t Frankri|l( een
opperbevelhebber?
Ondergang van de
Liesbeth Betty
De verloren brief
In het Rampok-gebied
van West-Java
De sancties tegen Prins
Nicolaas van Roemenië
Maandag 12 April 1937
KORT VERHAAL
Vierde blad
In de zwarte bergen van den Staat Zuid-Dakota (U&A.) worden de koppen
van verdienstelijke presidenten der Vereenigde Staten in het harde berg-
massief nitgehonwen. Presidenten Washington en Jefferson kregen, zooals men
ziet, reeds een beurt, terwijl men rechts de voorbereidingen ziet voor het uit
houwen van de beeltenis van President Lincoln.
Het probleem van de Fransche
legerleiding in geval van oorlog.
Maarschalk Pétain acht centrale
leiding noodzakelijk, maar de
regeering heeft bezwaren.
Wie zal er in geval van oorlog
aan het hoofd van de Fransche
strijdkrachten staan? Deze vraag
interesseert opnieuw breede kringen
.van het Fransche volk.
De kwestie werd reeds verschillende malen
in kamer en senaat behandeld, de dagbla
den brengen er lange artikelen over en bo
vendien wordt zij in intiemen kring dikwijls
besproken. Een duidelijk antwoord op deze
.vraag kan men echter niet krijgen. Men
Wijst op de permanente defensiecommissie,
die in Juni 1936 in het leven werd geroepen
en is samengesteld uit de ministers van oor
log, marine en luchtvaart, de chefs van de
staven van deze drie wapens en maarschalk
Pétain. Voorzitter van deze commissie is de
minister-president, maar meestal belast de
ze den minister van oorlog met de leiding.
Maar het is nog niet gezegd, dat in geval
van oorlog aan deze comm. de beslissende
functies zouden worden opgedragen en bo
yendien wenschen velen niet zoozeer een
commissie, maar een persoonlijkheid aan het
Jioofd te zien.
ten opdragen. Krijgt daarentegen de lucht
macht een beslissende beteekenis, dan zou
een officier van dit wapen de opperste lei
ding verkrijgen. Met deze mogelijkheden
moet men rekening houden, hoewel het
waarschijnlijk blijft, dat het leger het
voornaamste wapen ook in de toekomst zal
zijn.
De tegenwoordige regeering wenscht dan
ook geen opperbevelhebber te benoemen. Bij
hef bepalen van deze houding zal misschien
de vrees, dat deze een al te groote autoriteit
zou verkrijgen, een woordje medegesproken
hebben. De linksche partijen denken daar
bij vooral aan generaal Weygand, die voor
het bereiken van de ouderdomsgrens in het
begin van 1935 wel de hooge militaire
functie zou hebben bekleed, indien deze
functie indertijd had bestaan en die dan
zeker als persoonlijkheid van de rechtschen
een nog grooteren invloed zou hebben uit
geoefend.
Maarschalk Pétain aanhan
ger van een oppercommando.
De voorstanders van een oppercommando
verklaren, dat de oevrwegingen van de re
geering niet steekhoudend zijn en zetten
hun activiteit voort, hoewel de regeering
tijdens de laatste militaire debatten ver
klaard heeft, geen wijziging in haar hou
ding te zullen brengen.
De twee meest belangrijke op
posanten tegen de regeering zijn de
gedeputeerde Ryenaud en maar
schalk Pétain. Zij wijzen er steeds
weer op, dat het verloop van den
wereldoorlog zeker geheel anders
zou zijn geweest, indien men on
middellijk een centraal commando
voor de geallieerde strijdkrachten
had geschapen.
Als interessant voorbeeld wordt de
veldtocht naar de Dardanellen in het jaar
1915 genoemd.
De aanwezigheid van de lucht
macht maakt het probleem nog
gecompliceerder.
Na den wereldoorlog is nu het probleem
van de positie van de luchtmacht opgedo
ken. Dit wapen is onafhankelijk van en
gelijkgesteld met het landleger en de ma
rine. De Minister van luchtvaart Pierre
Cot heeft in den laatsten tijd opvallend
veel op deze zelfstandigheid gewezen. Daar
tegenover onderstreept maarschalk Pétain
steeds weer, dat de oorlog tegelijktijdig op
het land, op het water en in de lucht ge
voerd wordt en dat een opperste instantie
zal moeten beslissen, waar en wanneer de
verschillende wapens zullen moeten wor
den gebruikt, Het scheppen van een opper
commando is volgens hem dan ook een
gebiedende noodzakelijkheid, want bij on
afhankelijke handelingen zouden de krach
ten nutteloos verspild worden. De strijd
van de voorstanders van een oppercom
mando richt zich dus ten deele tegen het
luchtwapen, wat echter niet zoozeer mili
taire alswel politieke oorzaken heeft,
daar Pierre Cot volgens de rechtsche par
tijen de luchtmacht geheel van zijn socia
listische ideeën doordrenkt.
