Stadsnieuws DOUWE EGBERTS Tff££ Een geslaagd Esperantisten-congres Paasch-Kroniek Waar gaan we heen? Ofi 3 juinten -6eteïi! Dinsdag 30 Maart 1937 Kindervoorstelling in Casino Nachtelijk rumoer in den Ouden Helder Heldersche Courant HERMAN NYPELS' Tweede Blad HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor 8 cl. en 257. zwaarder dan de meeste andere. F euilleton Woensdag (morgen) belooft het weer eens een prettige vacantiemiddag voor de ieuad te worden. In Casino wordt dan onder leidine van Theo Bouwmeester uit Haarlem een spe ciale kindervoorstelling gegeven met een bij zonder afwisselend programma. De heer Bouwmeester brengt een heel ge zelschap artisten mee van wier optreden de jongens en meisjes zullen staan te kijken* o a komen er de 3 Daniëllo's, de vermaarde clowns van Circus Hagenbeek. Charley met zijn gedresseerde zebra, een lachnummer van je welste. Verder een schilder maar geen gewone iemand die met vodden en lompen bekende filmsterren op het doek schildert Dan komen er nog 2 kunstwielrijders die de gekste toeren op de fiets vertoonen; 2 jong leurs op de rollende kogel en ten slotte: de slapste man van de wereld. Een programma, dat zeker zal inslaan bij de jeugd zoowel als bij de ouderen. Voor entréeprijzen zie men de advertentie in dit blad. Vanwege brand in de Wachtstraat. In den nacht van Zaterdag op Zondag j.1. is dat gedeelte van onze stad, dat men populair den „Ouden Helder" pleegt te noemen, in opschudding geweest over een brand welke was uitgebroken in perceel nr. 14 in de Wachtstraat. Het betrokken huis werd bewoond door den heer H. K. van Ritbergen, vader van een ge zin met eenige kinderen, die toevallig dien nacht alleen thuis was. Omstreeks half vier zal het geweest zijn, toen Van Ritbergen wakker schrok van een verstikkenden rook. Onmiddellijk kwam hijitot het besef, dat zijn huis in brand stond en*dat hij geen tijd meer mocht verliezen. Hij kon niet meer naar be neden, daar de trap in lichter laaie stond en zoo moest hij zich via een raam een weg naar het dak banen. Daar stond hij op een gegeven moment in profond négligé in de dakgoot, ter wijl het vuur onder hem danig aangewakkerd werd door den wind, die op dat moment een flinke kracht had. Hij schreeuwde om hulp, waarop vrij spoedig omwonenden toegesneld kwamen. Door het dakraam van zijn buren wist Van Ritbergen zich in veiligheid te bren gen. Intusschen werd de brandweer gealar meerd, doch voordat deze ter plaatse was, had het vuur al dusdanig om zich heen ge grepen, dat alles er op wees, dat er van het perceel no. 14 niet veel meer over zou blijven. Er bestond echter groot gevaar voor de belendende perceelen. De Wachtstraat is tamelijk smal en de vlammen schroeiden de verf van die huizen. Meegevoerd door den wind kwamen stukken brandend hout in de omliggende straten terecht, doch gelukkig zonder verder onheil te stichten. Uit alle straatjes en steegjes kwamen ondertusschen de nieuwsgierigen aangeloopen, velen in staat van opwinding en agitatie, zij hadden niet meer dan het hoognoodige aan getrokken. Daar kwam de nieuwe brandbluschoutillage aan, doch aanvankelijk met slechts enkele manschappen. Omwonende mannen hielpen echter een handje, zoodat spoedig daarop water kon worden gegeven. Men slaagde er freworX^ rf,hu2p van de inmiddels voltallig ^Wlrdenp°Iltle-bezetting van de brandspuit w 'gge,nde Perceelen te behouden, doch geheel uit3" h6er Van Ritber^n brandde a«De^&r°°2e spuit moest nog vervangen wur- den door de kleine, omdat er te weinig druk 0p de. leidlnS st°nd. Om vijf uur keerde de rust in dit stadsgedeelte weer. De oorzaak van den brand moet waarschijnlijk gezocht worden in kortsluiting; Van Ritbergen had een accu op stroom staan. Naar wij vernemen, was Van Ritbergen verzekerd, doch niet vol doende om de volledige schade te dekken. Van perceel no. 16 brandde nog een gedeelte van het dak af, terwijl op een bedstel, dat gevaar