Behandeling der gemeentebegrooting pc heer Schoeffelenberger waagt zich op politiek terrein en glijdt uit ponderdag 20 Mei 1937 Heldersche Courant Vierde Blad Waardige en gedocumenteerde critiek van Dr* Feenstra Kuiper Op den eersten dag werden de Alg. Beschouwingen reeds beëindigd Vergadering van Dinsdagmiddag Gisterenmiddag is de Raad bijeengekomen voor de behandeling van de Gemeentebegroo ting 1937. Afwezig was, met kennisgeving, de heer C. Bot (Chr.-Dem.), terwijl de zetel van wethouder De Boer nog onbezet bleef, daar deze nog steeds niet hersteld is van ziin ziekte. Voor de behandeling van de begrooting werd een vrij onbeteekenende agenda afgehandeld waarvoor vrij verwijzen naar pag. 1 van het 2e blad. y t He algemeene beschouwingen wor- f den geopend. De heer Uithol (Nat. Herstel) opende de algemeene beschouwingen. Hij zeide, geen groot voorstander te zijn van algemeene be schouwingen, omdat deze in den regel ontaar den in politieke debatten. Hij grijpt echter deze gelegenheid aan om de houding van den Raad en het College, ten opzichte van ver schillende vraagstukken te critiseeren. De oliekwestie. Spr. oefent allereerst critiek op de behan deling door den Raad van het olie-vraagstuk, voor het motorschip „Hygiea", welke onzake lijke behandeling hij in hoofdzaak toeschrijft aan het feit, dat de Commissies van Bijstand niet samengesteld zijn uit leden, die kennis van zaken hebben. Indertijd deed spr. een der gelijk voorstel, dat echter geen genade mocht vinden. Spr. maakt het College nog steeds een ver wijt, dat alleen is afgegaan op de adviezen van den directeur der Reiniging, zonder daar bij zelf een grondig onderzoek te doen instel len, welke olie voor het motorschip de beste was en voor de gemeente het voordeeligste. Spr. voelde een dwingend optreden van den 'directeur van de Reiniging en hij werd, zoowel door den Raad als door het College volledig in het gelijk gesteld. En thans blijkt weer, dat de smeerolie wordt ingekocht voor 67.50 per 100 kg, dus weer 15.25 duurder dan verleden jaar; waarom wordt door het College geen onderzoek ingesteld naar een goedkoopere oliesoort, die evengoed is te ge bruiken 7 Op 15 Sept. 1936 heeft spr. ook ge vraagd om het nieuwe motorschip bij openbare inschrijving aan te besteden, maar daaraan is geen gevolg gegeven, want sinds kort geleden las hij in de krant, dat het motorschip was gegund zonder openbare inschrijving. Is dat in het belang van de gemeenschap 7. Hoe is de houding van den Raad en het College geweest inzake het demonstreeren yan de onderwijzers in de 1 Mei-betooging 7 vraagt de heer Uithol. Hoe is de houding van het College van B. en W. als wordt gevraagd om te onderzoeken waarom een door de ge meenschap gesubsidieerde muziekvereeniging hiet aan de Nationale feesten heeft medege werkt? Het College is daartoe niet bereid. Waarom niet? In 1933 heeft het College reeds toegezegd, dat de precarie-verordening zou worden ge wijzigd en waarbij ook onder het oog zou wor den gezien of de vlaggestokken al of niet onder deze belasting zouden blijven vallen en thans schrijven we 1937 en nog is niets op dit terrein gedaan. Hoe is de houding van het College geweest inzake de saneering van het Gasbedrijf? De financieele uitkomsten van dit bedrijf treden duidelijk in het voorwoord naar voren. Het College liet ruim 1400 uitgegeven voor de reclamedoeleinden om de aanlokkelijke tarie ven van 0.04 en 0.05, dus prijzen ver beneden kostprijs. De financieele uitkomsten beïnvloeden thans deze