Weinig zeggende
getuigenverklaringen
Beklaagden blijven
ontkennen
Voorrangswegen in onze
provincie
Auto door winkelpui
Mooie opdracht voor
Holiandsche scheepswerven
ft
«Staking" van Blaricumsche
raadsleden
Monument prof. Vening Meincsz
Roofoverval op Wieriop voor de
Rechtbank
Voor de Allkmaarsche Rechtbank is giste
ren de geruchtmakende zaak behandeld van
den veehouder Jacob Snooy, woonachtig te
Wieringen, die op den Oudejaarsavond
van het vorige jaar onverhoeds werd aan
gevallen nabij z'n woning en van een som
gelds werd beroofd.
De Rechtbank is als volgt samengesteld:
Mr. R. M. Ledeboer, president; mr. W. A.
Ubbens en mr. H. M. Fruin, rechters; grif
fier is mr. G. J. Couvée.
Het openbaar Ministerie wordt waargeno
men door mr. G. C. B. v. d. Feen de Lille,
officier van Justitie.
Als verdacht van deze berooving met ge
weldpleging staan terecht Arie Manneveld,
thans gedetineerd; Marinus Landolt en Hen
drikus Gregorius Langes, alle vUn beroep
landbouwersknecht en woonachtig te Wie-
ringen.
Aan verdachte Manneveld is als verdedi
ger toegevoegd mr. Kamminga van het ad
vocatenkantoor Schenkeveld en aan verd.
Landolt, mr. R. R. L. M. Bromberg. Verd.
Langes wenscht zichzelf te verdedigen.
Uit de dagvaarding welke de Officier
voorleest blijkt, dat verdachten op den
avond van 31 December 1936 gezamenlijk
den veehouder Jacob Snoov, wonende te
Stroe op Wieringen hebben beroofd
van een portemonnaie, inhoudende f 160.-
Aan deze berooving zouden zij geweldple
ging hebben doen voorafgaan.
De president vraagt verdachten, of zij
Jacob Snooy kenden?
Verdachten antwoorden ontkennend.
Pres.: Bekennen jullie het ten laste ge
legde?
Verd.: Neen Edelachtbare.
Getuigenverhoor.
Als eerste getuige wordt de beroofde vee
houder Jacob Snooy voorgeroepen.
Pres.: Kende je deze drie verdachtien,
>(Vt>or den overval?
Get.: Zeker kende ik ze.
De president, zich richtende tot verdach
ten, zegt het vreemd te vinden, dat getuige
hen wel kent, terwijl zij beweren den ge
tuige niet gekend te hebben. Jullie zijt land
bouwersknechts en zullen toch zeker dezen
gezeten veehouder wel gekend hebben?
Verdachten blijven erbij getuige niet te
hebben gekend.
Pres. tot get.: Heeft U voor den Oude
jaarsavond een koe verkocht?
Get.: Jawel, aan den slager Koppen, voor
f 210.-
Pres.: En wanneer was dat?
Get.: Begin December ongeveer.
Pres.: Waren die f 160.- afkomstig van
het geld van de koe?
Get.: Ja, zeker.
Pres.: Je bent op dien Oudejaarsavond
leelijk te grazen genomen.
Get.: Ja, dat valt niet mee.
Pres.: Wat is er dien avond gebeurd.
Get,: Ik ging om ongeveer half zeven met
een brandende lantaarn naar de stal, toen
er ineens een man om den hoek van de
muur kwam.
Pres.: Herkende je dien man?
Get.: Ja, ik wist dat het Manneveld was.
Pres.: Heb je dat aan brigadier Bergsma
yerteld?
Get.: Nee, Bergsma is met verd. hij me
gekomen en toen heb ik hem herkend.
Pres.: Had je dan de lantaarn opgehe
ven, toen je aangevallen werd?
Get.: Ja zeker.
Pres.: Er was niet één aanvaller, maar er
waren er meer, nietwaar?
