Behandeling der gemeentebegrooting
pc heer Schoeffelenberger waagt zich
op politiek terrein en glijdt uit
ponderdag 20 Mei 1937
Heldersche Courant
Vierde Blad
Waardige en gedocumenteerde critiek van
Dr* Feenstra Kuiper
Op den eersten dag werden de Alg. Beschouwingen reeds beëindigd
Vergadering van Dinsdagmiddag
Gisterenmiddag is de Raad bijeengekomen
voor de behandeling van de Gemeentebegroo
ting 1937. Afwezig was, met kennisgeving, de
heer C. Bot (Chr.-Dem.), terwijl de zetel van
wethouder De Boer nog onbezet bleef, daar
deze nog steeds niet hersteld is van ziin
ziekte.
Voor de behandeling van de begrooting werd
een vrij onbeteekenende agenda afgehandeld
waarvoor vrij verwijzen naar pag. 1 van het
2e blad.
y t He algemeene beschouwingen wor-
f den geopend.
De heer Uithol (Nat. Herstel) opende de
algemeene beschouwingen. Hij zeide, geen
groot voorstander te zijn van algemeene be
schouwingen, omdat deze in den regel ontaar
den in politieke debatten. Hij grijpt echter
deze gelegenheid aan om de houding van den
Raad en het College, ten opzichte van ver
schillende vraagstukken te critiseeren.
De oliekwestie.
Spr. oefent allereerst critiek op de behan
deling door den Raad van het olie-vraagstuk,
voor het motorschip „Hygiea", welke onzake
lijke behandeling hij in hoofdzaak toeschrijft
aan het feit, dat de Commissies van Bijstand
niet samengesteld zijn uit leden, die kennis
van zaken hebben. Indertijd deed spr. een der
gelijk voorstel, dat echter geen genade mocht
vinden.
Spr. maakt het College nog steeds een ver
wijt, dat alleen is afgegaan op de adviezen
van den directeur der Reiniging, zonder daar
bij zelf een grondig onderzoek te doen instel
len, welke olie voor het motorschip de beste
was en voor de gemeente het voordeeligste.
Spr. voelde een dwingend optreden van den
'directeur van de Reiniging en hij werd, zoowel
door den Raad als door het College volledig
in het gelijk gesteld. En thans blijkt weer,
dat de smeerolie wordt ingekocht voor
67.50 per 100 kg, dus weer 15.25 duurder
dan verleden jaar; waarom wordt door het
College geen onderzoek ingesteld naar een
goedkoopere oliesoort, die evengoed is te ge
bruiken 7
Op 15 Sept. 1936 heeft spr. ook ge
vraagd om het nieuwe motorschip bij
openbare inschrijving aan te besteden,
maar daaraan is geen gevolg gegeven,
want sinds kort geleden las hij in de
krant, dat het motorschip was gegund
zonder openbare inschrijving. Is dat in
het belang van de gemeenschap 7.
Hoe is de houding van den Raad en het
College geweest inzake het demonstreeren
yan de onderwijzers in de 1 Mei-betooging 7
vraagt de heer Uithol. Hoe is de houding van
het College van B. en W. als wordt gevraagd
om te onderzoeken waarom een door de ge
meenschap gesubsidieerde muziekvereeniging
hiet aan de Nationale feesten heeft medege
werkt? Het College is daartoe niet bereid.
Waarom niet?
In 1933 heeft het College reeds toegezegd,
dat de precarie-verordening zou worden ge
wijzigd en waarbij ook onder het oog zou wor
den gezien of de vlaggestokken al of niet
onder deze belasting zouden blijven vallen en
thans schrijven we 1937 en nog is niets op
dit terrein gedaan.
Hoe is de houding van het College geweest
inzake de saneering van het Gasbedrijf? De
financieele uitkomsten van dit bedrijf treden
duidelijk in het voorwoord naar voren. Het
College liet ruim 1400 uitgegeven voor de
reclamedoeleinden om de aanlokkelijke tarie
ven van 0.04 en 0.05, dus prijzen ver
beneden kostprijs. De financieele uitkomsten
beïnvloeden thans deze begrooting.