begrooting. Spr. stelt hier nogmaals de vraag: hoe ben ik door de diverse politieke partijen in den Raad behandeld, hebben zij de gemeenschap daarmede goed gediend door mij uit elke commissie van bijstand te weren, omdat ik alleen heb gevraagd om de commissies samen te stellen naar kennis van zaken, ongeacht welke richting men is toegedaan; daarmede dient men toch het belang van de gemeen schap 7 Waarom is het College afkeerig om een reisverordening samen te stellen, het is toch gebleken, dat het College zelf controle noodig heeft geacht op de te maken reizen, en het resultaat is verrassend. Spr. blijft op het standpunt staan, dat een reisverordening, waaronder het geheele rijks personeel valt, ook van toepassing behoort te zijn op het gemeentepersoneel. Critiek op stadsontsierende reclame. Waarom verleende het College van B. en W. Zaterdag j.1. toestemming om op de voor naamste punten van onze stad, de meest denkbare stadsontsiering aan te brengen Spr. vindt deze toestemming en houding van het College zeer bedenkelijk, trouwens ij een zeer groot deel van de bevolking heeft de houding van het College in deze aangele genheid ontstemming en ergernis opg en geen wonder, aan een andere par name genoemd de R.-K. Staatspartij, verboden een drijvende reclame aan te ore gen en aan de S.D.A.P. wordt wel toegestaan de mooiste punten van onze stad op zeer slordige en ruwe w\jze te ontsieren. Sr- De heer Schoeffelenberger trekt ten strijde. Het is dan de heer S c h o e f f e 1 e ger, die de „algemeene beschouwing P gemeente-begrooting" opent met een op den verslaggever van de Heldersche Crt., die in zijn „Feiten en fantasieën" den heer S. had aangeraden een cursus in liplezen te vol gen. Of deze verslaggever zelf wel geslaagd was, wilde de opposant weten. De Voorzitter bracht den heer S. aan het verstand, dat dit heel weinig te maken had met algemeene beschouwingen en hij moest daarna den heer S. wederom tot zake lijke orde roepen, toen deze de pamfletten van verschillende politieke partijen ging behan delen. Waar de gemeente-begrooting een semi-rijksbegrooting is geworden, aldus de heer S., meende ik dit wel te mogen doen, aldus verdedigde de heer S. zich, doch de Voor zitter bracht hem aan het verstand, dat hij dan de politieke vergaderingen van de ver schillende partijen maar moest bezoeken. Ja, als dat dan niet mag, aldus de heer S., dan zal ik overstappen op de gemeente-be- grootin^ maar dan is men, als nuchter mensch, gaüw uitgesproken. De Voorzitter: U behoeft geen alge meene beschouwingen te houden. De heer Schoeffelenberger meent wel critiek te hebben, want in het algemeen rapport worden dingen gezegd, die nu juist niet van zoo humanitairen aard zijn. Het ant woord op de vraag omtrent de wegenbelasting is niet alleen onbevredigend, maar onjuist. Spr. toont dit aan de hand van een voorbeeld aan. Hij protesteert voorts tegen het schrappen van gelden voor de schoolreisjes en zegt dan aan het einde van zijn „eerste ronde" te zijn. De heer Feenstra Kuiper (Gem.