Stadsnieuws
jfïit^en
MAGGI*
uit ben nubcn ttjb
Anker opgevischt
Waar gaan we heen?
Maandag 12 April 1937
Heldersche Courant
Tweede Blad
Openbare Leeszaal
Filmavond van de „Graal
HERMAN NYPELS'
JOUILLON BLOKJES
w-
Ingekomen personen
Licht op voor alle voertuigen
Burgelijke Stand van Den Helder
Feuilleton
Hedenavond ledenvergadering.
Mogen wij den lezer nog even herinneren
aan de ledenvergadering der Openbare Lees
zaal, die hedenavond in het gebouw der Lees
zaal in de Breewaterstraat wordt gehouden?
.Kunnen zij n.1. de leden al niet daad
werkelijk de Vereeniging aan ruimer middelen
helpen, zij kunnen zeer zeker de Leeszaal
steunen door hun sympathie, maar vooral,
door het aanbrengen van nieuwe leden". Aldus
eindigden wij onze artikelen over deze instel
ling, en wij meenen goed te doen deze woor
den nogmaals af te drukken. Want men ver-
gete niet: de verschillende, door Kijk, Provin
cie en Gemeente verstrekte subsidies worden
bepaald naar het aantal leden.
Zeer zeker kan men dus onze leeszaal met
der daad steunen; het aantal leden is voor een
stad als de onze veel te gering en wat de
Leeszaal, die gratis toegankelijk is en waar
een groot aantal tijdschrften en dag- en week
bladen ter lezing liggen, naast de belangrijkste
boeken, aan geestelijk voedsel biedt kan
niet hoog genoeg worden aangeslagen.
De filmavond van de „Graal", gisteren
avond, was werkelijk een filmavond, d.w.z. dat
er film gegeven werd inplaats van oratiën, en,
wat méér zegt, de films waren goed. Even over
den vastgestelden tijd opende de Vrouwe van
Nazareth, mej. v. Will, den avond. Kondigde
den aard van de vertooning aan en stelde de
verloting van een, door de firma Meijer ge
schonken, taart in het blijde vooruitzicht.
En direct daarop draaide de film, en wel
eenSunlight-zeep-film. Wij kregen een
kijkje in Indië, jammer genoeg in Britsch-
Indië, inplaats van onze goede eigen Oost,
waar toch waarlijk ook wel klapperboomen
groeien. Wij zien mannelijke en vrouwelijke
koelies in het prachtige tropenlandschap aan
den arbeid; wij zien de olie winnen en de copra
ontstaan. Wij zien het transport met jumbo's
en grobaks naar den haven en staan met één
sprong in het materialistische Vlaardingen tus-
schen de machines, die voor het eindproduct
zorgen.
Was deze film ingelascht om ons eerst nog
eens een kijkje te gunnen op het tempelleven
van den Hindoe, om later de tegenstelling bij
de Graalspelen te beter te laten uitkomen?
Wellicht, want direct na deze film kregen wij
de 3000 graalmeisjes op het doek, die in 193i
het openluchtspel: „Het Koninklijke Paasch-
kruis" in het Stadion te Amsterdam opvoer
den. Men staat stom verbaasd over deze ge
weldige massa-regie, en niet minder over de
vlekkelooze uitvoering. Er waren telkens op
helderende teksten tusschendoor geplaatst, an
ders zouden de massa-bewegingen niet te vol
gen zijn geweest.
Dezelfde waardeering mag men aanleggen
voor de beide andere massa-films; eerst nog
een in het Stadion te Amsterdam op Pinkste
ren 1932, en later die van „St. Lidwina" in het
Stadion te Schiebroek. Bij deze laatste film
trof ons nog een groep dames in de kleedij van
1935, het jaar dat de H. Lidwina te Schiedam
haar val op het ijs deed, tengevolge waarvan
zij 38 jaren ziek zou zijn, en in 1433 overleed.