Spr. stelt hier nogmaals de vraag: hoe ben
ik door de diverse politieke partijen in den
Raad behandeld, hebben zij de gemeenschap
daarmede goed gediend door mij uit elke
commissie van bijstand te weren, omdat ik
alleen heb gevraagd om de commissies samen
te stellen naar kennis van zaken, ongeacht
welke richting men is toegedaan; daarmede
dient men toch het belang van de gemeen
schap 7
Waarom is het College afkeerig om een
reisverordening samen te stellen, het is toch
gebleken, dat het College zelf controle noodig
heeft geacht op de te maken reizen, en het
resultaat is verrassend.
Spr. blijft op het standpunt staan, dat een
reisverordening, waaronder het geheele rijks
personeel valt, ook van toepassing behoort
te zijn op het gemeentepersoneel.
Critiek op stadsontsierende reclame.
Waarom verleende het College van B. en
W. Zaterdag j.1. toestemming om op de voor
naamste punten van onze stad, de meest
denkbare stadsontsiering aan te brengen
Spr. vindt deze toestemming en houding
van het College zeer bedenkelijk, trouwens ij
een zeer groot deel van de bevolking heeft
de houding van het College in deze aangele
genheid ontstemming en ergernis opg
en geen wonder, aan een andere par
name genoemd de R.-K. Staatspartij,
verboden een drijvende reclame aan te ore
gen en aan de S.D.A.P. wordt wel toegestaan
de mooiste punten van onze stad op zeer
slordige en ruwe w\jze te ontsieren.
Sr- De heer Schoeffelenberger trekt
ten strijde.
Het is dan de heer S c h o e f f e 1 e
ger, die de „algemeene beschouwing P
gemeente-begrooting" opent met een
op den verslaggever van de Heldersche Crt.,
die in zijn „Feiten en fantasieën" den heer S.
had aangeraden een cursus in liplezen te vol
gen. Of deze verslaggever zelf wel geslaagd
was, wilde de opposant weten.
De Voorzitter bracht den heer S. aan
het verstand, dat dit heel weinig te maken
had met algemeene beschouwingen en hij
moest daarna den heer S. wederom tot zake
lijke orde roepen, toen deze de pamfletten van
verschillende politieke partijen ging behan
delen. Waar de gemeente-begrooting een
semi-rijksbegrooting is geworden, aldus de
heer S., meende ik dit wel te mogen doen,
aldus verdedigde de heer S. zich, doch de Voor
zitter bracht hem aan het verstand, dat hij
dan de politieke vergaderingen van de ver
schillende partijen maar moest bezoeken.
Ja, als dat dan niet mag, aldus de heer S.,
dan zal ik overstappen op de gemeente-be-
grootin^ maar dan is men, als nuchter
mensch, gaüw uitgesproken.
De Voorzitter: U behoeft geen alge
meene beschouwingen te houden.
De heer Schoeffelenberger meent
wel critiek te hebben, want in het algemeen
rapport worden dingen gezegd, die nu juist
niet van zoo humanitairen aard zijn. Het ant
woord op de vraag omtrent de wegenbelasting
is niet alleen onbevredigend, maar onjuist. Spr.
toont dit aan de hand van een voorbeeld aan.
Hij protesteert voorts tegen het schrappen
van gelden voor de schoolreisjes en zegt dan
aan het einde van zijn „eerste ronde" te zijn.
De heer Feenstra Kuiper (Gem.-
Bel.) aan het woord.
De heer Feenstra Kuiper begint met
critiek te oefenen op het antwoord van het
College van B. en W. ten aanzien van de
vragen gesteld naar aanleiding van de late
indiening van de gemeente-begrooting. Het
College zegt in het algemeen rapport, dat dit
een kwestie is, die het dagelijksch bestuur
van de gemeente aangaat. De heer F. K. toont
aan de hand van de gemeentewet aan, dat
dit maar ten deele juist is en hij moet de
weinig vriendelijke weigering van het College
van B. en W. betreffende deze vragen, als in
strijd met de wet beschouwen.
