Stadsnieuws
Doodelijk
gasvergiftigingsgeval
De 1 Mei-dag viering
tylaandag 3 Mei 1937
Heldersche Courant
Tweede Blad
Eenheid door Democratie
Burgerlijke Stand van Den Helder
Licht op voor olie voertuigen
ft Haar andere Man"
HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor 8 ct. en 25% zwaarder dan de meeste andere.
Feuilleton
dooe
Annie de HoogNooj
Directeur van bottelarij vanmorgen
dood in zijn kantoor gevonden.
Hedenmorgen werd de Zuidstraat op
geschrikt door een wel zeer tragisch ver-
giftigingsgeval, dat aan het slachtoffer,
den heer B. van de bekende bottelarij der
fa. D. Kort, het leven heeft gekost.
Toen vanmorgen vroeg een der employé's
van de fa. Kort, Zuidstraat 75, zich aan zijn
werk wilde begeven, kwam hij, bij opening
van het kantoor, dat zich aan de straatzijde
bevindt, tot de ontstellende ontdekking, dat
zijn chef, de heer B. languit op den grond
lag. Hij begreep dadelijk, dat hier een ern
stig ongeluk moest hebben plaatsgehad, te
meer daar het kantoortje vol gas stond.
Oogenblikkelijk stelde de heer Raeymackers
zich in verbinding met dokter Proost en het
tegenover de woning liggende Wachtschip Hr.
Ms. „Schorpioen" en zoo spoedig als de ge
neeskundige hulp gearriveerd was, kon een
aanvang gemaakt worden met pogingen om
de levensgeesten op te wekken.
Bij voorbaat stond het echter reeds vrijwel
vast, dat hier geen hulp meer kon baten:
de pogingen werden dan ook niet met succes
jjekroond.
Het vermoeden is daarbij gewettigd, dat
de heer B. reeds overleden was, toen er met
de eerste hulp aangevangen werd.
Van de zijde van Hr. Ms. „Schorpioen" wa
ren nog zuurstofcylinders gebracht, doch al
deze assistentie heeft geen effect mogen
boeken.
Het behoeft geen betoog, dat het ongeval,
door de groote consternatie direct bekend was
en dat velen zich op het vroege uur om en
ibij de bottelarij verzameld hadden. Door de
politie werd deze belangstelling evenwel op
behoorlijken afstand gehouden.
Op zeer voorzichtige wijze heeft men om
8 uur vanmorgen de echtgenoote var den heer
B. van de ontzettende tijding op de hoogte
gesteld.
Vermelden wij nog, dat het slachtoffer on
geveer 35 jaar oud was en geen kinderen
bezat.
Nader vernemen wij nog, dat gebleken is,
dat de gaskraan in het kantoortje geheel ge
opend stond. Wat hiervan de oorzaak kan
zijn, wist men ons nog niet mede te deelen.
Naar wij reeds mededeelden, zal de Hel
dersche Afdeeling van de Nederlandsche Be
weging voor Eenheid door Democratie, morgen
avond in Casino een openbare vergadering be
leggen, waar als sprekers zullen optreden Dr.
P. H. Ritter Jr., Utrecht en Dr. J. Leopold
Siemens, Amsterdam.
Het is het plaatselijke bestuur nog mogen
gelukken voor deze vergadering, waarvoor
groote belangstelling blijkt te bestaan, een
derden spreker te vinden.
Zij heeft den heer J. C. Deering, geschiede-
misleeraar aan de H.B.S. te Utrecht en bekend
figuur in de Vrijzinnige jeugdbeweging, bereid
gevonden met beide reeds genoemde sprekers
het woord te voeren.
Wij verwijzen naar de advertentie in dit blad
en vestigen Uw aandacht op den aanvang van
8.15 uur.
Van 1 Mei 1937.
BEVALLEN: J. HooiveldBrandsema, d.;
K. Loup—Engelsma, z.; G. DijkshoornKapi
tein, d.
