Weinig zeggende getuigenverklaringen Beklaagden blijven ontkennen Voorrangswegen in onze provincie Auto door winkelpui Mooie opdracht voor Holiandsche scheepswerven ft «Staking" van Blaricumsche raadsleden Monument prof. Vening Meincsz Roofoverval op Wieriop voor de Rechtbank Voor de Allkmaarsche Rechtbank is giste ren de geruchtmakende zaak behandeld van den veehouder Jacob Snooy, woonachtig te Wieringen, die op den Oudejaarsavond van het vorige jaar onverhoeds werd aan gevallen nabij z'n woning en van een som gelds werd beroofd. De Rechtbank is als volgt samengesteld: Mr. R. M. Ledeboer, president; mr. W. A. Ubbens en mr. H. M. Fruin, rechters; grif fier is mr. G. J. Couvée. Het openbaar Ministerie wordt waargeno men door mr. G. C. B. v. d. Feen de Lille, officier van Justitie. Als verdacht van deze berooving met ge weldpleging staan terecht Arie Manneveld, thans gedetineerd; Marinus Landolt en Hen drikus Gregorius Langes, alle vUn beroep landbouwersknecht en woonachtig te Wie- ringen. Aan verdachte Manneveld is als verdedi ger toegevoegd mr. Kamminga van het ad vocatenkantoor Schenkeveld en aan verd. Landolt, mr. R. R. L. M. Bromberg. Verd. Langes wenscht zichzelf te verdedigen. Uit de dagvaarding welke de Officier voorleest blijkt, dat verdachten op den avond van 31 December 1936 gezamenlijk den veehouder Jacob Snoov, wonende te Stroe op Wieringen hebben beroofd van een portemonnaie, inhoudende f 160.- Aan deze berooving zouden zij geweldple ging hebben doen voorafgaan. De president vraagt verdachten, of zij Jacob Snooy kenden? Verdachten antwoorden ontkennend. Pres.: Bekennen jullie het ten laste ge legde? Verd.: Neen Edelachtbare. Getuigenverhoor. Als eerste getuige wordt de beroofde vee houder Jacob Snooy voorgeroepen. Pres.: Kende je deze drie verdachtien, >(Vt>or den overval? Get.: Zeker kende ik ze. De president, zich richtende tot verdach ten, zegt het vreemd te vinden, dat getuige hen wel kent, terwijl zij beweren den ge tuige niet gekend te hebben. Jullie zijt land bouwersknechts en zullen toch zeker dezen gezeten veehouder wel gekend hebben? Verdachten blijven erbij getuige niet te hebben gekend. Pres. tot get.: Heeft U voor den Oude jaarsavond een koe verkocht? Get.: Jawel, aan den slager Koppen, voor f 210.- Pres.: En wanneer was dat? Get.: Begin December ongeveer. Pres.: Waren die f 160.- afkomstig van het geld van de koe? Get.: Ja, zeker. Pres.: Je bent op dien Oudejaarsavond leelijk te grazen genomen. Get.: Ja, dat valt niet mee. Pres.: Wat is er dien avond gebeurd. Get,: Ik ging om ongeveer half zeven met een brandende lantaarn naar de stal, toen er ineens een man om den hoek van de muur kwam. Pres.: Herkende je dien man? Get.: Ja, ik wist dat het Manneveld was. Pres.: Heb je dat aan brigadier Bergsma yerteld? Get.: Nee, Bergsma is met verd. hij me gekomen en toen heb ik hem herkend. Pres.: Had je dan de lantaarn opgehe ven, toen je aangevallen werd? Get.: Ja zeker. Pres.: Er was niet één aanvaller, maar er waren er meer, nietwaar? Get.: Ja, er waren er drie. Pres.: Heb je die andere twee ook her kend? Get.: Later toen brigadier Bergsma ze bij me bracht, herkende ik verd. Landolt aan zijn stem en Langes aan zijn houding. Pres.: En hebben ze ook iets gezegd? Get,: Ja de een zei: Je doet me niks. Pres.: Waar sloeg dat op? Get.: Ik had m'n hand in de lucht. Pres.: Dreigde je dan misschien? Get.: Nee, heelemaal niet. Pres.: Heeft verd. M. nog iets gezegd? Get,: Hij zei, geef je geld, of ik sla je je hersens in. Pres.: Wat gebeurde