DE DRIE MUSKETIERS RaacUetó Rtiit fotiquiö exi ïïleibjeJ I ïlieuw-e ïiaadieii DE BETOVERDE PARAPLUIE j Het cuxiuwolcL man. Wim HARLEKIJN OsfilaMinq,: n. Deze week is de taart aan de beurt. Het is juist een beetje kouder geworden, om hem dubbel lekker te doen smaken, want je weet, taart is bij kou smakelijker dan bij warm weer, al mag je me er ook een sturen, als de thermometer 90 graden in de schaduw aanwijst. Er waren heel wat taartjes-candidaatjes van de week, want de raadsel, waren ge makkelijk en de magen waren hon gerig en de tongen gingen al van klik klak, bij de gedachte aan lekkere room en heerlijke cake. Laat ik jullie niet langer in spanning laten zitten, wie de gelukkig is, zijn naam, want het is van de week waarlijk een vriendje, is: REIER JANS, Langestraat 110. Gelukgewenscht, Reier, loop maar hard naar ons kantoor in de K'jn.ng- straat, maar loop niet t.e hard terug, want anders val je misschien met je neus in de taart en die moet een beetje lager dan je neus naar binnen toe. Trijntje v. Breugel. Driemaal is scheepsrecht, Trijntje, maar jou nog geen „taartrecht", want die verhuisde vandaag naar Reier, zoals je hier boven las. Maar er komen nog meer taarten en ik hoop dat jij langer raadselvriendinnetje blijft dan van daag, dus al ging hij vandaag je neus voorbij, ik hoop voor jou, dat hij toch ook nog eens in je mond terecht komt. Gretha v. Twuyver. Vorige week is jouw briefje er bij ingeschoten, Gretha, maar dat was niet erg, hè, want jij lag natuurlijk Zaterdagmid dag nog te dromen over het feest van de koperen bruiloft van vader en moeder, dat je mee gevierd had Vrij dag. 't Was fijn en nu zie je de feest stoet nog op de foto, die ervan ge maakt werd en je kan er nog aan terugdenken door de cadeaux, die in huis zijn. Loeki en Leon v. d. Wal. Nee, Loeki, ik moet je daar het antwoord op schuldig blijven, ik weet waar lijk niet hoe het komt, dat je niet bij de goede oplossers stond, vandaag heb ik het speciaal nog even na ge zien en nu is het in orde. Wat een verassing heeft je vader jullie be zorgd met zo'n fijne bloemenmand op mama's trouwdag, hè? Maar de grote verrassing komt straks, als hij voor jullie verbaasde ogen staat „Loopt Hannes nog altijd op klom pen", op je gramofoontje, Loeki, of heeft hij voor de variatie eens schoe nen aangetrokken of kuiert hij op sokken rond? Leosje Flotat. Je hebt de moed veel te gauw laten zakken, Loesje. Al win je in een heel jaar geen prijs, dan moet je nog niet je hoofd laten hangen en weer naar de pen grijpen. Ik heb heel wat vriendinnetjes, die trouw blijven, ook al winnen ze geen Tonny Lelie. Ik heb m'n zwem- liefhebberijtjes er voorloopig ook aan gegeven, Tonny, want de wind is me Oplossingen van vorige week. I. Negen, averij, alarm, ruzie, droog, einde, neven. Otto of Reier, III. Mishandeling. Goede oplosing^i ontvangen van: Frits C., Sientje H., Trijntje v. B., Koba v. B., Rika v. B., Jan G., Piet G., Gretha v. D., Jack D., Loeki v. d. W., Den Haag, Thea B., Loes F., Aagje S., Tonny L., Tieny C., N. C., Coen C., Jan J., Reier J., Mientje H., Narcis. Rienus B., Jansje B., Griet v. d. W., Hyacint, Jan W., Jaap T., Laus T., Henny v. D„ Tinie en Bep- pie V., Frans G., Reinhard R., Gijs- bertha Maria V., Ali D., W. O., Ma- rietje B., Annie M., Simon S. le rij. Loofboom. 2e rij. Grondstof van chocolade. 3e rij. Onafhankelijkheid. 4e rij. Doen stromen. 5e rij. 'n Dier dat om de romp een zwaar schild draagt. 6e rij. Gemis van 't gezicht. 7e rij. Ooghaartjes. 8e rij. Wordt van boomstammen ge zaagd. 