Vogels
zingen voor de gramofoon
Iets over
huiswerk
't HOEKJE
OUDERS
Hoe de stem van de vogels in de natuur op de
ebeniet-schijf opgenomen wordt
Moeilijk, doch dankbaar werk
Wat eten wij
vandaag
QxjndeAdag.
Singapore heeft een
nieuw vliegveld
Met een lift naar de
stratosfeer
De grootste en de kleinste
vliegtuigen
Zondag.
Ytlaaadag
Qinddag
Uio-en&dag
lUijdag
ZateAdag
Het meest moderne van geheel
Indië. Waar eens moerassen
waren
Invloed van het kindertal
op de ontwikkeling
VOOR DE
Zakgeld voor het kind?
UUTTERTJEÜ
Wie wel eens getracht heeft vogels op
grond van hun stemmen of hun zang beter
te herkennen dan dat dikwijls met het bloote
oog mogelijk is, weet, hoe moetijk dat valt,
aldus Joachim Steinbacher in het Duitsche
periodiek „Kosmos".
Uitsluitend door gestadigen omgang met
haar schepselen openbaart de natuur zich aan
hem, die haar wil zien en hooren en zeer
speciaal geldt dit ook voor de wereld der
vogels.
Alle wegen, welke men tot dusver bewan
deld heeft voor het leeren kennen der vogels,
zooals beschrijving, afbeelding en onderricht,
zijn onvoldoende gebleken. Den zang of den
roep der vogels, die menigmaal de eenige
betrouwbare kenmerken zjn, kon men slechts
omschrijven, doch nimmer nauwkeurig weer
geven.
Intusschen zijn radio en sprekende film
zich met de aangelegenheid gaan bezighou
den en met succes. Geen van beiden echter
bereiken het doel, de afzonderlijke geluiden
der vogels zóó tot den weetgierigen natuur
vriend te doen doordringen, dat hij ze gerui-
men tijd of zelf voorgoed onthoudt. Slechts
de gramofoon kon deze wensch in vervulling
doen gaan.
Op stemmenjacht.
Na langdurige voorbereiding slaagden de
technici er ten slotte in om een toestel te
-construeeren, dat, naar men mocht hopen,
voldeed aan de speciale eischen, die klank
volume, fijnheid, toonhoogte en scherpte der
vogelstemmen stellen. Dit toestel werd in een
auto gemonteerd, zoodat men de vogels
overal kon volgen. Aldus uitgerust begaven
wij ons op stemmenjacht.
Het apparaat.
Het ging er nu om, een uiterst gevoelige,
speciaal geconstrueerde microphoon in de
nabijheid van dèn zingenden vogel te plaat
sen, en wel al naar gelang van klankvolume
op een afstand van 1 k 3 meter, zonder dat
men natuurlijk den vogel mocht storen. Deze
microphoon was verbonden met versterker
batterijen, vanwaar een lange kabel de tonen
naar de opname-auto overbracht. Terwijl een
ampèremeter het klankvolume registeerde
en een luidspreker buiten meeluisterde,
sneed een saffieren naald de in beweging
omgezette electrische trillingen in een
draaiende wassen plaat. Opdat deze plaat
steeds werk genoeg en tot opnemen in staat
zou blijven, moest de temperatuur in den
auto constant op 30 35 graden gehouden
worden. Deze omstandigheid vormde echter
niet de grootste handicap bij ons werk.
Hoe moeilik het is.
Kan bijvoorbeeld iemand zich voorstellen
wat het beteekent, temidden van een veel
stemmig natuurconcert, onder het geruisch
van bladeren en het gezoem van insecten, bij
het suizelen van den wind en den roep der
vogels, waarbij dar vaak nog het geratel
van auto's, wagens en treinen komt, den
Bang van één bepaalden vogel luid en duide
lijk, zonder storende bijgeluiden op te ne
men? Wie daarvan niet zelf getuige ge
weest is, zal dit wellicht onmogelijk achten.
Als men meende, niets anders meer te hoo
ren dan de stem van den betreffenden vogel,
werd men alras teleurgesteld. In den contro
leerenden luidspreker vernam men merk
waardige geluiden, bijvoorbeeld hondengeblaf
en hanengekraai uit dorpen, die niet te zien
waren, het geluid van een voorbijvliegend
insect, zacht bladergeruisch tot stormgeloei
versterkt, of een windruk, die een geluid
maakte als een orkaan. In elk geval ging de
afzonderlijke vogelstem die men zocht volko
men verloren in het rumoer, dat op de plaat
denzelfden indruk maakte als in den luid
spreker.