De correspondentie met Gedeputeerde Sta
ten is niet volledig ter inzage gelegd en B.
en W. is dus ook hier in gebreke gebleven.
De stukken, die ter inzage gelegd zijn, geven
een interessant beeld van het standpunt van
B. en W. tegenover Ged. Staten, welk laatste
college allesbehalve gesticht was over de late
indiening van de begrooting.
Het College van Ged. Staten heeft, bij
schrijven van 20 Januari 1937, verlof gegeven
tot de behandeling van de begrooting door
den Raad. Waarom is dit toen niet onverwijld
geschied? vraagt spr. Nu regeert men al bijna
5 maanden zonder begrooting, geheel in strijd
met den geest der gemeentewet.
Critiek op het financieel beleid van
het College.
Bij de algemeene opmerkingen over de
finantieele grondslagen der Begrooting, zegt
de heer Feenstra Kuiper, dat een der grond
slagen, die de begrooting sluitend maakt, post
3, bijdrage van den kapitaaldienst 47610. is.
Van dit bedrag wordt 3805 gulden opnieuw
gereserveerd en dus wordt gebruikt 43.805.
Spr. zou het een verstandige politiek achten
als voor 1938 meer gereserveerd werd dan nu
gedaan wordt. Spr., die met cijfers en feiten
de politiek van het College bestrijdt, keurt,
resumeerende, niet goed, dat de begrooting
in opzet wordt gebaseerd op bedragen, waar
van de ontvangst niet volkomen vaststaat.
Hij kan evenmin goedkeuren, dat B. en W. de
verschillende voordeelen (batig saldo 1934 en
koerswinst) in een zeer snel tempo opmaken
en geen appeltje voor den dorst bewaren. Op
deze wijze zal er zeker niet te ontkomen zijn
aan een voogdij van de regeering over eenige
jaren.
■-<W
De inkomsten in het algemeen.
Vergelijken we de inkomsten, voortvloeiend
uit de batige saldi, belastingen in alle vormen
en bedrijfswinsten, dan kom ik tot een ver
schil van 19.855 aan mindere inkomsten
voor 1937, vergeleken met 1936, aldus de heer
Feenstra Kuiper. Maar de in het voorwoord
gegeven posten geven, na omrekening, daar
ze deels in mijn telling verwerkt waren, deels
in het schrijven van 24 Maart 1937 zijn ge
bruikt, een voordeel van 39.500. Dus had
den B. en W. bij den opzet van deze begroo
ting een voordeel van 20.000. Natuurlijk is
dit een verre van volledige berekening, maar
ze doet toch even aangenaam aan.
Het valt op bij dit vergelijk, hoe sterk de
inkomsten van sommige belastingen toene
men, speciaal de opcenten op de gemeente
fondsbelasting. op de personeele belasting en
de z.g.n. inwoneruitkeering. Van twee hiervan
is de verklaring de overgang naar de derde
klasse.
In dit verband is aan te halen het schrijven
van B. en W. aan Ged. Staten van 25 Febr.
1937, no. 1284, waarin het College, naar aan
leiding van het feit, dat zij maar 8000 mo
gen gebruiken in plaats van 20.000, klagen
over de onmogelijkheid om de belastingen te
verhoogen, speciaal de straatbelasting. Het
College deelt mede, dat nu 9 der belastbare
opbrengst voor de grondbelasting wordt ge
heven en verdiept zich in een berekening, wat
het verschil zou zijn, als dit 3 werd. Bo
vendien, zoo zegt het College: de belasting
betalers zijn gewend geraakt aan den meer
deren druk der zakelijke straatbelasting. Het
verdient dus weinig aanbeveling, dit systeem
te wijzigen. Dat klinkt voor voornoemde be
lastingbetalers wel erg prettig! Ik zou inte
gendeel aUmpg het College willen verzoeken,
speciaal tegenover deze belasting een meer
kritische houding te willen aannemen.
Spr. toont aan, dat Den Helder, na Eind
hoven en Rotterdam, de op 3 na hoogste is in
de heffing van de straatbelasting, n.1. met
20 procent.