9e rif. Meisjesnaam. Op de kruisjeslijn, van boven naar beneden, de naam van een dier. II. Een specerij noemt mijn geheel, Een plant, uat is mijn eerste deel. Aan elke vinger van de hand Daar is mijn tweede aangeland? boek en al kunnen ze hun lippen niet aflikken vanwege de taart. te koud, maar misschien verlangen we vandaag of morgen wel weer naar het water. Het is Juni en dan zijn er telkens mooi weer verrassingen. Trijntje Jans. Grappige kerel tjes en vrouwtjes waren die Lilliput ters, vond je niet, Trijntje? Het kwam natuurlijk door die kinder figuurtjes en die eigenwijs oude kopjes. Fijn dat Reier de taart ge wonnen heeft, hè Hyacinth. Ik geloof dat jullie te knap worden, Hyacinth, jullie leren zoveel, dat het niet lang meer zal du ren of je weet precies waar Koegras en Huisduinen liggen, maar tijd om briefjes te schrijven schiet er niet meer over. Jaap Toes. Jij behoort ook niet tot een van m'n meest trouwe vriend jes, Jaap. Je had de raadsels vandaag wel goed zo, dat je wel kunt puzze len. Heb je het al zo druk met de studie Laus Toes. Ook een vergeefse poging, Laus, de taart ging vandaag naar een heel ander stadsdeel dan waar jij woont. Zelfs al scherp je je reukorgaan, zal je er bij jullie in de straat toch niets van ruiken. Tiny Vink. Dat is een mooi rapport, Tiny, ik geloof niet dat ik in m'n schooljaren ooit zulke mooie cijfers heb gekregen. Blijf je best doen, dan weet ik zeker, dat jij met Juli zoo naar een hogere klas springt. Maar je schrijven moet toch nog even beter worden, want je veront schuldiging, dat het „maar een briefje" is neem ik niet aan, hoor, Alie Dijkshoorn. Nee, van die Lilliputters heb ik niet anders dan de mensjes zelf gezien, ik heb me wel driemaal voorgenomen er eens heen te gaan met m'n kinderen, maar er kwam telkens weer iets tussen. Ik geloof graag, dat het erg aardig geweest is. Wim Ouwéns. Ik dacht, dat Je de vorige week 3 Maart schreef, Wim, maar goed, 23 Maart ben je jarig, 't is ook te laat om je daarmee nu nog geluk te wensen. Ik hoop het volgend jaar te doen. Marietje Weeda. Je raadsels kwamen laat, maar toch nog op tijd, Marietje, en je hebt bij de verloting meegedaan, want je oplossingen wai- ren goed. Vandaag wat vlugger aan de slag, hoor, anders zou Je volgende week wel eens te laat kunnen zijn. Gerda Riemerts. Ja, in die vij ver in de „Donkere Duinen" zou ik wat graag eens gaan hengelen, Ger da, want al ben ik vermoedelijk een slecht visser, ik geloof zeker, dat ik daar nog wel wat karpertjes ver schalken zou, Fijn, hè, dat wij, als de thermometer zoo tegen de tachtig graden loopt, tot onze neus in het frisse zeewater kunnen gaan zitten. Ja, dat is een voorrecht, dat we hebben boven alle Amsterdammers, en... en, nu noem maar op, boven duizend plaatsen in ons land. Annie Moor. Je vergist je, An nie, ik ben Zaterdagavond niet op de markt geweest. Misschien was het een broer van me, daarmee heb ik nogal veel gelijkenis. Nu, die zou je ook niet boos aangekeken hebben, als je hem aan z'n jasje had getrok ken. Simon Stom. Dat is een ver standige hond, die hond van jou, Simon, die leest de Heldersche Cou rant, of liever, hij neemt hem in z'n bek en brengt hem netjes bij jullie. Kan je hem ook het boek laten ha len, als je het eens gewonnen hebt? Nog een klein briefje voor een vriendje of vriendinnetje, dat zijn of haar naam vergeten heeft en dat me eenige raadsels stuurt, waarvan ik er een zal plaatsen. DE WONDERDOKTER. Met de hoge hoed van vader En een jasje van zijn broer, Met een oude bril van moeder, Dribbelt Loeloe op de vloèr. Als een wijze wonderdokter Staat hij daar zo wonderwijs Buigend voor het poppenbedje Van de zieke poppenlijs. 't Polsje voelt hij, 't hoofdje streelt hij En hij vraagt: „Heeft Lijsje pijn? 