Vaak ook gebeurde het, dat wij onze zan
gers geruimen tijd niet te hooren kregen.
Meenden wij eindelijk de plaats waar een der
zangers zijn lied placht te zingen ontdekt te
bebben en hadden wij onze microphoon er
zorgzaam gecamoufleerd opgesteld, dan
bleef hg vast en zeker weg. Ofwel hij kwam,
maar zong niet, in strijd met zijn gewoonte,
en bleef in het rond vliegen, waardoor hij
lokte.
List.
Om ons doel sneller te bereiken namen wij
allerlei middelen te baat. In laag struikgewas
levende vogels, zooals grasmusschen, winter
koninkjes en kneutjes, trachtten wij voor
zichtig naar de plek te drijven, waar de mi
crophoon stond opgesteld; maar onge-
wenschte gasten wierpen wij met steenen en
dergelijke om ze te verjagen. Vaak gebeurde
het daarbij echter, dat ook de gewenschte
zangers door deze drijfjacht zoodanig opge
schrikt werden, dat zij zich uit de voeten
maakten.
Vooral de kneutjes brachten ons tot wan
hoop, doordat zij of heelemaal niet zongen
ofwel met zingen wachtten, totdat er een
wagen voorbij reed of een ander storend ge
luid de opname der stem deed mislukken.
Tenslotte waren wij echter ook deze vogels
te slim af. Ik ging zelf een fluitconcert ten
gehoore brengen, waardoor ik ze inderdaad
er toe bracht, ook hun stem te verheffen.
Dan hield ik eensklaps met fluiten op,
waarop de vogels nog een tijdje alleen bleven
doorzingen. Ik begon opnieuw en bracht ze
zoodoende ten slotte zoodanig in stemming,
dat de pauzen tusschen hun gezang steeds
korter werden en tenslotte de gramophoon-
opname gelukte.
Vogelsymphonieën.
Heel wat avonden hebben wij in een dal
doorgebracht trachtende het gezang van
roodborstjes en winterkoninkjes op de was
sen plaat vast te leggen. Daarbij deden vooral
de lijsters zich kennen als spelbrekers. Als
de schemering was gedaald en een roodborstje
zacht zijn fijne stem liet hooren, weerklonk
eensklaps uit de kruin der boomen luid en
schallend de stem van zanglijsters. Merels
namen met hun gefluit deel aan het koor,
losten elkaar af en moedigden elkaar telkens
weer aan. De fijne stem van het roodborstje
was nauwelijks nog hoorbaar. En als dan
eindelijk de lijsters hun lied beëindigd had
den, dan zwegen ook de roodborstjes en win
terkoninkjes. Dan was het intusschen geheel
donker geworden.
Al vóór dag en dauw begonnen wy met
ons werk. In het schijnsel van zaklantaarns
stelden wij de microphoon op en legden wij
de kabels. Alras weerklonk dan de krassende,
sissende stem van het roodstaartje. Snel na
men wij het geluid op, alvorens het gezang
der leeuwerikken, het gesjilp der zwaluwen
en het gekraai der hanen zou weerklinken.
Zoo namen wij successievelijk de eene stem
na de andere op; het haastige gekakel der
karkieten in het ruischende riet, terwijl juist
dit geruisch ons hinderde, het eentonige ge
luid van den draaihals (een soort specht), het
droefgeestige lied van den tuinmerel. Daaren
tegen hadden wij niets aan het heerlijkste
nachtegalengezang als duizend kikkers even
eens hun hoogste lied uitkwaakten.
Dag en nacht waren wij zoo in touw. Niet
minder dan acht nachten waren wij in Pom-
meren, op zoek naar den bastaardnachtegaal,
met zijn verrukkelijk schallenden slag, totdat
wij eindelijk na uren van bittere kou zijn
stem te pakken kregen. Maar ondanks alles
herinneren wij ons gaarne dezen zwaren tijd
vol kleine belevenissen en openbaringen, zoo
als de natuur ze een ieder deelachtig doet
zijn, die geduldig tracht in haar door te
dringen.
