De Brabantsche Brief van Maritieme activiteit in den Spaanschen burgeroorlog N.H.V.B. .ji, jjd; I SPORT Het gouden kruis Rauch-beker De boksmatch Braddock—Joe Louis Ulvenhout, 1 April 1937. Amico. Eerste Paasch- dae begost 's mor gens heel anders, dan 'k gedocht had. Dat zat 'm in Trui. Ze ging nie naar de Hoogmis, lijk ze gewend is (ook als ze al naar de vroege ging!en ze poetste mij en Dré III, na 't fees telijk Paaschont- bijt van eiers en krentemik, mee 'n zoet lijntje de bosschen in. Ze was stillekes opgewonden, zoo'n bietje plazierig-zenuwach- tig. Maar ik zocht daar niks bijzonders ach ter (wat altij stom is, als 't vrouwen betreft!) en ik wijtte heur opruimingsbui aan 't zon- neke, dat zoo fier den schoongemaakten hui* in zachten glorie zette. Dat zoo lekker door de gaatjes van den gesteven en hel dere vitrage kroop en alderhande rose-fi- guurtjen op de wit-geschrobde tafel scha duwde. Ja, ik ken datte! Op zulke oogenblikken vaa brave vrouwengeluk, dan mot zij ef- kene den huis voor d'r eigen-alleen hebben. .Want dan mot er zoo 'ns mee 'nen prope- rem etofdoek gejaagd, over de bullekens ge wreven worden, want hier stond „weer" 'nen vinger, daar lag 'n vleugske stof en op 't koperen klokkegewicht zat weer 'n doffe plek, en dan mot ze zoo 'ns 'n half uur- ke als 'n pronte en kraakheldere begijn mee kleine teugskes proeven van den zonneglans in 't blinkend huizeke, dat vol staat van den blanken voorjaarsdag, die fel van de gewitte muren ketst in 't krijtgepoetste nikkel van de plattetouis, zilverig schampt over 't ge schuurde tin van de schouwborden. We hadden steuvig, ja feestelijk ontbe ten, lijk dat op den Paasch past! We had den den Vasten 'n opkajer gegeven mee goudgelen eierstruif, drijvend in 't vet van den ham; mee lappen krentenmik zoo groot als m'n handen, mik die geel van d'eiers zag en blonk van den sucade; mee koffie dien ge snij en kost en waar boven op dreef 'n laag geschepten melkroom, die mee duu- zend kraaltjes knipoogde teugen den witten Paaschmorgen. Toen had Trui, in 'n gezellig braipotje, nog 'nen bal gehakt, die te smel ten lag in den gouwen saus en tot slot 'n vol glas uitgeperst appelsienennat, dat ge tapt leek in de koele wijnkelders van den Hemel eigen en waarvan Trui zee, van onder 'nen gelen snor uit: ,,'t waren er tien, zóó, als kinderkopjes"; nou, amico, toen, toen wou ik de bosschen wel in! Na tenminste eerst aan n' versche pijp getrokken te heb ben, da 'k den krullenden, blaauwen smoor voelde kroelen door m'nen buik. Vernolle, gij meugt me den millionair on der m'n kokkert houwen, die eersten Paasch- dag vorstelijker ontbeet, dan wij! En ik gaf er m'n rustig sluimeringske bij de plattebuis geren aan, om mee m'n baaske, dat kleine oogen van 't frèten had, in de bosschen 'nen teug pittigen sparrengeur te gaan asemen, bovenop dat Paaschmaal! 'n Duuzend of wat passen te gaan doen, deur den killen Paaschmorgen, onder de blaauwe lochten mee de witte stapelwolken, die stille stonden als de zonbeschenen sneeuwtoppen in 't bergland! Vlak en wijd lagen daaronder de velden en d' akkers te zonnen, mee hier en daar 'n groot schaduwplak van 't wolkenspul, in den kraakstillen Zondagmorgen. 't Kale takkenrag aderde zilverig teugen de blaauwe lochten aan. Lijk gemorsten melk, zoo dreef t' wit van de sneeuwtopwolken in de boordevolle, pure slooten. De veugelen kwetterden de lochten vol mee 'nen hagel van gesjilp en gefluit. Negen slagen van trillend brons, deinden uit de galmgaten van 't ranke leizilveren torentje naar d' eerde. Waterblaauw blonken de ramen van de Zondagsche huizekes in deuzen properen Voorjaarsdag, die paaschnieuw blonk in de driftige Mark, van de groenende velden, uit de zwartblinkende akkers, waarover 't nieu we Lentelicht beefde als onzichtbaar-dunnen tule, bewogen op 't nuchter windeke, dat uit de zon te waaien scheen. 