er toen verder? Get.: Ze hebben me van achter aangeval len en bonden met touwen m'n voeten en later ook m'n handen vast. Pres.: Je schreeuwde toch zeker wel, want het was een naar gevalletje. Get.: Ze hebben me direct de mond dicht- gcstopt, eerst met een zakdoek en toen dat niet goed ging hebben ze een pet voor m'n mond gebonden. Pres.: Van wie was die pet? Get.: M'n eigen pet; een schipperspet was het. Pres.: Je hebt toch ook van je afgeslagen? Get.: Jawel. Pres.: Toen je verd. M. herkende in het licht van de lantaarn, heb je toen gezien, dat hij zwarte strepen in z'n gezicht, had. Dat doen die lui wel eens, om zich onhei'- kenbaar te maken. Get.: Dat heb ik niet gezien. Pres.: Heb je zelf het geld afgegeven? Get.: Ze hebben 't uit m'n broekzak ge haald. Pres.: Zei je dan, dat het geld in Je broek zak zat? Get.: Ja. dat zei ik". De Officier van Justitie vraagt get., of Het juist is, dat hij verd. Langes niet alleen aan z'n stem, maar ook aan z'n forsche houding heeft herkend? Get.: Ja zeker, heb ik dat gezegd. Pres.: Had een van de verdachten een lichte jas aan? Get.: Ja, verd. Manneveld. Rechter Mr. Couvée vraagt get. of hij op dien avond niét eens overdacht heeft, wie nu de verdachten geweest waren? Get.: Nee, ik herkende ze pas, toen de brigadier bij me kwam met verdachten. Off. v. Justitie: En hij zegt, verd. M. te hebben belicht met de lantaarn en hem te hebben herkend ook. Pres.: Waarom heb je dan niet dadelijk aan je broer gezegd, dat je door M. was aangevallen? Get,: Dat weet ik niet! De verdediger van verd. M., Mr. Kammin- ga, vraagt, of brigadier Bergsma de eerste keer zijn cliënt bij zich had? Get.: De eerste keer niet. Pres.: Waarom heb je toen niet direct den naam van M. genoemd? Get.: Ik weet het niet. Rechter Couvée: Was je dan misschien bang voor M. Zeg het. maar eerlijk, dat zou dan een verklaring zijn. Get.: Bang was ik niet. De verdediger wil dan precies weten, hoe de confrontatie met Manneveld in z'n werk ging, maar veel wijzer wordt men er niet van. Daarna wordt er gepauzeerd. Om half twee wordt de zitting heropend. De tweede getuige Ane Bergsma, thans brigadier-majoor der Rijksveldwacht Ie Pur- merend, voorheen gestationneerd te Wierin- ringen. Op een desbetreffende vraag van den pre sident, verklaart get., dat hij op 31 Decem ber van het vorige jaar omstreeks zeven uur 's avonds in kennis werd gesteld met een roofoverval bij den veehouder Jacob Snooij. Get. is er toen dadelijk heengegaan. Pres.: Heeft Snooij U toen de namen van de mannen genoemd die hem aanvielen? Get.: Nee, absoluut niet. Pres.: Gaf hij ook geen enkele aandui ding? Get.: Nee, uit zichzelf zegt Snooij niets. Pres.: Dus eerst toen U met verdachten bij Snooij kwam, heeft hij gezegd ze te her kennen. Get.: Juist Edelachtbare. Den majoor wordt dan de zakdoek ge toond, waarmede Snooij den mond zou zijn dichtgehouden en die door get. is in beslag genomen ten huize van verd. Manneveld. Get. vertelt, dat één zakdoek werd in be slag genomen, terwijl een andere op het terrein van den misdaad werd gevonden. Pres.: De zakdoek welke bij verd. M. is in beslag genomen, lijkt dus niets op die welke op het terrein van den misdaad ge vonden werd. Dat kunnen we wel vaststel len. Verdachten herkennen de zakdoeken niet pertinent. Pres.: Toen U voor de tweede maal bij Snooij kwam, heeft hij toen namen ge noemd? Get.: Geen naam, wel de postuur en de spraak. Pres.: U bent toen naar Manneveld ge gaan, waarom? Get.: Omdat wen op Stroe niet anders hoorde, dat deze verdachten