Stadsnieuws
DOUWE
EGBERTS
Tff££
Een geslaagd Esperantisten-congres
Paasch-Kroniek
Waar gaan we heen?
Ofi 3 juinten
-6eteïi!
Dinsdag 30 Maart 1937
Kindervoorstelling
in Casino
Nachtelijk rumoer
in den Ouden Helder
Heldersche Courant
HERMAN NYPELS'
Tweede Blad
HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor 8 cl. en 257. zwaarder dan de meeste andere.
F euilleton
Woensdag (morgen) belooft het weer eens
een prettige vacantiemiddag voor de ieuad te
worden. In Casino wordt dan onder leidine
van Theo Bouwmeester uit Haarlem een spe
ciale kindervoorstelling gegeven met een bij
zonder afwisselend programma.
De heer Bouwmeester brengt een heel ge
zelschap artisten mee van wier optreden de
jongens en meisjes zullen staan te kijken* o a
komen er de 3 Daniëllo's, de vermaarde
clowns van Circus Hagenbeek. Charley met
zijn gedresseerde zebra, een lachnummer van
je welste. Verder een schilder maar geen
gewone iemand die met vodden en lompen
bekende filmsterren op het doek schildert
Dan komen er nog 2 kunstwielrijders die de
gekste toeren op de fiets vertoonen; 2 jong
leurs op de rollende kogel en ten slotte: de
slapste man van de wereld.
Een programma, dat zeker zal inslaan bij
de jeugd zoowel als bij de ouderen. Voor
entréeprijzen zie men de advertentie in dit
blad.
Vanwege brand in de Wachtstraat.
In den nacht van Zaterdag op Zondag
j.1. is dat gedeelte van onze stad, dat men
populair den „Ouden Helder" pleegt te
noemen, in opschudding geweest over een
brand welke was uitgebroken in perceel
nr. 14 in de Wachtstraat.
Het betrokken huis werd bewoond door den
heer H. K. van Ritbergen, vader van een ge
zin met eenige kinderen, die toevallig dien
nacht alleen thuis was. Omstreeks half vier
zal het geweest zijn, toen Van Ritbergen
wakker schrok van een verstikkenden rook.
Onmiddellijk kwam hijitot het besef, dat zijn
huis in brand stond en*dat hij geen tijd meer
mocht verliezen. Hij kon niet meer naar be
neden, daar de trap in lichter laaie stond en
zoo moest hij zich via een raam een weg naar
het dak banen. Daar stond hij op een gegeven
moment in profond négligé in de dakgoot, ter
wijl het vuur onder hem danig aangewakkerd
werd door den wind, die op dat moment een
flinke kracht had. Hij schreeuwde om hulp,
waarop vrij spoedig omwonenden toegesneld
kwamen. Door het dakraam van zijn buren
wist Van Ritbergen zich in veiligheid te bren
gen. Intusschen werd de brandweer gealar
meerd, doch voordat deze ter plaatse was,
had het vuur al dusdanig om zich heen ge
grepen, dat alles er op wees, dat er van het
perceel no. 14 niet veel meer over zou blijven.
Er bestond echter groot gevaar voor de
belendende perceelen. De Wachtstraat is
tamelijk smal en de vlammen schroeiden
de verf van die huizen. Meegevoerd door
den wind kwamen stukken brandend hout
in de omliggende straten terecht, doch
gelukkig zonder verder onheil te stichten.
Uit alle straatjes en steegjes kwamen
ondertusschen de nieuwsgierigen aangeloopen,
velen in staat van opwinding en agitatie, zij
hadden niet meer dan het hoognoodige aan
getrokken.