Een geheel andere film, eigen opname en
eigen regie, gaf het werken en streven van de
Graal aan. Eerst laat men het doel goed uit
komen, hierbij Thomas a Kempis citeerend:
„Wilt gij Mij volgen, zoo neem uw kruis op..."
En dan de middelen: apologie, charitas, han
denarbeid, muziek, geestesontwikkeling, sport,
moedercursussen, naaien en knippen, reidan
sen enz. enz. Hierop aansluitend was wel de
film van den ondertrouw van ons Prinselijk
echtpaar, waarbij de Graal met de vlaggen op
trad.
Een komische film, de gids als leeuwentem
mer, sloeg er natuurlijk in. En een mooie kijk
op het leven van de vrouwen van Nazareth, de
bisschoppelijk-aangestelde leidsters van de
Graalbeweging, kregen wij bij de opname van
de „Tiltenberg" te Vogelenzang, het novicen-
KLEDINGMAGAZIJNEN DEN HELDER
Vakkleding voor alle bedrijven.
IJzersterk en toch niet duur.
huis, gelegen tusschen de duinen en de bloem
bollen
Het schoonst van alles leek ons de ontroe
rende Duitsche film: „Rorate", uitgevoerd door
een groep, hoogstens 25 „man", Hollandsche en
Duitsche Graalleden. Zij stelde voor de ver
wachting van den Messias en de komst ervan.
Er werd o.a. ook gezongen het „Rorate coeli
desuper" en wel zoo schoon, zoo intens mooi,
dat minstens wel iedere deelneemster een
100 pet. zangeres moet zijn geweest. Het bij de
geboorte gezongen: „Gloria in excelsis" en
„Venite adoremus" waren al even subliem.
Waarlijk, alleen al deze film zou het bezoek
waard zijn geweest.
Ten 11.15 u. sloot mej. v. Will den avond met
een dankwoord.
Waarschijnlijk eenige eeuwen oud.
Burgemeester Ritmeester heeft een
idée.
lederen dag trekken nu uit de haven van
Nieuwediep de botters en vletten. En iederen
dag keeren ze weer, al dan niet voorzien van
vangst. Soms treffen deze menschen wonder
lijke dingen in hun netten aan. Vreemde vis-
schen, stukken hout, waarvan men de her
komst niet kan raden, exotische planten en
wat dies meer zij.
Een wel zeer bijzondere vondst evenwel deed
Vrijdag een Heldersche garnalenvisscher, die
bij Onrust aan het korren was. Zijn net bleef
haken en wel dusdanig, dat hij begreep, dat
het hier iets buitenissigs moest zijn. Deze
visscherman deed een verstandige daad: hij
rapporteerde zijn bevindingen, met het gevolg,
dat de V. 13, van de Visscherij-Inspectie er
op uittoog en aan het dreggen sloeg.
Wat men aan de oppervlakte te zien kreeg
bleek een anker te zijn.
Geen gewoon anker. Verre van dat.
Een anker, zwaar onder het roest. Op
sommige plekken reeds gedeeltelijk ver
gaan. Een anker, dat van onder tot bo
ven bedekt was met schitterende zee
anemonen, waar een heele zee-flora en
-fauna in 't klein aan vastkleefde. Maar
bovenal: een anker met een houten dwars
balk, en welke apparaten zeker sedert 2
eeuwen niet meer in gebruik zijn.
De V. 13 keerde in de haven van Nieuwe
diep terug en smeet het obstakel voor vis-
schersnetten op den wal, vlak voor den Visch-
afslag.
En daar ligt het nu: een anker van meer
dan 200 jaar oud. Een stuk ijzer en hout, dat
al die lange jaren daar op den bodem van de
zee gerust heeft.
Men zou er heele verhalen omheen kunnen
gaan weven. Naar alle waarschijnlijkheid toch
heeft het behoord aan een der toendertijd
machtige krijgsgaljoenen van onze vloot, die
bij Texel en Nieuwediep een veilige ligplaats
vond.