Men mag venvachten, dat er over deze
kwestie weer spoedig groote debatten in
het parlement zullen worden gehouden,
maar het is zeer onwaarschijnlijk, dat de
Volksfrontregeering besluit, reeds in vre
destijd een opperbevelhebber te benoemen
en daarmede een belangrijke autoritaire
functie te scheppen.
Onderhoud met den geredden
W. Eerland uit Schagen.
In ons blad van Zaterdag maakten wij
melding van de ondergang der IJmuider
trawler „Liesbeth Betty", welke Vrijdag op
de Noordzee door een aanvaring binnen en
kele minuten was gezonken.
Wij vernamen, dat een der geredden, de
heer W. Eerland uit Schagen reeds vanuit
Engeland was thuis gekomen en zijn giste
renavond eens even een praatje gaan maken
met den geredde, die rustig, alsof er niets
gebeurd was, in zijn gemakkelijke stoel aan
tafel zat en zich gaarne bereid verklaarde,
ons een en ander over de ramp te vertellen.
'tWas Vrijdagmorgen dik van de mist en
wij lagen, zeide de heer Eerland, beoosten
Doggersbank en waren bezig de netten uit
te zetten.
Ik had dienst en stond dus beneden bij de
machine-telegraaf, die op „full speel voor
uit,, stond.
Plotseling hoorde ik drie fluitstooten van
een ander schip, hetgeen „full speed achter
uit" beteekent, terwijl ikzelf van boven het
sein „stop" kreeg.
Als je zoo beneden, geheel van alles af
gesloten zit, voel je jezelf verantwoordelijk
voor het wel en wee van je mede-schepelin
gen, omdat dikwijls in het juist hanteeren
van de machine in critieke momenten, de
redding van allen is te verwachten.
Maar aan den anderen kant wil je toch
ook graag weten, wat er boven aan de hand
is en ik stuurde daarom de stoker naar bo
ven om te zien wat er gebeurde, want aan
het loopen en schreeuwen hoorde ik wel dat
het niet pluis was.
Ik heb de man echter eerst weer terugge
zien aan boord van de „Leo", de Engelsche
boot, welke ons, allen op één na, oppikte.
Nauwelijks was de stoker weg, of ik voel
de, zegt de heer Eerland, een hevige schok.
„Dat is mis", dacht ik. Snel trok ik de
peilglazen dicht om ongelukken te voorko
men en zette de machine stop.
Meteen gutste al een breede stroom ijs
koud water de machinekamer binnen.
Met een fikschen sprong de ladder op,
naar het dek. Reeds lag de trawler scheef
en hoog doemde de voorsteven van de „Leo",
een schip van 1100 a 1200 ton, dat een
dienst otMerhoudt van Huil op Noorwegen,
voor mij op.
Eén moment aarzelde ik nog. Wat nooit
gebeurd, ik had ditmaal wat geld aan boord.
Spaarcenten om moeder de vrouw op haar
verjaardag te verrassen.
Maar het schip trilde zoo geducht en hel
de zoo sterk over, dat ik rechtsomkeerd
maakte en de brug opstormde, waar bijna
de geheele bemanning present was.
De een na den ander waagde de sprong en
ook ik raapte alle moed bijeen. Een sprong
omhoog, een greep naar de railing en daar
hing ik, hoog boven water.
Een paar stevige Engelsche vuisten hielpen
mij en spoedig stond ik veilig aan boord
van de Engelschman.
Reeds toen ik op onze brug aankwam
was het mij opgevallen, dat de andere ma-
chinist, Jan Spek uit Beverwijk die ik juist
had afgelost en dus in zijn kooi imoest
hebben gelegen, ontbrak.
Allen schreeuwden', ja gilden wij zijn
naam. maar eerst toen wij gered waren, en
het boord van de trawler reeds gelijk met
den waterspiegel stond, kwam Jan met zijn
klompen aan uit het vooronder. Dit is
door waterdichte schotten van de machine
kamer afgeschoten, zoodat Jan waarschijn
lijk de ernst van den toestand niet heeft
begrepen voor hij aan dek stond.
