost, om
dezen dag voor hem en zijn dochters tot een
onvergetelijken te maken. Verder brengt hij
dank aan Wethouders en Raadsleden, waar
mede hij op zoo prettige wijze samenwerkt.
Ook wijst hij op de uitstekende verhouding
tusschen hem en 'den heer Vlaming, reeds zoo
vele jaren, en dankt hij onzen eersten Wet
houder voor het bij deze gelegenheid ge
sprokene. In het bijzonder brengt de jubilaris
dank aan zijn oude chefs en de ambtenaren,
die van verre de reis in dit moeilijk jaargetijde
naar ons eiland hebben aanvaard. Verder richt
spr. het woord tot de oud-raadsleden en in
t bijzonder tot den oud-weth. Dijt, wiens ver
trouwen hij zoo vele jaren heeft mogen ge
nieten.
Gaarne aanvaard ik, zei de heer Jonker ten
slotte, de hulde, die ge me brengt, deze dag
zal ongetwijfeld voor mij en mijne familie
jarenlang in prettige herinnering blijven.
De voorzitter sloot hierop de Raadsbijeen-
komst; van de aanwezigen werd daarna een
foto gemaakt en toen ving de receptie aan,
waaraan honderden hebben deelgenomen; ook
kwam een groot aantal bloemstukken in.
Hulde van de burgerij.
Tijdens de receptie werd den jubilaris een
Feuilleton
Annie de HoogNooy
5)
„Als U haar kende, zou U zich zoo niet over
haar uitlaten. Ze is niet zooals denkt, vader,
gelooft u me. Ze spreekt nooit anders dan met
respect over U en zou niets liever willen dan
dat wij ons met elkaar verzoenden."
„Terwille van #het financieele voordeel...
Geen wonder."
„Neen vader, ook zónder dat."
„Beweert ze dat soms?"
„Ja, meerdere malen."
„Dus ze prefereert armoede?" schamperde
hij.
„Wacht maar totdat het eens zoover is!
Zoolang er nog uitzicht is. dat hier of daar
geld vandaan komt, blijft alles goed en
aardig..."
„Zij is van een ander slag."
„Maar dan toch niet van een beter..."
„Schei toch uit, vader," riep Paul ongeduldig
uit! „U kunt van mij toch niet verlangen, daTt
ik mijn vrouw maar aanhoudend door U laat
beleedigen."
„Ga dan weg. Er is niemand die je tegen
houdt te gaan, evenmin als iemand je gevraagd
heeft hier te komen."
„Als U eens wist wat het me gekost heeft,
dat te doen..."
„Dat weet ik wel, ik ken je zoo'n beetje".
„Ik had het evengoed kunnen laten. Ik wist
tóch vooruit dat ik van U niets te verwachten
had..."
„Omdat je kwam, zooals je nu ongeveer een
jaar geleden, bent heengegaan," zei de ander
bitter. „Omdat er niets, niéts in je veranderd
is. Omdat je er alleen maar op speculeerde, dat
ik veranderd was, murw geworden, door die
vele maanden van alleen-zijn. Maar het om
gekeerde is juist het geval. Als resultaat van
veel en diep nadenken sta ik nu nóg feller
tegenover het gebeurde dan destijds."
En heftig gesticuleerend, ging hij voort:
„Als er nog maar een reden geweest was
om te trouwen, het zou mij zeker even onaan
genaam, maar in ieder geval begrijpelijker
voorgekomen zijn. Maar hier was het niet
anders dan een te ver doorgevoerde uiting van
verzet, verzet waartoe je als kleine jongen
alreeds pogingen aanwendde, maar waarbij je
dan, evenals nu, stuitte op mijn krachtigen
wil. Ik was de sterkste, en ik zal dat blijven
ook..."
Bij deze laatste woonden, \vas zijn vuist met
een harden slag op de tafel neergekomen.
Paul liep naar het venster, dat uitzicht gaf
op den achtertuin. Zijn'blikken dwaalden over
de hooge boomen, die als vage silhouetten
tegen den lichten avondhemel oprezen.