Daar kwam de nieuwe brandbluschoutillage
aan, doch aanvankelijk met slechts enkele
manschappen. Omwonende mannen hielpen
echter een handje, zoodat spoedig daarop
water kon worden gegeven. Men slaagde er
freworX^ rf,hu2p van de inmiddels voltallig
^Wlrdenp°Iltle-bezetting van de brandspuit
w 'gge,nde Perceelen te behouden, doch
geheel uit3" h6er Van Ritber^n brandde
a«De^&r°°2e spuit moest nog vervangen wur-
den door de kleine, omdat er te weinig druk
0p de. leidlnS st°nd. Om vijf uur keerde de
rust in dit stadsgedeelte weer. De oorzaak
van den brand moet waarschijnlijk gezocht
worden in kortsluiting; Van Ritbergen had
een accu op stroom staan. Naar wij vernemen,
was Van Ritbergen verzekerd, doch niet vol
doende om de volledige schade te dekken. Van
perceel no. 16 brandde nog een gedeelte van
het dak af, terwijl op een bedstel, dat gevaar
liep in brand te geraken, water gegeven werd,
zoodat het vrijwel verloren ging. Op het ter
rein van den brand waren o.m. aanwezig
burgemeester Ritmeester, de commissaris van
politie, de heer A. J. v. d. Hoeven, de heer
Dokter, opperbrandmeester.
Paaschfeest, voor den geest het feest van de
opstanding van Christus, voor de natuur
Zonnewendefeest.
Het behoort daar te zijn het uitzwellen van
jonge knoppen, die te trillen hangen in het
prille voorjaarslicht, de eerste vlagen van even
doorwarmde lentewind, een feest van jonge
vogels, die hoog opstijgen in het wijd van een
lichtblauwen hemel, waarin men al de duizend
geuren van den nieuwen zomer proeft.
Maar het was een vroege Paasch, zóó vroeg,
dat we eigenlijk alle verwachtingen al opge
geven hadden en ons hadden voorgenomen,
Paschen 1937 te gedenken bij de streelende
warmte van de wintersche kachel en het 2
dagen binnenshuis te zoeken, wat men zoo
gaarne daarbuiten gezocht had.
En ziewederom bleek, dat het niet aan
gaat van tevoren zijn berekeningen te maken.
Dat deze Hollandsche lente, alle weerberichten
en voorspellingen ten spijt, toch blijft een
verrassing.
Paasch-Zondag: wel het was niet warm, en
diegenen, die het waagden zonder overjas de
nawintersche kou te trotseeren, zij hebben zich
met name op dien tweeden dag, aan alle ge
varen van ons vaderlandsch klimaat blootge
steld.
Maar er was zon, en er was leven en
vertier in de luchten. En buiten, op de wei
landen en in de duinen, daar zoudt ge met
toeë oogen hebben moeten loopen, om niet
te ontwaren, dat het groote feest van ieder
jaar volop aan den gang was. Het feest
van nieuwgeboorte en jong leven.
N.U VAN SlOOTEN
Het waren er nèet zoo héél velen, die er op
uittrokken.
En het was eigenlek jammer.
Jammer, omdat hen ontging het vol-
schoone van de lente-overdaad. Hoe daar
op de landen buiten onze stad de lucht vol
was van geroep, hoe het bij de boerderijen,
donkere eilanden in een vlak van het
uiterst teere groen, trilde en beefde van
vogelgeluid, hoe daar met iedere zonne-
schicht duizend facetten in de slooten ge
worpen werden, waar ook de manifestatie
van het groote ontwaken volop aan den
gang is. In het gras buitelden en stoeiden
de jonge lammeren-beesten. Dwaas en
dronken van de zon.
En er stonden verscheidene reigers langs de
slootkanten te turen naar de aarde, alsof die
een schoone sproke vertelde. En soms schud
den ze de bekuifde koppen, om dan weer weg
te vliegen, met een vaart door de doorzonde
lucht. Ik geloof, dat sommige wijfjes al te
broeden zitten. Ook in de duinen is de lente ge
komen. Overal zijn de katjes uit hun jasjes ge
sprongen en overal groent het aan de struiken
die als vreemde slang-beesten over den grond
kruipen. En alles is vochtig en het kleeft en
het ruikt zoet.