Dr, Ukeile Saha, professor in de Physica
aan de Universiteit van Allahabad in Britsch-
Indië, is de vader van de gedachte, om met
een lift naar de stratosfeer te gaan. Deze
geleerde is ervan overtuigd, dat op een hoogte
van 15.000 tot 20.000 meter juist de meest
ideale omstandigheden voor astronomische
waarnemingen zich voordoen. Observatoria
op bergtoppen zijn, volgens hem, niet vol
doende. Hij wenscht met ballons naar de
stratosfeer op te stijgen en wel met een vast
liggende ballon, welke de astronoom door
middel van liften wil bereiken. Hij heeft het
zoo uitgedacht, dat er op bepaalde tusschen-
stations worden aangebracht, vanwaar uit
naar den volgenden ballon met een lift langs
een kabel kan worden omhoog gevlogen! De
Britsch-Indische geleerde heeft zijn plan tot
in de finesses uitgewerkt en beweert, dat het
lang niet onuitvoerbaar is.
De „Pan-American Airways Cy." bouwt
momenteel voor het toekomstige trans-atlan-
tisch luchtverkeer een zestal vliegtuigen,
welke aan grootte, snelheid en comfort ieder
record slaan.
Elk toestel krijgt vijf motoren en elke
motor ontwikkelt een capaciteit van 1500 pk.
Binnen in de vliegtuigen is ruimte voor 72
passagiers en een 12-koppige bemanning.
Natuurlijk bevatten de vliegtuigen, evenals
de Pullman-wagens, ook slaapcabines, wasch-
gelegenheden met koud en warm water, een
leesvertrek en een eetsalon. De eerste toe
stellen zullen in den herfst gereed komen.
In tegenstelling met de bovenomschreven
reuzenmachines is men in Engeland bezig
met de constructie van zeer kleine vliegtoe
stellen. Zij bezitten den naam van „Honey-
moon-places" en zijn buitengewoon licht. De
machines bezitten slechts twee plaatsen voor
de passagiers. Deze plaatsen doen denken aan
die in een twoseater. De motoren zijn zoodanig
afgedekt, dat het gebreun in de passagiers
ruimte tot het minimum beperkt wordt. On
danks de geringe omvang van deze vliegtuigen
die „slechts" 400.kosten, ontwikkelen de
Tomatensoep
Kalfsoester Bloemkool
Custard met cocosnoot
Bloemkoolsoep
Pikante rijst Andijvie
Vruchtensla
Gevulde slakropjes
Aardappelpurée
Griesmeel met vruchtensaus.
Roastbeef
Worteltjes Aardappelen
Havermout crème
Koude vleeschsla
Asperges met roomsaus
Aardappelen gebruinde boter
Aspergesoep
Gebakken haring
Kropsla
Aardappelsla
Vruchten
Tomatensla (Spiegeleieren)
Spinazie
Aardappelschoteltje f 'i
Een der meest moclerne en gunstig
gelegen vliegvelden ter wereld is dat van
de internatioanle stad Singapore. De
aanleg van dit terrein heeft bijna een
millioen pond sterling gekost. Vijf jaar
geleden vond men op de plaats, waar
thans het veld ligt, moerassen, midden
in de zich gestadig uitbreidende stad ge
legen. Deze grond, een broeinest voor de
muskieten, heeft men thans productief
gemaakt.
Het was een Britsch regeeringsambtenaar,
die op een dienstreis in Singapore kwam en
de overheid het voorstel deed het stinkende
moeras te dempen en er een vliegveld op aan
te leggen, dat ten opzichte van de buiten-
landsche vliegterreinen, een der meest gun
stige zou kunnen worden. En inderdaad ligt
het Singapore-vliegveld gunstiger dan Croy-
don ten opzichte van Londen, of Le Bourget
ten opzichte van Parijs.
De vliegtuigen, die in Singapore passagiers
en goederen hadden af te zetten, moesten
altijd op een oud vliegterrein landen, dat nog
acht mijlen van de stad af lag. Deze afstand
zou niet zoo bezwaarlijk zijn geweest, wan
neer de weg naar de stad beter was geweest,
maar deze verbeteren had nog meer tijd en
geld in beslag genomen dan de aanleg van
het nieuwe vliegterrein. Thans bevinden de
passagiers zch midden in de stad, als zij op
het Singapore-vliegveld landen.
Voor de civiele luchtvaart is dit veld, dat
dag en nacht draadloos en met lichtseinen zijn
teeken ,,s" uitzendt, een belangrijk door
gangsstation, dat niet alleen de route naar
Australië vergemakkelijkt, maar tevens ge
legenheid biedt om op Malakake Borneo en
Serawak vliegsteunpunten aan te leggen.