Get.: Ja, er waren er drie.
Pres.: Heb je die andere twee ook her
kend?
Get.: Later toen brigadier Bergsma ze bij
me bracht, herkende ik verd. Landolt aan
zijn stem en Langes aan zijn houding.
Pres.: En hebben ze ook iets gezegd?
Get,: Ja de een zei: Je doet me niks.
Pres.: Waar sloeg dat op?
Get.: Ik had m'n hand in de lucht.
Pres.: Dreigde je dan misschien?
Get.: Nee, heelemaal niet.
Pres.: Heeft verd. M. nog iets gezegd?
Get,: Hij zei, geef je geld, of ik sla je
je hersens in.
Pres.: Wat gebeurde er toen verder?
Get.: Ze hebben me van achter aangeval
len en bonden met touwen m'n voeten en
later ook m'n handen vast.
Pres.: Je schreeuwde toch zeker wel, want
het was een naar gevalletje.
Get.: Ze hebben me direct de mond dicht-
gcstopt, eerst met een zakdoek en toen dat
niet goed ging hebben ze een pet voor m'n
mond gebonden.
Pres.: Van wie was die pet?
Get.: M'n eigen pet; een schipperspet was
het.
Pres.: Je hebt toch ook van je afgeslagen?
Get.: Jawel.
Pres.: Toen je verd. M. herkende in het
licht van de lantaarn, heb je toen gezien,
dat hij zwarte strepen in z'n gezicht, had.
Dat doen die lui wel eens, om zich onhei'-
kenbaar te maken.
Get.: Dat heb ik niet gezien.
Pres.: Heb je zelf het geld afgegeven?
Get.: Ze hebben 't uit m'n broekzak ge
haald.
Pres.: Zei je dan, dat het geld in Je broek
zak zat?
Get.: Ja. dat zei ik".
De Officier van Justitie vraagt get., of Het
juist is, dat hij verd. Langes niet alleen aan
z'n stem, maar ook aan z'n forsche houding
heeft herkend?
Get.: Ja zeker, heb ik dat gezegd.
Pres.: Had een van de verdachten een
lichte jas aan?
Get.: Ja, verd. Manneveld.
Rechter Mr. Couvée vraagt get. of hij op
dien avond niét eens overdacht heeft, wie
nu de verdachten geweest waren?
Get.: Nee, ik herkende ze pas, toen de
brigadier bij me kwam met verdachten.
Off. v. Justitie: En hij zegt, verd. M. te
hebben belicht met de lantaarn en hem te
hebben herkend ook.
Pres.: Waarom heb je dan niet dadelijk
aan je broer gezegd, dat je door M. was
aangevallen?
Get,: Dat weet ik niet!
De verdediger van verd. M., Mr. Kammin-
ga, vraagt, of brigadier Bergsma de eerste
keer zijn cliënt bij zich had?
Get.: De eerste keer niet.
Pres.: Waarom heb je toen niet direct den
naam van M. genoemd?
Get.: Ik weet het niet.
Rechter Couvée: Was je dan misschien
bang voor M. Zeg het. maar eerlijk, dat zou
dan een verklaring zijn.
Get.: Bang was ik niet.
De verdediger wil dan precies weten, hoe
de confrontatie met Manneveld in z'n werk
ging, maar veel wijzer wordt men er niet
van.
Daarna wordt er gepauzeerd.
Om half twee wordt de zitting heropend.
De tweede getuige Ane Bergsma, thans
brigadier-majoor der Rijksveldwacht Ie Pur-
merend, voorheen gestationneerd te Wierin-
ringen.
Op een desbetreffende vraag van den pre
sident, verklaart get., dat hij op 31 Decem
ber van het vorige jaar omstreeks zeven
uur 's avonds in kennis werd gesteld met
een roofoverval bij den veehouder Jacob
Snooij. Get. is er toen dadelijk heengegaan.