- Bel.) aan het woord. De heer Feenstra Kuiper begint met critiek te oefenen op het antwoord van het College van B. en W. ten aanzien van de vragen gesteld naar aanleiding van de late indiening van de gemeente-begrooting. Het College zegt in het algemeen rapport, dat dit een kwestie is, die het dagelijksch bestuur van de gemeente aangaat. De heer F. K. toont aan de hand van de gemeentewet aan, dat dit maar ten deele juist is en hij moet de weinig vriendelijke weigering van het College van B. en W. betreffende deze vragen, als in strijd met de wet beschouwen. De correspondentie met Gedeputeerde Sta ten is niet volledig ter inzage gelegd en B. en W. is dus ook hier in gebreke gebleven. De stukken, die ter inzage gelegd zijn, geven een interessant beeld van het standpunt van B. en W. tegenover Ged. Staten, welk laatste college allesbehalve gesticht was over de late indiening van de begrooting. Het College van Ged. Staten heeft, bij schrijven van 20 Januari 1937, verlof gegeven tot de behandeling van de begrooting door den Raad. Waarom is dit toen niet onverwijld geschied? vraagt spr. Nu regeert men al bijna 5 maanden zonder begrooting, geheel in strijd met den geest der gemeentewet. Critiek op het financieel beleid van het College. Bij de algemeene opmerkingen over de finantieele grondslagen der Begrooting, zegt de heer Feenstra Kuiper, dat een der grond slagen, die de begrooting sluitend maakt, post 3, bijdrage van den kapitaaldienst 47610. is. Van dit bedrag wordt 3805 gulden opnieuw gereserveerd en dus wordt gebruikt 43.805. Spr. zou het een verstandige politiek achten als voor 1938 meer gereserveerd werd dan nu gedaan wordt. Spr., die met cijfers en feiten de politiek van het College bestrijdt, keurt, resumeerende, niet goed, dat de begrooting in opzet wordt gebaseerd op bedragen, waar van de ontvangst niet volkomen vaststaat. Hij kan evenmin goedkeuren, dat B. en W. de verschillende voordeelen (batig saldo 1934 en koerswinst) in een zeer snel tempo opmaken en geen appeltje voor den dorst bewaren. Op deze wijze zal er zeker niet te ontkomen zijn aan een voogdij van de regeering over eenige jaren. ■-<W De inkomsten in het algemeen. Vergelijken we de inkomsten, voortvloeiend uit de batige saldi, belastingen in alle vormen en bedrijfswinsten, dan kom ik tot een ver schil van 19.855 aan mindere inkomsten voor 1937, vergeleken met 1936, aldus de heer Feenstra Kuiper. Maar de in het voorwoord gegeven posten geven, na omrekening, daar ze deels in mijn telling verwerkt waren, deels in het schrijven van 24 Maart 1937 zijn ge bruikt, een voordeel van 39.500. Dus had den B. en W. bij den opzet van deze begroo ting een voordeel van 20.000. Natuurlijk is dit een verre van volledige berekening, maar ze doet toch even aangenaam aan. Het valt op bij dit vergelijk, hoe sterk de inkomsten van sommige belastingen toene men, speciaal de opcenten op de gemeente fondsbelasting. op de personeele belasting en de z.g.n. inwoneruitkeering. Van twee hiervan is de verklaring de overgang naar de derde klasse. In dit verband is aan te halen het schrijven van B. en W. aan Ged. Staten van 25 Febr. 1937, no. 1284, waarin het College, naar aan leiding van het feit, dat zij maar 8000 mo gen gebruiken in plaats van 20.000, klagen over de onmogelijkheid om de belastingen te verhoogen, speciaal de straatbelasting. Het College deelt mede, dat nu 9 der belastbare opbrengst voor de grondbelasting wordt ge heven en verdiept zich in een berekening, wat het verschil zou zijn, als dit 3 werd. Bo vendien, zoo zegt het College: de belasting betalers zijn gewend geraakt aan den meer deren druk der zakelijke straatbelasting. Het verdient dus weinig aanbeveling, dit systeem te wijzigen. Dat klinkt voor voornoemde be lastingbetalers wel erg prettig! Ik zou inte gendeel aUmpg het College willen verzoeken, speciaal tegenover deze belasting een meer kritische houding te willen aannemen. Spr. toont aan, dat Den Helder, na Eind hoven en Rotterdam, de