liep in brand te geraken, water gegeven werd, zoodat het vrijwel verloren ging. Op het ter rein van den brand waren o.m. aanwezig burgemeester Ritmeester, de commissaris van politie, de heer A. J. v. d. Hoeven, de heer Dokter, opperbrandmeester. Paaschfeest, voor den geest het feest van de opstanding van Christus, voor de natuur Zonnewendefeest. Het behoort daar te zijn het uitzwellen van jonge knoppen, die te trillen hangen in het prille voorjaarslicht, de eerste vlagen van even doorwarmde lentewind, een feest van jonge vogels, die hoog opstijgen in het wijd van een lichtblauwen hemel, waarin men al de duizend geuren van den nieuwen zomer proeft. Maar het was een vroege Paasch, zóó vroeg, dat we eigenlijk alle verwachtingen al opge geven hadden en ons hadden voorgenomen, Paschen 1937 te gedenken bij de streelende warmte van de wintersche kachel en het 2 dagen binnenshuis te zoeken, wat men zoo gaarne daarbuiten gezocht had. En ziewederom bleek, dat het niet aan gaat van tevoren zijn berekeningen te maken. Dat deze Hollandsche lente, alle weerberichten en voorspellingen ten spijt, toch blijft een verrassing. Paasch-Zondag: wel het was niet warm, en diegenen, die het waagden zonder overjas de nawintersche kou te trotseeren, zij hebben zich met name op dien tweeden dag, aan alle ge varen van ons vaderlandsch klimaat blootge steld. Maar er was zon, en er was leven en vertier in de luchten. En buiten, op de wei landen en in de duinen, daar zoudt ge met toeë oogen hebben moeten loopen, om niet te ontwaren, dat het groote feest van ieder jaar volop aan den gang was. Het feest van nieuwgeboorte en jong leven. N.U VAN SlOOTEN Het waren er nèet zoo héél velen, die er op uittrokken. En het was eigenlek jammer. Jammer, omdat hen ontging het vol- schoone van de lente-overdaad. Hoe daar op de landen buiten onze stad de lucht vol was van geroep, hoe het bij de boerderijen, donkere eilanden in een vlak van het uiterst teere groen, trilde en beefde van vogelgeluid, hoe daar met iedere zonne- schicht duizend facetten in de slooten ge worpen werden, waar ook de manifestatie van het groote ontwaken volop aan den gang is. In het gras buitelden en stoeiden de jonge lammeren-beesten. Dwaas en dronken van de zon. En er stonden verscheidene reigers langs de slootkanten te turen naar de aarde, alsof die een schoone sproke vertelde. En soms schud den ze de bekuifde koppen, om dan weer weg te vliegen, met een vaart door de doorzonde lucht. Ik geloof, dat sommige wijfjes al te broeden zitten. Ook in de duinen is de lente ge komen. Overal zijn de katjes uit hun jasjes ge sprongen en overal groent het aan de struiken die als vreemde slang-beesten over den grond kruipen. En alles is vochtig en het kleeft en het ruikt zoet. Het is de moeite waard door deze voor- zomersche duinen te trekken. Ritselend ver stoor je de heele rust van het duinlandschap, waar nu iedere vogel den ander zijn zoet ge heim komt vertellen, waar ieder mannetje zich KLEDINGMAGAZIJNEN DEN HELDER Voor stad en omgeving hét aangewezen adres om betrouwbaar in te kopen. aan het oppoetsen is, om straks als een hoof- sche jonker zijn opwachting te gaan maken bij het wijfje. Hoog in het hemeldak zweven wat wulpen. Ze roepen elkaar, en het klinkt misschien wat melancholisch. Uitgelatener schreeuwen de kluten en scholeksters. En zoo hoor je achter ieder duin, achter ieder boschje, in honderd talen hetzelfde ver haal vertellen, dat niemand verwoorden kan, doch dat ieder op zijn wijze begrijpt. Laat zakt dien dag de zon weg, en gaat de hemel zich kleuren, een palet vol schoone kleu ren, die zoo juist gedistilleerd zijn uit de pra lende zonnebundels. Groote wolkenbanken kruiven tegen den koepel daarboven op. Blijven uren en uren han gen, machtig, imposant van lijn en structuur. Overweldigend van formatie. De maan glijdt langs haar baan. Een stille droomer tusschen de miriaden flikker-lampjes van