Pres.: Heeft Snooij U toen de namen van
de mannen genoemd die hem aanvielen?
Get.: Nee, absoluut niet.
Pres.: Gaf hij ook geen enkele aandui
ding?
Get.: Nee, uit zichzelf zegt Snooij niets.
Pres.: Dus eerst toen U met verdachten
bij Snooij kwam, heeft hij gezegd ze te her
kennen.
Get.: Juist Edelachtbare.
Den majoor wordt dan de zakdoek ge
toond, waarmede Snooij den mond zou zijn
dichtgehouden en die door get. is in beslag
genomen ten huize van verd. Manneveld.
Get. vertelt, dat één zakdoek werd in be
slag genomen, terwijl een andere op het
terrein van den misdaad werd gevonden.
Pres.: De zakdoek welke bij verd. M. is
in beslag genomen, lijkt dus niets op die
welke op het terrein van den misdaad ge
vonden werd. Dat kunnen we wel vaststel
len.
Verdachten herkennen de zakdoeken niet
pertinent.
Pres.: Toen U voor de tweede maal bij
Snooij kwam, heeft hij toen namen ge
noemd?
Get.: Geen naam, wel de postuur en de
spraak.
Pres.: U bent toen naar Manneveld ge
gaan, waarom?
Get.: Omdat wen op Stroe niet anders
hoorde, dat deze verdachten dieven waren.
Er werd zeer veel gestolen.
Pres. tot verdachten: Het zal nu wel rus
tig zijn, nu jullie hier zitten.
Verd.: Landolt: Er is daarna nog zat
gebeurd.
Pres. tot get.: En wat waren Uwe bevin
dingen bij Manneveld?
Get.: Hij had een versche krab in z'n ge
zicht en alles wees erop, dat hij in gevecht
was geweest. Toen ik hem bij Snooij bracht
zeide deze uit eigen beweging, dat Manne
veld een der mannen was die hem had aan
gevallen.
Pres.: En wanneer heeft U de andere ver
dachten aangehouden?
Get.: Op den 6en Januari.
Pres.: Hoe kwam U daartoe?
Get.: Ik ben gaan zoeken naar de man
nen die op 31 Decemb. met verd. M. in ge
zelschap waren geweest.
Pres.: Dus u heeft op 2 Januari Manne
veld ingesloten en den zesden daarop de
twee andenon?
Get.: Juist Edelachtbare.
Pres.: Wat zeiden de verdachten?
Get.: Verd. Manneveld zeide: „Nu Snooij
zegt me te hebben herkend, zal ik wel een
half jaar in voorarrest zitten". Langes zeide
toen hij in de auto werd gestopt: „Niets zeg
gen, hoor!", terwijl Landolt beweerde: „Ik
dacht wel, dat jullie me zouden komen ha
len."
Verd. M. erkent zulks; Langes ontklent
pertinent, zoo iets te hebben gezegd, terwijl
Landolt zich niets herinneren kan.
Pres.: En nu de pet, welke u gevonden
heeft.
Get.: Die zou van verd. M. béhooren.
Verd. M. moet de pet passen, waarna de
president opmerkt: „Die pet past uitste
kend; je zou er zoo mee weg kunnen loo-
pen!"
Verd. Manneveld merkt op, dat hij op
dien avond met een hoed op had geloopen.
Verd. Landolt voorgeroepen zegt, dat hij
Manneveld nooit met een pet heeft zien
loopen.
De verdediger, mr Kamminga, vraagt get.
waar Manneveld gewónd was?
Get.: Aan z'n neus! ook had hij krabben
in zijn gezicht.
Pres.: Dat, kan wel van een val zijn.
Get.: Hij is ook gevallen, boven op
Snooij.
De verdediger van Landolt, mr. Bromberg,
vroeg of Snooij inderdaad zijn cliënt spon
taan heeft herkend.
Get.: Absoluut; tenminste nadat Landolt
gesproken had.