Het is de moeite waard door deze voor-
zomersche duinen te trekken. Ritselend ver
stoor je de heele rust van het duinlandschap,
waar nu iedere vogel den ander zijn zoet ge
heim komt vertellen, waar ieder mannetje zich
KLEDINGMAGAZIJNEN DEN HELDER
Voor stad en omgeving hét aangewezen
adres om betrouwbaar in te kopen.
aan het oppoetsen is, om straks als een hoof-
sche jonker zijn opwachting te gaan maken bij
het wijfje.
Hoog in het hemeldak zweven wat wulpen.
Ze roepen elkaar, en het klinkt misschien wat
melancholisch. Uitgelatener schreeuwen de
kluten en scholeksters.
En zoo hoor je achter ieder duin, achter
ieder boschje, in honderd talen hetzelfde ver
haal vertellen, dat niemand verwoorden kan,
doch dat ieder op zijn wijze begrijpt.
Laat zakt dien dag de zon weg, en gaat de
hemel zich kleuren, een palet vol schoone kleu
ren, die zoo juist gedistilleerd zijn uit de pra
lende zonnebundels.
Groote wolkenbanken kruiven tegen den
koepel daarboven op. Blijven uren en uren han
gen, machtig, imposant van lijn en structuur.
Overweldigend van formatie.
De maan glijdt langs haar baan. Een stille
droomer tusschen de miriaden flikker-lampjes
van het sterrenleger. Soms speelt ze een jolig
spel en verstopt zich achter de wolken. Maat
niet heelemaal, want aan alle zijden vloeit het
roomgele licht uit, en de wolken worden zwaar
fluweelen sluiers, omsprankend en omgoten
van licht.
Dan komt de nacht en de stilte. En in de
natuur de plechtige voorbereiding voor Paasch-
Maandag.
En vele honderden zijn er op uitgetogen. Al
in de vroegte, om het klassieke zonnewende-
feest te vieren, op de fiets, per auto of wande
lende.
In de duinen waren de eerste groepjes. Veel
jonge menschen, die dwars over de heuvels
trokken om de zee te gaan zien, die traag aan
kwam rollen uur na uur, witte brekers, die
langzaam uitliepen in lange watervlakken, om
zoomd met schuim, waarvan de vlokken tril
lend over het strand rolden, opgenomen door
den wind, honderden en honderden meters, om
tegen de duinen tot rust te komen en te ver
waaien in het niets.
Het was niet warm, maar je bloed gaat
tintelen en je voelt de laatste restanten
van de wintersche traagheid afgenomen.
Je wordt een nieuw mensch, en meestal
keer je terug, boordevol geladen met plan
nen en wenschen. Dat geeft de lente.
In den middag liep de wind naar het Noor
den om en werd het kouder.
Af en toe verborg de zon zich achter groote
wolkenbanken en werd bewezen, dat één zwa
luw nog geen zomer brengt. Tegen den avond
werd het zelfs héél kil en zoodoende zag men
al vroeg de groepjes Paaschgangers huis
waarts keeren.
En nu is het Paaschfeest dan weer
voorbij.
Het was uit den aard der zaak te vroeg
om te spreken van een seizoen-begin. Hier
en daar op Huisduinen en in Donkere Dui
nen besloot een wandelaar in een der uit
spanningen of café's uit te rusten, maar
het was voor den betrokken exploitanten
mondjesmaat.
Maarhet had nog anders kunnen
wezen!
Onder gunstige weersomstandigheden, de
tijd van het jaar in oogenschouw genomen,
heeft Zaterdag en de beide Paaschdagen, in
onze stad, het negende Esperanto-congres
plaats gehad van den neutralen Nederland-
schen Esperanto Bond „La Estonto Estas
Nia" (de toekomst is aan ons), welke bond
de landelijke afdeeling is van de „Internacia
Esperanto Ligo" (moeten wij dit nog voor U
vertalen, geachte lezers?). Dit congres is in
vele opzichten een succes geworden, hetgeen
wel de mooiste belooning is voor het plaat
selijk congres-comité, dat gedurende eenige
maanden letterlijk dag in dag uit aan het
werk is geweest, om den „samideanoj" een
waardige ontvangst voor te bereiden. Ook de
ejpchillende werkcommissies hebben lang
niet stil gezeten, ja, de geheele Heldersche
Esperantisten-vereeniging heeft een periode
achter den rug, waarin slechts één woord het
parool was: „aanpakken".