Meer dan 100 oorlogs- en ook koopvaardij
schepen lagen hier op een gunstigen wind en
een goed getij te wachten. Dagen, soms
wekenlang.
Schepen, die aan hun kabels, toen nog touw,
lagen te sjorren.
En op een wilden stormnacht zal een schip
losgeslagen zijn van zijn ankerkabel en op
drift gekomen.
Van schip noch anker wisten wij niets meer.
Maar er is een oud gezegde: de zee neemt
en de zee geeft en ineens, op een prillen voor
jaarsdag in den jare 1937, kwam dat anker
weer zijn woordje meespreken.
Het ligt nu aan de Buitenhaven. Een stuk
oud-roest. Van geen enkele handelswaarde.
Maar het spreekt tot de fantasie. Het
spreekt van voorbije tijden, van Oostinjevaar-
ders, van slagschepen, van den tijd der roem
ruchte Admiraals der vaderlandsche vloot.
En wij hebben er bij gestaan en onze ge
dachten gingen met het anker twee eeuwen
terug. En we zagen de vloot daar liggen:
grootsch, trotsch. De Nederlandsche vloot, ver
tegenwoordigend de macht ter zee.
Wij waren niet alleen. Ook burgemeester
Ritmeester bleek te begrijpen, wat zoo'n
oud stuk roest tenslotte nog te zeggen
kan hebben. En we vernamen, dat door
hem het voorstel gedaan zal worden te
trachten dit prae-historisch scheepsappa-
Vraagt uitdrukkelijk
Een prima product,
voor elke beurs be
reikbaar.
Lel op de geel-rode etiket
ten en de fobrieksmerken:
de naam MAGGI en de
Kruissfer
raat een plaatsje te geven bij het Helden
der Zeemonument, waar het een schoon
décor zal vormen.
Dan kunnen alle Jutters met fantasie des
Zondags op de bankjes eromheen zitten en
hun gedachten laten gaan naar langvervlogen
dagen, toen Holland nummer één op de
wereldzeeën was.
Kan een verzonken, eeuwen vergeten anker
een hóógere roeping hebben
G. Panisvan Dijk, van Soerabaja, naar
Krugerstraat 79.
E, C. Vergouwe, leerling-verpleegster, van
Breskens, naar Javastraat 114.
K. J. Hollander, chauffeur, van Apeldoorn,
naar Kortevliet 2.
C. Does, landarbeider, van Kwadijk, naar
Asterstraat 13.
L. Geljon, van Amsterdam, naar Keizer
straat 51.
A. Liefhebber, landarbeider, van Anna-
Paulowna, naar Langevliet 78.
J. Scheephorst, koperslager, van Zutphen,
naar Balistraat 1.
P. J. Mijnders, winkelbediende, van Hoorn,
naar Spoorstraat 110. -
L. C. H. Worrel, majoor-machinist, van
Soerabaja, naar Hector Treubstraat 27.
T. Dijkstra, van Leeuwarderadeel, naar
Anjelierstraat 14.
R. Bosch, kleermaker, van Schiedam, naar
Breewaterstraat 67.
L. M. Kouwenberg, dienstbode, van Hille-
gom, naar Gasstraat 35.
G. H. Bolier, opzichter Rijkswaterstaat, van
Schagen, naar Ruyghweg 176.
J. C. Brouwer, dienstbode, van Amsterdam,
naar Kuiperstraat 42.
A. C. Mooij, onderwijzer, van Texel, Ooster
end, naar de Wetstraat 39.
S. A. G. Feenstra KuiperCrull, van Hil
versum, naar Hoofdgracht 76.
M. J. Hofstra, koopman," van Sneek, naar
Achterstraat 68,
T. Mantje, koperslager, van Velsen, naar
Brakkeveldweg 146.
A. Bakker, van Amsterdam, naar Parallel
weg 35.