De volgende getuige is Simon Snooij, land
bouwer te Wieringen, broer van Jacob
Snooij.
Pres.: Je broer is op den bewusten avond
bij je gekomen, nietwaar?
Get.: Ja, hij was erg overstuur en zei,
dat hij aangevallen en beroofd was.
Pres: Heeft hij gezegd, wie de aanvallers
waren?
Get.: Nee, op dat moment zei hij, dat hij
ze niet kon. M'n broer was d'er toen slecht
aan toe.
Pres.: En den volgenden dag?
Get.: Toen wist hij nog niets, totdat hij
later bij me kwam en de naam van Man
neveld noemde.
Dan wordt voorgeroepen Albert de Wit,
landbouwersknecht te Wieringen.
Deze verklaart op den avond van 31 De
cember 1936 drie fietsen te hebben zien lig
gen aan den kant van den weg.
Pres.: Herkende u die fietsen?
Get.: Nee, iedereen heeft bij ons een flets.
Vervolgens wordt gehoord Simon Schel-
tus, caféhouder te Wieringen.
Pres.: Zijn verdachten bij u in het café
geweest?
Get.: Ja zeker; ze zijn 's morgens om vijf
uur gekomen.
Pres.: De «en kocht cognac en de ander
citroen-jenever; dat betaalden ze contant. Ze
hebben toen daar aardig wat gedronken,
nietwaar?
Get: Dat hebben ze.
De verdachten erkennen dit.
Dan is het Floris Verhagen, landbouwer
te Wieringen, die voor het hekje moet ko
men. De pres. vraagt get. of hij ook weet
of verd. Manneveld een dergelijke pet heeft
gedragen, als in beslag is genomen?
Get.: Ja, dat herinner ik me.
Getuige Pieter Laan, koopman te Wierin
gen, is de volgende getuige.
Pres.: Kende je verdachten?
Get.: Ja zeker.
Pres.: Waren het vrienden van je?
Get.: Vrienden? Ik heb geen vrienden op
Wieringen.
Pres.: Mooi zoo. Je wist, dat Jacob Snooij
een koe had verkocht, niet waar?
Get.: Dat wist ik.
Pres.: Heb je daar iets van aan anderen
verteld?
Get.: Nee, niets.
Pres.: Op dien Oudejaarsavond zijn ver
dachten bij u gekomen met drank bij zich,
nietwaar?
Get.: Ja, zeker.
Pres.: Later zijn ze terug gekomen, toen
had Manneveld zwarte strepen in z'n ge
zicht, net of hij voor Zwarte Piet had ge
speeld.
Get.: Een paar streepjes had-ie wel.
Pres.: Kon dat geen modder geweest zijn?
Get.: Dat weet ik niet.
Pres.: Later heb je gehoord, dat Snooij
was overvallen. Heb je toen geen verband
gezocht?
Get.: Wat voor verband moest ik zoeke.
Pres.: Had je geen enkele gedachte ook?
Get.: Wat voor gedachte zou ik hebbe.
Pres.: Nou, gedachten zijn tolvrij; daar
hoef je zelfs geen invoerrechten voor te be
talen. Heeft Manneveld ooit een gele jas
gedragen?
Get.: Ik heb hem nooit met een gele jas
gezien.
Pres.: Je hebt vroeger anders verklaard.
De verdachten zeggen, dat zij geen van
alle ooit een gele jas hebben gehad.
De laatste getuige a charge is mej. Catha-
rina Sophia Zuiderdam, zonder beroep, wo
nende te Wieringen,
Deze getuige is langen tijd huishoudster
bij Laan geweest. Zij heeft op Oudejaars
avond Langes en Landolt hijgend bij Laan
zien komen. Get. zeido nog: Wat hebben jul
lie uitgevoerd, dat jullie zoo hijgen? Ze ant
woordden toen: Wij hebben hard gefietst.
Verd. Landolt zegt, dat ze niet in de ka
mer zijn gekomen, maar wel in 't achter
huis.