In de akceptejo (ontvangzaal).
Toen we ons Zaterdagmiddag naar Musis
Sacrum begaven, waar de ontvangst der con
gressisten zou plaats vinden, troffen wij daar
een sfeer aan, die we zquden kunnen karak-
teriseeren als de stilte, die den storm voor
afgaat. Enkele comité-leden maakten de noo-
dige toebereidselen om straks, bij de aan
komst der deelnemers paraat te kunnen zijn.
We hebben den tijd van wachten gekort met
een bezichtiging van de Esperanto-boekwer-
ken, welke door de „L.E.E.N.-boekendienst"
overzichtelijk waren uitgestald, en welke col
lectie o.i. den grootsten tegenstander van het
Esperanto wel overtuigen moest, dat er leven
in deze taal zit.
Lang konden we echter onze gedachten
hierbij niet bepalen, want reeds kwamen de
eerste gasten binnen. Langzaam aan groeide
het geluid der stemmen om ons heen en
werd de zaal herschapen in, zooals een Es
perantist dat noemt „Esperantujo (Esperanto-
land). Onder de eerstaankomenden bemerkten
we een pionier van het Heldersche Esperanto-
leven, n.1. den heer Kaptein, één der oprich
ters van „Nova Sento". En al spoedig was
het gezelschap internationaal, toen zich een
Duitsche familie en een Oostenrijker bij het
comité kwamen melden. Van een Babylonische
spraakverwarring was hier echter, geen
sprake, hetgeen ons gedurende het verdere
verloop van het congres ook steeds weer is
gebleken.
Steeds meer congressisten meldden zich. Bij
informatie vernamen wij, dat het aantal in
schrijvingen reeds ver de tweehonderd was
gepasseerd, en dat onder de deelnemers zich
16 buitenlanders bevonden.
Het was reeds over vieren, toen de heer
C. G o v e r s, de eere-voorzitter van „Nova
Sento", den aanwezigen het welkom toeriep,
namens de ontvangende Vereeniging. Ondanks
de weinig gunstige ligging van onze stad heb
ben velen aan den oproep om naar Den Helder
te komen, gehoor gegeven. Tot de vele bui
tenlanders richtte de spreker een aparten
groet. Na den wensch, dat een ware Zamen-
hof-geest in het congres zal heerschen, gaf
hij het woord aan den heer P. W. Baas, den
voorzitter van L.E.E.N., om zijn welkomst
rede uit te spreken.
Welkomstrede van den heer Baas.
De heer Baas het woord nemend, verwel
komde de congressisten namens het hoofdbe
stuur en richtte ook een specialen groet tot
de buitenlandsche gasten. De internationale
gedachte, welke in het congres zal heerschen,
zal hen zich spoedig thuis doen voelen. Het
is dit jaar vijftig jaar geleden, dat de eerste
brochure van Dr. Zamenhof over het Espe
ranto verscheen. En hoewel de beweging,
welke na dien tijd ontstond, in vele richtingen
later is verdeeld,eeren al deze richtingen in
wedijver den persoon van Zamenhof. Een
oogenblik van stilte werd verzocht als dank
bare hulde aan de nagedachtenis van dezen
onvermoeiden strijder voor de internationale
verbroedering. Spreker beschouwde in een
kort overzicht den groei van Esperanto. We
zijn nog lang niet waar we wezen willen.
Maar wat willen we? Wat zijn deze vijftig
jaren tegenover de duizenden jaren, waarin
het nooit een bestaande taal gelukt is wereld
taal te worden?
Een aantal brieven met gelukwenschen
voor het congres waren binnengekomen.
De ontvangst in het Stadhuis.