Hij sprong toen vlug bovenop een z.g.n.
galg, waarlang de netten worden te water
gelaten, maar zijn uitgestrekte arm bleef
nog een meter van de mijne, zeide de heer
Eerland met groote spijt in zijn stem.
Een lijn was niet bij de hand en zoo kon
den wij Jan helaas niet meer bereiken.
Nog één moment hield hij zich in even
wicht tegen de hooge wand van de „Leo"
en toen viel hij, zijn handen vooruit in het
ijskoude water van de Noordzee.
De zinkende trawler zoog hem mede naar
de diepte. Spoedig kwam hij echter weer
boven, precies in dezelfde houding waarin
hii in het water was gevallen.
't Was alsof hij verstijfd was.
En toen wij hem ophaalden, de klompen
nog aan de voeten, was hij helaas reeds
overleden.
De Engelsche dokter in Huil zeide: door
verdrinking maar mij leek het meer, alsof
hij door het ijskoude water meteen verdoofd
was. Hij spartelde in het geheel niet meer,
ook niet toen hij in het water viel.
De man was sterk bezweet en moet vrij
wel onmiddellijk dood zijn geweest.
Aan boord van de „Leo" werden de van
alles beroofde schipbreukelingen zeer lief
derijk ontvangen en ook in Huil was de
ontvangst uiterst hartelijk.
U kunt niet begrijpen, hoe snel zooiets in
zijn werk gaat, zeide de heer Eerland.
Juist drie minuten, dus honderd en tach
tig tellen, nadat de zware boeg van de
„Leo" in de machinekamer drong, ging de
„Liesbeth Betty" naar den kelder en hoe
het mogelijk is om in zoo'n kort tijdsbestek
jezelf te bergen is haast niet te begrijpen.
Slechts een drang stuurt je: zelfbehoud.
Jammer voor mijn mooie spullen, welke
ik aan boord had. Alles weg. M'n gereed
schap, dekens, boeken en het overgespaarde
kuitgeld, f 35, het cadeau voor m'n vrouw,
alles naar de diepte.
Maar met echte vrouwenlogica, voegde
mevr. Eerland hieraan toe, dat de redding
van haar man, het mooiste en beste cadeau
was, dat haar op haar verjaardag kon wor
den gegeven.
Vandaag reist de heer Eerland naar IJmui
den, tot het geven van inlichtingen.
Als droeve last torst hij de klompen en
de kleeren van den omgekomene, welke aan
de naastbestaanden zullen worden over
handigd.
Zal hijzelf weer kunnen monsteren?
't Is zeer de vraag, meende onze vriende
lijke gastheer.
Hoe het ook zij, een strop beteekent het
geval zeker.
MAARSCHALK PÉTAIN, DÉ FRANSCHE
MINISTER VAN OORLOG.
Een centrale leiding ontbreekt.
Anderen wederom herinneren aan artikel
41 van de wet van 13 Juli 1937 nopens de
organisatie van het leger. Daarin wordt be
paald, dat voor ieder operatiegebied een bij
zonder bevelhebber aangewezen moet wor
den, zoodat dus Frankrijk, indien het in het
zuid-westen, zuid-oosten, noorden en noord
oosten zou moeten strijden, vier legerchefs
zou hebben! Dit artikel voorziet intusschen
ook in de mogelijkheid, dat er een opper
commando geschapen wordt. Maar dit be
staat slechts voor het landleger in den per
soon van generaal Gamelin, niet echter
yoor alle strijdkrachten.
Zoo eindigen dergelijke debatten meestal
met de vaststelling, dat een opperbevelheb
ber in tegenstelling met de regeling in vele
andere staten, ontbreekt en daarmede ook
een centrale leiding.
Ook Napoleon kon de geheele
weermacht niet overzien.
De regeering nu beschouwt den huidigen
toestand als den eenig mogelijken. Zij wijst
er op, dat het bij de vele strategische, tech
nische en economische vraagstukken, die er
yoor elk wapen op te lossen zijn, niet meer
mogelijk is, dat een persoon als opperbe
velhebber alles overziet en de desbetref
fende beslissingen neemt. Er wordt o.a. aan
herinnerd, dat de grootste veldheer uit de
Fransche geschiedenis, Napoleon, slechts een
meester op het land geweest is, maar in de
zee-oorlogen verslagen werd en dat gedu
rende den wereldoorlog het oppercomman
do der geallieerden slechts voor het leger
gegolden heeft. Bovdien zou het ondoel
matig zijn, reeds thans een opperbevelheb
ber te benoemen, daar men niet kan weten,
welk een karakter een toekomstige oorlog zal
hebben.