op 3 na hoogste is in de heffing van de straatbelasting, n.1. met 20 procent. Door de late behandeling van de begrooting is het echter onmogelijk om hiertegen maat- regélen te nemen. Alle belastingen liggen al vast. Maar het College trekke hieruit de lee ring, dat het door deze talmerijen 't den Raad nog moeilijker maakt, om eventueele wijzi gingen door te voeren. De werkloozensteun. Onder de uitgaven is wel de voornaamste, de werkloozensteun en alles wat daarmede annex is. Het College beweert, dat de. uitgaven voor dit onderdeel van sociale zorg in 1936 en 1937 bijna gelijk zijn. Spr. deelt die mee ning niet. Hij meent, dat de uitgaven zijn ge stegen met 76.359 en de ontvangsten van het Rijk met 98.768. Een onsympathieke post. De bij drage voor de R.H.B.S. Represaille maatregelen. Een tweede post, die in tegenstelling tot de vorige zeer onsympathiek aandoet, is de ver goeding ex art. 36, quater, 5e lid, de Middel baar Onderwijswet. Hoewel hier, volgens B. en W. in het voorloopig verslag op volgn. 428a, rekening is gehouden met het in bruik leen geven van het gebouw, is toch het af wentelen van kosten op de gemeenten zeer onsympathiek. De heer F. K. geeft B. en W. in overweging represaillemaatregelen te bedenken en noemt daarbij de levering van gas, water en electri- citeit aan het Rijk. I. Waterleiding. Post 17g marinegebouwen k f 0.30, winst 3300 Post 17h schepen vaste aansl.. 10.30, winst 625 Post 17i schepen p. slang 1, winst 3600 Post 17j landmacht k f 0.30, winst 170 II. Electriciteit. Kustverlichting 0.05, winst 215 7910 Is de grootste zuinigheid betracht? Ik kom nu tot de vraag: is de grootste zuinigheid betracht? zoo zegt spr. Het antwoord, dat B. en W. geven op de desbetreffende vraag in het algemeen rapport, is vaag te noemen. In plaats van pregnante voorbeelden te noemen, zegt het College, zie zelf maar bij de onderhoudswerken. En tevens wijst het dan op het verzoek om onderhoud van straten. Dit verzoek is echter niet van onze fractie uitgegaan. ''Vanneer het stratenplan, dat ons in de sectie werd voorgelegd, werkelijk uitvoering verkrijgt, vrees ik, dat we de raming van 37.990 op post 195 van de begrooting verre overschrijden zullen. (In dit verband wilde ik vragen, of B. en W. van plan zijn, dit alles in eigen beheer uit te voeren, of wel een deel aan te besteden). In de dagen, dat er werke lijk wat aan onze straten werd gedaan, bijv. 1932, het jaar van de 1489000 steenen, was geraamd 107.561! Maar in de laatste jaren, nu dit bedrijf een soort minimum doorleeft, zijn de ramingen steeds ongeveer 40.000 tot 50.000. Zal deze opleving geen geld kosten? Verder heb ik in het hoofdstuk openbare wer ken weinig bezuiniging kunnen bespeuren. Ik geloof dan ook, dat B. en W. bezuiniging elders moeten zoeken. En wel voornamelijk in het tijdig nemen van maatregelen tot beper king van uitgaven en niet wachten tot het feitelijk te laat is. Ik noem als voorbeeld de aanpassing van de salarissen van het gemeentepersoneel. Hoe lang is dit niet door B. en W. en de meerder heid van den Raad tegengehouden. Hoe houdt men nu nog niet steeds tegen verschillende bezuinigingen, door ons op onderwijsgebied aangegeven. Heeft men zich al eens gezet tot een ernstig onderzoek, of de bedrijven niet economischer kunnen werken en met minder personeel toe kunnen? M.i. is de fout van het College, dat ze de groote beteekenis van het gouverner c'est prévoir niet voldoende aanvoelt. Men leeft te veel bij den dag van heden. Van diezelfde