het sterrenleger. Soms speelt ze een jolig spel en verstopt zich achter de wolken. Maat niet heelemaal, want aan alle zijden vloeit het roomgele licht uit, en de wolken worden zwaar fluweelen sluiers, omsprankend en omgoten van licht. Dan komt de nacht en de stilte. En in de natuur de plechtige voorbereiding voor Paasch- Maandag. En vele honderden zijn er op uitgetogen. Al in de vroegte, om het klassieke zonnewende- feest te vieren, op de fiets, per auto of wande lende. In de duinen waren de eerste groepjes. Veel jonge menschen, die dwars over de heuvels trokken om de zee te gaan zien, die traag aan kwam rollen uur na uur, witte brekers, die langzaam uitliepen in lange watervlakken, om zoomd met schuim, waarvan de vlokken tril lend over het strand rolden, opgenomen door den wind, honderden en honderden meters, om tegen de duinen tot rust te komen en te ver waaien in het niets. Het was niet warm, maar je bloed gaat tintelen en je voelt de laatste restanten van de wintersche traagheid afgenomen. Je wordt een nieuw mensch, en meestal keer je terug, boordevol geladen met plan nen en wenschen. Dat geeft de lente. In den middag liep de wind naar het Noor den om en werd het kouder. Af en toe verborg de zon zich achter groote wolkenbanken en werd bewezen, dat één zwa luw nog geen zomer brengt. Tegen den avond werd het zelfs héél kil en zoodoende zag men al vroeg de groepjes Paaschgangers huis waarts keeren. En nu is het Paaschfeest dan weer voorbij. Het was uit den aard der zaak te vroeg om te spreken van een seizoen-begin. Hier en daar op Huisduinen en in Donkere Dui nen besloot een wandelaar in een der uit spanningen of café's uit te rusten, maar het was voor den betrokken exploitanten mondjesmaat. Maarhet had nog anders kunnen wezen! Onder gunstige weersomstandigheden, de tijd van het jaar in oogenschouw genomen, heeft Zaterdag en de beide Paaschdagen, in onze stad, het negende Esperanto-congres plaats gehad van den neutralen Nederland- schen Esperanto Bond „La Estonto Estas Nia" (de toekomst is aan ons), welke bond de landelijke afdeeling is van de „Internacia Esperanto Ligo" (moeten wij dit nog voor U vertalen, geachte lezers?). Dit congres is in vele opzichten een succes geworden, hetgeen wel de mooiste belooning is voor het plaat selijk congres-comité, dat gedurende eenige maanden letterlijk dag in dag uit aan het werk is geweest, om den „samideanoj" een waardige ontvangst voor te bereiden. Ook de ejpchillende werkcommissies hebben lang niet stil gezeten, ja, de geheele Heldersche Esperantisten-vereeniging heeft een periode achter den rug, waarin slechts één woord het parool was: „aanpakken". In de akceptejo (ontvangzaal). Toen we ons Zaterdagmiddag naar Musis Sacrum begaven, waar de ontvangst der con gressisten zou plaats vinden, troffen wij daar een sfeer aan, die we zquden kunnen karak- teriseeren als de stilte, die den storm voor afgaat. Enkele comité-leden maakten de noo- dige toebereidselen om straks, bij de aan komst der deelnemers paraat te kunnen zijn. We hebben den tijd van wachten gekort met een bezichtiging van de Esperanto-boekwer- ken, welke door de „L.E.E.N.-boekendienst" overzichtelijk waren uitgestald, en welke col lectie o.i. den grootsten tegenstander van het Esperanto wel overtuigen moest, dat er leven in deze taal zit. Lang konden we echter onze gedachten hierbij niet bepalen, want reeds kwamen de eerste gasten binnen. Langzaam aan groeide het geluid der stemmen om ons heen en werd de zaal herschapen in, zooals een Es perantist dat noemt „Esperantujo (Esperanto- land). Onder de eerstaankomenden bemerkten we een pionier van het Heldersche Esperanto- leven, n.1. den heer Kaptein, één der oprich ters van „Nova Sento". En al spoedig was het gezelschap internationaal, toen zich een Duitsche familie en een Oostenrijker bij het comité kwamen melden. Van een Babylonische spraakverwarring was hier echter, geen