dieven waren. Er werd zeer veel gestolen. Pres. tot verdachten: Het zal nu wel rus tig zijn, nu jullie hier zitten. Verd.: Landolt: Er is daarna nog zat gebeurd. Pres. tot get.: En wat waren Uwe bevin dingen bij Manneveld? Get.: Hij had een versche krab in z'n ge zicht en alles wees erop, dat hij in gevecht was geweest. Toen ik hem bij Snooij bracht zeide deze uit eigen beweging, dat Manne veld een der mannen was die hem had aan gevallen. Pres.: En wanneer heeft U de andere ver dachten aangehouden? Get.: Op den 6en Januari. Pres.: Hoe kwam U daartoe? Get.: Ik ben gaan zoeken naar de man nen die op 31 Decemb. met verd. M. in ge zelschap waren geweest. Pres.: Dus u heeft op 2 Januari Manne veld ingesloten en den zesden daarop de twee andenon? Get.: Juist Edelachtbare. Pres.: Wat zeiden de verdachten? Get.: Verd. Manneveld zeide: „Nu Snooij zegt me te hebben herkend, zal ik wel een half jaar in voorarrest zitten". Langes zeide toen hij in de auto werd gestopt: „Niets zeg gen, hoor!", terwijl Landolt beweerde: „Ik dacht wel, dat jullie me zouden komen ha len." Verd. M. erkent zulks; Langes ontklent pertinent, zoo iets te hebben gezegd, terwijl Landolt zich niets herinneren kan. Pres.: En nu de pet, welke u gevonden heeft. Get.: Die zou van verd. M. béhooren. Verd. M. moet de pet passen, waarna de president opmerkt: „Die pet past uitste kend; je zou er zoo mee weg kunnen loo- pen!" Verd. Manneveld merkt op, dat hij op dien avond met een hoed op had geloopen. Verd. Landolt voorgeroepen zegt, dat hij Manneveld nooit met een pet heeft zien loopen. De verdediger, mr Kamminga, vraagt get. waar Manneveld gewónd was? Get.: Aan z'n neus! ook had hij krabben in zijn gezicht. Pres.: Dat, kan wel van een val zijn. Get.: Hij is ook gevallen, boven op Snooij. De verdediger van Landolt, mr. Bromberg, vroeg of Snooij inderdaad zijn cliënt spon taan heeft herkend. Get.: Absoluut; tenminste nadat Landolt gesproken had. De volgende getuige is Simon Snooij, land bouwer te Wieringen, broer van Jacob Snooij. Pres.: Je broer is op den bewusten avond bij je gekomen, nietwaar? Get.: Ja, hij was erg overstuur en zei, dat hij aangevallen en beroofd was. Pres: Heeft hij gezegd, wie de aanvallers waren? Get.: Nee, op dat moment zei hij, dat hij ze niet kon. M'n broer was d'er toen slecht aan toe. Pres.: En den volgenden dag? Get.: Toen wist hij nog niets, totdat hij later bij me kwam en de naam van Man neveld noemde. Dan wordt voorgeroepen Albert de Wit, landbouwersknecht te Wieringen. Deze verklaart op den avond van 31 De cember 1936 drie fietsen te hebben zien lig gen aan den kant van den weg. Pres.: Herkende u die fietsen? Get.: Nee, iedereen heeft bij ons een flets. Vervolgens wordt gehoord Simon Schel- tus, caféhouder te Wieringen. Pres.: Zijn verdachten bij u in het café geweest? Get.: Ja zeker; ze zijn 's morgens om vijf uur gekomen. Pres.: De «en kocht cognac en de ander citroen-jenever; dat betaalden ze contant. Ze hebben toen daar aardig wat gedronken, nietwaar? Get: Dat hebben ze. De verdachten erkennen dit. Dan is het Floris Verhagen, landbouwer te Wieringen, die voor het hekje moet ko men. De pres. vraagt get. of hij ook weet of verd. Manneveld een dergelijke pet heeft gedragen, als in beslag is genomen? Get.: Ja, dat herinner ik me. Getuige Pieter Laan, koopman te Wierin gen, is de volgende getuige. Pres.: Kende je verdachten? Get.: Ja zeker. Pres.: Waren het vrienden van je? Get.: Vrienden? Ik heb geen vrienden op Wieringen. Pres.: Mooi zoo. Je wist, dat Jacob