In laatstgenoemde plaatsen hebben zich
reeds vrijwilligerscorpsen gevormd, die, even
als in Singapore, de voorbereidingen voor
het aanleggen van een modern vliegveld wil
len treffen. En waar er zich den laatsten
tijd opnieuw bezwaren hebben voorgedaan
voor de luchtverbinding tusschen Borneo en
de Philippijnsche Eilanden onder Nederland-
sche leiding, bestaan er thans vooruitzichten
op een directe lijn Hong-Kong naar de Phi-
lippijnen, met inschakeling van het Singa
pore-vliegveld.
Hierdoor zou een werkelijk internatio
naal luchtverkeer rond de geheele aarde
zijn gegarandeerd! Deze vooruitziende
plannen z[)n het ook geweest, welke Sin
gapore aanleiding gaven zonder lang be
denken een millioen pond sterling voor
de nieuwe vlieghaven beschikbaar te
stellen. Ongetwijfeld zal de stad uit deze
vlieghaven binnen afzienbaren tijd de
hooge aanlegkosten hebben geslagen,
want Singapore is een wereldstad, die de
vliegende wereld noodig heeft.
DE KINDEREN.
O kinderen, kinderen, misschien martelaars,
en misschien heiligen,
mogelijkheden van zuiverder en schooner
bestaan dan het onze;
wij, die niet hebben gekund,
wij, die hebben geknoeid en bedorven en
geschonden,
wij, aan wie de zonde uitbreekt als melaatsheid
en die met den klepper gaan door ^e straten,
en gij, die ons wilt leeren de hoop en het
geloof en de liefde.
Aanleg en karaktereigenschappen van een
mensch zijn geen toeval, doch een kwestie
van erfelijkheid. Hetzelfde geld ook voor den
lichaamsbouw, den verstandelijken aanleg en
bijzondere gaven.
In sommige families heeft men van ge
slacht op geslacht b.v. predikanten, doktoren,
chemici, staatslieden, philosofen en om niet
te vergeten schilders, musici enz. Mozart,
Weber, Beethoven, Brahms, Schubert, Liszt,
behooren allen tot families, die buitengewoon
muzikaal waren. Bijzonder opvallend is de
erfelijkheid van de begaafdheid in de familie
Bach, die in vijf generaties niet minder dan
veertien vooraanstaande musici telde.
De vraag rijst wel eens, of de tegenwoor
dige tijd minder groote mannen voortbrengt.
Niettegenstaande de groote vooruitgang op
verschillend gebied en de mannen van betee-
kenis, die ook onze tijd heeft, kan men toch
niet ontkennen, dat men slechts weinig uit
gesproken genieën aantreft. Wellicht is de
oorzaak ook te vinden in het feit, dat het
aantal kinderen van geestelijk uitblinkende
ouders, dikwijls veel kleiner is dan in vroe
ger tijden en de mogelijkheid om groote ta
lenten op hen over te brengen, vermindert.
De vader van Johan Sebastian Bach had acht
kinderen, waarvan Johan de jongste was en
niet minder dan 19 kinderen had. Mozart
was de zevende, en Wagner de negende, Han
del de tiende zoon en de Balladen-componist
Loewe het twaalfde kind, terwijl Frans
Schubert als dertiende het levenslicht zag.
Men beweert wel eens, dat het vierde kind
meestal het meest begaafd is in een gezin,
doch dit kan geenszins aan de hand van theo
rieën of wetten bevestigd worden. Wel is het
opvallend, dat in gezinnen, die cultureel en
sociaal op eenzelfde peil staan, de kinderen
dooreengenomen verstandiger en tevens van
opgewekter humeur zijn dan in gezinnen met
één of twee kinderen, waar zij meest droome-
rig zijn, zichzelf niet kunnen concentreeren
en veel minder gemakkelijk in den omgang
zijn. Deze laatsten zijn vaak lastig, ontevre
den, kenmerken zich door een bijzondere on
rust, vervallen van het eene uiterste in het
andere en zijn onevenwichtig. Kinderen uit
groote gezinnen voeden elkander op, wijzen
elkander soms hard op fouten en gebreken en
leggen meer lust tot werken aan den dag,
omdat het voorbeeld stimuleerend werkt.
Opvallend is dikwijls, dat de oudste van
een groot gezin zich niet alleen verantwoor
delijk gevoelt tegenover de jongere kinderen,
doch ook zedelijk overwicht op hen heeft.