Tegen vijf uur begaven de deelnemers zich
naar het Stadhuis, waar de Burgemeester het
congres officieel zou ontvangen. De groote
stoet, die zich druk pratend door de Koning
straat en langs de Kerkgracht in de richting
Natuurhistorisch Museum. Elke week:
eiken Woensdagmiddag van 36 uur, eiken
Zaterdagavond van 710 uur, den eersten
Woensdag van elke maand van 810 uur,
den eersten Zondag van elke maand van
35 u.
Donderdag 1 April.
Musis Sacrum, 8 u. Filmvertooning Bak
kersbedrijf.
Zaterdag 3 April.
Musis Sacrum, 8 u. Uitvoering Kon. Ned.
Bond van Oud-Onderofficieren.
Zondag i April.
R. K. Vglksbond, 8 u. Feestavond R. K.
Vrouwenbond.
Licht op voor alle voertuigen
Dinsdag 30 Mrt18.60 uur
van het Stadhuis bewoog, trok natuurlijk zeer
de aandacht van het Heldersche publiek. Het
carillon van het Zeehelden-monument liet zich
voor deze gelegenheid eens extra hooren en
riep met zijn luchtige klanken reeds van verre
een welkom toe. In het Stadhuis was het al
spoedig een gezellige drukte. Temidden der
vele Esperantisten zagen wij verscheidene
raadsleden, die door hun aanwezigheid blijk
gaven van belangstelling in het Esperanto-
leven. Ook vernamen wij, dat de V.V.V. „Den
Helder" van haar interesse getuigde, door
zich bij de ontvangst ten Stadhuize te laten
vertegenwoordigen.
Het College van B. en W. liet niet lang op
zich wachten. Spoedig trad de Burgemeester
binnen, vergezeld van de wethouders Van der
Vaart en Smits en den loco-gemeentesecre-
door
Annie de Hoog—Nooy
15)
Vader Dekkers' stem klonk tot in het
achterhuisje door.
„Waar heeft-ie het over is er brand?"
vroeg zijn ega.
Diny lachte.
„Nee hoor, hij roept alleen maar, dat de
koffie klaar is."
„Nou, heeft-ie déür even fijn voor gezorgd?
Een goeie lobbes is het toch."
,,'t Is een man uit duizenden", prees Diny.
„Dat is waar," gaf juffrouw Dekkers toe.
„Maar ik heb hem zelf zoo gemaakt. Geloof
me, kind als een man goed is, heeft z'n
vrouw hem dat aangeleerd, uit derlui eigen
hebben ze het niet. Zoo, sla jij nou even de
dekentjes terug, dan gaat ze d'r in. Ze is van
de alternatie in slaap gevallen, dat lekkere
dier. Ja man, we komen al," riep ze met ge
dempte stem, terwijl ze met Diny de smalle
gang doorliep.
„Je mag je dat schreeuwen wel afwennen,
zeg, anders zit ik dag aan dag met een jan
kend kind," voegde ze er aan toe, het keuken
tje inkomend, waar vader Dekkers juist de
koffie in de kopjes schonk.
Diny snoof behagelijk de geur er van op.
„Verrukkelijk ruikt die koffie," zei ze.
„M'n hoofd er af als er niet een half loodje
te veel in is," zei juffrouw Dekkers, met ken
nersblik de donkere kleur monsterend. Dek
kers schudde het hoofd.
„Is het een vrouw wel ooit naar den sin
te maken?", vroeg hij, terwijl hij een kopje
voor Diny neerzette.
„Niet gauw", lachte ze.
„Dat is maar goed ook," gaf juffrouw Dek
kers tot bescheid, „anders was de aardigheid
er voor jullie, manne, veel te gauw af."
Als Diny de laatste dagen van haar ver
blijf in het ziekenhuis de krantenberichten ge
volgd had, zou ze er van op de hoogte ge
weest zijn, dat haar man voor onbepaalden
tijd naar Afrika vertrokken was.
Nu wist ze niet beter of hjj was nog in de
hoofdstad en genoot daar, na het harde wer
ken volop van zijn vrijheid. Ze was nu alweer
eenige weken in haar betrekking terug en het
leven ging sedert dien zijn gewonen gang.