sprake, hetgeen ons gedurende het verdere verloop van het congres ook steeds weer is gebleken. Steeds meer congressisten meldden zich. Bij informatie vernamen wij, dat het aantal in schrijvingen reeds ver de tweehonderd was gepasseerd, en dat onder de deelnemers zich 16 buitenlanders bevonden. Het was reeds over vieren, toen de heer C. G o v e r s, de eere-voorzitter van „Nova Sento", den aanwezigen het welkom toeriep, namens de ontvangende Vereeniging. Ondanks de weinig gunstige ligging van onze stad heb ben velen aan den oproep om naar Den Helder te komen, gehoor gegeven. Tot de vele bui tenlanders richtte de spreker een aparten groet. Na den wensch, dat een ware Zamen- hof-geest in het congres zal heerschen, gaf hij het woord aan den heer P. W. Baas, den voorzitter van L.E.E.N., om zijn welkomst rede uit te spreken. Welkomstrede van den heer Baas. De heer Baas het woord nemend, verwel komde de congressisten namens het hoofdbe stuur en richtte ook een specialen groet tot de buitenlandsche gasten. De internationale gedachte, welke in het congres zal heerschen, zal hen zich spoedig thuis doen voelen. Het is dit jaar vijftig jaar geleden, dat de eerste brochure van Dr. Zamenhof over het Espe ranto verscheen. En hoewel de beweging, welke na dien tijd ontstond, in vele richtingen later is verdeeld,eeren al deze richtingen in wedijver den persoon van Zamenhof. Een oogenblik van stilte werd verzocht als dank bare hulde aan de nagedachtenis van dezen onvermoeiden strijder voor de internationale verbroedering. Spreker beschouwde in een kort overzicht den groei van Esperanto. We zijn nog lang niet waar we wezen willen. Maar wat willen we? Wat zijn deze vijftig jaren tegenover de duizenden jaren, waarin het nooit een bestaande taal gelukt is wereld taal te worden? Een aantal brieven met gelukwenschen voor het congres waren binnengekomen. De ontvangst in het Stadhuis. Tegen vijf uur begaven de deelnemers zich naar het Stadhuis, waar de Burgemeester het congres officieel zou ontvangen. De groote stoet, die zich druk pratend door de Koning straat en langs de Kerkgracht in de richting Natuurhistorisch Museum. Elke week: eiken Woensdagmiddag van 36 uur, eiken Zaterdagavond van 710 uur, den eersten Woensdag van elke maand van 810 uur, den eersten Zondag van elke maand van 35 u. Donderdag 1 April. Musis Sacrum, 8 u. Filmvertooning Bak kersbedrijf. Zaterdag 3 April. Musis Sacrum, 8 u. Uitvoering Kon. Ned. Bond van Oud-Onderofficieren. Zondag i April. R. K. Vglksbond, 8 u. Feestavond R. K. Vrouwenbond. Licht op voor alle voertuigen Dinsdag 30 Mrt18.60 uur van het Stadhuis bewoog, trok natuurlijk zeer de aandacht van het Heldersche publiek. Het carillon van het Zeehelden-monument liet zich voor deze gelegenheid eens extra hooren en riep met zijn luchtige klanken reeds van verre een welkom toe. In het Stadhuis was het al spoedig een gezellige drukte. Temidden der vele Esperantisten zagen wij verscheidene raadsleden, die door hun aanwezigheid blijk gaven van belangstelling in het Esperanto- leven. Ook vernamen wij, dat de V.V.V. „Den Helder" van haar interesse getuigde, door zich bij de ontvangst ten Stadhuize te laten vertegenwoordigen. Het College van B. en W. liet niet lang op zich wachten. Spoedig trad de Burgemeester binnen, vergezeld van de wethouders Van der Vaart en Smits en den loco-gemeentesecre- door Annie de Hoog—Nooy 15) Vader Dekkers' stem klonk tot in het achterhuisje door. „Waar heeft-ie het over is er brand?" vroeg zijn ega. Diny lachte. „Nee hoor, hij roept alleen maar, dat de koffie klaar is." „Nou, heeft-ie déür even fijn voor gezorgd? Een goeie lobbes is het toch." ,,'t Is een man uit duizenden", prees Diny. „Dat is waar," gaf juffrouw Dekkers toe. „Maar ik heb hem zelf zoo gemaakt. Geloof me, kind als een man goed is, heeft z'n vrouw hem dat aangeleerd, uit derlui eigen hebben ze het niet. Zoo, sla jij nou even de