Zouden de beslissingen op het water te
verwachten zijn, dan zou men b.v. het
centrale commando aan een admiraal moe
door
ERIK BERTELSEN.
De tram stopte aan de eindhalte, in een
der buitenwijken van Kopenhagen, toen Chris-
tensen instapte en zich met een ontmoedigd
gebaar op een der banken liet neerhallen. Er
was nog niemand in de tram, en het plein
daar buiten zag er net zoo verlaten en treu
rig uit, als hijzelf zich voelde. Hij kwam uit
een fabriek aan den buitenkant der stad,
waar hjj had geïnformeerd naar een betrek
king, die vacant zou zijn. Maar de plaats was
al bezet. Hij was weer eens tevergeefs ge
gaan, zooals al zoo vaak... Hij stak zijn laat
ste sigaret aan, en staarde voor zich uit.
Toen hij zijn lucifer wegwierp, viel zijn
blik op iets wits onder de bank het leek
een enveloppe. Nieuwsgierig raapte hij het
papier op. Het was een open enveloppe, en de
brief zat er nog in; waarschijnlijk een zeer
onbelangrijke brief, want anders zou hij niet
zoo maar op den grond liggen. Uit verveling
vouwde hij hem open en las:
Zeer geachte Juffrouw Bremer!
Slechts een paar woorden, om U mede te
deelen, dat U mij niet weer zult zien. U zult
begrijpen, dat het onmogelijk voor mij is,
na het gesprek van gisteren, Met dank voor
Uw welwillendheid verblijf ik,
Hoogachtend,
Lars Hemmeldrup.
Chrlstensen vergat zijn eigen zorg bij het
lezen van dezen brief. Er waren dus nog meer
menschen, die teleurstellingen moesten over
winnen! Hier had hij opeens een onvermoed en
blik geslagen in een kleine tragedie, een
breuk tusschen twee menschen, die elkaar op
de een of andere wijze hadden gekend. Zijn
medelijden was opgewekt en hij wenschte,
dat hij die onbekende Juffrouw Bremer op de
een of andere wijze kon helpen... want dat zij
degene was, die er verdriet van zou hebben,
bleek maar al te duidelijk uit dien brief.
Tijdens den rit naar huis werd hij het er
met zichzelf over eens, wat hij zou doen. Hij
zou Juffrouw Bremer den brief toezenden,
en haar schrijven, dat hij hem gevonden en
gelezen had; daar zij zich wellicht in moei
lijkheden bevond, bood hij zijn diensten aan,
indien hij haar helpen kon. Toen hij echter
thuis voor het briefpapier zat, vond hij het
moeilijk om de juiste woorden te vinden. De
onbekende dame moest hem niet verkeerd be
grijpen, het moest niet lijken, alsof hij zich
opdrong. Toch kon hij de gedachte niet van
zich afzetten, dat deze brief het begin zou
kunnen zijn van een kennismaking, die liefde
en kleur in zijn eentonig en kommervol be
staan zou kunnen brengen... Als zij hem
maar niet verkeerd begreep... het indiscreet
vond, dat hij dien brief, die aan haar ge
adresseerd was, gelezen had... Per slot van
rekening had hij dat eigenlijk niet mogen
doen, want geheel in den haak was dat niet...
Zuchtend verscheurde hjj het volgeschreven
papier, dat voor hem lag; hij kon de juiste
woorden en zinnen niet vinden, steeds weer
scheen het hem dén eens te opdringerig, dén
weer te terughoudend toe. En voor de derde
maal begon hij aan den moeilijken brief. Dit
maal was hij er eenigszins mede tevreden, en
vastbesloten plakte hij de enveloppe dicht, en
liep vlug naar de brievenbus, bang, dat hij
er anders spijt van zou krijgen, vóór de brief
verzonden was. Maar hij was er van over
tuigd, dat hij nooit antwoord zou krijgen,
ofschoon hij, zonder het toe te willen geven,
een vage hoop voelde, een verlangen naar
wat vriendelijkheid en liefde...
Twee dagen later kwam er antwoord van
Juffrouw Bremer. Zonder zich te haasten
opende Christensen de enveloppe, bang, dat
hij een teleurstelling in zou houden. Toen be
gon hij te lezen:
Geachte Heer Holger Christensen!