Samenvattend komen wij aldus tot de con
clusie, dat kinderen uit zeer kleine gezinnen
vaak minder lust tot werken aan den dag
leggen en zich dikwijls tot minder krachtige
persoonlijkheden ontwikkelen, omdat er te
veel aandacht aan hen wordt besteed door
overbezorgde ouders. Bij groote gezinnen
daarentegen bestaat grootere mogelijkheid,
dat de kinderen zich tot krachtige persoon
lijkheden ontwikkelen, die in de toekomst
iets zullen beteekenen, zoowel door de gaven
van geest als van gemoed.
Menige vrouw heeft het land aan huiswerk,
althans heeft bijna iedere vrouw enkele gere
geld terugkeerende karweitjes in de huishou
ding, die zjj zeer ongaarne verricht.
Er zjjn tallooze vrouwen, die zich vroeger
konden veroorloven het minst aantrekkelijke
werk door een dienstmeisje te laten verrichten
en die nu zelf moeten aanpakken.
En nu komen wij aan het punt: waarom
hebben zooveel vrouwen een hekel aan huis
werk
O.i. hoofdzakelijk omdat zooveel vrouwen er
in haar werk onaantrekkelijk en onvoordeelig
uitzien. Hoe komt dit? Doordat zij een afge
dankte middagjurk voor in haar werk goed
genoeg vinden, en sommigen bepaald uitblin
ken in het koopen van saaie, onflatteuze
schorten. Doordat zij 's morgens geen aandacht
besteden aan haar kapsel, en haar handen ver-
waarloozenr Dit alles kan anders zijn. Met een
klein beetje zorg en nagedachte en heel weinig
kosten kan iedere vrouw er, óók in haar werk,
frisch en verzorgd uitzien.
Als het even kan, neemt dan voor in Uw
werk een eenvoudige maar behoorlijk-zittende
en niet te lange rok en twee waschbare
blouses. Draagt darover een witte verpleeg-
stersjas met mouwen, die bijna elke vrouw
flatteert, of als deze U te gauw vuil is, dan
ten minste een fleurig mouwschort in helgroen,
helblauw of rood met wit.
Neemt de moeite om ook in Uw werk Uw
haar eens op te kammen en er een rechte
scheiding in te trekken. Natuurlijk kunt U
niet steeds op splinternieuwe schoenen loopen,
en draagt U de oudere in Uw werk, maar zorgt
dat de schoenen behoorlijk gepoetst en de
hakken recht zijn.
Met behulp van een paar rubber-handschoe
nen van een kwartje, een halve citroen en
dagelijks 10 minuten zorg aan de handen
besteed, knut U zich vrijwaren voor de ge
hate „werkhanden".
En tenslotte vereischen ook bedden-opma
ken en afwasschen niet beslist een glimmen-
den neus, wanneer U gewoon is op andere
momenten van poeder gebruik te maken.
Vrouwen, die bovengenoemde, wenken op
volgen zullen ontdekken, dat ze zich veel
prettiger voelen en dat het huiswerk haar
veel minder tegenstaat. Dat komt, omdat
elke vrouw het, hetzij bewust of onbewust,
hoogst onaangenaakm vindt om dagelijks
urenlang in een toestand te verkeeren, waarin
zij maar liefst door niemand gezien wil wor
den.
Dit geeft haar een wrok tegen het werk,
dat haar ertoe brengt, er zoo bij te loopen
en wij hebben net gedemonstreerd, dat zij
zich daartoe niet behoeft te laten brengen.
Dat is meer een kwestie van een klein
beetje nagedachte en moeite, dan van geld.
En het prettig besef, er te allen tijde toon
baar uit te zien en door een ieder gezien te
mogen worden, weegt o.i. ruimschoots op
tegen dat beetje aandacht en moeite, die
noodig zijn om dit te bereiken.
Dr. JOS DE COCK.
(J. Jac. Thomson),
Geeft gij uw kind zakgeld?
Ziedaar een vraag, welke alleszins waard is
nader besproken te worden. De meesten onzer
nermneren zich zeker nog wel, hoe ze als kin
deren iederen Zaterdag hun zakgeld kregen.