Snooij een koe had verkocht, niet waar? Get.: Dat wist ik. Pres.: Heb je daar iets van aan anderen verteld? Get.: Nee, niets. Pres.: Op dien Oudejaarsavond zijn ver dachten bij u gekomen met drank bij zich, nietwaar? Get.: Ja, zeker. Pres.: Later zijn ze terug gekomen, toen had Manneveld zwarte strepen in z'n ge zicht, net of hij voor Zwarte Piet had ge speeld. Get.: Een paar streepjes had-ie wel. Pres.: Kon dat geen modder geweest zijn? Get.: Dat weet ik niet. Pres.: Later heb je gehoord, dat Snooij was overvallen. Heb je toen geen verband gezocht? Get.: Wat voor verband moest ik zoeke. Pres.: Had je geen enkele gedachte ook? Get.: Wat voor gedachte zou ik hebbe. Pres.: Nou, gedachten zijn tolvrij; daar hoef je zelfs geen invoerrechten voor te be talen. Heeft Manneveld ooit een gele jas gedragen? Get.: Ik heb hem nooit met een gele jas gezien. Pres.: Je hebt vroeger anders verklaard. De verdachten zeggen, dat zij geen van alle ooit een gele jas hebben gehad. De laatste getuige a charge is mej. Catha- rina Sophia Zuiderdam, zonder beroep, wo nende te Wieringen, Deze getuige is langen tijd huishoudster bij Laan geweest. Zij heeft op Oudejaars avond Langes en Landolt hijgend bij Laan zien komen. Get. zeido nog: Wat hebben jul lie uitgevoerd, dat jullie zoo hijgen? Ze ant woordden toen: Wij hebben hard gefietst. Verd. Landolt zegt, dat ze niet in de ka mer zijn gekomen, maar wel in 't achter huis. Get.: Och man, ik had geen slokkie op; jij wel! Ik lieg der niet om. De Off. van Justitie vraagt get. of zij nog bezoek had gehad later. Get.: Ja, de vrouwen van Langes en Lan dolt. De Off. van Justitie: En wat zeiden die? Get.: Dat haar mannen onschuldig waren. Pres.: Hebben ze niet gezegd, dat U ver klaren moest, dat ze onschuldig waren? Get.: Nee, ik moest alleen zeggen, dat ze om den tijd dat Snooij werd aangevallen, bij ons waren. Pres.: Ze hebben toch met de vuist op ta fel geslagen? Get.: Dat hebben ze. Als get. a décharge wordt dan gehoord de zuster van verd. Langes, die verklaart, dat de drie verdachten tusschen half zeven en kwart vóór zeven bij haar waren. Pres.; Hoe lang is dat fietsen van Snooij af? Get.: Een kwartier zoowat. Pres.: Och vrouw, loopen is het een kwar tier. De volgende get. k décharge is de vrouw van verd. Langes. Pres.: Hoe laat zijn Landolt en Uw man uit het café Scheltus bij U gekomen? Get.: Eerst is mijn man thuis gekomen ongeveer kwart voor zes. We hebben toen eerst de geiten van den buurman gevoerd en toen hebben we gegeten. Daarna is Lan dolt gekomen. Mr. Bromberg: Ze zijn toen samen naar Laan gegaan. Hoe laat was dat? Gt.: Tusschen zes en half zeven. Mr. Bromberg: En hoe iaat waren ze terug? Get.: Om half acht. Requisitoir van den Officier. De Officier van Justitie, requisitoir ne mend, zegt, dat deze Oudejaarsavond voor Snooij wel een zeer gedenkwaardige avond is geweest. Deze avond is door lieden mis bruikt door een roofoverval te plegen op Jacob Snooij. Hier is een slachtoffer geko zen met een zekere mate van menschen- kennfts. Ook was het de bedoeling den man van een som gelds te berooven, waarvan ze wisten, dat dit in zijn bezit was. Spr. gaat dan de feiten na, welke zich op dien Oudejaarsavond hebben afgespeeld. Het gold hier een strijd van één tegen drie en dat was dus verloren spel. Maar zoo ge makkelijk ging het niet, want ze zijn alle maal over den grond gerold. De Officier wijst erop, dat Jacob Snooij al niet bespraakt is, maar dien avond hee lemaal van streek was. Jacob heeft toen ge zegd, dat hij door drie