F. J. van Dam, stuurman K.N.S.M., van
Amsterdam, naar Weststraat 62.
C. M. van DijkSchellingerhout, van Röt-
terdam, naar le Vroonstraat 54.
M. C. Gomes, dienstbode, van Velsen, naar
Parallelweg 1.
J. Leeuw, van Den Haag, naar Breewater
straat 58.
B. T. Mahieu, van Grave, naar Midden
straat 21.
Z. Straver, sergeant der mariniers, van
Haarlem, naar Crocusstraat 63.
J. Stroo, arbeider, van Wormer, naar
Foreestweg 4.
Wed. J. C. VeenstraKraak, van Amster
dam, naar Hector Treubstraat 55.
G. van 't VeldLagcher, van Hilversum,
naar Soembastraat 63.
B. J. W. M. Wickenhagen, winkelbediende,
van Hengelo (O.), naar Singel 86.
F. de Lange, matroos le kl., van Vlissin-
gen, naar Dahliastraat 110.
N. Vlaming, dienstbode, van Anna Pau-
lowna, naar Breewaterstraat 1.
G. M. P. MichaëlisHendriks, van Voor
burg, naar Hoofdgracht 1.
F. A. J. Migchelbrink, van Grieth zu Wis
sel (Kreis Cleve, Duitschland), naar Dahlia
straat 111.
N. D. van RheedeQuant, van Amsterdam,
naar de Ruyterstraat 25.
J. C. van Cleemputte—de Meester, van Ter-
neuzen, naar Wilhelminastraat 20.
J. Foeckert, van Driebergen-Rijsenburg,
naar Ruyghweg 23.
S. de GoedeStorteboom, van Arnhem,
Loodsgracht 141.
J. Kooger, opzichter Heide-Mij., van Bram
men, naar Koningdwarsstraat 45.
P. Koorn, van Beverwijk, naar Huisduiner-
weg 3.
S. J. Rozemond, magazijnbediende, van
Hillegersberg, Herzogstraat 36.
F. Tuinstra, arbeider, van Leeuwarden,
naar Bassingracht 3.
B. de Vries, boerenknecht, van Wieringen,
naar Pijlsteeg 19.
P. Bagge, visscher, van Texel, Den Burg,
naar P. Quantstraat 3.
O. Boonstra, taxi-ondernemer, van Maram,
naar Begoniastraat 58.
J. J. BrouwertKalis, van Velsen, naar
Crocusstraat 68.
W. van DrielVerzijl, huishoudster, van
Krommenie, naar Hoogstraat 121.
H. van Herwerden, adj-directeur Drukkerij
„De Boer", van Velsen, naar Javastraat 127.
B. E. A. Kühne, banketbakker, van Alk
maar, naar Spoorstraat 21.
J. C. G. Oomen, kleermaker, van Doorn,
naar Hoogstraat 121.
J. de Rek, van Renkum, naar Meeuwen
straat 5.
G. Rendenvan der Sloot, van Nigtevegt,
naar Dahliastraat 81.
Wed. A. E. SmitBarewijk, van Amster
dam, naar Gravenstraat 41.
E. C. Spetter—Dasberg, van Rotterdam,
naar Kanaalweg 43.
G. J. C. Stins, hulp in de huishouding, van
Alkmaar, naar Kanaalweg 59.
D. A. Suiker, hofmeestersmaat K.M., van
Zeist, naar Binnenhaven 17.
H. Adema, los werkman, van Bolsward,
naar Broodsteeg 8.
H. H. Toster, van Harlingen, naar Nieuw-
straat 18.
C. F. Visser, van Barsingerhorn, naar van
Foreestweg 8.
G. Warner, van Amsterdam, naar Laan 19.
G. J. Augustijn, van IJsselmonde, naar
Ruyghweg 36.
B. Berkhout, korpl. monteur, van Oost en
West-Souburg, naar Crocusstraat 71.
