Amerika's terugtocht uit Oost-Azië Kloek met kiekens Radioprogramma toen hij plotseling door een schot werd op- Een besluit moet genomen. DINSDAG 20 APRIL 1987. Hilversum I. KRO-Tjitzending. 4.005.10 HIRO. 8.00—9.15 en 10.00 Gramofoonplaten. 11.30 Godsd .halfuur. 12.00 Berichten. 12.15 De KRO-Melodisten en solist. 1.00 Gramofoonplaten. I.20 KRO-orkest. 2.00 Vrouwenuur. 3.00 Modecursus. 4.00 Gramofoonplaten. 4.05 Causerie „Theosofie en Godsdienstvrij heid". 4.30 HIRO-Post. 4.35 Gramofoonplaten. 4.45 Causerie „De Vrouwen, Vredesgang en Opvoeden tot Vrede". 5.10 KRO-Kamer-orkest. 5.456.00 Felicitatiebezoek. 6.05 Het KRO-orkest. 6.40 Esperantocursus. 7.00 Berichten. 7.15 Causerie „De a.s. koloniale missie-actie". 7.25 Gramofoonplaten. 7.35 Sporthalfuur. 8.00 Berichten ANP. Mededeelingen. 8.15 De KRO-Melodisten m.m.v. solist en de O.K. Rhyhm Stars. 9.20 Gr. opnamen van Nederlandsche en Hon- gaarsche artisten. 9.45 Concert m.m.v. solisten, R. K. Residen tiekoor en Residentie-orkest. 10.15 Gramofoonplaten 10.30 Berichten ANP. 10.40 The Gold Stars. II.3012.00 Gramofoonplaten. Hilversum H. AVRO-Uitzendlng. 8.00 Gramofoonplaten. 10.00 Morgenwijding. 10.15 Jetty Cantor's Ensemble. 11.00 Huish. wenken. 11.30 Vervolg J. Cantor's Ensemble 12.30 Het Cantabilé-orkest. 2.30 Zang en piano. 3.00 Knipcursus. 4.00 AVRO-Dansorkest. 4.30 Kinderkoorzang. 5.00 Kinderhalfuur. 5.30 Gramofoonplaten. 5.45 Lente-rhapsodie (Gr. pl.). 7.00 Voor de kinderen. 7.05 Orgelconcert. 7.30 Engelsche les. 8.00 Berichten ANP. Mededeelingen 8.10 Gramofoonpl. 8.25 Bonte Dinsdagavondtrein. 10.45 Actualiteitsflitsen. 11.00 Berichten ANP. Hierna AVRO-Dansorkest. 1L4012.00 Gramofoonplaten. De tijd is gekomen om een difinitief besluit te nemen. Het Verdrag van Was hington liep eind 1936 af .De weg is vrij voor verdere versterking in het Westelijk deel van den Stillen Oceaan. Wij moeten dan ook nü beslissen of we voorwaarts willen of terug. Welk besluit wij ook nemen, het zal onbe vredigend zijn, en toch, besluiten móéten we. Als we China niet redden, zal ons geweten ons kwellen want Amerika's geweten is gevoelig geworden nu de tijd ver achter ons ligt, dat wij de Roodhuiden uitroeiden, Cali- fornië inpikten en de imperialist speelden op de Philippijnen. Als wij om China duelleeren, en winnen, dan zullen wij onszelf hebben uit verkoren voor de moeilijkste en ondankbaar ste taak, de stabilisatie van het Oosten. Amerika's opvattingen zijn verdeeld. De scheidingslijn loopt ongeveer tusschen de bur gerij en de militairen. Men moet den verstan- digen burger net een kaarsje zoeken, die een goed motief weet om Japan te bevechten of millioenen te besteden aan de voorbereiding van de verdediging tegen Japan. De krijgs haftigheid van den Amerikaanschen burger gaat niet verder dan Hawaï, den waakhond van onze Westkust. Maar de vloot wil wèl verder. De vloot heeft het over het verster ken van Guam, een brokje Amerikaansch gebied, dat volkomen omgeven is door Japan- sche eilanden. Guam versterken zou zinneloos z n. De Japansche vloot zou op elk moment Guam met zijn versterkingen kunnen ver overen, een vorstelijke gift van de Amerikaan- sche belastingbetalers aan Japan, Deze be- dreiging, dat men Amerika's hoofd tusschen Japans kaken zou gaan steken, is dan ook in Japan begroet met een mengeling van ver- bazing en lachlust. De Amerikaan, die thans Japan bezoekt, voelt zich ietwat schaapachtig. Hjj benijdt den u y°frr wien er veel meer °P het spel staat in het Verre Oosten, maar wiens regeering pas wat zegt als zij haar woorden kracht kan bijzetten. Ik moet denken aan de uitlating van Theodore Roosevelt. Hij aarzelde nooit, iemand den handschoen toe te werpen als hij Een vastberaden politiek ls noodlg. Een vastberaden politiek nopens het Verre Oosten is noodig. Men oogst alleen beleefde verachting, als men zich besluiteloos toont, zich terugtrekt van de Philippijnen en oprukt naar