Ik dank U zeer voor Uw vriendelijk aan
bod, mjj te helpen. Zooals U reeds terecht
vermoedde, bevind ik mij in moeilijkheden,
en die zijn grooter, dan ik U per brief kan
vertellen. Wanneer ik U aan Uw woord
mag houden, verzoek ik U, mij een bezoek
te willen brengen. Ik ben altijd tl uis.
Hoogachtend,
Lucie Bremer.
Het scheen Holger toe, alsof de wereld
opeens niet meer zoo treurig en zonder voor
uitzichten was. Hij had niet eens antwoord
verwacht op dien brief, waaraan hij zoo
moeizaam had zitten zwoegen, en nu, na twee
dagen, was er toch reeds een brief gekomen!
Een brief op lichtgrijs papier, geschreven met
een kleine, nette dameshand! Zij had zijn hulp
noodig! Nu, ze zou niet lang behoeven te
wachten! Hij verkleedde zich, trok het pak
aan, dat eens „zijn beste" was geweest, doch
dat thans wat kaal was geworden, maar
daarop zou „zij" misschien niet eens letten...
Toen vatte hij moed, wierp nog een onder
zoekenden blik op zijn spiegelbeeld, en ver
trok toen.
Na een lange wandeling bereikte hij de
straat, en ten slotte het opgegeven huisnum
mer, maar toen zonk de moed hem wat in de
schoenen, want hij bemerkte, dat het huis,
waarin Juffrouw Lucie Bremer woonde, een
groote villa was, die in een mooi-aangelegden
grooten tuin lag. Een oogenblik overwoog hij,
terug te gaan, maar toen vermande hij zich
en belde moedig aan. Maar toen een oude,
grijsharige dame de deur opende, liet al zijn
dapperheid hem nog meer in den steek. Ver
legen draaide hij zijn hoed tusschen zijn han
den.
„Bent U misschien Holger Christensen?"
vroeg de oude dame vriendelijk, en ze glim
lachte even om het verlegen gezicht van den
armen Holger.
„Ja!" antwoordde hij bescheiden. „Zou
zou ik Juffrouw Lucie Bremer even kunnen
spreken?"
En tot zijn groote verbazing, om niet te
zeggen ontsteltenis, sprak de oude, grijsharige
dame vriendelijk:
„Dat ben ik zelf!"
Holgar herstelde zich in zooverre dat hij
kon stamelen, waarmee hij haar van dienst
kon zijn...
Juffrouw Bremer verzocht hem binnen te
komen, en toen hij tegenover haar in een
gezellig ingerichte, heerlijk-warme kamer zat,
kreeg hij zijn zelfvertrouwen weer terug, De
oude dame begon te spreken:
„Ziet U, de man, die mij dien brief schreef,
was een oude factotum, dat al jaren bij ons
in dienst geweest was. Hij zorgde voor den
tuin, voor de kachels, deed boodschappen,
kortom, hij hielp mij, wanneer ik iemand
noodig had. Hij deed zijn werk goed, maar
een paar dagen geleden was hjj dronken, en
toen ik hem, boos daarover, een uitbrander
gaf, vertrok hij. Hij is een oude, halsstarrige
man, met wien alleen myn oude vader om wist
te gaan. Maar sinds ik alleen ben, heb ik al
heel wat met hem uitgestaan, dus was het
mij niet eens heel onaangenaam, dat hij weg
ging. Maar misschien kunt U mij iemand
aanbevelen, die betrouwbaar en eerlijk is en
die dergelijke werkjes voor mij wil opknap
pen daarom heb ik U hier laten komen."
„Ik geloof... ik geloof, dat ik zelf wel be
trouwbaar en eerlijk ben. en ik wil heel graag
voor U werken ik ben werkloos..." sta
melde Holger. De dame keek hem onder
zoekend aan...
Kort daarop haastte Holger zich naar zijn
kamer terug, om zijn koffer te pakken en
aan zijn hospita de kamerhuur op te zeggen.
Hij voelde zich licht en vroolijk hij hield
van het werken in een tuin, en Juffrouw
Bremer was zoo'n vriendelijke oude dame
Zijn voorgevoel had hem niet bedrogen- de
verloren brief was voor hem het begin ge
weest van een nieuw levenl
De gage houdt op vanaf het oogenblik der
ramp en wie zal goed en geld terugbetalen
't Is op dit oogenblik ook mist in dit net-
te gezin, dat met de „Liesbeth ook zijn
kostwinning verloor.
De gouverneur constateert herstel
van de orde.