geesteshouding getuigt het snel opmaken van voordeelen, waarover ik in het begin van mijn rede sprak. Tot zekere hoogte kan ik het standpunt wel begrijpen; het komt m.i. voort uit een te prijzen ijver, om op gebied van economie, onderwijs, stadsverfraaiing, enz. zooveel mogelijk te presteeren. Maar ik blijf op het standpunt, dat die op zichzelve te prij zen ijver den blik op de toekomst vertroebelt. sx* De bedrijven. De resultaten van de gasfabriek blijven, het is in het algemeen rapport uitgesproken, nog steeds teleurstellend. Over de reiniging, hoewel niet lijdend aan crisisgevolgen, valt op te merken, dat het een duur bedrijf blijft. Ik deel echter niet de mee ning, die ik oorspronkelijk ook wel had, dat het bedrijf duurder wordt. Ik ben, door nader bezien van de cijfers, tot het inzicht gekomen, dat van stijging der kosten toch eigenlijk geen sprake is. Per inwoner omgeslagen zijn de kosten in dalende lijn. Maar ik blijf van meening, dat de geheele afvoer van vuil naar zee niet de goedkoopste weg is. Ik geloof, dat naast deze manier een afvoer van vuil naar den Polder, ook in de toekomst, als de „Hygiea I" het eens aflegt, moet worden onderzocht. Verder wil ik bij deze gelegenheid opmerken, dat het besluit tot credietverhooging voor het nieuwe motor schip, laatst in besloten vergadering genomen, in strijd is met art. 50 2e lid a der gemeente wet en als zoodanig onwettig. Het zal op nieuw in openbare Raad moeten worden ge bracht. Bij de centrale boekhoudins wil ik nog eens op spoed aandringen in de voorziening van een nieuw gebouw. En misschien het zal nog wel wat duren kan een uitbreiding van het oude gebouw, door bijbouwen aan den achterkant overwogen worden. Onderwijs. Als bezuinigingsobject noemen Ged. Staten in hun schrijven van 10 Maart 1937 verminde ring van uitkeering uit het gemeentelijk stu diefonds. Ik draag de Kweekschool een goed hart toe. maar ik kan toch begrijpen dat Ged. Staten met deze opmerking komen. Het is mijn bedoeling niet, de Kweekschool te doen verdwijnen, maar ik geloof, dat B. en W. een goed werk zullen doen, als zij de po sitie, waarin deze school nu verkeert, trach ten te veranderen. Een tweede punt is het Internaat van de Zeevaartschool. Nog steeds wachten we op een nieuw gebouw en de inwoners van het internaat wachten smartelijk met ons. Over de Zeevaartschool zelve zou ik willen zeggen, dat het zeer wenschelijk is, dat B. en W. trachten tot een definitief accoord te ko men met de regeering, opdat niet elk oogen- blik een intrekken van subsidie voor een of ander onderdeel ons opschrikt. Laten we de Regeering vragen: Wat wilt gij? en tevens zeggen: dit willen wij, zoodat een compromis bereikt wordt. Ik heb bij volgn. 424 de toezegging gedaan, af te wachten of de lyceumopleiding met September zal aanvangen. Maar anders kom ik op dit onderwerp terug. Zooals de situatie nu is, dat de gemeente rond 5000 ten koste legt aan 7 leerlingen, maakt, dat ik verande ring of opheffing gewenscht vind. Dan kom ik bij de kwestie der boventallige onderwijzers. De desbetreffende vraag werd door mij geenszins gedaan, omdat ik veel zou voelen voor het systeem: kweekeling met acte. Integendeel, ik acht het onjuist, dat men een gediplomeerde kracht onder de maat betaalt. Maar aan den anderen kant is het voor de gemeente alles waard, zijn boven tallige leerkrachten kwijt te raken. Deze ver schijnselen behooren langzamerhand tot de zeldzaamheden en er zijn nog slechts weinig gemeenten in den lande, die zich die weelde