mannen was aan gevallen, maar hij wist niet wie het waren. Het getuigenmateriaal nagaande, meent de Officier, dat de zakdoek de Rechtbank geen houvast heeft gegeven. Get. de Wit heeft drie fietsen aan den kant van den weg zien liggen, waaraan hij verder geen aandacht heeft geschonken. Natuurlijk be hoorden die fietsen toe aan de drie man nen die den overval pleegden. De moeilijk heid is nu: Wie waren die drie? Deze drie verdachten behoorden tot de mensclven die in een slecht blaadje ston den en zoo is de majoor begonnen met verd. Manneveld te arresteeren. Merkwaar dig was het, dat boven z'n neus een wond was en de neus gezwollen was. Dit kan door een val veroorzaakt zijn geworden, maar het is ook mogelijk dat een en ander het gevolg was van een vechtpartij. De Officier merkt op, dat get. Verhagen, verdachte Manneveld dikwijls met een pet heeft gezien zooals hier aanwezig is. Bo vendien past die pet volkomen. Bij de herkenning van Manneveld door Snooij wil spr. niet lang stil staan, omdat die niet sterk is Wel is het merkwaardig, dat Manneveld heeft gezegd bij z'n arresta tie: „Als Snooij me herkend heeft, dan zul len ze me minstens wel een half jaar vast houden." Die uitdrukking is niet in het voor deel van verdachte Manneveld. Bij den koopman Laan is verdachte bloots hoofd gekomen, om er een hoed te koopen. Waarom? Omdat z'n pet op het erf van Snooij lag. Spr. is er absoluut van over tuigd. dat Manneveld één der schuldigen aan dit ernstige misdrijf moet zijn. Komende tot de verdachten Langes en Landolt zegt de Officier, dat beide onge veer kwart over zes het café van Scheltus hebben verlaten en eerst tegen zeven uur in de woning van Landolt zijn teruggekeerd. De vraag is nu: waar zijn ze geweest in dien Bid? Merkwaardig is het, dat een half uurtje later ook Manneveld zich bij hen heeft gevoegd. Bovendien heeft get. Zuider dam verklaard, dat Langes en Landolt ont daan en hijgend ook bij haar zijn geweest. Alles bijeen, passen deze schakels zoo vol komen in het gebeuren, dat de Officier ook Langes en Landolt schuldig acht. Aan de getuigen k décharge wil spr. niet. te veel waarde hechten, daar ze belang bij de zaak hadden en dus niet objectief zijn. De officier wil primair verdachten ten laste leggen diefstal onder bezwarende om standigheden, neergelegd in art. 312 van het. Wetboek van Strafrecht. Uit het strafregis ter van verdachten blijkt, dat de anteceden ten tegen Landolt wel het zwaarst zijn. Spr. heeft de eer te requireeren tegen Manneveld een gevangenisstraf van 2 jaar en 6 maanden; tegen Landolt een gevange nisstraf van 3 jaren en tegen Langes even eens gevangenisstraf van 2 jaar en 6 maan den. De pleidooien. Mr. Kamminga, verdediger van verd. Man neveld, begint zijn pleidooi met te zeggen, dat de uitdrukking: „Ze houden me een half jaar vast" blijk geeft van een nuchte- ren kijk op den gang van zaken. Hij heeft gevoeld, dat het onderzoek lang zou duren, maar daar is toch geen conclusie uit te trek ken! Spr. kan niet inzien, dat de pet, om dat die Manneveld goed past, van hem is. Verschillende menschen op Wieringen zijn gevraagd: Hebben jullie Manneveld wel eens met een zwarte schipperspet gezien? Maar er is nooit iemand gevonden, die hem daar mede ooit heeft gezien. Alleen één getuige verklaart thans ter zitting anders. Pleiter wijst er voorts op, dat Manneveld De weg langs het Noord-Hol- landsch Kanaal en die door de Wieringermeer aangewezen. De K.N.A.C. meldt, dat de staatscourant van gisteren een ministerieele beschikking