OVERLEDEN: H. W. M. (v.), 29 jaar.
Maandag
4 Mei
20.01 uur
Opvoering te Den Helder door het
Eerste Heldersche R.K. Gemengd
Tooneelgezelschap.
Het leek zoo op het eerste gezicht een
waagstuk, om zoo laat nog in het seizoen een
uitvoering te organiseeren. Maar het gezel
schap bovenbedoeld mag zich op dat gebied
gerust wel wat veroorloven, want haar repu
tatie hier ter stede is gevestigd.
Men had voor de 16e uitvoering de keuze
laten vallen op het hedendaagsche blijspel
„Haar andere Man", door Larry Johnson, na
dat dit door A. v. Deenen voor tooneel bewerkt
was. Dat die keuze een gelukkige was. bleek
Zondagavond overduidelijk uit het feit, dat de
groote zaal van den R.K. Volksbond geheel
gevuld was. En de afwezigen hadden, als zoo
vaak, ongelijk
„Haar andere Man" is een charmant blij
spelletje, waarbij als een roode draad door het
stuk heen loopt de tragedie van een gelukkig
getrouwd vrouwtje, die over een té levendige
fantasie beschikt. Jammer, want „ze bedoelde
het toch steeds zoo goed". Ze is indertijd ge
schaakt, en voor den vrederechter getrouwd,
en had zich dus de ongenade van haar oom
en voogd op den hals gehaald. Wij vallen mid
den in de gebeurtenissen, als nu deze oom, na
een jarenlange boudage, zijn bezoek op heden
aankondigt. Natuurlijk zal oom first-class ont
vangen worden, maar het jonge mevrouwtje
heeft om een vriendin te overbluffen
zoodanig hoog opgegeven van haar omstan
digheden, dat ze er mee zit.
Eerst wordt Stella, een dienstbode, gehuurd
van het plaatsingsbureau. Dan een butler.
Verder wordt van mevrouwtje's vriendin,
Sylvia Allen, tafelzilver en gordijnen betrok
ken. Als nu de butler verdacht wordt een
„kraker" te zijn, komen beide vriendinnen
overeen, dat mevrouwtjes echtgenoot, Harvey
Marshall, dan maar voor butler spelen moet.
En de maat raakt vol, als de oom eindelijk
arriveert, goede bedoelingen blijkt te hebben
en verklaart niet te zullen afreizen voor hij
Mr. Marshall, die dan verondersteld wordt op
reis te zijn, gesproken heeft. „Om het goed te
maken!" Want nu moet er óéfc nog een echt
genoot opgedoken worden. Alweer weten de
beide vriendinnen raad, en een vriend van een
kennis, dus een wildvreemde, wordt nu de
pseudo-echtgenoot.
En, daar de dames toevallig in dezen per
soon iemand hadden getroffen die pret in zijn
rol had, en bovendien de werkelijke echtgenoot
als butler er telkens bijstaat, voelt een ieder
wel, welke dolle situaties er ontstaan.
Op het einde van het tweede bedrijf is het
zoover gekomen, dat Mevr. Marshall door
haar tweeden echtgenoot boos naar bed wordt
gezonden (ze ging natuurlijk in de keuken
zitten huilen!) en dat Mr. Marshall „himself"
in zijn eigen huis wordt gearresteerd.
In het derde bedrijf hebben allen er genoeg
van en de ontknooping volgt vrij eenvoudig,
als oom verklaart den pseudo-butler terstond
herkend te hebben als Mr. Marshall, en wel
van de fotoEn de opgedoken hulp-echt
genoot blijkt toevallig de aanstaande te zijn
van het nichtje, dat oom vergezelde, welk
nichtje natuurlijk ook de noodige foto's ge-
etaleerd had gehad. Maar oom had zich stil
gehouden, wanthij had zich in geen jaren
zóó geamuseerd.