veroorloven. Nu bedoelde ik met de in de vraag ge noemde reorganisatie, dat elke onderwijzer benoemd wordt aan een bepaalde school. Het is dus mogelijk als er een vacature komt, het personeel aan die school op te schuiven naar hoogere klassen en in de laagste klasse een kweekeling met acte te benoemen. Ik ge loof wel zeker te weten, dat het Rijk dit goedkeurt. Natuurlijk acht ik de maatregel te zijn van tijdelijken aard. Een tweede post ter bezuiniging zie ik nog steeds in het bewaarschoolonderwijs. Ik acht dit onderwijs van niet zoo groot belang, dat het k tout prix gehandhaafd moet blijven. Ik vind dat, wanneer de ouders prijs stellen op de instandhouding dier inrichtingen, ze maar wat meer moeten bijdragen. Bij aanvaarden van mijn voorstel, vergoe ding van de helft der wedden en 2.per kind worden de meerdere kosten per leerling: Voor de school aan de Laan: 814 212) 145 7 per leerling. Voor de school aan de Vischmarkt: 1055 -f- 348) 174 9 per leerling. Voor de school aan de Hoogstraat: 792 220) 104 9.70 per leerling. Voor de school aan de Javastraat: 1102 -f- 380) 147 10 per leerling. Het scheelt de gemeentekas echter 4923, of rond 5000. Een woord van waardeering voor het College. Ik eindig met de verzekering, dat ik alle bovenbedoelde kritiek op het College strikt zakelijk heb bedoeld en dat ik mijnerzijds poogde een debat zonder scherpe kanten uit te lokken.. Laat het College begrijpen, dat er veel is in hun ernstig werk in het belang van de gemeente gedaan, dat in onze fractie ten volle gewaardeerd wordt en ik hoop, dat het in deze moeilijke tijden de kracht moge heb ben, om de gemeente door duisternis tot licht te geleiden! De heer Kan (R.-K.)De nieuwe schoolgeldheffing nadeelig voor het groote gezin. De heer R a n levert critiek op de nieuwe schoolgeldverordening, die voor de groote ge zinnen zeer nadeelig zou zijn. Het moge vreemd klinken, dat op een raadsbesluit, genomen op 21 Juli 1936, en nog wel met algemeene stemmen, wordt terug gekomen, doch wij willen hier als fractie gaarne verklaren, dat de strekking dezer ver ordening aan onze aandacht is ontgaan en juist de passage op blz. 2 der bijlage No. 98 1936 n.m.1.: „omdat bij de vaststelling der grondslagen voor beide tarieven reeds met kinderaftrek is rekening gehouden" ons er toe gebracht heeft voor deze bijlage te stem men. Evenwel M. de V. had deze aangelegenheid al spoedig de aandacht onzer fractie. (Jam mer genoeg na aanneming der betrokken bij lage). Reeds in Juli 1936 hadden wij bespre kingen met deskundigen en aan de hand van cijfermateriaal door hen verstrekt, bleek al heel spoedig, dat de aanneming der nieuwe verordening tot heffing van schoolgeld verstrekkende financieele ge volgen zal hebben voor ouders, welke schoolgaande kinderen hebben en dus niet in het minst hen, die groote gezinnen hebben. Werd nu, M. de V., bij art. 8 der oude ver ordening bepaald, dat „indien meer dan een leerling uit hetzelfde gezin gelijktijdig een school van dezelfde soort bezoek, het school geld voor den tweeden leerling met 20, voor den derden met 40, voor den vierden met 60, en voor den vijfden met 80 ten honderd wordt verminderd en voor de volgende leerlingen geen schoolgeld verschuldigd is en alzoo een belangrijke progressie werd toegepast, moeten wij met leedwezen constateeren, dat van eenige reductie in de nieuwe schoolgeldver ordening geen sprake is. Spr. voert aan, dat de gemeente de be voegdheid heeft pregressie toe te passen, van welke bevoegdheid verschillende