Het eenige verschil was dat zij nu, den ge-
heelen dag door, naar den avond verlang
de, om dan weer te kunnen genieten van de
verhalen, die juffrouw Dekkers over Marjo-
leintje deed.
Gewoonlijk sliep het kind reeds als ze thuis
kwam. Het was eigenlijk maar enkele uren
per dag wakker en dat was meestal in den
tijd, dat zij op het atelier was. Zoo had een
ander meer aan het kindje dan zflzelf, maar
dat kon nu eenmaal niet anders. Zij moest
zelfs heel dankbaar zijn, dat juffrouw Dek
kers het zoo goed verzorgde.
Vaak dacht ze nog aan de maanden terug,
waarin ze Marjoleintje zelf voedde. Nooit zou
ze die oogenblikken, waarin ze zoo één met
haar kindje was, kunnen vergeten.
In dien tijd had ze zoo naar Paul ver
langd, alsof zijn bijzijn die eenheid nog zou
kunnen vergrooten. Maar ook nu werd het
verlangen naar hem nog dikwijls in haar ge
wekt, vooral wanneer zij des avonds over het
kleine bedje gebogen, Marjoleintje's ge
zichtje bestaarde en daarin duidelijk de trek
ken van den vader terugvond.
Ze kon zich bijna niet meer verzetten tegen
den drang, het plan uit te voeren, dat tegen
haar wil in haar geest rijpte, het plan naar
hem toe te gaan, met hem te spreken, één
enkele keer...
Het zou misschien niets aan den bestaan-
den toestand veranderen, maar het zou toch
een rust in haar brengen, dat ze nu miste.
Ze was er niemand verantwoording voor
verschuldigd, als ze het zou doen. Ze kon een
anders oordeel er geheel buiten houden, ze
behoefde er immers met niemand over te
spreken.
Ze zou op een Zondagmiddag kunnen gaan,
als juffrouw Dekkers, evenals de vorige week,
Marjoleintje weer mee zou nemen naar haar
zuster en zou weer bijtijds terug kunnen zijn,
want lang zou hun gesprek wel niet duren.
Het was eigenlijk dwaas dat allemaal te
overdenken, als ze toch niet van plan was te
gaan. Maar wés ze dat werkelijk niet?
Maakte zij zichzelf maar niet wat wijs en
was ze in haar hart al besloten het tóch te
doen?
„Neen, neen," zei ze, zichzelf geweld aan
doende. „Ik doe het niet, beslist niet."
Maar den volgenden Zondag ging ze.
VIII.
Bevend, van het hoofd tot de voeten, stond
Diny voor het groote huis op den Koninginne
weg en wachtte tot er zou worden openge
daan.
Op hetzelfde oogenblik dat de diepe klank
van de huisbel vaag tot haar doordrong, had
ze er spijt van, dat ze gegaan was. Wie weet
voor welke moeilijkheden ze kwam te staan.
Haar leven was nu toch vredig en goed.
waarom ging zij dat nu moedwillig verstoren?
Wat verwachtte ze eigenlijk, dat er gebeu
ren zou?
Even dacht ze er over om terug te gaan.
maar reeds werd de deur op een kier ge
opend.
„Bij wie moet U wezen?" hoorde zij vragen.
„Bij mijnheer Beerens eh... de jonge
mijnheer,'bedoel ik." Al werd de deur ook
dadelijk wat verder geopend, zag Diny toch
aan het gezicht van den bejaarden man, een
huisknecht, naar zij veronderstelde, dat men
geen bezoek verwachtte.
„Mijnheer Paul dusvroeg hij aar
zelend. Een vaag vermoeden kwam, bij het
zien van de jonge vrouw, in hem op.
„Ja, juist, mijnheer Paul," zei ze en het
gaf haar direct een bekend gevoel tegenover
den ouden man, toen zij hem dien vertrouw
den naam hoorde uitspreken.