Het mooie van het stuk zou nooit zoo uit
gekomen zijn als niet de vertolking zoo vlot
was geweest. Mevr. WolsWittebrood en haar
man droegen het stuk als Mrs. en Mr. Mars
hall. De heer Groenewegen was een typische
oom uit Canada, en de heer L. Wols vertolkte
subliem den psuedo-man. Zijn zus in het dage-
lijksch leven, mej. C. Wols, bleek als dienst
bode goed in dit gezelschap te passen; wij
zagen wel eens slechtere dienstbodenrollen. De
bobby die Mr. Marshall arresteerde, de heer
Wittelaar, was een beetje vreemd gegrimeerd,
doch voldeed best. En eindelijk waren er mej.
Wittebrood en de heer Pot, die wel een korte,
doch evengoed zware rol hadden, en het er
best afbrachten.
Mejuffrouw v. d, Giezen, uit Alkmaar, die
ingevallen was voor een ander, kreeg een
bloemstuk voor het schitterend volbrengen
van haar rol als Sylvia Allen. Het was ver
diend.
De regie was dezen keer in handen van den
heer Spaay, en de heer Polman verzorgde de
grimes.
lik
Weinig zon, maar veel enthou
siasme. Monument voor Verste
gen onthuld. Massale optocht
door de stad.
Ondanks de reeds des morgens 7 uur drei
gende weersgesteldheid, zelfs motregende het
min of meer, klaarde in den loop van den mor
gen het weer op, hoewel het zonnetje den ge-
heelen dag pertinent weigerde acte de présence
te geven.
Nadat de reveille van „Helders Fanfare
corps" plaats gevonden had, waarover wij reeds
het een en ander in ons nummer van Zaterdag
schreven, werd om 10 uur in den morgen het
monument ter nagedachtenis aan wijlen den
heer A. G. A. Verstegen op het Huisduiner
kerkhof onthuld.
Onthulling Monument Verstegen.
Het bleek, dat velen zich geroepen had
den gevoeld zich naar het kerkhof te be
geven: onder hen merkten wij verscheide
ne hoofden van bedrijven op, enkele wet
houders en gemeente-ambtenaren.
Voorts uit den aard der zaak de bestuurs
leden van de diverse organisaties der plaat
selijke Arbeidersbeweging.
Van de familie zagen wij mevr. Verstegen
met haar dochter en zoon, en voorts 2 klein
dochters.
Allereerst kwam het zangkoor „Kunst aan
't Volk" aan het woord, dat onder leiding van
den heer Rusting, de beide liederen „Aan de
Strijders" en „Morgenrood" zong.
Plechtig klonken de klanken over de be
graafplaats, waar de velen met ontbloote
hoofden stonden te luisteren.
De heer Van der Vaart.
Het is dan de heer P. S. van der Vaart,
die een korte rede uitspreekt, waaraan wij
het volgende ontleenen:
8 Augustus van het vorige jaar kwam de
mare over onze stad, dat Verstegen gestorven
was en 12 Augustus bevonden honderden zich
op deze plaats om deze stoere, groote figuur,
naar zijn laatste rustplaats te begeleiden.
Daar waren vele gevoelens, die zich in die
dagen van ons meester gemaakt hadden: ge
voelens van dankbaarheid, hoogachting, ver
eering en zij waren het, die naar een vorm van
uiting zochten.
Al spoedig daarna was dan ook het besluit
genomen, dat er een blijvende herinnering aan
deze figuur moest komen, een herinnering, ook
voor het nageslacht.
Wel bijzonder tot groote voldoening
stemmend, was het, dat bleek, dat deze
spontane sympathiebetuigingen niet alleen
kwamen uit de lyjen van de moderne arbei
dersbeweging, doch ook van de zijde van
vrienden en goede bekenden van Ver
stegen.
Men heeft gemeend een monument te moeten
kiezen, en het ontwerp daarvan werd opge
dragen aan den Amsterdamschen architect
Piet Kramer, die een persoonlijk vriend van
den overledene was.