dekentjes terug, dan gaat ze d'r in. Ze is van de alternatie in slaap gevallen, dat lekkere dier. Ja man, we komen al," riep ze met ge dempte stem, terwijl ze met Diny de smalle gang doorliep. „Je mag je dat schreeuwen wel afwennen, zeg, anders zit ik dag aan dag met een jan kend kind," voegde ze er aan toe, het keuken tje inkomend, waar vader Dekkers juist de koffie in de kopjes schonk. Diny snoof behagelijk de geur er van op. „Verrukkelijk ruikt die koffie," zei ze. „M'n hoofd er af als er niet een half loodje te veel in is," zei juffrouw Dekkers, met ken nersblik de donkere kleur monsterend. Dek kers schudde het hoofd. „Is het een vrouw wel ooit naar den sin te maken?", vroeg hij, terwijl hij een kopje voor Diny neerzette. „Niet gauw", lachte ze. „Dat is maar goed ook," gaf juffrouw Dek kers tot bescheid, „anders was de aardigheid er voor jullie, manne, veel te gauw af." Als Diny de laatste dagen van haar ver blijf in het ziekenhuis de krantenberichten ge volgd had, zou ze er van op de hoogte ge weest zijn, dat haar man voor onbepaalden tijd naar Afrika vertrokken was. Nu wist ze niet beter of hjj was nog in de hoofdstad en genoot daar, na het harde wer ken volop van zijn vrijheid. Ze was nu alweer eenige weken in haar betrekking terug en het leven ging sedert dien zijn gewonen gang. Het eenige verschil was dat zij nu, den ge- heelen dag door, naar den avond verlang de, om dan weer te kunnen genieten van de verhalen, die juffrouw Dekkers over Marjo- leintje deed. Gewoonlijk sliep het kind reeds als ze thuis kwam. Het was eigenlijk maar enkele uren per dag wakker en dat was meestal in den tijd, dat zij op het atelier was. Zoo had een ander meer aan het kindje dan zflzelf, maar dat kon nu eenmaal niet anders. Zij moest zelfs heel dankbaar zijn, dat juffrouw Dek kers het zoo goed verzorgde. Vaak dacht ze nog aan de maanden terug, waarin ze Marjoleintje zelf voedde. Nooit zou ze die oogenblikken, waarin ze zoo één met haar kindje was, kunnen vergeten. In dien tijd had ze zoo naar Paul ver langd, alsof zijn bijzijn die eenheid nog zou kunnen vergrooten. Maar ook nu werd het verlangen naar hem nog dikwijls in haar ge wekt, vooral wanneer zij des avonds over het kleine bedje gebogen, Marjoleintje's ge zichtje bestaarde en daarin duidelijk de trek ken van den vader terugvond. Ze kon zich bijna niet meer verzetten tegen den drang, het plan uit te voeren, dat tegen haar wil in haar geest rijpte, het plan naar hem toe te gaan, met hem te spreken, één enkele keer... Het zou misschien niets aan den bestaan- den toestand veranderen, maar het zou toch een rust in haar brengen, dat ze nu miste. Ze was er niemand verantwoording voor verschuldigd, als ze het zou doen. Ze kon een anders oordeel er geheel buiten houden, ze behoefde er immers met niemand over te spreken. Ze zou op een Zondagmiddag kunnen gaan, als juffrouw Dekkers, evenals de vorige week, Marjoleintje weer mee zou nemen naar haar zuster en zou weer bijtijds terug kunnen zijn, want lang zou hun gesprek wel niet duren. Het was eigenlijk dwaas dat allemaal te overdenken, als ze toch niet van plan was te gaan. Maar wés ze dat werkelijk niet? Maakte zij zichzelf maar niet wat wijs en was ze in haar hart al besloten het tóch te doen? „Neen, neen," zei ze, zichzelf geweld aan doende. „Ik doe het niet, beslist niet." Maar den volgenden Zondag ging ze. VIII. Bevend, van het hoofd tot de voeten, stond Diny voor het groote huis op den Koninginne weg en wachtte tot er zou worden openge daan. Op hetzelfde oogenblik dat de diepe klank van de huisbel vaag tot haar doordrong, had ze er spijt van, dat ze gegaan was. Wie weet voor welke moeilijkheden ze kwam te staan. Haar leven was nu toch vredig en goed. waarom ging zij dat nu moedwillig verstoren? Wat verwachtte ze eigenlijk, dat er gebeu ren zou? Even dacht ze er over om terug te gaan. maar reeds werd de deur op een kier ge opend. „Bij wie