Guam, eerst „boe" roept en dan zoete broodjes bakt, eerst bang maakt en dan vleit. Het gaat heel eenvoudig om oorlog of vrede. Wij kunnen het Oosten niet binnen dringen zonder oorlog. Als het dan gebeuren móét laat het dan oorlog zijn en geen ge zwam: de Philippijnen weer bezetten, Japan een pak slaag geven, de voogdij over China hernemen. Maar als de tegenvallers op handelsgebied, die hebben geleid tot het prijsgeven van de Philippijnen, worden begrepen als een symp toom, dat het ons geen onmiskenbare baat brengt, den imperialist te spelen in het Verre Oosten; als wij tot de conclusie komen, dat wij onze milliarder, beter besteden dan door ons te mengen in Azië's twisten; als wij mee- nen, dat wij alles bijeen bezien niet be ter kunnen doen dan ons terugtrekken laten wij ons dan althans terugtrekken met zwier. „De Kern." (uit een artikel van Willard Price ln „Asia", New York, Februari 1937). Amerika trekt zich terug uit het Oosten. Maar het schijnt dit niet te kunnen doen zon der zijn vinger te klemmen tusschen China's dichtslaande deur, spijtige blikken te werpen op de Philippijnen en te struikelen over Guam. Het is niet verwonderlijk, dat Amerika zich ongaarne en daardoor onhandig terugtrekt. Het is niet leuk, na een opmarsch van honderd jaar rechtsomkeert te moeten maken. Het ls de groote verzaking. Geen keerpunt in Ame rika's geschiedenis was van grooter beteeke- nis, géén eischte zooveel nuchter nadenken, zooveel afwezigheid van hartstocht en voor oordeel. Een mislukte tocht, die resultaten bracht. Meer dan een eeuw was Amerika op weg naar het Oosten. Het is daar nooit aangeko men. En toch, de mislukking bracht geweldige resultaten. Het land zou zich nooit zóó hebben ontwikkeld zonder de aantrekkingskracht van het Oosten. De Amerikaan aanvaardt zijn Ca- lifornië en Oregon als iets vanzelfsprekends. Het valt hem nooit in, daar China voor te be danken. En toch, zonder China's lokroep zou de Westkust heden ten dage vermoedelijk eer der aan Rusland, Engeland of Mexico hebben toebehoord dan aan de Veheenigde Staten. Het was „de oude handel op China", die Amerika het belang van de kust deed beseffen. De Westkust was uiterst gunstig gelegen voor den handel op het Oosten. Zoowel op Oregon als op Californië werd de aandacht der Amerikanen in de eerste plaats hierom gevestigd, omdat men daardoor in con tact kwam met den Stillen Oceaan, „die nog geen beheerscher had", en daardoor met Azië. Later begeerde men Alaska, omdat „de Stille Oceaan, zijn kunsten, zijn eilanden en de ge weldige gebieden aan den overkant het voor naamste tooneel der gebeurtenissen zullen vor men in 's werelds groote toekomst". En door de verwerving der Aleoeten zag men Amerika „de vrienden-hand naar Azië uitstrekken" een betoog, dat Japans huidige strategen toor nige klanken zou ontlokken. Hawaï, Samoa, Guam, zij werden begeerd als aanloophavens en invloeds-posten op den weg naar het Oos ten. En de Philippijnen werden niet zoozeer om zichzelf begeerd dan wel om hun beteeke- nis voor den handel in den Pacific, en met name met China. Azië heeft dus een groote rol gespeeld bij de expansie der Vereenigde Staten ten Westen van het Rotsgebergte. De weg terug. Thans is de zaak omgekeerd. Het jong- mensch, dat altoos werd aangespoord West waarts te tijgen, wordt nu op de boot-naar- huis gezet. „Wat moet Amerika doen?", vroeg ik den directeur van een Amerikaansche bank te Peiping. „Amerika kan maar één ding doen vertrekken. Wij zouden hier graag za ken doen maar het is geen oorlog waard." Waarom zorgen wij er zoo voor, paraat te zijn? Wij zijn niet bevreesd, dat Japan onze Westkust zal komen aanvallen. Wij denken alleen aan onze rechten in het Verre Oosten. Welk Verre Oosten? Wij hebben de Philippijnen verloochend en hebben geen levensbelangen ih Neder- landsch Oost-Indië of Australië. Onze handel met Japan is belangrijk, driemaal zoo groot als die met