J. Bosma, kaashandelaar, van Leeuwarden,
naar Koningstraat 18.
Jvr. M. A. CrommelinSchorer, van Den
Haag, naar Javastraat 121.
M. van Doorn, van IJsselmonde, naar
Ruyghweg 36.
F. C. van Dijk, van Amsterdam, naar Jou-
bertstraat 82.
M. C. Grollé. dienstbode, van Rotterdam,
naar Langestraat 66.
E. M. A. Keizer, van Nijmegen, naar Cronjé-
straat 21.
Wed. H. M. van LeeuwenstijnCaarls, van
Alkmaar, naar Kanaalweg 59.
L. MeijerGoudswaardt, van Soerabaja,
naar Sperwerstraat 51.
G. MoermanBos, van Zijpe, naar le Scha-
gendwarsstraat 8.
L. J. Mulderde Vries, van Vlissingen, naar
Hoofdgracht 34.
L. M. P. Pauwels, los werkman, van Roosen
daal en Nispen, naar Heersteeg 6.
W. F. Schreurs, sergt.-majoor der mariniers,
van Curagao, naar Reigerstraat 47.
P. C. DoornbosDienst, van Soerabaja,
naar Piet Heinstraat 1.
W. H. Franse, majoor-konstabel, van Soera
baja, naar Crocusstraat 12.
Natuurhistorisch Museum. Elke week:
eiken Woensdagmiddag van 3—6 uur, eiken
Zaterdagavond van 710 uur, den eersten
Woensdag van elke maand van 810 uur,
den eersten Zondag van elke maand van
35 u.
Maandag 12 April.
Musis Sacrum, 8.15 u. Feestavond „Frissehe
Morgen".
Musis Sacrum, 8 u. Soirée- en Cabaretavond
Zwemsportclub „Frissehe Morgen", voor
leden en genoodigden.
Dinsdag 13 April.
Casino, 8 u. (voorzaal). Propaganda-film-
avond Instituut Arb. Ontwikkeling.
Donderdag 15 April.
Musis Sacrum, 8 u. Wetenschappelijke
lezing met lichtbeelden. Onderwerp: „Doel en
beteekenis van het zweefvliegen".
Casino, 8 u. Operette-uitvoering „Harmo
nie", voor leden, donateurs en genoodigden.
Maandag 12 April19.23 uur
M. GoebertZwaai, van Soerabaja, naar
Joubertstraat 85.
E. W. Janssen—Morgenroth, van Schagen,
naar Middenstraat 98.
J. 't Jong, steenzetter, van Sliedrecht, naar
Sternstraat 25.
J. BeumerKlapmeijer, van Amsterdam,
naar Violenstraat 57.
10 April 1937.
ONDERTROUWD: M. Stroosnijder en R.
van der Zandt.
BEVALLEN: A. Renden—Karssen, d.
OVERLEDEN: M. J. KortDorlijn, 62 jaar.
Berichten uit het „Vliegend Blad",
thans „Heldersche Courant", Dagblad
voor Den Helder en omstreken.
(Op rijm gezet door Jan Mens.)
Ook op het gebied reclame,
Was men toen al bij de hand,
Had men van goed adverteeren,
Zelfs reuze veel verstand.
Want een handelaar in zeep was,
In dat vak heel goed doorkneed,
Zijn zeep zei hij, dat was zeker,
Die het nog 't beste deed.
Zelfs het allerslechtst karakter,
Van een staatsman werd weer schoo.
Als hij slechts de zeep gebruikte,
Van deez' Nederlandsche zoon.
Besluit:
Een en ander is nu evqn,
De revue eens gepasseerd.
En misschien heeft U hieruit ook,
Nog een kleinigheid geleerd.
Dit is zeker de H. C was,
Al die jaren actueel,
En dat blijft zij in de toekomst,
Heusch, U krijgt beslist Uw deel,
Van het nieuws, dat U wilt lezen,
Krijgt U 't beste voorgezet,
Alle dagen nieuwe tijding,
Want des lezers wil is wet.