gemeenten gebruik hebben gemaakt. Voor 1936—1937 wordt als overgangsbepa ling de grondslag voor schoolgeldheffing ge nomen de belastbare som bedoeld in art. 37 der wet op de Inkomstenbelasting. Vergelijken wij nu de schalen van 1935 1936 en 19361937 dan blijkt, dat bij de oude verordening tot een belastbare som van 6500 er 18 klassen zijn, terwijl de nieuwe verordening bij een belastbare som van 6600 er zelfs 30 telt. Ook dit is een belang rijk element bij de schoolgeldheffing, omdat daardoor het bedrag aan schoolgeld niet on belangrijk wordt opgevoerd. Werd b.v. bij de oude verordening bij een belastbare som van 801.tot 1200.het minimum schoolgeld vereischt, bij de nieuwe verordening is dit van 801.— tot 1000.— en bij 1001.tot 1200.wordt reeds 4.per leerling verlangd. Voor 19371938 wordt e.a. nog ongunstiger, omdat dan bij de berekeijyig van de gemengde hoofdsom de faoctor samenwonen wordt ingeschakeld! waarvoor minimaal 100.wordt bijgeteld. Spr. toont tenslotte aan de hand van de verschillende voorbeelden aan, het niet onbe langrijke verschil van heffing bij oude ver ordening en bij de nieuwe verordening. Resumeerende stellen wij dan ook voor de op 21 Juli 1936 vastgestelde verordening tot heffing van Schoolgelden voor het gewoon lager onderwijs, het uitgebreid lager onder wijs, het buitengewoon lager onderwijs en het openb. verv. onderw. in de Gemeente Den Helder zoodanig te wijzigen, dat wanneer meer dan een leerling uit hetzelfde gezin ge lijktijdig een school van dezelfde soort bei zoekt, een progressie wordt toegepast. De heer Boogaard (S.D.A.P.) valt aan. De heer Boogaard vangt aan met een dankwoord aan het College inzake het stand punt ten opzichte van de benoemingen voor gemeentelijke betrekkingen. Hij valt dan den heer Uithol (Nationaal Herstel) aan, die vorig jaar de verdediger was geweest van het voorstel om geen politieke beschouwingen te houden en nu n.b. de eerste is, die politieke beschouwingen geeft. Spr. dringt aan op de wijziging van het vastrecht-tarief voor het electriciteitsbedrijf, omdat verschillende ingezetenen door de be staande regeling regeling gedupeerd zijn, die niet kunnen profiteeren van het vastrecht. Spr. breekt een lans voor de verbinding van het oostelijk en westelijk stadsdeel en hoopt, dat de documenten, waarover de oud wethouder Van Breda, dezer dagen in de Hel dersche Crt. schreef, ten Raadhuize worden opgedoken, opdat de plannen opnieuw over wogen kunnen worden. Spr. deelt het standpunt van den heer Schoeffelenberger, ten opzichte van het schrappen van gelden voor de schoolreisjes. Hij onderschrijft eveneens het standpunt van den heer S„ dat de democratie van de hui dige regeering, ten opzichte van de niet re- geeringspartijen, herziening behoeft. Het is allesbehalve democratisch als verschillende groepen van de bevolking, voor bepaalde be trekkingen worden uitgesloten. Een stand punt, dat ook ons College schijnt te deelen. De Voorzitter: Het College heeft nooit naar de politieke overtuiging van candidaten gevraagd. De heer Boogaard hoopt, dat dit waar is; men heeft hem anders verteld! Wat de vraag van den heer Uithol betreft, betreffende zijn niet benoeming in verschillen de commissies van Bijstand, zegt spr. dat de heer U. eerst zijn standpunt ten opzichte van deze benoemingen, zal moeten herzien, wil de S.D.A.P. er toe overgaan hem voor te dra gen. Het olievraagstuk, het stokpaardje van den heer Uithol, krijgt nu een politiek tintje, zegt spr. Het heele vraagstuk bracht een bezuini