Door de late behandeling van de begrooting
is het echter onmogelijk om hiertegen maat-
regélen te nemen. Alle belastingen liggen al
vast. Maar het College trekke hieruit de lee
ring, dat het door deze talmerijen 't den Raad
nog moeilijker maakt, om eventueele wijzi
gingen door te voeren.
De werkloozensteun.
Onder de uitgaven is wel de voornaamste,
de werkloozensteun en alles wat daarmede
annex is. Het College beweert, dat de. uitgaven
voor dit onderdeel van sociale zorg in 1936
en 1937 bijna gelijk zijn. Spr. deelt die mee
ning niet. Hij meent, dat de uitgaven zijn ge
stegen met 76.359 en de ontvangsten van
het Rijk met 98.768.
Een onsympathieke post. De bij
drage voor de R.H.B.S. Represaille
maatregelen.
Een tweede post, die in tegenstelling tot de
vorige zeer onsympathiek aandoet, is de ver
goeding ex art. 36, quater, 5e lid, de Middel
baar Onderwijswet. Hoewel hier, volgens B.
en W. in het voorloopig verslag op volgn.
428a, rekening is gehouden met het in bruik
leen geven van het gebouw, is toch het af
wentelen van kosten op de gemeenten zeer
onsympathiek.
De heer F. K. geeft B. en W. in overweging
represaillemaatregelen te bedenken en noemt
daarbij de levering van gas, water en electri-
citeit aan het Rijk.
I. Waterleiding.
Post 17g marinegebouwen k f 0.30,
winst 3300
Post 17h schepen vaste aansl.. 10.30,
winst 625
Post 17i schepen p. slang 1, winst 3600
Post 17j landmacht k f 0.30, winst 170
II. Electriciteit.
Kustverlichting 0.05, winst 215
7910
Is de grootste zuinigheid betracht?
Ik kom nu tot de vraag: is de grootste
zuinigheid betracht? zoo zegt spr.
Het antwoord, dat B. en W. geven op de
desbetreffende vraag in het algemeen rapport,
is vaag te noemen. In plaats van pregnante
voorbeelden te noemen, zegt het College, zie
zelf maar bij de onderhoudswerken. En tevens
wijst het dan op het verzoek om onderhoud
van straten. Dit verzoek is echter niet van
onze fractie uitgegaan.
''Vanneer het stratenplan, dat ons in de
sectie werd voorgelegd, werkelijk uitvoering
verkrijgt, vrees ik, dat we de raming van
37.990 op post 195 van de begrooting verre
overschrijden zullen. (In dit verband wilde ik
vragen, of B. en W. van plan zijn, dit alles in
eigen beheer uit te voeren, of wel een deel
aan te besteden). In de dagen, dat er werke
lijk wat aan onze straten werd gedaan, bijv.
1932, het jaar van de 1489000 steenen, was
geraamd 107.561! Maar in de laatste jaren,
nu dit bedrijf een soort minimum doorleeft,
zijn de ramingen steeds ongeveer 40.000 tot
50.000. Zal deze opleving geen geld kosten?
Verder heb ik in het hoofdstuk openbare wer
ken weinig bezuiniging kunnen bespeuren.
Ik geloof dan ook, dat B. en W. bezuiniging
elders moeten zoeken. En wel voornamelijk in
het tijdig nemen van maatregelen tot beper
king van uitgaven en niet wachten tot het
feitelijk te laat is.
Ik noem als voorbeeld de aanpassing van
de salarissen van het gemeentepersoneel. Hoe
lang is dit niet door B. en W. en de meerder
heid van den Raad tegengehouden. Hoe houdt
men nu nog niet steeds tegen verschillende
bezuinigingen, door ons op onderwijsgebied
aangegeven. Heeft men zich al eens gezet
tot een ernstig onderzoek, of de bedrijven niet
economischer kunnen werken en met minder
personeel toe kunnen?