Get.: Och man, ik had geen slokkie op; jij
wel! Ik lieg der niet om.
De Off. van Justitie vraagt get. of zij nog
bezoek had gehad later.
Get.: Ja, de vrouwen van Langes en Lan
dolt.
De Off. van Justitie: En wat zeiden die?
Get.: Dat haar mannen onschuldig waren.
Pres.: Hebben ze niet gezegd, dat U ver
klaren moest, dat ze onschuldig waren?
Get.: Nee, ik moest alleen zeggen, dat ze
om den tijd dat Snooij werd aangevallen,
bij ons waren.
Pres.: Ze hebben toch met de vuist op ta
fel geslagen?
Get.: Dat hebben ze.
Als get. a décharge wordt dan gehoord de
zuster van verd. Langes, die verklaart, dat
de drie verdachten tusschen half zeven en
kwart vóór zeven bij haar waren.
Pres.; Hoe lang is dat fietsen van Snooij
af?
Get.: Een kwartier zoowat.
Pres.: Och vrouw, loopen is het een kwar
tier.
De volgende get. k décharge is de vrouw
van verd. Langes.
Pres.: Hoe laat zijn Landolt en Uw man
uit het café Scheltus bij U gekomen?
Get.: Eerst is mijn man thuis gekomen
ongeveer kwart voor zes. We hebben toen
eerst de geiten van den buurman gevoerd
en toen hebben we gegeten. Daarna is Lan
dolt gekomen.
Mr. Bromberg: Ze zijn toen samen naar
Laan gegaan. Hoe laat was dat?
Gt.: Tusschen zes en half zeven.
Mr. Bromberg: En hoe iaat waren ze
terug?
Get.: Om half acht.
Requisitoir van den Officier.
De Officier van Justitie, requisitoir ne
mend, zegt, dat deze Oudejaarsavond voor
Snooij wel een zeer gedenkwaardige avond
is geweest. Deze avond is door lieden mis
bruikt door een roofoverval te plegen op
Jacob Snooij. Hier is een slachtoffer geko
zen met een zekere mate van menschen-
kennfts. Ook was het de bedoeling den man
van een som gelds te berooven, waarvan ze
wisten, dat dit in zijn bezit was.
Spr. gaat dan de feiten na, welke zich
op dien Oudejaarsavond hebben afgespeeld.
Het gold hier een strijd van één tegen drie
en dat was dus verloren spel. Maar zoo ge
makkelijk ging het niet, want ze zijn alle
maal over den grond gerold.
De Officier wijst erop, dat Jacob Snooij
al niet bespraakt is, maar dien avond hee
lemaal van streek was. Jacob heeft toen ge
zegd, dat hij door drie mannen was aan
gevallen, maar hij wist niet wie het waren.
Het getuigenmateriaal nagaande, meent de
Officier, dat de zakdoek de Rechtbank
geen houvast heeft gegeven. Get. de Wit
heeft drie fietsen aan den kant van den
weg zien liggen, waaraan hij verder geen
aandacht heeft geschonken. Natuurlijk be
hoorden die fietsen toe aan de drie man
nen die den overval pleegden. De moeilijk
heid is nu: Wie waren die drie?
Deze drie verdachten behoorden tot de
mensclven die in een slecht blaadje ston
den en zoo is de majoor begonnen met
verd. Manneveld te arresteeren. Merkwaar
dig was het, dat boven z'n neus een wond
was en de neus gezwollen was. Dit kan
door een val veroorzaakt zijn geworden,
maar het is ook mogelijk dat een en ander
het gevolg was van een vechtpartij.
De Officier merkt op, dat get. Verhagen,
verdachte Manneveld dikwijls met een pet
heeft gezien zooals hier aanwezig is. Bo
vendien past die pet volkomen.