moet U wezen?" hoorde zij vragen. „Bij mijnheer Beerens eh... de jonge mijnheer,'bedoel ik." Al werd de deur ook dadelijk wat verder geopend, zag Diny toch aan het gezicht van den bejaarden man, een huisknecht, naar zij veronderstelde, dat men geen bezoek verwachtte. „Mijnheer Paul dusvroeg hij aar zelend. Een vaag vermoeden kwam, bij het zien van de jonge vrouw, in hem op. „Ja, juist, mijnheer Paul," zei ze en het gaf haar direct een bekend gevoel tegenover den ouden man, toen zij hem dien vertrouw den naam hoorde uitspreken. „Maardie is immers weg, naar Afri ka!" Uit zijn toon sprak verwondering en ook verwijt, dat zij niet op de hoogte was van hetgeen volgens zijn meening, tot de alge- meene bekendheid was doorgedrongen. Had den de kranten er niet vol van gestaan? „Naar Afrikaherhaalde Diny met zwakke stem. „Paul is naar Afrika?" Ze greep onwillekeurig den grooten knop van de deur tot steun. „En de oude mijnheer is gisteren juist naar Parijs vertrokken, diè kunt U dus ook niet spreken. Mijnheer heeft zjjn zaken voor een poosje uit handen gegeven. Het was wel noodig, ziet U, dat hij er eens even uitging. Hij had het druk genoeg gehad door het ver trek van mijnheer Paul." Zijn ongewone openhartigheid tegenover vreemden, viel hem plotseling zelf op. Had hij niet teveel gezegd? Hij wist toch niet of zij het wel werkelijk was waarvoor hij haar hield. Dat ze ook niets zei, hij had eigenlijk een beetje met haar te doen, zooals ze daar stond, schijnbaar niet wetend of ze weg zou gaan of zou blijven. Ze zag er zoo bleek en ontdaan uit... Zou hij haar niet even in de hall laten plaats nemen? Hij meende dat zonder gevaar te kunnen doen. Er kon immers toch niemand komen. Doch zij weigerde. „Dank U," zei ze. 1: heb niet veel tijd. Als U mij alleen nog zou willen zeggen wan neer mijnheer Paul terug verwacht wordt." „De eerste jaren in geen geval. En mis schien komt-ie wel heelemaal niet meer te rug, want toen-ie wegging, zei-ie: „Stevens, zei-ie" En de jonge vrouw verschrikt naar binnenhalend riep hjj uit: „Wat scheelt U, wordt U niet goed?" ,,'t Is nietsZiet U wel, het is alweer over. Het was alleenwat U mij daar ver telt, ik wist daar niets van, ik ben lang ziek geweest enik heb mijnheer Paul... héél goed gekend, ziet U „Ja, dat begrijp ik," zei hij, eenige malen met het hoofd knikkend. „Zegt U maar niets meer en als U meer weten wilt omtrent mijnheer Paul's vertrek, dan zal ik de krant voor U halen, waar alles haarfijn in staat. Die leest U thuis dan maar eens op Uw gemak door. Zijn foto staat er ook bij en en... als U wil, zal ik U z'n adres ook geven. Maar eh... dat hebt U niet van mij, daar moet U wel aan denken." Doch toen hij met een en ander aan kwam sloffen, nam zij wel de krant, maar niet het adres van hem aan... Een woord van dank stamelend vertrok ze. Hoofdschuddend keek de oude huisknecht haar na. Begreep je daar nu iets van? Waar om nam ze dat briefje nu niet, met dat adres van haar man? Dan kon ze hem toch schrij ven. Maar daar wós ze zeker niet voor, want nu herinnerde hij zich ineens, dat mijnheer toen altijd zelf de post uit de bus haalde. Die enkele keer, dat hjj den postbode bij de open deur aantrof, kon je niet meerekenen. Zoo... dét was dus de vrouw van mijnheer Paul.^ Het lag er dik bovenop, dat zij het was. Ze scheen tóch nog wel hem te geven, anders kwam ze hier niet naar toeMaar dat ze niet wist dat hij weg was, d&ér be greep hij niets van. Het speet hem aan één kant dat Berta, de keukenmeid, er niet was. Die zat nou al hoog en breed bij d'r zuster in Friesland, want ze was gisterenmorgen, bijna gelijktijdig met mijnheer afgereisd. Het mensch had natuur lijk gelijk, wat moest ze al dien tijd hier doen. nou d'r tóch niet voor mijnheer gekookt hoefde te worden. Kon ze er beter eens fijn van profiteer- "-"•* hem hoefde ze niet te zorge-1 (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1937 | | pagina 5