M.i. is de fout van het College, dat ze de
groote beteekenis van het gouverner c'est
prévoir niet voldoende aanvoelt. Men leeft te
veel bij den dag van heden. Van diezelfde
geesteshouding getuigt het snel opmaken van
voordeelen, waarover ik in het begin van mijn
rede sprak. Tot zekere hoogte kan ik het
standpunt wel begrijpen; het komt m.i. voort
uit een te prijzen ijver, om op gebied van
economie, onderwijs, stadsverfraaiing, enz.
zooveel mogelijk te presteeren. Maar ik blijf
op het standpunt, dat die op zichzelve te prij
zen ijver den blik op de toekomst vertroebelt.
sx*
De bedrijven.
De resultaten van de gasfabriek blijven, het
is in het algemeen rapport uitgesproken, nog
steeds teleurstellend.
Over de reiniging, hoewel niet lijdend aan
crisisgevolgen, valt op te merken, dat het een
duur bedrijf blijft. Ik deel echter niet de mee
ning, die ik oorspronkelijk ook wel had, dat
het bedrijf duurder wordt.
Ik ben, door nader bezien van de cijfers,
tot het inzicht gekomen, dat van stijging der
kosten toch eigenlijk geen sprake is.
Per inwoner omgeslagen zijn de kosten in
dalende lijn.
Maar ik blijf van meening, dat de geheele
afvoer van vuil naar zee niet de goedkoopste
weg is. Ik geloof, dat naast deze manier een
afvoer van vuil naar den Polder, ook in de
toekomst, als de „Hygiea I" het eens aflegt,
moet worden onderzocht. Verder wil ik bij
deze gelegenheid opmerken, dat het besluit
tot credietverhooging voor het nieuwe motor
schip, laatst in besloten vergadering genomen,
in strijd is met art. 50 2e lid a der gemeente
wet en als zoodanig onwettig. Het zal op
nieuw in openbare Raad moeten worden ge
bracht.
Bij de centrale boekhoudins wil ik nog eens
op spoed aandringen in de voorziening van
een nieuw gebouw. En misschien het zal
nog wel wat duren kan een uitbreiding van
het oude gebouw, door bijbouwen aan den
achterkant overwogen worden.
Onderwijs.
Als bezuinigingsobject noemen Ged. Staten
in hun schrijven van 10 Maart 1937 verminde
ring van uitkeering uit het gemeentelijk stu
diefonds. Ik draag de Kweekschool een goed
hart toe. maar ik kan toch begrijpen dat
Ged. Staten met deze opmerking komen. Het
is mijn bedoeling niet, de Kweekschool te
doen verdwijnen, maar ik geloof, dat B. en
W. een goed werk zullen doen, als zij de po
sitie, waarin deze school nu verkeert, trach
ten te veranderen.
Een tweede punt is het Internaat van de
Zeevaartschool. Nog steeds wachten we op
een nieuw gebouw en de inwoners van het
internaat wachten smartelijk met ons.
Over de Zeevaartschool zelve zou ik willen
zeggen, dat het zeer wenschelijk is, dat B. en
W. trachten tot een definitief accoord te ko
men met de regeering, opdat niet elk oogen-
blik een intrekken van subsidie voor een of
ander onderdeel ons opschrikt. Laten we de
Regeering vragen: Wat wilt gij? en tevens
zeggen: dit willen wij, zoodat een compromis
bereikt wordt.
Ik heb bij volgn. 424 de toezegging gedaan,
af te wachten of de lyceumopleiding met
September zal aanvangen. Maar anders kom
ik op dit onderwerp terug. Zooals de situatie
nu is, dat de gemeente rond 5000 ten koste
legt aan 7 leerlingen, maakt, dat ik verande
ring of opheffing gewenscht vind.
Dan kom ik bij de kwestie der boventallige
onderwijzers. De desbetreffende vraag werd
door mij geenszins gedaan, omdat ik veel zou
voelen voor het systeem: kweekeling met
acte. Integendeel, ik acht het onjuist, dat
men een gediplomeerde kracht onder de maat
betaalt. Maar aan den anderen kant is het
voor de gemeente alles waard, zijn boven
tallige leerkrachten kwijt te raken. Deze ver
schijnselen behooren langzamerhand tot de
zeldzaamheden en er zijn nog slechts weinig
gemeenten in den lande, die zich die weelde
veroorloven.