'k Zal je 'n lekker drankje geven, 't Zal dan gauw weer beter zijn. Winnetou. KINDERVRIEND. Wat Rudy en Hans wensten De vader van Rudy en Hans kwam op zekere middag van kantoor. Er was een dikke mist opgekomen en had alles in een twijfelachtige sche mering gehuld. Men kon nauwelijks 5 passen voor zich uitzien, ofschoon de lantaarns al brandden. Vader had zich gehaast om op tijd met 't eten thuis te zijn en stapte flink door. straffen, omdat zij haar sommen niet had gemaakt. „Ik wilde maar, dat ik mijn para- pluie weer terug had", eindigde zij met een zucht. Tot haar grote ver bazing kwam de geopende pacapluie qnmiddelljjk met een vaartje van nul komma vijf door de lucht, recht naar haar toegevlogen! Maar plotseling botste hij tegen iemand op, die uit de mist voor hem oprees, enpakjes van allerlei vorm rolden holderdebolder over de stenen! Een grappig klein mannetje met een rode baard stak zijn hoofd op. „Hm!" zei hij, „hm, hóu eens even mijn parapluie vast, dan kan ik mijn pakjes oprapen. Hm!" en hij drukte vader een rode parapluie in de hand. Toen vader weer opkeek, was het kleine mannetje spoorloos verdwenen met pakjes én al. Er daar stond va der met de parapluie. Of hij al riep, er kwam geen mannetje met een baard Even zocht hij nog in de mist en onder de lantaarn keek hij naar de parapluie om te zien of er misschien een naam op stond. Maar hij had geen succes en was dus verplicht de parapluie mee naar huis te nemen. De kinderen luisterden aandachtig naar het verhaal van het mannetje, dat zo maar opeens verdwenen was. De parapluie werd in de standaard gezet en... vergeten. Op zekere dag regende het heel hard. Rudy, die met haar verkeerde been uit bed was gestapt, moest van moeder de oude rode parapluie mee nemen, want dan kon Hans haar zwarte parapluie gebruiken. Rudy liep met de rode parapluie dicht, ex pres langzaam door de regen en nam de langste weg naar school. Zij zou toch te laat komen en eigenlijk... had het helemaal geen zin om naar school te gaan. O, wat blinken de rode ogen van de knop van de para pluie eigenaardig. Het leek wel, of zij bemerkten, dat Rudy wilde spii- belen. J In het portiekje voor de bakkers winkel stond een meisje, met een in gepakt brood onder de arm. „Hé, die heeft het fijn", dacht Rudy, '„die hoeft niet naar school, zoals ik. Ik zou best in haar plaats willen zijn." En floep tot nu toe weet ze nog niet, hoe alles zo gauw gebeurde, daar stond zij in het portiekje met het brood onder de arm en het ge ruite rokje van het meisje aan, dat nu in haar kleren door de plassen met de rode parapluie opgestoken naar school liep. Wat was er ge beurd 6 „O, fluisterde Rudy opgewonden, „de parapluie is zeker betoverd." Vlug liep ze de straat in en zag het meisje net als zij in de modder plassen trappen. Rudy dacht er over na hoe de juffrouw haar nu niet kon „Ben jij een toverparapluie?" vroeg zij. „Ja", antwoordde een fijn stemme tje, „als je onder mij loopt en je wenst iets, dan wordt die wens ver vuld en ook de twee volgende wensen, al zou je ook niet meer onder de parapluie lopen. Op één dag mag je drie wensen doen en je hebt er nu al twee gedaan, die vervuld zijn." „O, wat allerleukst", riep Rudy uit, en zij bekeek de parapluie met belangstelling. „Waar kom je van daan, oude parapluie?" Maar zij kreeg verder geen antwoord. Juist wilde zij nog iets zeggen, toen een vuile slordige vrouw haar beetpakte, haar door elkaar schudde en kwaad uitriep: „Loop je weer te suffen, Mien, ik sta al een half uur op het brood te wachten en waar heb je die parapluie vanuaan, laat mij eens kijken." Rudy wist niet wat zij zeggen moest. Zij kende de vrouw helemaal niet. Zeker de moeder van het meisje, dacht zij. Wat te doen. „Sta niet als een zoutpilaar te kijken", snauwde de vrouw haar toe. „Kom mee naar huis toe, je moet de keukenvloer nog schrobben en zij sleepte de ver schrikte Rudy langs een zijstraatje en door een lange gang naar een vuil donker kamertje toe. Daar kreeg zij een emmer met vuil water en een harde boender, om de vloer te schrob ben...! (Wordt vervolgd) MARJOLEINTJE MAUD. j - Wim, je hebt vanmorge toch zeker je gezicht gewa j schen, voor je naar pianoi i ging? Ja, pa. En je handen? Ja, pa. En je ooren? i „Eh-eh-eh, ja pa...