Bij de herkenning van Manneveld door
Snooij wil spr. niet lang stil staan, omdat
die niet sterk is Wel is het merkwaardig,
dat Manneveld heeft gezegd bij z'n arresta
tie: „Als Snooij me herkend heeft, dan zul
len ze me minstens wel een half jaar vast
houden." Die uitdrukking is niet in het voor
deel van verdachte Manneveld.
Bij den koopman Laan is verdachte bloots
hoofd gekomen, om er een hoed te koopen.
Waarom? Omdat z'n pet op het erf van
Snooij lag. Spr. is er absoluut van over
tuigd. dat Manneveld één der schuldigen
aan dit ernstige misdrijf moet zijn.
Komende tot de verdachten Langes en
Landolt zegt de Officier, dat beide onge
veer kwart over zes het café van Scheltus
hebben verlaten en eerst tegen zeven uur in
de woning van Landolt zijn teruggekeerd.
De vraag is nu: waar zijn ze geweest in
dien Bid? Merkwaardig is het, dat een half
uurtje later ook Manneveld zich bij hen
heeft gevoegd. Bovendien heeft get. Zuider
dam verklaard, dat Langes en Landolt ont
daan en hijgend ook bij haar zijn geweest.
Alles bijeen, passen deze schakels zoo vol
komen in het gebeuren, dat de Officier ook
Langes en Landolt schuldig acht.
Aan de getuigen k décharge wil spr. niet.
te veel waarde hechten, daar ze belang bij
de zaak hadden en dus niet objectief zijn.
De officier wil primair verdachten ten
laste leggen diefstal onder bezwarende om
standigheden, neergelegd in art. 312 van het.
Wetboek van Strafrecht. Uit het strafregis
ter van verdachten blijkt, dat de anteceden
ten tegen Landolt wel het zwaarst zijn.
Spr. heeft de eer te requireeren tegen
Manneveld een gevangenisstraf van 2 jaar
en 6 maanden; tegen Landolt een gevange
nisstraf van 3 jaren en tegen Langes even
eens gevangenisstraf van 2 jaar en 6 maan
den.
De pleidooien.
Mr. Kamminga, verdediger van verd. Man
neveld, begint zijn pleidooi met te zeggen,
dat de uitdrukking: „Ze houden me een
half jaar vast" blijk geeft van een nuchte-
ren kijk op den gang van zaken. Hij heeft
gevoeld, dat het onderzoek lang zou duren,
maar daar is toch geen conclusie uit te trek
ken! Spr. kan niet inzien, dat de pet, om
dat die Manneveld goed past, van hem is.
Verschillende menschen op Wieringen zijn
gevraagd: Hebben jullie Manneveld wel eens
met een zwarte schipperspet gezien? Maar
er is nooit iemand gevonden, die hem daar
mede ooit heeft gezien. Alleen één getuige
verklaart thans ter zitting anders.
Pleiter wijst er voorts op, dat Manneveld
De weg langs het Noord-Hol-
landsch Kanaal en die door de
Wieringermeer aangewezen.
De K.N.A.C. meldt, dat de staatscourant
van gisteren een ministerieele beschikking
bevat, betreffende de aanwijzing van voor
rangswegen, bedoeld in de Motor- en Rij
wiel wet en in het Motor- en Rijwielregle
ment.
Met ingang van 4 Juli a.s. zijn als voor
rangswegen aangewezen de hieronder te
noemen rijkswegen (de in die wegen lig
gende bij gemeenten in beheer en onder
houd zijnde traversen niet inbegrepen):
Weg AmsterdamLarenBaarn—Amers
foort;
Weg Amsterdam—Sassenheim—Haagsche
Schouw's-Gravenhage, voor wat. betreft:
a. wegvak Amsterdam— Spaarnwouderdwars
weg;
Weg Amsterdam—Haarlem, van den
hoofdweg te Amsterdam Haarlem;
Weg Amsterdam—Velsen van den Nieu
wen Weg in den Grooten IJpolder te Amster
dam tot nabij het nieuwe stoompontveer
over het Noordzeekanaal te Velsen;
Weg Amsterdam—Wieringen, van de
Meeuwenlaan te Amsterdam tot den Zesste-
denweg bij het Slochter;
Weg HaarlemSassenheim, niet inbegre
pen het wegvak, tusschen de Noordgrens der
gemeente Heemstede en een punt gelegen
150 M. noordwaarts van de Oude Posthuis-
straat te Heemstede;
Weg Haarlem—Velsen— Alkmaar Van
Ewijcksluis Wieringen Zurich—Harlin-
genLeeuwarden.