Nu bedoelde ik met de in de vraag ge
noemde reorganisatie, dat elke onderwijzer
benoemd wordt aan een bepaalde school. Het
is dus mogelijk als er een vacature komt,
het personeel aan die school op te schuiven
naar hoogere klassen en in de laagste klasse
een kweekeling met acte te benoemen. Ik ge
loof wel zeker te weten, dat het Rijk dit
goedkeurt.
Natuurlijk acht ik de maatregel te zijn van
tijdelijken aard.
Een tweede post ter bezuiniging zie ik nog
steeds in het bewaarschoolonderwijs. Ik acht
dit onderwijs van niet zoo groot belang, dat
het k tout prix gehandhaafd moet blijven.
Ik vind dat, wanneer de ouders prijs stellen
op de instandhouding dier inrichtingen, ze
maar wat meer moeten bijdragen.
Bij aanvaarden van mijn voorstel, vergoe
ding van de helft der wedden en 2.per
kind worden de meerdere kosten per leerling:
Voor de school aan de Laan: 814
212) 145 7 per leerling.
Voor de school aan de Vischmarkt: 1055
-f- 348) 174 9 per leerling.
Voor de school aan de Hoogstraat: 792
220) 104 9.70 per leerling.
Voor de school aan de Javastraat: 1102 -f-
380) 147 10 per leerling.
Het scheelt de gemeentekas echter 4923,
of rond 5000.
Een woord van waardeering voor
het College.
Ik eindig met de verzekering, dat ik alle
bovenbedoelde kritiek op het College strikt
zakelijk heb bedoeld en dat ik mijnerzijds
poogde een debat zonder scherpe kanten uit
te lokken.. Laat het College begrijpen, dat er
veel is in hun ernstig werk in het belang van
de gemeente gedaan, dat in onze fractie ten
volle gewaardeerd wordt en ik hoop, dat het
in deze moeilijke tijden de kracht moge heb
ben, om de gemeente door duisternis tot licht
te geleiden!
De heer Kan (R.-K.)De nieuwe
schoolgeldheffing nadeelig voor het
groote gezin.
De heer R a n levert critiek op de nieuwe
schoolgeldverordening, die voor de groote ge
zinnen zeer nadeelig zou zijn.
Het moge vreemd klinken, dat op een
raadsbesluit, genomen op 21 Juli 1936, en nog
wel met algemeene stemmen, wordt terug
gekomen, doch wij willen hier als fractie
gaarne verklaren, dat de strekking dezer ver
ordening aan onze aandacht is ontgaan en
juist de passage op blz. 2 der bijlage No. 98
1936 n.m.1.: „omdat bij de vaststelling der
grondslagen voor beide tarieven reeds met
kinderaftrek is rekening gehouden" ons er
toe gebracht heeft voor deze bijlage te stem
men.
Evenwel M. de V. had deze aangelegenheid
al spoedig de aandacht onzer fractie. (Jam
mer genoeg na aanneming der betrokken bij
lage).
Reeds in Juli 1936 hadden wij bespre
kingen met deskundigen en aan de hand
van cijfermateriaal door hen verstrekt,
bleek al heel spoedig, dat de aanneming
der nieuwe verordening tot heffing van
schoolgeld verstrekkende financieele ge
volgen zal hebben voor ouders, welke
schoolgaande kinderen hebben en dus niet
in het minst hen, die groote gezinnen
hebben.
Werd nu, M. de V., bij art. 8 der oude ver
ordening bepaald, dat „indien meer dan een
leerling uit hetzelfde gezin gelijktijdig een
school van dezelfde soort bezoek, het school
geld voor den tweeden leerling met 20, voor
den derden met 40, voor den vierden met 60,
en voor den vijfden met 80 ten honderd wordt
verminderd en voor de volgende leerlingen
geen schoolgeld verschuldigd is en alzoo een
belangrijke progressie werd toegepast, moeten
wij met leedwezen constateeren, dat van
eenige reductie in de nieuwe schoolgeldver
ordening geen sprake is.