Mocht U nog geen abonné zijn?
Deel het ons dan even mee,
Neemt eens proef, en wij zijn zeker,
U blijft trouw aan de H. C.
Einde.
Den Helder, 1937.
doop
Annie de Hoog—Nooy
27)
Wie weet... misschien een dief, of een kinder
moordenaar... De juffrouw op school had gis
teren nog gezegd, dat die écht bestonden
en de heele klas gewaarschuwd, dat ze
nooit met iemand mee mochten gaan, die
hen op straat aansprak. Nu dat had Mammie
haar ook dikwijls genoeg gezegd. En gisteren
had ze het nog eens extra goed in haar ooren
geknoopt. Nee, Mammie en de juffrouw be
hoefden niet bang te zijn, dat zou ze vast
nooit doen. Maar als zoo iemand nu eens bij
je thuis kwam, als je alleen was, zooals zij
nu, wat dan...?
Ze stond in haar onderjurkje tegen de tafel
geleund. Ze had den moed niet zich verder
uit te kleeden, ze durfde zich niet eens te
verroeren, bang dat er in dat oogenblik iets
gebeurde wat ze niet zag of hoorde...
Weer, nu twee, driemaal achter elkaar dat
vreemde geluid. Alles kraakte, alles bewoog...
Waar kwam het vandaan van de trap of
van buiten tegen de ramen? Ze wist het
niet meer, ze keek van links naar rechts,
haar wangen begonnen te gloeien. Ze drukte
de ijskoude vuistjes stijf tegen haar mond...
ze kon haast niet slikken van angst. Daar
had je het weer... het kwam van het por
taal, nu had ze het duidelijk gehoord. Ze
voelde haar lippen trillen tegen haar hand.
Haar oogen rustten nu onafgebroken op de
deur, waarvan de knop, naar het scheen, te -
kens even bewoogLeek het nu zoo, of
was hij werkelijk een klein beetje naar lmks
gegaan. „J.
„O, Mammie, kom toch..." riep ze half
huilend en of het ineens tot haar doordrong
dat haar moeder nog niet komen kón, voeg
de ze er direct aan toe:
„Lieve Heertje, laat er toch asjeblieft niets
met me gebeuren
Ze hield even haar adem in, alsof ze wacht
te op iets, waaruit ze kon opmaken, dat haar
gebedje verhoord was. En plotseling hoorde
ze weer het geschuifel van juffrouw Vroman's
voeten. Dat geluid, dat haar aanvankelijk zoo
beangstigd had, gaf haar nu een gevoel van
rust. Nu wist ze weer, dat er in ieder geval
iemand in haar nabijheid was, een die haar
zou hooren als ze hard zou beginnen te
schreeuwen.
Het was of die gedachte haar moed gaf.
Met een plotselinge beweging schoot ze op
een der groote armstoelen af. Met alle kracht
van haar teere kinderlichaampje duwde ze
den zwaren stoel naar de deur. Ze haalde
verlicht adem toen ze hem er vlak tegenaan
geduwd had. Zóó was het goed, nu kon er
niemand meer bij haar komen en kon ze zich
rustig verder uitkleeden. Nu durfde ze ook
wel naar bed. Dat ze daar niet direct aan ge
dacht had...
In een oogenblik stond ze in haar nacht
ponnetje en zich naar haar bed begevend
dat in het aangrenzende vertrekje stond,
wipte ze er snel in en boven op de dekens
neerknielend, deed ze zacht haar klein avond
gebedje. En alsof ze bang was dat onze lieve
Heer datgene, wat zij zoo belangrijk vond,
niet goed zou verstaan als ze zoo fluisterde,
bad ze aan het eind hardop:
„U hebt me goed geholpen, lieve Heertje,
maar maak nu ook nog dat Mammie 's avonds
nooit meer weg moet, want misschien ben
ik toch nog wel eens een keertje heel erg
bang. Asjeblieft lieve Heertje, dank U wel!"