Het is duidelijk, dat Kramer er op bij
zondere wijze in geslaagd is aan de op
dracht te voldoen: het monument getuigt
van den geest van Verstegen; machtig en
grootsch. En zijn groote levensblijheid
wordt gedemonstreerd door het frissche
van het plantsoen.
Het verheugt ons allen ten zeerste, dat dit
monument er gekomen is, en niet alleen om
het bezit, als een vertolking van blijvende sym
pathie en liefde voor dezen grooten voorganger,
maar ook, omdat er thans iets geschapen is,
dat ook in de verre toekomst de herinnering
aan Verstegen levendig zal blijven houden.
Want Verstegen was zelf ook meer dan
een man van dezen tijd: hij was man van de
toekomst en wij hopen, dat een ieder, die nu
en later voor dit gedenkteeken zal staan, zich
zal verdiepen en dat hem door het lichtend
voorbeeld van dezen man sterkte gegeven
wordt.
Vervolgens spreekt de heer Van der Vaart
nog een woord speciaal tot de partijleden, met
betrekking tot het feit, dat men iederen eer
sten Mei een gang naar het kerkhof maakt,
doch dat deze in den vervolge steeds allereerst
gericht zal zijn naar deze plaats.
Met de verzekering aan de familie
gevend, dat het de meest nobele gevoelens
zijn, die de schenkers tot deze daad hebben
gebracht, draagt de heer Van der Vaart
dan het monument over aan de familie
Verstegen.
Het is de heer A. Verstegen, zoon van den
overledene, die dankt voor de eer, aan zijn
vader bewezen.
Velen maken nog van de gelegenheid ge
bruik anjers en tulpen bij het monument te
leggen.
Lof van den architect.
In een kort onderhoud, hetwelk wij nog had
den met den architect van dit zoo zeer ge
slaagd gedenkteeken, den heer Kramer, ge
waagde deze van zijn buitengewone waardee
ring voor den heer Elinga, den tuinkunstenaar,
onder wiens voortreffelijke leiding het perk uit
gevoerd werd. Eveneens vol lof was Kramer
over den uitvoerder van het monument, den
heer A. van de Wouw, die in 12 dagen kans
heeft gezien het werk te voltooien, en dat naar
volle tevredenheid van den architect.
Concert Fanfarecorps en „Kunst aan
het Volk".
Des middags van 2 tot 4 uur heeft „Hel
ders Fanfarekorps in de muziektent in het
Julianapark geconcerteerd, in samenwerking
met de Arbeiderszangvereeniging „Kunst aan
't Volk".
Er werd een programma uitgevoerd, dat ge
deeltelijk gewijd was aan diverse Plan- en
strijdliederen, gedeeltelijk aan andere muziek.
Verscheidene nummers vielen een zeer zuivere
vertolking te beurt, met name een fantasie van
strijdliederen, gecomponeerd door Herman
Altink en waaraan de Zangvereeniging haar
medewerking verleende.
Er was voor dit concert slechts matige be
langstelling, hetgeen waarschijnlijk wel oor
zaak in het eenigszins ongewone uur zal vin
den.
De jeugd danst.
Inmiddels was een gedeelte van de A.J.C.
en den N.A.S.B. een optocht door een gedeelte
van de stad aan het maken, meevoerend de
traditioneele Meiboom en tal van vaandels en
vlaggen.
Een kleurige stoet, keurig opmarcheerend
door de straten, van jongens en meisjes, voor
afgegaan door pittige trommelslagers. Op het
gazon aan de Van Galenstraat werd de stoet
ontbonden en ten aanschouwen van tal van
belangstellenden vond hier een demonstratie
plaats. De Meiboom werd opgericht en daar
omheen ving het dansen aan.
Het was voor de jongens en meisjes spijtig,
dat er niet wat zon bijkwam. Nu waren ze
verplicht op het lang niet droge grasi te zit
ten, hetgeen met name voor de optimisten
met bloote beenen o.i. een penetentie geweest
moet zijnf
Maar: tenslotte was het 1 Mei en op
gazon stonden goudgele paardebloemen en
blanke madelieven te bloeien, en wat is er
méér noodig, om jonge menschen een uit
gelaten vreugde te bezorgen?