bevat, betreffende de aanwijzing van voor rangswegen, bedoeld in de Motor- en Rij wiel wet en in het Motor- en Rijwielregle ment. Met ingang van 4 Juli a.s. zijn als voor rangswegen aangewezen de hieronder te noemen rijkswegen (de in die wegen lig gende bij gemeenten in beheer en onder houd zijnde traversen niet inbegrepen): Weg AmsterdamLarenBaarn—Amers foort; Weg Amsterdam—Sassenheim—Haagsche Schouw's-Gravenhage, voor wat. betreft: a. wegvak Amsterdam— Spaarnwouderdwars weg; Weg Amsterdam—Haarlem, van den hoofdweg te Amsterdam Haarlem; Weg Amsterdam—Velsen van den Nieu wen Weg in den Grooten IJpolder te Amster dam tot nabij het nieuwe stoompontveer over het Noordzeekanaal te Velsen; Weg Amsterdam—Wieringen, van de Meeuwenlaan te Amsterdam tot den Zesste- denweg bij het Slochter; Weg HaarlemSassenheim, niet inbegre pen het wegvak, tusschen de Noordgrens der gemeente Heemstede en een punt gelegen 150 M. noordwaarts van de Oude Posthuis- straat te Heemstede; Weg Haarlem—Velsen— Alkmaar Van Ewijcksluis Wieringen Zurich—Harlin- genLeeuwarden. Na botsing met autobus. Ge compliceerd ongeluk in Haar lems straten. - Eenige gewonden. Gisterochtend is op den hoek van de Pre sident Steynstraat en de Kloosterstraat in Haarlem-Noord een gecompliceerd verkeers ongeluk gebeurd, waarbij drie personen werden gewond. Een autobus van den stadsdienst, waar van de chauffeur geen voorrang verleende aan het van rechts komende verkeer, kwam in botsing met den bestelauto van een melk inrichting, welke omsloeg en op het trottoir terecht kwam. De buschauffeur verloor de macht over het stuur, waardoor de zware autobus tegen een winkelpui reed en deze gedeeltelijk indrukte. Een klein meisje, dat in den winkel stond, werd door een vallend stuk steen licht gewond. De buschauffeur bleef ongedeerd, maar de eenige passagiere een 61-jarige dame werd door den schok van haar plaats geslingerd en kreeg een hersenschudding en eenige gebroken ribben. De chauffeur van den bestelauto liep snij- wonden op, doordat hij zich door stukslaan van de voorruit uit de cabine moest bevrij den, aangezien de portieren ontzet waren en niet gebruikt konden worden. niet bij Laan kwam om een hoed te knn maar een jas. De hoed kreeg hij erhii0P5n' was dus eigenlijk een combinatie Kom tot de wonde in Manneveld's gezicht h'1<le spr. er zich over verwonderd, dat de rna-e?ft voor den Rechtercommissaris heeft verki °°r dat Manneveld's gezicht vol krabben4 Maar dat is niet gebleken. Dr. de r'ai heeft gezegd, dat de wond bij z'n veroorzaakt door een val, maar wie bei '5 dat die val op het erf van Snooij is V'm> schied? De verdediger vestigt er nadrukkelijk aandacht, op, dat Snooij nimmer uit 7 Manneveld als een der daders heeft aan wezen. Spr. wil dan ook de verklarin niet au serieux nemen. De overval is gepleegd half zeven, of kw voor zeven; maar de vrouw van 1 art verklaart pertinent, dat haar man onée\RPs kwart voor zes het huis heeft verlaten Mr. Kamminga meent, dat het tenk«t gelegde niet wettig en overtuigend is k wezen en daarom dient de verdachte te w den vrijgesproken. Spr. verzoekt de onmin" dellijke invrijheidstelling van zijn cliënt De rechtbank besluit dit verzoek in te wit ligen en verdachte Manneveld in vrijheid stellen. De verdediger van verdachte Langes V Dr. Bromberg, betreurt het, dat men er' ni i in geslaagd is de ware schuldigen te vinde En dan is het natuurlijk: Wee den wnli die in een kwaad gerucht, staat! Maar h komt men aan die vooropgezette meening> Pleitor's cliënt staat absoluut niet in