Ziezoo, dat had ze gevraagd en dat zou nu
wel gebeuren ook, daar twijfelde ze geen
oogenblik aan. Moeder Dekkers had haar dik
wijls verteld, dat je élles kreeg wat je aan
onzen lieven Heer vroeg, en wat moeder Dek
kers zei, dat was altijd waar. Als het maar
niet te brutaal was, om twee dingen op één
avond te vragen... Met een vaartje dook ze
onder de dekens. Hè, wat was het fijn in bed.
Nu voelde ze pas hoe moe ze was. En wat
had ze een honger... Dat was waar ook, ze
was heelemaal vergeten haar boterhammetjes
op te eten. Maar ze had ze ook niet gezien.
Anders stonden ze altijd op tafel klaar, met
een half glas melk er bij, ook wel eens een
héél, als er veel melk over was. Zou Mammie
ze in de broodtrommel hebben laten staan?
Ja, ze moest er dan toch nog maar even uit,
want het kriebelde ineens zoo in haar maag.
Met eenige moeite haalde ze de trommel
van de plank, doch toen ze haar open gedaan
had, keek ze erg onthutst. De trommel was
leeg... Een paar enkele korstjes lagen er in,
dat was alles. Hoe kon Mammie haar zóó
vergeten? Maar dan bedacht ze met schrik,
dat haar Moeder gezegd had, dat ze, als ze
naar huis kwam, een half brood mee moest
brengen en dan zelf haar boterhammetje
maar klaar moest maken. Een paar plakjes
kaas lagen er nog in de kast...
Dat kwam er van als ze op straat bleef
spelen en niet direct naar huis ging, zooals
Mammie dat wou. Nu had ze haar niét eens
meer gezien en nu had ze niets te eten ook.
Het was haar eigen schuld, dat begreep ze
nu heel goed, maar haar gevoel van honger
werd er niet minder door, eerder nog erger.
Ze zag in gedachten weer de stapeltjes,
brood op de tafel bij Doortje's moeder. Wat
zou ze er nu voor over hebben om één zoo'n
lekkere boterham met worst te hebben.
Doortje'had er haar wel graag een gegeven,
als ze maar gedurfd had. Maar Doortje was
bang voor d'r moeder nou, dat kon zij best
begrijpen, dat was ook een echte moeder om
bang voor te zijn. Niets leuk. Nee, dan haér
Mammie, die was heel anders! Ze had ineens
groote spijt, dat ze niet precies gedaan
had, wat mammie haar gezegd had. Dat
kwam altijd verkeerd uit, dat kon niet
anders. Nu had ze d'r straf al. En onze lieve
Heer, nou. Die zou er ook niet erg over te
spreken zijn. En nu had ze Hem nogal zoo
veel gevraagd... Alles kwam nu ook wel erg
slecht bij elkaar. Ze voelde zich verschrikke
lijk schuldig. Ze zou het allemaal weer goed
maken. Mammie zou zich in het vervolg niet
meer over haar te beklagen hebben, dat nam
zij zich vast voor. O, jeetje, wat begon het
nu toch gek te doen in haar maag. Net of
er van binnen een muisje zat te knagen... Zou
ze die twee plakjes kaas maar opeten? Dat
mocht anders niet zonder brood, maar nu, dat
ze zoo'n honger had...? Ze dacht er aan hoe
ze dien middag nog ontevreden tegen haar
moeder had gezegd:
„Ajakkes, vanavond alwéér kaas..." en nu
vond ze het zoo heerlijk, hoe kon dat nou
Ze vergat de broodtrommel weg te zetten
alvorens ze weer in bed stapte. Dat kwam
omdat haar gedachten alweer met iets an
ders bezig waren. Wat had juffrouw Vro-
mans ook weer allemaal gevraagd over haar
vader Dat moest ze Mammie zeker ver
tellen... Hè, wat stak dat licht in haar oogen.