En zoo danste men en zong, en vroom k
klonken de mandoline-klanken over het groene
De Avonddemonstratie.
Om half zeven 's avonds was het voor
de laatste maal verzamelen geblazen op
de Westgracht voor de demonstratie door
de stad.
Om 7 uur begaf men zich op weg en
bleek, dat een grooter aantal deelnemers
dan het vorige jaar in de rijen meeliep.
Het was zacht voorjaarsweer, zoodat er voor
het schouwspel van honderden, in flink tempo
marcheerende menschen, voorafgegaan door
Helders Fanfarecorps, groote belangstelling
bestond.
En zoo trok men straat-in, straat-uit en
vroolijk kaatsten de klanken der muziek terug
tegen de muren; een groot aantal banieren,
Planvlaggen en doeken werd meegevoerd, die
natuurlijk eveneens het noodige acpect aan den
optocht gaven.
Tegen 8 uur bereikte men Casino, alwaar,
evenals in voorgaande jaren, de slot-feestver-
gadering plaatsvond.
In Casino.
Nadat „Kunst aan 't Volk" zich in een drie
tal nummers had doen hooren, hield de heer
Van der Vaart als voorzitter de gebruikelijke
welkomstrede. Hij wees er op, dat ditmaal de
Meiviering staat in het teeken van het Plan
en den Wereldvrede. Circa een halve eeuw
geleden is het, dat deze Meiviering officieel
werd ingesteld, en het kleine groepje, dat die
50 jaar geleden voor het eerst den 1 Meidag
tot een feestdag trachtte te maken voor de
arbeiders, is inmiddels uitgegroeid tot een
machtig orgaan, dat zijn plaats veroverd heeft
en zijn rechten weet doen gelden ook. De strijd
voor den 8-urendag is uitgegroeid tot een
positieven strijd voor de 40-urige werkweek
en zoo gaat de moderne arbeidersbeweging
steeds voorwaarts. Met vreugde kunnen wij
vaststellen, dat wij erin geslaagd zijn in den
loop dier 50 jaar een strijdbare macht te for-
meeren. Als wij thans klagen over de crisis
en de reactie, waartegen we te strijden heb
ben, mogen wij wel eens bedenken, zegt spr.,
dat we jaren en jaren hebben moeten vechten
b.v. voor onzen 8-urendag. En tegenwoordig,
nu er zoo ontzaglijk veel van ons gevergd
wordt, is het meer dan ooit noodig, dat we
elkaar doordringen van elkanders onmisbaar
heid. Wij moeten dit Meifeest dan ook vieren
met de gedachte, dat alleen die saamhoorig-
heid onze arbeidersklasse kan behoeden voor
ineenstorting. Onze strijd voor het Plan van
den Arbeid is daarom thans zoo buitengewoon
belangrijk: zorgt, dat wij zoo sterk mogelijk
voor den dag komen. Men zal ons natuurlijk
met alle denkbare middelen bestrijden. Spr.
noemt daarvan verschillende op en protesteert
tegen de gestie van Minister Colijn, die per
soonlijk een verkiezingsactie leidt. Ook over
de leuze voor wereldvrede spreekt spr. nog,
waarbij hij er op wijst, dat wij nog groote
reden tot dankbaarheid hebben, omdat in ons
land althans nog ongestoord het Meifeest kan
worden gevierd, zij het dan door allerlei ver
boden, niet volkomen in eigen sfeer. Maar ge
lukkig, in haar diepste wezen is de vrijheid
van optreden in ons land nog niet aangetast.
Daarom dus kunnen wij vreugdevol ons Mei
feest vieren, onze organisatie is intact en de
toekomst is weder hoopvol. En meer en meer
rijpt het besef, dat de menschheid naar elkan
der toe moet groeien.