'n Vlucht bonte kraaien klapwiekte mee veul lawijt om den toren; ge kost op eerde de wieken hooren slaan teugen de sterke vleugellijven. En altij schemerde, wemelde en dwerlde 't Lentelicht als zilveren poeier van den He mel. 't Klatste op de Mark, 't schampte in de ramen, 't beefde aan de enders, 't strooide op ocw oogharen. Tot nou hadden we gezwegen samen. Maar toen zee Dré III: „wat is 't hier toch plezie rig, Opa." En hij knoopte zijnen bonker, (net als Opa!) los. Zette z'n pet achterover en 'n halfmaantje van zij-zacht haar glansde als zwart staal, als 'n ravenveer, boven z'n jong- gladde voorhoofd. Jas open, handen in de zakken beende-n-ie, mee mijnen grooten pas gelijk op. „Opa?" „Ja?" „Kijk 'ns, is ie er goed af?" En hij hief z'n kin naar me op. ze onderzoekend aftastend mee z'n vingertoppen. „Glad als 'n paaschei, jonk!" Hij grijnsde, 'n bietje verlegen. Ja, amico, „groof'-worden is óók iets, wot geren mee weerdigheid in conflict wil komen; sjuust als „mooi"-eten mee oew linkerhand, „deftig"- praten als raadslid, oew eerste commando geven als korperaal of als luitenant, het aangeven van oew eerste kindeke als jonge vader van 22 jaren en als „spreker" bij oewen eersten spiets, wanneer ge daar in eens oewen vroegeren bovenmeester in de zaal ziet zitten We stapten 't bosch binnen. „Opa?" „Dré?" „Op 't laatst ging dat ploegen toch wel wat beter, hè? Tegen 't eind had ik twee kaaarsrechte voren." (Van een maritiemen medewerker.) In aansluiting op ons vorig artikel in dit blad, waarin wij de verdeeling der strijd krachten ter zee bespraken van Franco en de Regeering, laten wjj hier in het kort de mari tieme gebeurtenissen volgen van de laatste drie maanden. Zij geeft ons tevens een inzicht in de dis locatie van de Spaansche Zeestrijdkrachten en haar gebruik. De geschiedenis leert ons, dat reeds eerder in een burgeroorlog de zeestrijdkrachten wer den ingezet. En wel in den Amerikaanschen vrijheidsoorlog tusschen de Noordelijke en Zuidelijke staten van Amerika. 18611865. De vloot der Noordelijken was in kwaliteit en in quantiteit die der Zuidelijken ver de baas. De Noordelijken verkregen de heer schappij ter zee ter plaatse en wisten zoo doende de zee als toevoerweg van oorlogs materialen en voedingsstoffen voor de Zuide lijken af te sluiten. Hier in de Spaansche wateren hebben wjj kunnen zien, dat de Madrileensche vloot in aantal de Franco-vloot verre de baas is. Reeds eerder schreven wij ook; dat de ongeoefend heid de oorzaak is, dat van beide zijden geen groot gebruik kon worden gemaakt van de vloot. Als nadeel voor de Madrileensche vloot geldt nog het feit, dat bjj den aanvang van dezen strijd zeer vele officieren nationalistisch gezind waren en dus door de tegenpartij wer den afgezet en gedood. De regeeringsvloot heeft momenteel een gebrek aan leiders en officieren. Als admiraal van de regeeringsvloot is nu aangesteld de gepensionneerde kapt. ter zee Manuel Buiza. Uit de berichten omtrent de aanhouding van koopvaardijschepen in de Spaansche wa teren, kunnen wij direct opmaken, dat beiden trachten elkander den zeehandel te beletten. In den aanvang werden immers eenige Duitsche schepen aangehouden en opgebracht door Regeeringsvaartuigen, omdat zij contra bande en