Het beste zou zijn, dat ze heelemaal met
haar hoofd onder de dekens kroop, dan zag
ze het niet... Maar dat durfde ze toch niet
goed, al wist ze zeker, dat ze bij dat helle
licht niet gemakkelijk in slaap kon komen.
En het nachtlichtje uit het donkere keuken
tje halen... dat deed ze voor geen geld van
de wereld. Nee, dan maar zoo. Als ze haar
gezicht eens naar den muur keerde...? Maar
dan kon ze immers de deur niet in het oog
houden... Daar moest ze toch steeds naar
blijven kijken, al stond die groote stoel er
ook voor. Ze was er wel zeker van dat er nu
niemand binnen kon komen, maar je kon
toch nooit weten, sommige mannen waren
zóó sterk...!
T oen bedacht ze plotseling met schrik, dat
haar Mammie er nu ook niet in kon. Wat
nu? De stoel wegschuiven? Daar dacht ze
niet aan. Er was dus maar één uitweg, wak
ker blijven totdat ze thuiskwam. Ja, dét zou
ze doen... Maar geen vijf minuten daarna
sliep ze als een roos.
De nabijzijnde torenklok deed juist twaalf
slagen hooren, toen Diny de straat harer wo
ning inkwam. Ze was laat vanavond.
De meisjes hadden haar ook nog zooveel
kleine werkjes gegeven en als ze die nu
niet even afgemaakt had, zou ze er morgen
zeker een uur vroeger voor hebben moeten
komen.
Morgen... Er was altijd weer een nieuwe
dag waarop dat afschuwelijke werk haar
wachtte. Hoe lang nog? In ieder geval niet
langer meer dan enkele weken. Ze begreep
nóg niet hoe ze er toe gekomen was zoo'n
betrekking aan te nemen. Nog nooit had ze
ergens zóó'n spijt van gehad.
Iederen avond voelde ze weer opnieuw, hoe
dat tooneelgedoe haar tegenstond. Dat was
een wereldje op zichzelf, waar zij zich niet
op haar plaats gevoelde. En nu had zij er
eigenlijk nog zoo weinig mee te maken. Ze
deed haar werk en daarmee was het voor
haar afgeloopen. Maar dat nam niet weg, dat
zij er toch heelemaal tusschen zat.
Daar zag ze Lottie ook pas, zooals ze wer
kelijk scheen te zijn, los in woorden en manie-
ten. En ze v/as nog niet eens de ergste van
het troepje. De een stak daar de ander aan.
Ze kreeg verhalen over avontuurtjes te
hooren, zooals ze niet gedacht had, dat ze
konden bestaan. Ze liet het allemaal maar
langs zich gaan, nadat ze haar eens in koor
uitgelachen hadden, toen zij haar veront
waardiging er over uitsprak, dat men in de
kleedkamers zoo onbeschaamd over dingen
durfde te spreken, waaraan een ander zelfs
vermeed te denken. Later, toen ze naar huis
was, hadden de anderen flauw gelegen van
het lachen. Dat vertelde Lotti den volgenden
dag. Wat was zij er eigenlijk voor een, had
den zij gevraagd. En wat verbeeldde zij zich
wel? Dat ze hun een beetje de les Ln lezen
om wat ze él of niet mochten zeggen? Kon
ze geen aardigheidje verdragen? Waar dacht
ze eigenlijk, dat ze terecht gekomen was, in
een klooster Ze had non moeten worden,
dan? Ze was getrouwd, ja dat kenden ze.
Zoo van tijd tot tijd waren ze dat allemaal...
Ze had ze achter de ellebogen, dat was vast.
Ze zouden haar wel eens willen zien als ze
los kwam, dan was ze misschien wel tienmaal
erger dan zij...
(Wordt vervolgd).