Zijn vaders driftaanval liet hem onbewogen.
Het hinderde hem alleen, dat die muur, die
altijd tusschen hen beiden gestaan had en die
straks even week, nü weer opgetrokken was.
Daar stond zjjn vader weer voor hem, zoo
als hij hem zoo goed kende. Dezelfde afwij
zende houding, waarin hij hem straks ontving,
had hij ook nu weer aangenomen.
Eén enkel oogenblik had hij zich laten gaan,
even had hjj echt als een vader met hem ge
sproken.
Had hij daar nu misschien al weer spijt van?
Het kwam Paul voor, alsof met die veranderde
houding ook de atmosfeer in de kamer opeens
verkilde. Hij hoorde in de stilte, die er nu
tusschen hen lag duidelijk het tikken van de
kleine Fransche pendule op den schoorsteen
en hij verwonderde zich erover, dat dit
fijne, teere uurwerkje zoo'n klankvolume kon
voortbrengen.
Maar het was immers niet het getik van dat
klokie wat hij hoorde, het was het sarrende
geluid van die ellendige wekker thuis... Hij
kreeg ook weer dat draaierige gevoel in zijn
hoofd het kwam hem voor, dat hij weer in
dezelfde spanning verkeerde als enkele uren
geleden. Niet er aan toegeven, dacht hij,
zichzelf tot kalmte dwingend, nu het gevoel
van onmacht weer zoo sterk in hem werd. Hij
moest zich inhouden nu hij tegenover zijn
vader stond. Rustig de zaak onder de oogen
te zien, kalm realiseeren #wat hem te doen
stond... Dit laatste had Diny hem rtraks nog
voorgehouden. Diny... Hij moest nu naar haar
terug, met leege handen... En over haar lip
pen zou weer geen klacht, geen woord van
verwijt komen. Alleen zouden haar oogen nog
wat droeviger gaan staan... En dat alleen
tengevolge vai. die ellende, die ze door hem
droeg. Maar was het wel door hém? Of was
het door zijn vader, dien onbuigzamen despoot,
die zich nu, alsof het heele geval hem niet
interesseerde, met kalme waardigheid achter
zijn schrijftafel zette.
Ja, je kon gemakkelijk kalm zijn als je
bulkte van het geld en wist, dat een ander
daar uiteindelijk voor zwichten moest. Een
groote bitterheid welde in hem op. Hij zag
hoe zijn vader zich oogenschijnlijk in zijn
p perassen verdiepte. Daarmee wou hij hem
zeker te kennen geven, dat hij het onderhoud
als afgeloopen beschouwde.
Besluiteloos liep hij de kamer op en neer.
Wat moest hij nu doen, weggaan? Hij zag zijn
vader op verschillende formulieren, die voor
hem lagen, aanteekeningen maken. Hij was
dus inderdaad aan het werk gegaan.
Paul's drift laaide hoog op, nu hij zijn zending
volkomen mislukt zag. Zijn handen, schijnbaar
onverschillig in de broekzakken gestoken, bal
den zich tot vuisten. Toch gelukte het hem
zich te beheerschen.
Hij voelde hoe zijn vader even vluchtig naar
hem opkeek en zijn wrok jegens hem nam nog
toe, toen hij hem op koelen en zakelijken toon
hoorde zeggen:
„Als je verder niets meer te bespreken hebt
Ik heb mijn tijd noodig..."
Paul's ergernis nam toe. Wat kon hij stellen
tegenover dat autoritaire gebaar waarmee zijn
vader hem zijn congé gaf? Hij voelde z'n
nagels tegen de palm van zijn hand drukken.
Hij moest weggaan, nu direct, anders zou hij
in staat zijn de heele boel kort en klein te
slaan.