anderszins met zich voerden. Het Duitsche protest was het zenden van Duitsche kruisers naar de Spaansche wateren. Nu is het gebeurd, dat Franco Nederland- sche schepen aangehouden heeft. Met het re sultaat het zenden van Nederlandsche oor logsschepen in de Spaansche wateren. Na den val van Malaga verkreeg Franco de heerschappij in Straat Gibraltar. Dit beteekent dat de Spaansche Regeerings- partij nu afgesloten is van den handel ter zee door Straat Gibraltar. Zij is dus aangewezen op de Middellandsche Zee. Voorloopig kan Franco hier weinig tegen doen. Ook al doordat hij eenige schepen in het Noorden moet houden voor Gijon. Santander en Bilbao. Hiertoe moest hij afgeven de Cana- rias. Espana en Velasco met als oorlogshaven Ferrol, Zoolang de Regeeringsvloot nog beschikte over Malaga als basis kon zij nog eenigen invloed uitoefenen op straat Gibraltar. Zoo heeft zij in den aanvang getracht de troepen transporten van Spaansch-Marokko naar Spanje tegen te houden, met weinig resultaat echter. „Kearel, H vu pufk, veur den eeru*en keer!" „Meen-ens? Of flauwe kul?" „De waarheid, jonk!" „Oem. Ja, Mja. 't Valt niet mee, die zware ploeg onverzettelijk in je klavieren te hou wen!" „Om den dooien dood niel" „Opa?" „Ja?" „Zeg eh mag ik vanmiddag 'ns 'n uurtje gaan draven, op Bles?" Alleenig". „Morgen. Morgen rijen de jongen boeren allemaal 't peerd los. „Doen de jonge boeren dat?" „Altij den tweeden Zondag bij twee feest dagen." Toen sloeg ie me op m'nen schouwer, da 'k z'nen steuvigen klavier voelde, onder m'n vel: „dan ik morgen ook!" We geraakten dieper in 't bosch. We kwamen de stilte teugen. Als we lachten, hoorden we den echo meelachen. D'n zach ten bojem smoorde alle lawijt, lijk sneeuw dat doet. De eekers sprongen hoog boven onzen kop, van tak naar tak. We zagen ze zelden, maar we hoorden ze regelmatig in 't licht gekraak op 't dooie hout. Zonnebalken staken dwars over de klam me dreven. Den boschgeur viel koel, als 't appelsienensap van daarstraks, in oewen buik. De malsche locht haakte vast aan oew vel. „Zeg Opa...?" Ik keek. Hij hield iets in 't holleke van z'n hand: „zeg, we zijn hier alleenig, hè?" „En of!" „Toe, lames proberen." Toen hield ie z'n hand open en daarop lag 'n kleine, houten pijp! 'k Dee veul moeite om nie èl te hard te lachen en gaf 'm m'n tabaksdoos. Hij wilde gaan stoppen. „Neeë, eerst mee 'n bietje tuf natmaken. Anders waait den tabak eruit uit zoo'n nieuwe." Handig stak ie 'm aan. Ocherm, wat had ie 't al lang goed afgekeken...! Na 'n paar trekken, vroeg ik: „èn?" Toen nam ie de pijp uit z'nen mond en zee: ,,'t valt best mee." „Fout? Ge mot leeren praten, mee de pijp tusschen oew tanden." Hij probeerde en zee: „vatbetmeu." Toen viel 't ding. Maar na vijf minuten kon ie 't. „Is dat pepke nie...?" „Van vrouwke Oomen." ,,'k Docht 't, ja. Dertig cent!" „Oui!" „Dré I?" „Dré III?" ,,'k Moet 'ns ernstig met je praten." „Kan." „De stad is veel grooter geworden!" „Pijp tusschen de tanden! Anders kunt ge nie seerjeus klasjeneeren!" „Heele nieuwe wijken zijn er gekomen." Ik knikte. „Waar... u niet komt... met den groen- tenwagen!" Schuin keek ik 'm 'ns aan. 