ging van niet meer dan 100 gulden. Dat het Fanfarekorps niet aan de feestviering heeft meegedaan, vindt zijn oorzaak in het feit. dat het daarvoor geen uitnoodiging heeft gehad. Spr. wijst er op, dat het Fanfarekorps overigens zijn plicht tegenover de burgerij wel waarneemt. De vragen van den heer Uithol, over het meeloopen van eenige onderwijzers in den 1 Mei-optocht, had spr. niet verwacht. Hij had gemeend, dat het afdoende antwoord van wet houder De Boer, vorig jaar gegeven, den heer U. zou hebben weerhouden, wederom met deze vragen te komen. De critiek op de S.D.A.P.-reclame op het Koningsplein, beschouwt spr. als „verkiezings- kift". De heer Uithol moet eens leeren een ander ook zijn plaatsje onder de zon te gun nen. Spr. heeft zich niet weinig verwonderd over het standpunt van den heer Feenstra Kuiper, ten opzichte van de bijdrage aan het Rijk voor de R.H.B.S. De heer F. K„ die altijd op de bres staat voor de doorvoering van de re- geeringsmaatregelen en die nu, door middel van een prijzenpolitiek, terug wil halen, wat de regeering van de gemeente als bijdrage vraagt. Een woord van waardeering voor Gemeente-Belang van den heer Van Loo. De heer Van Loo begint met een woord van waardeering aan Gemeente-Belang, waar van de woordvoerder op waardige wijze het beleid van het College heeft gecritiseerd. Spr. sluit zich volkomen aan bij het slot van de rede van den heer Feenstra Kuiper, waarin deze den wensch uitsprak, dat het College de kracht zou ontvangen, zijn arbeid verder in het belang van de gemeente te stellen. Spr. sluit zich aan bij de woorden van waar deering voor het algemeen beleid van het College en brengt het College hulde voor wat het gedaan heeft voor het weer aan het werk stellen yan tal van menschen. Spr. hoopt, dat het College spoedig een eind zal maken aan het emmerstelsel, dat in een moderne gemeente als de onze niet meer thuisbehoort. Ook de heer v. Loo wil den heer Uithol het boetekleed omhangen inzake zijn standpunt ten opzichte van benoemingen in Commissies van Bijstand, terwijl hij een ernstig woord van protest laat hooren tegen een uitlating van den heer U„ als zou een wethouder zich heb ben laten gebruiken als een knecht van een directeur van een gemeentelijk bedrijf. Wat betreft de verkiezingsreclame van de S.D.A.P. neemt de heer Van Loo het ridder lijke standpunt in, dat deze partij hen een slag voor is geweest en dat succes'gunt hij hun van harte. Hij valt tenslotte aan wat de heer Feenstra Kuiper gesproken heeft over de in krimping van het personeel. Er was vroeger een veel grooter personeel bij de bedrijven en van inkrimping kon dus zeker geen sprake zijn. De heer Van Zwijndrecht aan het woord. De heer Van Zwijndrecht verklaart, dat de Prot. Chr. fractie zich met het ge voerde beleid van het College van B. en W. over het algemeen wel kan vereenigen. Hij wil het College in het bijzonder dank zeggen voor de wijze waarop getracht is in deze moeilijke tijden, de positie van onze gemeente zoowel als de belangen van onze gemeente naren te versterken en te behartigen. In het bijzonder zegt spr., willen we hier wel noemen de objecten voor werkverschaf fing, die zijn aangevat, alsmede datgene wat voor de jeugdwerkloozen geschiedt. Wat de tijd van behandeling dezer begroo ting betreft. We zouden er bij het College ten sterkste op aan willen dringen zorg te dra gen, dat de behandeling uiterlijk in het begin des jaars plaats vinde.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1937 | | pagina 11