De gouverneur van West-Java vertelde het
een en ander in een interview aan Aneta
omtrent den stand van zaken in het Rampok-
gebied en de eventueel verder te nemen
maatregelen. Over deze maatregelen is Vrij
dag een conferentie gehouden met ambtena
ren van het bestuur en van de politie ter
wijl tevens de divisiecommandant en de
commandant van de marechaussee hierbij te
genwoordig waren.
De gouverneur had, wanneer men
rekening houdt met het feit dat de
actie nog maar zeer kort aan den
gang is, een uitstekende indruk om
trent de werking van de reeds ge
troffen voorzieningen gekregen. De
bevolking, die vroeger door schrik
en angst was bevangen, begint in
verschillende streken meer tot rust
te komen en deelt ook het een en
ander mede over de bewegingen van
de Rampokkers.
De inlichtingendienst binntn het uitge
strekte landelijk gebied met slechts weinig,
en dan nog slechte, verbindingswegen, is
zeer verbeterd en kon vooral sterk worden,
versneld.
Op de conferentie is ook de noodzakelijke
verbetering van het gehalte der kampong
hoofden op particuliere landerijen bespro
ken., waarbij het binnenlandsch bestuur ver
trouwt op den vollen steun en de medewer
king van de landheeren. Op de vraag of
ook heil gezien werd in de reorganisatie
van het politiewezen op de particuliere lan
derijen, antwoordde de gouverneur dat een
dergelijke reorganisatie natuurlijk moge
lijk zou zijn, doch afgescheiden van de
groote kosten waarschijnlijk toch niet aan
de verwachtingen zou beantwoorden, omdat
het eigenlijke dessa-verband op bedoelde
landen ontbreekt.
Afdoende verbetering van den veilig
heidstoestand in deze streken kan zonder
groote bezwaren en kosten eigenlijk alleen
bereikt worden als de particuliere landen
tot landsdomein zijn teruggebracht. De
gouverneur twijfelde er niet aan of met de
thans toegepaste machtsmiddelen zou
spoedig aan het kwaad een einde kunnen
worden gemaakt. Men moet echter tevens
opletten dat de benden zich niet naar el
ders verplaatsen. Er bestaat alle hoop dat
door samenwerking tusschen binnenlandsch
bestur, politie en militaire macht goede re
sultaten worden bereikt.
Ook een Koningszoon die
stem van zijn hart volgt.
de
Het agentschap Rador deelt mede, dat
in het rapport, dat de ministerraad gericht
heeft tot den Koning en het communiqué,
dat is gepubliceerd na de zitting van den
kroonraad erop wordt gewezen, dat prins
Nicolaas van Roemenië 28 November 1931
in het huwelijk is getreden met Mevrouw
Joanna Dolete, geboren Dumitresco, zonder
toestemming te hebben ontvangen van den
Koning Hierdoor werd de prins dusgetroffen
door de gevolgen, welke voorzien zijn bij de
wet op de particuliere gedragingen van le
den van het koninklijke huis. Overeenkom
stig deze wet is het huwelijk van den
prins niet geldig en bij uitspraak van 7
PRINS NICOLAAS VAN ROEMENIë
December 1931 verklaarde de rechtbank
dan ook, dat geen huwelijk was voltrokken
Bovendien trad artikel 13 van de grond
wet in werking, waarbij wordt vastgesteld
dat prinsen van Roemenië, die zonder toe
stemming van den koning een huwelijk aan
gaan, het recht verliezen deel uit te ma-
ke van de koninklijke familie en alle rech
ten en prerogatieven, welke hieruit voort
vloeien, verliezen.
™ndw°T datrfe ?rins a,sno* zou afzien
van het huwelijk, is de ten uitvoerbren-
ging hiervan nog uitgesteld, doch de gang
van zaken maakte een einde aan deze hoop
In een brief, gedateerd 2 Maart 1937 heeft
de minis er-president zich namens de re-
vergeefs 8 i ,Nicolaas gewend, doch
een li Pu' jL zond de ministerraad
oresidpm besfaande den minister-
preadent en vier leden van de regeering
naar den prins om een laatste beroep te
doen op zijn verantwoordelijkheidsgevoel en
vaderlandsliefde. Ook deze poging bleef
amTden de- reReerin* besloot de kwestie
verzoek K°ni"g voor te leggen, met het
STS sancties toe te passen, welke
zijn voorzien bij artikel veertien van de
3 °p de daden van de leden der Kon. Fa-