't Klokte al legaar bij me van binnen. Maar hij ging nie verder. „Is zoo", zee ik. ,,'k Heb maar één lijf, Dré III." Toen bleef ie staan. Keek me diep in m'n oogen. Pakte me bij m'nen mouw. „Opa! Eh Dré I, bedoei ik. Geef mij 'n wagen en 'n hond en over drie maanden heb ik 'n nieuwe serie klanten opgefokt voor ons bedrijf! Wedden? Zoo niet, te- Het is nu van bijzonder belang voor beide partijen, dat zij hun vloot in stand houden, vooral met het oog op de zeehandel en toevoer vooral met het oog op den zeehandel en toe voer van oorlogsmaterialen. Dit is ook de voornaamste reden, dat zij een beslissenden zeeslag tot nu toe ontwijken. Overigens nemen de grootere schepen een werkzaam aandeel in de beschieting van de havensteden, eventueel met een gelijktijdige actie te land. De regeeringsvloot gebruikt nu Cartagena als basis en kan tei, goed oog in het zeil houden voor wat de handel van uit de Spaan sche Middellandsche Zee-havens betreft. Verklaring der teekens. Franco. Blank. Plaatsnamen: F. Ferrol. Cx. Cadix. Ma. Malaga. CA. Ceuta. M. Melilla. Schep en; CA. Canarias. E. Espana. V, Velasco. B. Baléares. AC. - Almirante Cervera. Bases: Cx. en F. Regeering. Gearceerd. Plaatsnamen: C. Cartagena. V. Valencia. B. Barcelona. Schepen: Deze zijn voornamelijk gecon centreerd te Cartagena. Bases: C. en B. rug naar kostschool. Gesfee**! aki koer! vallen tof student. Misschien Opa zelfc aanstaand advocaat want ]e weet nie, m'n vader allemaal in z n kop spookt...1. eii..! Opa..." toen kneep ie zoo in mij nen mouw, dat m'n vel er tusschen raakte: „ik... ve..", twee tranen welden m den glans van z'n diepbruine oogen... „döm.. het!" Op 't end van dieën krijt, toen^ ie aan den „dom" was, allee, hij kwekte t uit, dat er wel van duuzend boomen wierd meege- roepen, deur den wijdig-stillen morgen, deu zen hartekreet van mijn baaske. 'k Wilde 'm aan 't lachen maken. „Hebt ge dat van Broeder Overste ge leerd, Dré?" Mee zijnen lach kwamen de twee tranen los en ze glipten over zijnen jongen, glad den toet, op z'nen bonker, in den bosch- bojem. Toen: ,Opa, luister! Ik wil, ik wil hier zijn. Bij u. Op den hof! Hier, hier Opa, ben ik altijd.." weer twee tranenzoo... eh... gelukkig geweest." Ineens, driftig: „Amsterdam kan doodvallen! Opa, ik ga dood tusschen al die huizen, op dat zwarte asfalt. Tusschen die duuzenden menschen, die 'k niet ken. Opa., hij kneep weer, in allebei m'n armen nou: ,u hebt mij zoo ge leerd, zoo gewend; u hebt mij al met m'n drie jaar op Bles laten rijden..., wéét u dat, Opa?" „Minstens zoo goed als gij, kearelt.je. „Dan móet u mij ook hierhouden, Opa!" „Ik zal werken, werken dat de naden kraken! Ik zal 't bedrijf niet tot last, wèl tot voordeel zijn! Dré I! Zeg ja! Of!" „Of??" „Ik loop weg en niemand van jullie, die me ooit weer ziét!" „Maar de radio is er óók nog, manneke!" „Was ie er maar niet!" „Waarom?" „Omdat je 'r vanavond weer naar toe moet!" Zwijgend liepen we verder de dreef uit. Kwamen toen op onbegaanber wegels. Op smalle pajen, op heelemaal geen pajen, tusschen de boomen. We hadden veul, heel veul te prakizeeren, te veul om er bij te praten. De toekomst van m'n baaske, z'n geluk', den hof, m'n eigen kinders.. en veural, de aangetrouwden...; dan: m'nen zoon, den vader, die op stuk van zaken de beslis sing had. „Zeg, Dré?" „Ja. Opa?" Dieën tweeden groentenwagel, ee...?" „Ja!" „Zet die nog maar 'n bietje uit oew hoofd". „W'róm?" vroeg is fel. „Om duuzend dingen, die nog geregeld motten worden. En ook... ik ben nie zoo jonk meer, keareltje..., ik heb nie veul meer te verwachten..., 't kan meevallen, maar 't kan ook anders loopen. Wie zegt, dat ik nog één, twee, vijf jaren mijnen wagel douwen kan? En dan? Dan hadde gij oew handjes vol aan den mijnen..., dan..." „Dan schaf ik 'n vrachtauto aan! En 'n jongen knecht neem ik mee. Die springt van den wagen, terwijl ik stop. Belt aan. En ik doe de zaken. Leer ik 'm rijden ook. Hij rij den. Stoppen, met de klantenlijst