Dat zijn vader nu maar niet wou begrijpen
wat er in hem om moest gaan. Of deed hij dat
wel? Zou hij misschien in werkelijkheid zijn,
zooals hij hem straks een oogenblik gezien
had... Kostte het hem nu wellicht zélf moeite
om in die norschheid te volharden? Als hij
het nog eens probeerde, op een zachtere
manier...
Maar juist op het oogenblik dat hjj dit voor
nemen ten uitvoer wilde brengen, zag hij hoe
zijn vader de telefoon opnam en naar het
scheen een kennis opbelde, met wien hij een
opgewekt gesprek begon. Hoe kon hjj zooiets
doen? Wélke houding van hem was nu come-
die, deze of die van straks?
Zijn vader lachte. Het moest een kosteljjk
verhaal zijn, waarnaar hij luisterde.
Het was niet langer om aan te hooren. Was
hij hém en zijn misère dan heelemaal ver
geten?
„Idioot!" schold hij zichzelf„Voel je dan
niet dat je jezelf, door langer te bljjven, steeds
kleiner en belachelijker maakt?"
En terwijl zijn vader om een nieuwe grap
lachte, verliet hij, een scherpe opmerking met
kracht terughoudend, het vertrek.
Bjjna op hetzelfde oogenblik, dat Paul in
een uiterst nerveuse stemming het huis ver
liet, brak de oude Beerens zijn gefingeerd
telefoongesprek af.
Er was thans geen spoor van opgewektheid
meer op zijn gezicht te bekennen. Zorgelijk en
oud waren opeens de trekken om zijn oogen
en mond en van de fiere houding, waarin hij
zooeven tegenover zjjn weerspannigen zoon
had gestaan, was maar weinig meer te ont
dekken.
Doch die inzinking duurde slechts totdat hjj
zich haar bewust werd. Onmiddelljjk herstelde
hij zich. Hij had zich immers voorgenomen
niet meer aan dat ellendige gevoel van ver
latenheid toe te geven... Dat was hem de
laatste maanden maar al te dikwijls de baas
geworden. Hij, die nooit eenige sentimentali
teit gekend had, kon zich nu toch niet door
dat g:evoel laten overheerschen Een derge
lijke zwakheid paste niet bij zijn karakter.
Het zou zoover niet komen, dat hij zich liet
uitlachen door zijn kennissen en vrienden,
wiens respect hij ongetwijfeld afgedwongen
had door de consequente houding die hij tegen
over zijn zoon aangenomen had, toen deze hem
voor een fait-accompli stelde.
Zij zouden het oude hoofd niet zien buigen,
al kostte het zijn leven. Zijn leven... Wat was
hem dat eigenlijk nog waard, nu hjj zjjn jon
gen kwijt was?
Maar het was toch zjjn eigen wil? Dat
dacht Paul tenminste... Het zou heel anders
kunnen, zeker als hij dat gat ma .r stopte
met geld, dat gat... dat ze geboord hadden in
zjjn hart. Maar dat laatste vergaten ze, daar
stonden ze niet bij stil, hjj niet en zjj niet...
Zij zouden, als hij hun zin deed, z'n goedhar
tigheid en vergevingsgezindheid prijzen en zijn
zoon zou „met een berouwvol hart" en met
„kinderlijke liefde tot hem terugkeeren..."
hij werd misseljjk van die liefde die
alleen maar opgewekt werd als het iemand
naar den zin werd gemaakt.
Liefde, die, zooals nu duidelijk was geble
ken, zóó oppervlakkig en zonder eenige die
pe: en zin was. dat ze bij den eersten den bes
ten tegenstand in onverschilligheid kon over
slaan.
Doch misschien was de jongen zelf daar
slechts voor een klein deel aansprakelijk voor.
Die vrouw, die was de schuld van alles. Zjj
had hem niet losgelaten toen ze bemerkte, dat
zjjn vader er warmpjes bjj zat.
Zijn zoon was blind, stekeblind geweest...
Hij zou eens zien hoelang zijn geluk duurde,
nu er armoede voor de deur stond.
(Wordt vervolgd.)