slecht gerucht. Op feiten die ten gerechte zijn komen vast te staan, dient te worden ingegaan, maar spr. meent, dat er niets i« bewezen. De verdediger laakt de houding van den Officier, waar hij zegt, dat. de getuigen décharge belang bij de zaak zouden hebben en daarom aan hunne verklaringen gepn waarde mag worden gehecht, maar, zon vraagt spr. zich af: hebben de getuigen a charge er dan geen belang bij? Spr. vraagt zich af: Wat is er tegen z'n cliënt in feite aangevoerd? Aan de herken, ning van Snooy hecht spr. niet de minste waarde. Immers, verd. Langes heeft maan denlang bij den broer van Snooy op het land gewerkt en nu zou Snooy den man alleen uit z'n stem herkennen. Tegen plei- ter's cliënt is verder geen enkel bewijs aan> gebracht. Mr. Bromberg wil dan het negatieve be wijs leveren, dat Langes het niet gedaan kan hebben. Immers, uit de verklaringen van getuigen is komen vast te staan, dat ze om 6.40 uur bij mej. Zuiderdam waren. De huishoudster heeft voorts verklaard, dat ze niet gefietst maar geloopen hebben. Alle tijden passen in elkaar; als het mis drijf om half zeven is geschied, hoe kan verd. Langes om tien over half zeven door get. Zuiderdam zijn gezien? Spr. meent, dat het tenlaste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen en conclu deert daarom tot vrijspraak. De president bepaalt dan de uitspraak In deze zaak op Dinsdag 11 Mei, des ochtends om tien uur. DE KONINKLIJKE BESTELT 5 NIEUWB TANKSCHEPEN. Naar wij vernemen heeft de Ko ninklijke Shell order gegeven tot den bouw van drie nieuwe tank schepen aan Holiandsche werven. Twee schenen voor het vervoer van olie, elk van 4100 ton, zullen ge bouwd worden bij de werf van der Giessen te Krimpen aan den IJssel en bij de Nederlandsche Dokmaat schappij te Amsterdam. Het derde schip, dat bestemd is voor het vervoer van verpakte pro ducten en dat ook ongeveer 4000 ton zal zijn, wordt gebouwd bij de werf Gusto te Schiedam. Met deze order zijn eenige millioenen gulden ge moeid. Gisterenmorgen te tien uur was de ge meenteraad van Blaricum in vergadering bij eengeroepen om o.m. te beslissen over het voorstel van B. en W. tot verbetering van de Torenlaan en den Huizerweg, een plan van f 72000.- Van de zeven raadsleden (er is één vacature) waren er op het vast gestelde uur slechts drie aanwezig, en na een half uur wachten besloot burgemeester J. J. Klaarenbeek de vergadering niet doen doorgaan, aangezien niet meer dan de helft der raadsleden was opgekomen. Omtrent de reden van dit wegblijven ver nemen wij dat de R.K. raadsfractie den Burgemeester had doen weten dat zij nie zou komen, daar een der raadsleden, Pr0 j Brouwer, die voorstander van het plan was door ambtsbezigheden was verhinderd. Daa er vier vóór en drie tegenstanders waren» zou over het voorstel derhalve bij de aan wezigheid der twee R.K. raadsleden ge®" beslissing genomen zijn, weshalve deze twe raadsleden waren weggebleven, tenein de mogelijkheid open te laten van een 0® spreking in een voltallige raadsvergadering- Naar wij vernemen heeft het Algemeen Nederlandsch Comité „Onze Marine" in ve band met het feit dat prof. dr. F. A. 5 en"1 Meinesz meer dan 100.000 zeemijlen neen- afgelegd met Nederlandsche onderzeeboote besloten om te Utrecht en te den bronzen gedenkplaten aan te brengen, wijl in Delft een monument zal worden 0 gericht, waarvan het bovenste g®1'1' wordt gevormd door een onderdeel van O 6 Dit monument zal waarschijnlijk Juli worden onthuld.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1937 | | pagina 12