„Maardie is immers weg, naar Afri
ka!" Uit zijn toon sprak verwondering en ook
verwijt, dat zij niet op de hoogte was van
hetgeen volgens zijn meening, tot de alge-
meene bekendheid was doorgedrongen. Had
den de kranten er niet vol van gestaan?
„Naar Afrikaherhaalde Diny met
zwakke stem. „Paul is naar Afrika?"
Ze greep onwillekeurig den grooten knop
van de deur tot steun.
„En de oude mijnheer is gisteren juist
naar Parijs vertrokken, diè kunt U dus ook
niet spreken. Mijnheer heeft zjjn zaken voor
een poosje uit handen gegeven. Het was wel
noodig, ziet U, dat hij er eens even uitging.
Hij had het druk genoeg gehad door het ver
trek van mijnheer Paul."
Zijn ongewone openhartigheid tegenover
vreemden, viel hem plotseling zelf op. Had
hij niet teveel gezegd? Hij wist toch niet of
zij het wel werkelijk was waarvoor hij haar
hield.
Dat ze ook niets zei, hij had eigenlijk een
beetje met haar te doen, zooals ze daar
stond, schijnbaar niet wetend of ze weg
zou gaan of zou blijven. Ze zag er zoo bleek
en ontdaan uit... Zou hij haar niet even in de
hall laten plaats nemen?
Hij meende dat zonder gevaar te kunnen
doen. Er kon immers toch niemand komen.
Doch zij weigerde.
„Dank U," zei ze. 1: heb niet veel tijd.
Als U mij alleen nog zou willen zeggen wan
neer mijnheer Paul terug verwacht wordt."
„De eerste jaren in geen geval. En mis
schien komt-ie wel heelemaal niet meer te
rug, want toen-ie wegging, zei-ie: „Stevens,
zei-ie" En de jonge vrouw verschrikt naar
binnenhalend riep hjj uit:
„Wat scheelt U, wordt U niet goed?"
,,'t Is nietsZiet U wel, het is alweer
over. Het was alleenwat U mij daar ver
telt, ik wist daar niets van, ik ben lang ziek
geweest enik heb mijnheer Paul... héél
goed gekend, ziet U
„Ja, dat begrijp ik," zei hij, eenige malen
met het hoofd knikkend. „Zegt U maar niets
meer en als U meer weten wilt omtrent
mijnheer Paul's vertrek, dan zal ik de krant
voor U halen, waar alles haarfijn in staat. Die
leest U thuis dan maar eens op Uw gemak
door. Zijn foto staat er ook bij en en... als
U wil, zal ik U z'n adres ook geven. Maar
eh... dat hebt U niet van mij, daar moet U
wel aan denken."
Doch toen hij met een en ander aan kwam
sloffen, nam zij wel de krant, maar niet het
adres van hem aan... Een woord van dank
stamelend vertrok ze.
Hoofdschuddend keek de oude huisknecht
haar na. Begreep je daar nu iets van? Waar
om nam ze dat briefje nu niet, met dat adres
van haar man? Dan kon ze hem toch schrij
ven. Maar daar wós ze zeker niet voor, want
nu herinnerde hij zich ineens, dat mijnheer
toen altijd zelf de post uit de bus haalde. Die
enkele keer, dat hjj den postbode bij de open
deur aantrof, kon je niet meerekenen. Zoo...
dét was dus de vrouw van mijnheer Paul.^
Het lag er dik bovenop, dat zij het was.
Ze scheen tóch nog wel hem te geven,
anders kwam ze hier niet naar toeMaar
dat ze niet wist dat hij weg was, d&ér be
greep hij niets van.
Het speet hem aan één kant dat Berta, de
keukenmeid, er niet was. Die zat nou al hoog
en breed bij d'r zuster in Friesland, want ze
was gisterenmorgen, bijna gelijktijdig met
mijnheer afgereisd. Het mensch had natuur
lijk gelijk, wat moest ze al dien tijd hier
doen. nou d'r tóch niet voor mijnheer gekookt
hoefde te worden. Kon ze er beter eens fijn
van profiteer- "-"•* hem hoefde ze niet te
zorge-1
(Wordt vervolgd.)