- m'n dat aan den kant van de piano juffrouw zit. Wie van jullie kent hem niet, harlekijntje, met de touwtjes aan zijn rug en de koddige weginkjes van zijn armen en benen? Het is een stukje speelgoed, zo oud als de weg naar Kralingen. Toch blijft het altijd even aardig en nog steeds hebben alle kinderen graag zo'n harlekijntje. Hier krijgen jullie er nu eens eentje, maar... je moet hem zelf verder afmaken, want in de courant kunnen wij geen poppen met touwtjes er aan afdrukken, dat begrijpen jullie natuurlijk wel. Wil je de pop heel mooi ma ken, dan moet je eerst het kod dige kereltje op karton plakken en daarna kleuren, liefst in groen, geel en rood, dat zjjn zo de kleuren, die bij de harlekijn passen. Hoe scheller vita kleur, des te beter. Heb je dit gedaan, dan knip dus ook de armen en benen. Overal waar onze tekenaar een je alle stukken zorgvuldig uit, stip heeft gezet, moet je een flink gaatje prikken, daar komt dan het touw doorheen, dat je nodig hebt om de harlekijn t« laten dansen. De bovenarm en het dijbeen wordt eerst met een klein stukje touw of als je ze hebt met splitpennetjes aan de romp be vestigd. Hetzelfde geschiedt met de onderarm en het been. Die worden met 'n stukje touw of een splitpen nog eens door de gaatjes gehaald bij de knieën en bij de ellebogen, deze touwen moeten tamelijk lang zijn en komen samen in het midden van da rug. Daar knoop je dan weer een lang touwtje aan, dat dient om het popje te kunnen doen bewegen. Trek je nu aan dit laatste touw, dan gaan de armpjes en beentjes op en neer( zoals je dat wel meer hebt gezien. Op de walvischvangst. 187. EINDELIJK EÈN GOED IDEE, „Ik zou Aramis alleen willen op* merken", ging hij verder, „dat hij het kamp niet kan verlaten. Een boda echter zal al heel gauw door den kar* dinaal geknipt worden. De brief wordt dan gelezen en zoowel de schrijver als de boodschapper zullen een plaatsje in de gevangenis krijgen." „Waarbrj dan nog komt", merkte Porthos op, „dat de Koningin natuur* lijk alles zal doen om Buckingham te redden, doch geen hand naar ons zal uitsteken." „Luister eens! Wat is dat toch voor een lawaai? Wat gebeurt daar in de stad? Ik geloof, dat ze algemeen appel houden!" Allen luisterden en hoorden nU duidelijk de trommels roffelen. „Let op, ze sturen nog een heai regiment op ons af!" „Je bent toch niet van plan, ook aan een heel regiment weerstand U bieden?" riep Porthos, „Waarom niet?" lachte Athos. „Ik ben juist goed op dreef. Hadden we nog maar een dozijn flesschen meer ingepakt. We vinden nergens een plekje, waar we ongestoord kun* nen praten en juist op dit moment krijg ik een werkelijk uitstekenden inval", j 188. DE DOODEN. „Voor zoover ik weet, heeft die Mylady, dat schepsel, die demon, een zwager. Is dat juist d'Artagnan?" „Ja. ik ken hem vrij goed en geloof dat zijn genegenheid voor zijn schoon zuster nu juist niet bijzonder groot is". „Uitstekend, hoe heet die zwager'" „Lord Winter". „Waar bevindt hij zich thans'" „Toen de oorlog uitbrak, reisde hii naar Londen terug". „Welnu, dat is de man dien wii noodig hebben. We laten hem weten dat zijn schoonzuster op net punt staat iemand te vermoorden, en ver zoeken hem, haar goed in hét oog te houden. Er zal in Londen wel ergens een inrichting zijn, waar hij haar wel onder dak kan brengen, zoodat ze het ons noch den hertog lastig kan maken". „Goed, maar wie moet dan de brie ven naar Tours en Londen brengen?" „Als we het kamp niet mogen ver laten, dan zouden onze bedienden dat karweitje toch wel kunnen opknap pen", meende Porthos.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1937 | | pagina 8