vóór 'm. Op 't laatst doet hij alles, op de zaken na. Die blijf ik doen. Na 'n jaar bedien ik drie, vijfmaal zooveel klanten als u, in denzelf den tijd! Ook wil ik meer beesten. En waar om geen varkens. Op 'n groot bedrijf is afval genoeg, om de varkens voor niks te mesten..." „En oew meel, oew warm voeier? In ons achterhuis...? Gaat nie!" „Weet ik! Maar dat eene stalletje moet neer! Komt een gemetselden bouw. Met groote stookplaats. Dan is alle smoor en kooklucht uit huis meteen. Van den Fielp neem ik al 't ouwe brood af. Krijgt ie eiken November 'n varken voor terug. Gesloten beurzen, snap u!" „Daar is te weinig grasland, veur meer melkvee." „Dacht ik wel. Maar daar zijn gelegen heden zat, om 't vee uit te bestejen voorloo pig. Later koop ik natuurlijk grond bij." „Ge kunt huren...?" „En werken voor den pacht? Merci!" Ik bleef staan. 'Nen brok in m'n keel. Goeie God! Wat 'nen boer stond daar voor me! Wat had dat jonk geprakizeerd! Neeë, dat mocht nie verknoeid worden! Drie keeren klepte 't torenklokske, 't drong diep in 't bosch. De Consecratie in d' Hoog mis van Paasch...! 'k Zette m'n petje af. En eiken vezel aan m'n zielement, dankte, dankte veur deuzen Paasch! 't Wierd koud in m'nen nek. 'k Wierd zwak in m'n knieën. As ik m'n petje weer opzette en Dré III aankeek, dan stond ie daar in 'nen gouwen mist, veul grooter, breejer, forscher voor me. „Dré III!" „Dré I". „Aan mij zal 't nie liggen. Ik geloof dat Onzenlievenheer 't ook zoo wil. En ik heb altij geprobeerd te doen, wat ,hij van me wou. Onthoud dat, kearel. Hij is den groo ten, den eenigen Patroon van den boer!" „Ja, Opa." Hij pakte weer m'nen arm: „ik geloof het." ,,'t Is de plaats van oew vader, die gij wil." „Weet ik!" „Ze is altij voor 'm opengebleven..." „Dan blijft ze open, Opa! Als 't ooit slecht mocht gaan in zijn kunst, dan staat den hof altij open, Opa." „Nog iets. Ik kan jou den boel nie ca deau geven. De zaak is straks van jou va der, ooms en tantes. Ge zult de heele zwik motten verdienen! En da's veul, Dréke!" „Kan dat geregeld worden, Opa?" „Heelegaar! Geenen cent van jou zal ver loren gaan. Wij houden samen 't bedrijf intact!" Ik stak m'n hand uit. Dré lag er de zijne in. En we knepen, dat ik 't voelde in m'nen schouwer!" „En nou gaan we naar huis, jongen. Ik mot er eenen op vatten! Maar we zwijgen er verder over, horre. 't Is Paschen! 't Is feest! Vanmiddag gaan we schieten! Gij schiet mee. 'k Zal den Blaauwe zeggen, onzen Kei zer, dat ie oe in opleiding neemt! Ge gaat nou schieten mee den grooten boog!" En toen we thuiskwamen Toen...... Afijn! had 't kunnen begrijpen, maar jah 'k heb de leste week zooveul aan m'nen kop! Den Dré uit Amsterdam was afgekomen! Sodemearel, wat zag ie 'r patent uit! Trui had 'm geschreven, 't Rapport, veul negens! Eén twee! Dré II z'n toekomst plannen! ..'t Is maar zóó gelegen", zee Trui: „die eene twee, maakt sjuust die negens zoo Eerste Klasse D. Twee wedstrijden worden hier gespeeld, «e van belang zijn voor de bezetting van de derste plaats. Allereerst JVC—Zeemacht (2 uur) waar een overwinning voor beiden frroote verlichting van zorgen zou beteeke- nen Op het terrein bij de Onderzee-kaaerne wori JVC indertijd gemakkelijk met 4--1, maar het komt ons voor, dat een revanehe waarschijnlijker is dan een herhaling. De tweede ontmoeting is hier AtlasKRQ 4 10 uur)Atlas moet winnen om Wierin- eerwaard niet reeds nu het kampioenschap te bezorgen. Daartegenover staat, dat Ractng de puntjes zoo broodnoodig heeft, dat se er waarschijnlijk de volle 100 procent van haar