Over de revue, die den hoofdschotel van den
avond vormde, een enkel woordje. Het spreekt
vanzelf, als jaar in jaar uit zooiets vertoond
wordt, dat de eene maal wel eens gelukkiger
uitvalt dan de andere. Van deze revue kun
nen wij zeggen, dat zij bijzonder goed was:
de groote lijn die er doorheenliep - de anti
these „particulier initiatief" of „gemeen
schapsbedrijven" werd tot het einde toe
vastgehouden; de dialogen waren vlot, de ver
schillende scènes dikwijls geestig, aankleeding
schitterend, terwijl ook grime en spel der
diverse a.rtisten op ditzelfde hooge peil stond.
En ook de ernst ontbrak in deze revue niet.
Het geheel was een goed-geslaagde propa
ganda voor het Plan.
45.
Wat een gek schrift... 21e begreep er niets
van. Toen kreeg ze een vermoeden... Een
glimlach vloog over haar gezicht. Het was
dus waar. Paul zat even hard te tobben als
20... En nu wou hij haar naar de eetkamer
lokken .natuurlijk om daar eens ongestoord te
kunnen uitpraten. Maar waarom had hij zijn
toevlucht genomen tol dit verdraaide schrift
'n Groote jongen toch eigenlijk nog, om zoo
iets uit te denken... Waarom het haar niet
rechtstreeks gevraagd inplaats van zóó
Maar wat pieke de ze nu weer Sprak uit
dit gebaar niet zijn verlangen om alleen weer
goed te doen zijn? Wat kwam het er op aan,
Welke manier hij daarvoor uitdacht.
Verteederd keek ze naar het simpele briefje,
dat opeens al haar verdriet wegnam. Ze sloot
de oogen en de handen vouwend, bad ze.
„O God, laat het geluk nog eenmaal ko
men..."
Ook Paul staarde verwonderd op het kleine
stukje papier, dat hij, toen hij op de tuinbank
Plaatsgenomen had, achteloos opgeraapt had.
Geen oogenblik had hij er aan gedacht dat
dit een boodschap voor hem kon beteekenen.
Hij had het eerst, zonder er bij te denken,
ih elkaar gefrommeld en weggeworpen, maar
toen hij daar zoo zat, kwam het ineens in
hem op, dat Marjoleintje zooeven wat vreemd
had gedaan. Misschien voerde dat kleine ding
Weer iets in haar schild. Wou ze hem weer
«ens foppen, zooals laatst met dat steenen ei
ki het kippenhok...
Ze had gedacht dat hij hoofdpijn had en
hij had het niet tegengesproken. Ze behoefde
niet te weten dat er andere dingen waren,
die hem hinderden. Het kind mocht in geen
geval weten, dat het tusschen hem en Diny
verkeerd ging. Nog niet tenminste... Maar
waarom had ze hem beslist naar die bank
willen hebben en was ze, toen hij daarheen
ging, ineens zoo hard weggeloopen? Dat was
vreemd, want ze was meestal niet van hem
weg te slaan. Zou... zou Diny haar gestuurd
hebben met dat briefje? Ze had het Marjo
leintje misschien voorgesteld als een grap...
Daarom ook dit verdraaide schrift. Zou ze er
spijt van hebben, dat ze zoo tegen hem uit
gevallen was? Zoo scherp als vandaag was
ze nog nooit geweest. Hij had zich nauwelijks
voor kunnen stellen, dat ze zoo zou kunnen
zijn. Hijzelf had zich zoo lang mogelijk inge
houden, omdat hij dat banale bek-vechten
verfoeide. Het leven had hem wel geleerd
zich te beheerschen. Vroeger zou hij dat niet
gekund hebben. Ze had het dus niet gemeend
wat ze zei, dat ze evengoed alleen had kun
nen blijven, dat dat misschien nog verkiese
lijker was dan een leven, zoo, met hem... En
onwillekeurig gingen zijn gedachten weer
naar het kind, zijn kind, dat hij nu niet meer
zou kunnen missen...