Na botsing met autobus. Ge
compliceerd ongeluk in Haar
lems straten. - Eenige gewonden.
Gisterochtend is op den hoek van de Pre
sident Steynstraat en de Kloosterstraat in
Haarlem-Noord een gecompliceerd verkeers
ongeluk gebeurd, waarbij drie personen
werden gewond.
Een autobus van den stadsdienst, waar
van de chauffeur geen voorrang verleende
aan het van rechts komende verkeer, kwam
in botsing met den bestelauto van een melk
inrichting, welke omsloeg en op het trottoir
terecht kwam.
De buschauffeur verloor de macht over het
stuur, waardoor de zware autobus tegen een
winkelpui reed en deze gedeeltelijk indrukte.
Een klein meisje, dat in den winkel
stond, werd door een vallend stuk steen
licht gewond.
De buschauffeur bleef ongedeerd, maar
de eenige passagiere een 61-jarige dame
werd door den schok van haar plaats
geslingerd en kreeg een hersenschudding
en eenige gebroken ribben.
De chauffeur van den bestelauto liep snij-
wonden op, doordat hij zich door stukslaan
van de voorruit uit de cabine moest bevrij
den, aangezien de portieren ontzet waren
en niet gebruikt konden worden.
niet bij Laan kwam om een hoed te knn
maar een jas. De hoed kreeg hij erhii0P5n'
was dus eigenlijk een combinatie Kom
tot de wonde in Manneveld's gezicht h'1<le
spr. er zich over verwonderd, dat de rna-e?ft
voor den Rechtercommissaris heeft verki °°r
dat Manneveld's gezicht vol krabben4
Maar dat is niet gebleken. Dr. de r'ai
heeft gezegd, dat de wond bij z'n
veroorzaakt door een val, maar wie bei '5
dat die val op het erf van Snooij is V'm>
schied?
De verdediger vestigt er nadrukkelijk
aandacht, op, dat Snooij nimmer uit 7
Manneveld als een der daders heeft aan
wezen. Spr. wil dan ook de verklarin
niet au serieux nemen.
De overval is gepleegd half zeven, of kw
voor zeven; maar de vrouw van 1 art
verklaart pertinent, dat haar man onée\RPs
kwart voor zes het huis heeft verlaten
Mr. Kamminga meent, dat het tenk«t
gelegde niet wettig en overtuigend is k
wezen en daarom dient de verdachte te w
den vrijgesproken. Spr. verzoekt de onmin"
dellijke invrijheidstelling van zijn cliënt
De rechtbank besluit dit verzoek in te wit
ligen en verdachte Manneveld in vrijheid
stellen.
De verdediger van verdachte Langes V
Dr. Bromberg, betreurt het, dat men er' ni i
in geslaagd is de ware schuldigen te vinde
En dan is het natuurlijk: Wee den wnli
die in een kwaad gerucht, staat! Maar h
komt men aan die vooropgezette meening>
Pleitor's cliënt staat absoluut niet in
slecht gerucht. Op feiten die ten gerechte
zijn komen vast te staan, dient te worden
ingegaan, maar spr. meent, dat er niets i«
bewezen.
De verdediger laakt de houding van den
Officier, waar hij zegt, dat. de getuigen
décharge belang bij de zaak zouden hebben
en daarom aan hunne verklaringen gepn
waarde mag worden gehecht, maar, zon
vraagt spr. zich af: hebben de getuigen a
charge er dan geen belang bij?