Spr. voert aan, dat de gemeente de be
voegdheid heeft pregressie toe te passen, van
welke bevoegdheid verschillende gemeenten
gebruik hebben gemaakt.
Voor 1936—1937 wordt als overgangsbepa
ling de grondslag voor schoolgeldheffing ge
nomen de belastbare som bedoeld in art. 37
der wet op de Inkomstenbelasting.
Vergelijken wij nu de schalen van 1935
1936 en 19361937 dan blijkt, dat bij de oude
verordening tot een belastbare som van
6500 er 18 klassen zijn, terwijl de nieuwe
verordening bij een belastbare som van
6600 er zelfs 30 telt. Ook dit is een belang
rijk element bij de schoolgeldheffing, omdat
daardoor het bedrag aan schoolgeld niet on
belangrijk wordt opgevoerd.
Werd b.v. bij de oude verordening bij een
belastbare som van 801.tot 1200.het
minimum schoolgeld vereischt, bij de nieuwe
verordening is dit van 801.— tot 1000.—
en bij 1001.tot 1200.wordt reeds
4.per leerling verlangd. Voor 19371938
wordt e.a. nog ongunstiger, omdat dan bij de
berekeijyig van de gemengde hoofdsom de
faoctor samenwonen wordt ingeschakeld!
waarvoor minimaal 100.wordt bijgeteld.
Spr. toont tenslotte aan de hand van de
verschillende voorbeelden aan, het niet onbe
langrijke verschil van heffing bij oude ver
ordening en bij de nieuwe verordening.
Resumeerende stellen wij dan ook voor de
op 21 Juli 1936 vastgestelde verordening tot
heffing van Schoolgelden voor het gewoon
lager onderwijs, het uitgebreid lager onder
wijs, het buitengewoon lager onderwijs en het
openb. verv. onderw. in de Gemeente Den
Helder zoodanig te wijzigen, dat wanneer
meer dan een leerling uit hetzelfde gezin ge
lijktijdig een school van dezelfde soort bei
zoekt, een progressie wordt toegepast.
De heer Boogaard (S.D.A.P.) valt
aan.
De heer Boogaard vangt aan met een
dankwoord aan het College inzake het stand
punt ten opzichte van de benoemingen voor
gemeentelijke betrekkingen. Hij valt dan den
heer Uithol (Nationaal Herstel) aan, die
vorig jaar de verdediger was geweest van het
voorstel om geen politieke beschouwingen te
houden en nu n.b. de eerste is, die politieke
beschouwingen geeft.
Spr. dringt aan op de wijziging van het
vastrecht-tarief voor het electriciteitsbedrijf,
omdat verschillende ingezetenen door de be
staande regeling regeling gedupeerd zijn, die
niet kunnen profiteeren van het vastrecht.
Spr. breekt een lans voor de verbinding
van het oostelijk en westelijk stadsdeel en
hoopt, dat de documenten, waarover de oud
wethouder Van Breda, dezer dagen in de Hel
dersche Crt. schreef, ten Raadhuize worden
opgedoken, opdat de plannen opnieuw over
wogen kunnen worden.
Spr. deelt het standpunt van den heer
Schoeffelenberger, ten opzichte van het
schrappen van gelden voor de schoolreisjes.
Hij onderschrijft eveneens het standpunt van
den heer S„ dat de democratie van de hui
dige regeering, ten opzichte van de niet re-
geeringspartijen, herziening behoeft. Het is
allesbehalve democratisch als verschillende
groepen van de bevolking, voor bepaalde be
trekkingen worden uitgesloten. Een stand
punt, dat ook ons College schijnt te deelen.
De Voorzitter: Het College heeft nooit
naar de politieke overtuiging van candidaten
gevraagd.
De heer Boogaard hoopt, dat dit waar
is; men heeft hem anders verteld!
Wat de vraag van den heer Uithol betreft,
betreffende zijn niet benoeming in verschillen
de commissies van Bijstand, zegt spr. dat de
heer U. eerst zijn standpunt ten opzichte van
deze benoemingen, zal moeten herzien, wil de
S.D.A.P. er toe overgaan hem voor te dra
gen.