China; maar het ligt voor de hand, dat wij geen vloot noodig hebben om dien handel te beschermen, want er bestaat hier geen belangen-tegen- stelling. De enorme omgekeerde pyramide van onze vlootuitbreiding in den Pacific rust mét heel zijn dure zwaarte op één punt den handel met China. Dollars worden uitgegeven om centen te ver dienen. Wellicht spelen trots en geprikkeldheid hierbij een groote rol. Vele acties in de inter nationale politiek worden meer bepaald door gevoelens dan door economische belangen. Onze oude handel op China is een erfstuk. Hij heeft gevoelswaarde gekregen. Bovendien wordt onze trots gekwetst door de kortaffe manieren van sommige Japansche elementen in China. Wie kookt niet van verontwaardiging en verlangt niet naar gewapend optreden in naam der gerechtigheid, wanneer hij op het perron van het Oosterstation te Tientsin staat en er de smokkelaars aan het werk ziet? Een bende van 200 Koreanen intimideert de Chinische po litie, die op den achtergrond staat te kreunen, en tilt balen smokkelwaar door de coupé 113. Hij raampjes. Passagiers worden van hun plaats gedrongen of geranseld; balen vullen de ban ken en de doorgangen. De reizigers zitten bo ven op de balen, moeten steeds hooger klim men naarmate de stroom wast. Ik worstelde eens door zulk een wagon. De weg van het eene einde naar het andere vergde tien minu ten en leidde door een chaos van stompende ellebogen, botsende balen, schreeuwende vrou wen, huilende babies, en over bergen balen zoo hoog als de schotten. Maar die wagon was toen nog maar pas half vol. Het laden ging door tot de reizigers met hun hoofd tegen het dak stootten. Sommigen lagen in het bagage net. De ramen zaten potdicht. Er was geen luchtverversching. De conducteur moest, om kaartjes te knippen, op handen en voeten rondkruipen. Japan loochent natuurlijk, dat het officieel iets te maken heeft met de campagne, welke China overstroomt met Japansche smokkel waar. Het betoogt zelfs, dat de Japansche firma's in China er schade door lijden. Als men er bij Japan op aandringt, de smokke larij te beteugelen langs dat deel van de Chineesche kust, dat door Japan wordt be- heersch, dan krijgt men ten antwoord, dat dit niet Japans taak is, maar die van de Chineesche douane-beambten. Edoch, die hee- ren zijn doodsbenauwd voor de zeeschuimers van Hopeh. Het smokkelen is op het oogen- blik was afgenomen, maar dat komt alleen doordat de Chineesche pakhuizen propvol smokkelwaar zitten, die eerst verkocht moet worden. Natuurlijk gebeurt dat tegen minieme prijzen, hetgeen den Britschen en Amerikaan schen handel ten zeerste schaadt. Als de boel verkocht is, zal de sluikhandel wel weer op leven. Maar ook zonder de hulp van den smok kelaar moet Japan wel winnen. Het kan immers fabriceeren voor prijzen, waar- DE ROEP VAN EEN UIL. reeds een heel eindje gewandeld, tegenover alle andere overdreven hoog lijken. Japan ligt vlak bij de zeevracht is gering. Japan maakt flaters in den omgang met Chineezen; en toch begrijpt het hen in wezen veel beter dan welke Westerling ook. Want het is zelf Azia tisch, en een fiksch stuk van zijn bescha ving is van Chineeschen oorsprong. Wat kan Amerika doen? Wat kan Amerika doen? Japan bevechten? Oorlog zou aan het wezen der zaak weinig veranderen. Een Amerikaansche overwin ning zou den afstand tusschen Japan en China niet vérgrooten, zou niets veranderen aan het feit, dat zij beide Aziatisch zijn, zou het Amerika's hoog levenspeil niet gemak kelijker maken met China's laag levenspeil te concurreeren. Een verslagen Japan, armer dan ooit, zou, verbeten, langer werken voor minder geld, en Amerika blijven onderbieden op de Chineesche markt. Zeker, men zou de Japansche militairen uit China (Mandsjoekwo inbegrepen) kunnen werpen, maar dat zou beteekenen, dat de taak, China te stabilisee- ren, welke door Japan is ondernomen, op Amerika zou worden afgewenteld. Want nie mand kan