Spr. vraagt zich af: Wat is er tegen z'n
cliënt in feite aangevoerd? Aan de herken,
ning van Snooy hecht spr. niet de minste
waarde. Immers, verd. Langes heeft maan
denlang bij den broer van Snooy op het
land gewerkt en nu zou Snooy den man
alleen uit z'n stem herkennen. Tegen plei-
ter's cliënt is verder geen enkel bewijs aan>
gebracht.
Mr. Bromberg wil dan het negatieve be
wijs leveren, dat Langes het niet gedaan
kan hebben. Immers, uit de verklaringen
van getuigen is komen vast te staan, dat ze
om 6.40 uur bij mej. Zuiderdam waren. De
huishoudster heeft voorts verklaard, dat ze
niet gefietst maar geloopen hebben.
Alle tijden passen in elkaar; als het mis
drijf om half zeven is geschied, hoe kan
verd. Langes om tien over half zeven door
get. Zuiderdam zijn gezien?
Spr. meent, dat het tenlaste gelegde niet
wettig en overtuigend is bewezen en conclu
deert daarom tot vrijspraak.
De president bepaalt dan de uitspraak In
deze zaak op Dinsdag 11 Mei, des ochtends
om tien uur.
DE KONINKLIJKE BESTELT 5
NIEUWB TANKSCHEPEN.
Naar wij vernemen heeft de Ko
ninklijke Shell order gegeven tot
den bouw van drie nieuwe tank
schepen aan Holiandsche werven.
Twee schenen voor het vervoer van
olie, elk van 4100 ton, zullen ge
bouwd worden bij de werf van der
Giessen te Krimpen aan den IJssel
en bij de Nederlandsche Dokmaat
schappij te Amsterdam.
Het derde schip, dat bestemd is
voor het vervoer van verpakte pro
ducten en dat ook ongeveer 4000 ton
zal zijn, wordt gebouwd bij de werf
Gusto te Schiedam. Met deze order
zijn eenige millioenen gulden ge
moeid.
Gisterenmorgen te tien uur was de ge
meenteraad van Blaricum in vergadering
bij eengeroepen om o.m. te beslissen over
het voorstel van B. en W. tot verbetering
van de Torenlaan en den Huizerweg, een
plan van f 72000.- Van de zeven raadsleden
(er is één vacature) waren er op het vast
gestelde uur slechts drie aanwezig, en na
een half uur wachten besloot burgemeester
J. J. Klaarenbeek de vergadering niet
doen doorgaan, aangezien niet meer dan
de helft der raadsleden was opgekomen.
Omtrent de reden van dit wegblijven ver
nemen wij dat de R.K. raadsfractie den
Burgemeester had doen weten dat zij nie
zou komen, daar een der raadsleden, Pr0 j
Brouwer, die voorstander van het plan was
door ambtsbezigheden was verhinderd. Daa
er vier vóór en drie tegenstanders waren»
zou over het voorstel derhalve bij de aan
wezigheid der twee R.K. raadsleden ge®"
beslissing genomen zijn, weshalve deze twe
raadsleden waren weggebleven, tenein
de mogelijkheid open te laten van een 0®
spreking in een voltallige raadsvergadering-
Naar wij vernemen heeft het Algemeen
Nederlandsch Comité „Onze Marine" in ve
band met het feit dat prof. dr. F. A. 5 en"1
Meinesz meer dan 100.000 zeemijlen neen-
afgelegd met Nederlandsche onderzeeboote
besloten om te Utrecht en te den
bronzen gedenkplaten aan te brengen,
wijl in Delft een monument zal worden 0
gericht, waarvan het bovenste g®1'1'
wordt gevormd door een onderdeel van
O 6 Dit monument zal waarschijnlijk
Juli worden onthuld.