Het olievraagstuk, het stokpaardje van den
heer Uithol, krijgt nu een politiek tintje, zegt
spr. Het heele vraagstuk bracht een bezuini
ging van niet meer dan 100 gulden. Dat het
Fanfarekorps niet aan de feestviering heeft
meegedaan, vindt zijn oorzaak in het feit. dat
het daarvoor geen uitnoodiging heeft gehad.
Spr. wijst er op, dat het Fanfarekorps
overigens zijn plicht tegenover de burgerij
wel waarneemt.
De vragen van den heer Uithol, over het
meeloopen van eenige onderwijzers in den
1 Mei-optocht, had spr. niet verwacht. Hij had
gemeend, dat het afdoende antwoord van wet
houder De Boer, vorig jaar gegeven, den heer
U. zou hebben weerhouden, wederom met
deze vragen te komen.
De critiek op de S.D.A.P.-reclame op het
Koningsplein, beschouwt spr. als „verkiezings-
kift". De heer Uithol moet eens leeren een
ander ook zijn plaatsje onder de zon te gun
nen.
Spr. heeft zich niet weinig verwonderd over
het standpunt van den heer Feenstra Kuiper,
ten opzichte van de bijdrage aan het Rijk
voor de R.H.B.S. De heer F. K„ die altijd op
de bres staat voor de doorvoering van de re-
geeringsmaatregelen en die nu, door middel
van een prijzenpolitiek, terug wil halen, wat
de regeering van de gemeente als bijdrage
vraagt.
Een woord van waardeering voor
Gemeente-Belang van den heer
Van Loo.
De heer Van Loo begint met een woord
van waardeering aan Gemeente-Belang, waar
van de woordvoerder op waardige wijze het
beleid van het College heeft gecritiseerd. Spr.
sluit zich volkomen aan bij het slot van de
rede van den heer Feenstra Kuiper, waarin
deze den wensch uitsprak, dat het College de
kracht zou ontvangen, zijn arbeid verder in
het belang van de gemeente te stellen.
Spr. sluit zich aan bij de woorden van waar
deering voor het algemeen beleid van het
College en brengt het College hulde voor wat
het gedaan heeft voor het weer aan het werk
stellen yan tal van menschen.
Spr. hoopt, dat het College spoedig een
eind zal maken aan het emmerstelsel, dat in
een moderne gemeente als de onze niet meer
thuisbehoort.
Ook de heer v. Loo wil den heer Uithol het
boetekleed omhangen inzake zijn standpunt
ten opzichte van benoemingen in Commissies
van Bijstand, terwijl hij een ernstig woord van
protest laat hooren tegen een uitlating van
den heer U„ als zou een wethouder zich heb
ben laten gebruiken als een knecht van een
directeur van een gemeentelijk bedrijf.
Wat betreft de verkiezingsreclame van de
S.D.A.P. neemt de heer Van Loo het ridder
lijke standpunt in, dat deze partij hen een slag
voor is geweest en dat succes'gunt hij hun
van harte. Hij valt tenslotte aan wat de heer
Feenstra Kuiper gesproken heeft over de in
krimping van het personeel. Er was vroeger
een veel grooter personeel bij de bedrijven en
van inkrimping kon dus zeker geen sprake
zijn.
De heer Van Zwijndrecht aan het
woord.
De heer Van Zwijndrecht verklaart,
dat de Prot. Chr. fractie zich met het ge
voerde beleid van het College van B. en W.
over het algemeen wel kan vereenigen. Hij
wil het College in het bijzonder dank zeggen
voor de wijze waarop getracht is in deze
moeilijke tijden, de positie van onze gemeente
zoowel als de belangen van onze gemeente
naren te versterken en te behartigen.
In het bijzonder zegt spr., willen we hier
wel noemen de objecten voor werkverschaf
fing, die zijn aangevat, alsmede datgene wat
voor de jeugdwerkloozen geschiedt.
Wat de tijd van behandeling dezer begroo
ting betreft. We zouden er bij het College ten
sterkste op aan willen dringen zorg te dra
gen, dat de behandeling uiterlijk in het begin
des jaars plaats vinde.