Het was wel opmerkelijk dat zijn werk,
waarvoor Diny destijds haar geluk geofferd
had, ook nu weer, hoewel in een anderen
vorm, tusschen hen beiden stond. Zou dit, na
al zijn succes, dan weer een scheidsmuur tus
schen hen moeten vormen? Dat mocht niet
gebeuren en dat zij dat ook niet wou, dat
bewees dit kleine briefje...
Er zou veel rechi gezet moeten worden om
alles weer goed te doen zijn. Maa - als ze
allebei toch wilden...
Misschien zat Diny reeds op hem te wach
ten, hij moest maar gauw naar haar toegaan...
Bijna op hetzelfde oogenblik, dat Marjo-
leintje's kleine figuurtje achter het gordijn
wegschoot, werd de deur geopend en trad
haar vader de kamer binnen. Een trek van
teleurstelling gleed over zijn gezicht toen hij
zag dat Diny er niet was. Daar had hij stel
lig op gerekend en daarom zijn gezicht al in
een ernstige plooi getrokken om niet direct
zoo ingenomen te schijnen met haar toenade-
rende houding. Nu zij er niet was kreeg hij
het gevoel van er ingeloopen te zijn... Een
misplaatste grap zou dat zijn, vond hij.
Juist op het moment dat hij, danig in zijn
wiek geschoten, de kamer wilde verlaten, trad
Diny binnen.
Hij draaide zich snel om en liep naar het
venster. Zijn jas beroerde het gordijn.
Marjoleintje durfde zich niet te verroeren,
ze hield haar adem in. Haar vader stond zóó
dicht bij haar, dat zij, als ze haar vinger
tegen het gordijn drukte, hem zou kunnen
aanraken. Ze hoorde haar moeder kuchen.
Het bevreemdde haar, dat het zoolang stil
bleef. Waarom zei geen van beiden wat? Het
was nu zoo stil in het vertrek, dat ze haar
vaders snelle ademhaling kon hooren. Hij
moest eens weten, dat ze zoo dicht bij hem
stond...
Diny's stem verbrak de stilte.
„Hier ben ik," zei ze.
Wat klinkt haar stem koel, dacht het kind,
net of iemand je onverwachts met een koude
hand aanraakt. Ze voelde dat haar vader zich
bewoog. Blijkbaar keerde hij zich om.
„Ik ook," zei hij en Marjoleintje consta
teerde met schrik, dat hij op denzelfden toon
sprak als haar moeder.
Ze zullen toch niet wéér beginnen, dacht ze
angstig.
„Wat had je me te zeggen?" vroeg Diny
kort.
„Ik jou? Draai de zaak niet om, ik ben op
jouw verzoek hier, dus..."
„Op mijn verzoek?" vroeg ze verwonderd.
Zijn blik werd toornig. Ze moest het niet
te ver doordrijven, hij vond het trouwens
allang niet aardig meer.
„Maak er geen comedie van, Diny," zei hij
ongeduldig. „Als je inziet, dat je "straks te
ver bent gegaan, dan doe je beter dat ruiter
lijk te bekennen, dat is heel wat loyaler dan
dat gepruts van zoo'n briefje met een ver
draaide hand, het is misschien goed bedoeld,
maar..."
„Wkt zeg je, denk je dat ik..."
Hij toonde haar het verfrommelde briefje.
„Asjeblieft," zei hij, zich door haar ver
baasde houding al minder zeker voelend.
„Maar..." stamelde ze onthutst, haar eigen
briefje te voorschijn halend, „ik heb er pre
cies zoo een..."
Even keken ze elkaar sprakeloos aan, bei
der gedachten gingen snel.
Opeens viel Paul's blik op de spreuk, mid
den op tafel...