Och, het was niet zooveel: een paar centen
was destijds hl veel, maar we konden er toch
wat fijn voor koopen. Bij schooj had je een of
meer snoepwinkeltjes, waar je voor een cent
heel wat kreeg. Een cent om te versnoepen, een
cent voor een spaarzegel en de rest voor het
schoolreisje, zoo was de situatie bfl mij onge
veer. Later werd het zakgeld regelmatig iets
hooger en kwam het van drie of vijf centen
op tien centen per week. Dat was al een kapi
taal! Eigenlijk konden we niet zonder zakgeld,
we hadden zooveel te sparen. Sparen voor de
schoolreis, vöor verjaardaggeschenken voor
vader en moeder, broertjes of zusjes, voor een
cadeautje voor meester, enz. enz. En iederen
Zaterdag, wanneer het „tractement-beuren"
was, moesten we verantwoording doen van de
wijze waarop we het geld van de vorige week
hadden gebruikt. Hadden we wat veel gesnoept
vader zei: Te veel bg de „snoepbank" ge
bracht, dan werd ons voor gehouden, dat
dit niet de bedoeling kon zijn van het zakgeld,
waarvoor vader en moeder toch eerst hadden
moeten werken! Vader toonde ons aan, hoe
het snoepgeld verloren geld was en spaarcen
ten steeds vermeerderden, terwijl je sliep zelfs.
Na een dergelijke vaderlijke vermaning zorg
den wij, dat het volgende verslag meer in over
eenstemming zou zijn met de wenschen onzer
ouders.
De vraag, of de kinderen wel of niet zakgeld
moeten hebben, wordt verschillend beantwoord
Sommigen zien er ernstige gevaren in. Zij
redeneeren: Wanneer een kind zakgeld heeft,
zal het lichter geneigd zijn tot snoepen.
Persoonlijk kan ik zeggen, dat het bij mij
juist andersom was. Wanneer ik een week
zonder zakgeld was, dan kostte me het moeite,
het snoepwinkeltje voorbij te loopen, hetgeen
anders gemakkelijk viel. Het zakgeld maakte
mij juist zuinig. Zakgeld stelde mjj in staat
mee te sparen op de scholen door het sparen
wérd ik spaarzaam. Konijnen, vodden, oud
ijzer, ja weet ik al, brachten centen op en
hoe gelukkig was ik, wanneer mijn zegelkaart
weer eens vol was en ik voor Meester het
spaarboekje mee moest brengen!
Een goed rapport werd bij ons thuis beloond.
Het bedrag ging naar den meester, die er weer
zegeltjes voor gaf.
Weliswaar zijn de tijden veranderd en is de
waarde van het geld tegenover hetgeen men
ervoor krijgen kan niet meer zooals vroeger
en is er aan den anderen kant juist in onzen
tijd zooveel armoede door werkloosheid, het
verlangen naar het bezit van bepaalde dingen,
te verkrijgen na het besparen van een zeker
bedrag, is bij het kind nog steeds aanwezig.
Onze jeugd mag dan tegenover vele dingen
nuchterder en practischer staan, het kan ech
ter niet ontkend worden dat in ieder huisgezin
een verjaardag van de ouders bijv. een dag
vormt, waarvoor de kinderen zich dagen van
te voren willen inspannen. Het geven van een
geschenkje, hoe klein ook, behoudt zijn bekoring
en waarde! Maar geven van vaders of moeders
centen is niet prettig. Een kind wil het geld
uit zjjn spaarpot halen. Het wil iets offeren.
En offeren kan men alleen het eigene.... Maar
om iets te offeren moet men iets bezitten.
Een kind kan alleen door sparen op zijn zak
geld tot bezit komen. Dus... zakgeld aan het
kind.
Dwaas is het, het kind groote bedragen te
geven. Dat kan nooit de bedoeling zijn. Hier
mede kan men juist snoeperij en verkwisting
in het leven roepen. Men geve het kind zooveel
dat het iets voor zich zelf kan houden en de
rest kan besparen. Dit laatste moet men het
kind vroeg leeren. Ervaringen met het sparen
van 1-centszegels van de R. P. S. hebben mij
bewezen, dat het kind graag spaart en vooral
wanneer dit met een groot aantal kinderen
tegelijk geschiedt. Ik heb het probleem van
het zakgeld hierboven aan de orde gesteld, in
de hoop, dat er lezers (essen) zullen rijn, dié in
deze rubriek hun meeningen en ervaringen
zullen weergeven. Dergelijke problemen kun
nen niet genoeg belicht worden en elke erva
ring, hoe onbeteekenend zij ook moge lijken,
kan ons helpen wegen te vinden, welke leiden
tot ons aller doel: De beste opvoeding van het
kind.