veel prijfijt trekken van China, zoolang China niet is gestabiliseerd. Heeft Amerika zin in dat baantje? Is het bereid, imperialisme dobr imperialisme te beteu gelen? Amerika's instinct verzet zich krach tig tegen zulk een program. Wij leven nu eenmaal in een wereld, waarin men zich zoo goed mogelijk behelpen moet. Japans aanvaarding van verantwoordelijkheid in China is een lapmiddel bij gebrek aan be ter. Wij zijn daar niet verrukt over, vele Japanners evenmin, maar het i s ni eerimaal zoo. Voor China is het een hard gelag, al be- teekent het misschien stoffelijke baat; het ver brijzelt den geest, al brengt het meer licha melijk gerief. Zoo kwetst het ook den trots en het rechtsgevoel van Amerika, al biedt het ons wellicht in handelsopzicht de beste kan sen. Japan zal het leeuwendeel inpikken van de Chineesche markt, maar wij zullen heel wat meer krijgen dan wanneer China chaotisch bleef. Japans winst zal slinken, misschien tot verdwijnens toe, door de hooge kosten van een militaire overheersching. Onze winsten zullen dien last niet hoeven te torsen. Mis schien zullen wij eindelijk een dollar verdienen aan den handel met China. De ervaring leert nu eenmaal, dat Japansche orde gemeenlijk neerkomt op Amerikaansch zakendoen. daardoor iets bereiken kon, maar hij zeide: „Ik geloof niet, dat wij ergens een houding aannemen, als wij geen voet bij stuk kunnen houden; en wat Mandsjoerije betreft (hij had ook China kunnen zeggen), als de Japanners een gedragslijn volgen, waar wij tegen zijn, dan kunnen wij daar toch niets aan doen, tenzij wij bereid zijn, oorlog te voeren." Wij hebben lang gedroomd, dat wij de schat ten van het „rijke Oosten" zouden overhevelen geschrikt. Tegelijkertijd floot een kogel dichtl angs zijn hoofd. Instinctmatig wierp hij zich onmiddellijk op den grond. De En- gelschen konden dat niet zijn, het waren sluipmoordenaars! Zou die woedende vrouw heim werkelijk een sluipmoordenaar achterna gestuurd hebben? Hij sloop nader bij, maar op de plaats vanwaar het schot was gelost, bevond zich niemand. Slechts een uil zat in een oude wilg en zijn ge roep klonk griezelig daar in het donker. in onze geldkisten. Wij zijn thans uit dien droom ontwaakt. De nuchtere feiten zijn, dat van het totaal onzer buitenlandsche beleggin gen slechts 1 in China is belegd, en dat onze handel met China nog geen 4 beloopt van onzen totalen buitenlandschen handel. Wij hebben het niet klaar gespeeld meer dan 7.000 Amerikanen in China en Mandsjoerije te doen wonen. Onze expansie-menschen dachten, dat wij den Stillen Oceaan zouden beheerschen als wij hem maar eenmaal hadden bereikt. Thans heeft België, ver van den Pacific verwijderd, meer economische belangen in China dan wij. Frankrijk dito. Engelands beleggingen zijn zes maal zoo omvangrijk als de onze. Het valt zelfs te betwijfelen of Amerika ooit een dollar winst uit China heeft gehaald. Het handhaven van strijdkrachten, te land en ter zee, in China en in den Pacific, heeft alle winst verslonden. Ja, als wij letten op de mil lioenen, die wij hebben uitgegeven en nog al tijd uitgeven voor de versterking van onze vloot in den Stillen Oceaan, dan komen wij vermoedelijk tot de conclusie, dat onze handel met China een zware verliespost is geweest. 114. WIE GAAT MEE? d'Artagnan wist nu, dat hij in de toekomst zijn oogen overal moest hebben. Den vol genden morgen riep de kapitein hem voor het front van de troep. „d'Artagnan, ik heb vier vrijwilligers noodig onder een vertrouw den leider. De lieden van La Rochelle heb ben vannacht namelijk een bastion her overd. dat wij voor twee dagen hebben ge nomen. Het gaat er nu om te weten in hoeverre deze sterkte bezet is." „Wie gaat mee?!" riep d'Artagnan en trok zijn degen. Twee kameraden der garde meld den zich d* del ijk. Twee soldaten der hoofd troep sloten zich bij hen aan. i

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1937 | | pagina 7