Er dansten kleine lichtjes in zijn oogen,
toen hij op zachten toon zei:
„Nu wordt het mij duidelijk. Het is Marjo-
leintje's werk..." Een warm gevoel drong naar
zijn hart.
Diny staarde hem verwonderd aan.
„Ik begrijp je niet," zei ze.
„Diny", zei 'hij, terwijl zij nader kwam, „zie
je deze spreuk? Een paar dagen geleden was
Marjoleintje bij mij op de kamer en toen
vroeg ze me wat die woorden beteekenden..."
„Wat zou dat? Dat heeft toch niets met
deze briefjes uitstaande, of denk je dat zij
die...
„Ongetwijfeld."
„Dat bestaat toch niet, zoo'n klein kind,"
riep Diny ongeloovig uit.
„Marjoleintje is verstandiger dan andere
kinderen van haar leeftijd," zei hij en de
spreuk in de handen nemend, las hij hardop:
„Make the best of it..."
Hij keek naar zijn vrouw. Hun beider oogen
ontmoetten elkaar.
„Make the best of it," herhaalde hij... en
spontaan de beide handen naar haar uitste
kend, vroeg hij„Zullen wij dat doen, Diny,
jij en ik...?" Zij wendde het hoofd af. Haar
lippen beefden...
Hij trok haar hoofd aan zijn schouder.
„Al was het alleen maar terwille van het
kind..." zei hij zacht en onwillekeurig schoot
hem weer dat lied in de gedachten, waarvan
de woorden zoo n indruk op hem gemaakt
hadden:
t Lot van je leven, van je bestaan
Ligt vaak in twee kleine handen..."
's ,^us. £e£3an zooals je voorspeld
zei Diny bewogen. „Marjoleintje zou
mij helpen. Ze hééft me geholpen."
Hij kuste haar vochtige oogen.
Dit is het moment waarop alles keert,
dacht Diny. Het geluk welde als een machti
gen stroom in haar op. Alle leed, alle bekom
mernis, viel in dit oogenblik van haar af.
Ze hief het hoofd naar haar man op en zoo
zacht, dat hij haar nauwelijks kon verstaan,
zei ze:
„Van nu af zal het goed gaan, Paul. Ik
weet het zeker."
„Vrouwke", zei hij, „als jij dat zoo zeker
weet, dan zal het ook wel zoo zijn."
Marjoleintje kon het achter het gordijn
haast niet meer uithouden. En toch zou zij
daar den geheelen avond wel willen blijven
staan, als het dan maar aldoor zoo goed bleef
tusschen haar oudersMaar het was er
zoo warm... Eigenlijk was het niet meer noo
dig, dat zij zich schuil hield, nu ze toch' wis
ten dat zij 't gedaan had van die briefjes. Wat
zou Berta het fijn vinden als ze het hoorde
dat het zoo goed gelukt was. Ze had haar
toch maar goed geholpen. Alléén had ze het
vast niet zoo mooi kunnen bedenken Berta
was toch wel knap, al kende ze dan ook geen
Engelsch... Zou ze nog éven blijven staan
Misschien gingen ze wel gauw de kamer uit
en dan behoefden ze niet te weten, dat ze
geluisterd had. Dat was erg leelijk en het
was ook heelemaal haar bedoeling niet ge
weest, maar dat had nu eenmaal niet anders
gekund...
Hoor... Vader en Moeder lachten samen...'
Zou dat nu altijd zoo blijven? Een blij gevoel
kwam in haar op... Het was net alsof ze iets
héél moois gekregen had... Maar waarom
spraken ze heelemaal niet meer over haar?
Zou ze nu maar te voorschijn komen? Even
aarzelde ze nog... Doch toen ze door een
spleet van het gordijn gluurde en zag dat
haar ouders elkaar kusten, kon ze het niet
langer uithouden en alleen het kleine kopje
met de guitige oogen, buiten het gordijn ste
kend, riep ze met een stem die oversloeg van
blijdschap, uit:
„Pappie, Mammie... ik ben er ook nog!"
EINDE.