wilskracht voor over heeft. Atlas, dat we in. tusschen nog de beste kans geven, kan dus van zwaren tegenstand verzekerd zijn. Tweede Klasse E. Sporters—Oudendijk (12 uur) zal beeltssen of er al dan niet een beslissingswedstrijd te- gen Schagen 2 zal moeten worden gespeeld. Sporters zal moeten winnen om het zoover te brengen en al is Oudendijk er net een club naar om het een kampioenspretendent lastig te maken, de waarschijnlijkste uitslag is o.i, toch wel zoo, dat Sporters en Schagen 2 het straks op neutraal (Nieuwe Niedorp?) terrein zullen moeten uitvechten. Voorts wordt nog gespeeld OKBSijbekarspel en Hollandia 4— West Frisia 4. Derde klasse F. BKC 3 komt ook weer eens fci het veld, nl. uit tegen Atlas 2 (12 uur) wat de Polder, schen denkelijk zullen moeten afleggen. Vierde klasse G. Oosterend ontvangt Helder 7 (2 uur) en »al de witjakken met leege handen naar huis te. rug sturen. Vierde Klasse H. Wat Wieringerwaard 2Callantsoog 1 be treft (10 uur), veel zal afhangen van het feit of de roodhemden zich al of niet uitge schakeld gevoelen door het gelijke spel tegen Schagen 3. Indien Jan Slikker c.s. zich nog niet kansloos achten, krijgt de club van Ka- kebeeke o.i. maar weinig kans op revanche. Junioren A. Helder a is vrij. In Zaandam vindt een tweetal wedstrijden plaats, n.1. ZFC aAlc- maria a en ZVV aKFC a. Adspiranten: Afd. R ligt stil; afd. T en U ook. Alleen in afd. S. is een tweetal wedsrijden uitgeschre ven. HRC c onvangt Atlas a (10 uur). Zal Racing c het beter doen dan Racing d, dat vorige week de vlag moest strijken? Helder c ontvangt Succes b (10 uur), waar niet veel eer voor de Wieringers zal zijn te behalen. Voor de voorronde van het district Den Helder wordt gespeeld: Held. Boys 1Helder 3 (10 uur), een aardige oefenpartij voor de Boys, die nog een lastig karwei in de compe titie hebben op te knappen. De winnaar krijgt Zondag over een week Oudesluis op bezoek. Voor de eerste ronde in het district Den Helder moet BKC 1 om 10 uur een bezoek bengen aan Helder 2. Denkelijk zullen we niet hetzelfde resultaat zien als met Paschen in den Polder, toen Helder 2 niet op volle kracht en BKC toevallig eens in goeden vorm waa. We voorzien een spannend partijje; het resul taat zal niet ver van een gelijk spel afliggen, JOE LOUIS IN AFWACHTING VAN DEN KOMENDEN KAMP De wereldkampioen boksen aller gewich ten James ,T. Braddock is naar Chicago ver* trokken, waar hij zijn training zal beginnen voor zijn aanstaanden wedstrijd tegen Joe Louis, welke ontmoeting bepaald is op 22 Juni a.s. schoon! As die broeders er geen been in zien, om 'n twee op z'n rapport te kalken, dan waaien die negens er ook nie van eigens op!" Dré II groeide: „Hij kan worden wat ie wil", riep ie: „advocaat, ingenieur, dokter..." „Boer", vulde ik aan. „Zou 't geen zonde zijn, vader?" riep ie toen fel. t Zou zonde zijn, jongen, om oew kind veur die negentjes z'n geluk te verknoeien!" „k Heb er gaauw genoeg drietjes van ge maakt", zee Dré III. „As ge 't hart in oew lijf hebt!" dreigJ de m'nen zoon. En zoo amico, zoo wierd besloten, Dré III eerst zijn Mulo te laten doen, in den zomer van '38. „En dan achter malkaar naar *t Gvm" zee m'nen zoon trotsch! Maar eh onder ons, daar komt niks van terecht! k Gaai ns uitkijken naar 'n goeie tweede- handsch vrachtford! Want de prijzen loo pen bar op, zee Dré III en in dat jonk heb ik vertrouwen! Maar nou schei ik er toch af. Veul groeten van Trui en als altij geert haarke minder van oewen t.a.v. Dré.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1937 | | pagina 16