Op weg naar het Paradijs De Brabantsche Brief van Daar waar Tigris en Euphraat tesamenvloeien, lag eens de Hof van Eden BAGDAD. In Juni. Weken al wéder heb ik, door de omstan digheden -gedwongen, gezeten in de oude khalifenstad en 's avonds, na de ontzetten de warmte van den dag gemijmerd aan den oever der machtige rivier, die van veel meer dan duizend kilometer ver weg komt om in het zuiden haar einde te vinden, (loze rivier, die volgens de legende, het paradijs bevloei de en een zoo geweldige rol speelde in de geschiedenis der menschheid. Aan haar oevers heeft ze groote staten geboren zien worden, tot macht zien komen en zien ver vallen en soms was zij het zelf, die door de verandering van haar loop de oorzaak werd van dien bloei en dat verval. Ook drie jaar geleden zat ik hier aan den oever van den Tigrus. We waren toen nog met ons drieën: mijn oude reismakker van vele jaren en vele werelddeelen, mijn motor fiets met zijspan en ik. Thans ben ik alleen gebleven. Mijn reismakker is verdwenen, onvindbaar, ergens in het uitgestrekte Per- zië misschien. Volgens de laatste geruchten had men hein in de Iransche bergen op weg gezien naar Irak, maar het Morgenland is nu eenmaal het gebied van luchtspiegelingen en van valsche geruchten en te Bagdad is mijn makker nimmer meer teruggekomen, zooals me bij navraag bleek. En om de derde van het gezelschap, de molorfiets met zijspan, voert mijn advocaat te Teheran een proces, in welks uitslag ik bijzonder wei nig vertrouwen heb. Hoe dit alles ook zij, ik wil mijn reis naar Indië voortzetten al is het dan alleen. Reizen door Iran is door de financieele moeilijkhe den, de devisenbepalingcn, zoo goed als on mogelijk en na mijn laatste ervaringen in Iran trekt mijn hart bijzonder weinig naar dat land, om het heel zacht uit te drukken. Er blijft dus de weg over Basrah, de ha venstad van het koninkrijk Irak. Vandaar vertrekken geregeld booten naar Karasji en Bombay. Van Bagdad naar Basrah loopt een spoorweg, maarer vloeit ook de Tigrus, welks wateren stroomen naar de Perzische Golf. Zittend op het terras van mijn hotel, op nog geen twintig meter van een der twee schipbruggen, welke hier de beide oevers van de Tigrus met elkander verbinden, kan ik zien hoe deze brug 's morgens om tien uur wordt geopend om zonderlinge vloten door te laten. Er zijn hoog beladen platboom- vaartuigen, die gesleept worden door motor bootjes, er komen dan met Arabieren be mande houtvlotten den stroom afdrijven, vlotten van armzalig gekronkeld hout, dat als timmerhout nergens anders ter wereld zou in aanmerking komen, 'maar hier, in deze streken van woestijn en in het noor den bergen, is hout zeldzaam. Men ziet. ook „goefa's", deze merkwaardige, volkomen ronde bootjes en dan ook sloepachligo, slan ke vaartuigen van een duizenden jaren oud model en als ik hier schrijf „duizenden ja ren", dan is dat geen overdrijving, want in het museum te Bagdad kan men zien het model van zulk een bootje in zilver en dit stuk zilversmeedkunst is gevonden in een graf, dat dateert van meer dan vijfduizend jaar geleden. Toen, ruim drieduizend jaar voor onze jaartelling, waren dezelfde bootjes als thans op den Tigrus in gebruik. Maar ook heb ik eenige malen op den Tigrus gezien merkwaardige, eenigszins oudervvetsche stoombootcn, meestal met ra deren, booten, zooals er alleen nog bestaan op verre, vreemde rivieren, booten, waarom een atmospheer van avontuur schijnt te han gen. Op het dek hebben deze booten een houten opbouw, alsof ze voor passagiers wa ren ingericht en dit bracht me ertoe eens op inlichtingen uit te gaan. Inderdaad, vroeger, goed vijftien jaar ge leden, toen ér nog geen spoorweg van Bag dad naar Basrah bestond, vervoerden deze booten niet alleen goederen, maar ook per sonen, doch thans maakt niemand van de ze reisgelegenheid meer gebruik, zoo werd me verteld en aan geen enkel reisbureau kon men mij nadere inlichtingen betreffen de dezen stoombootdienst op den Tigrus ge ven. Men zeide mij: „Maar meneer, er is toch een trein met een geregelden dienst. De snelheid der booten is uiterst gering en dan, de riVier maakt duizend-en bo-dh- ten, zoo-dat de weg over het water bijna tweemaal zoo lang is als de weg over land. Hoe lang de reis met zoo'n boot duurt, weet niemand met zekerheid, want dat hangt van den waterstand af. Het kan v-er dagen, maar ook drie weken duren. Beddeeoed moet u zelf medebrengen en ook voor eten moet u zelf zorgen. En wat krijgt u bij dit alles, bij al die moeite, dat ongemak, d-at tijdverlies, te zien? Niets, niets, niets." Toen ben ik kwaad geworden en ik heb gezegd: „Wat? kom ik dan niet langs de plek, waar eenmaal de hoofdsteden van twee machtige rijken, Seleucia en Perzië, stonden? Zal ik dan niet zien het stadje, Koet, waar gedurende den wereldoorlog e-un heel Engelsch leger zich over moest ggven aan de Turken en Duitschers en waar een Engelsch generaal zijn reputatie verloor? En zal ik niet aanschouwen de plaats, waar ziclh eenmaal het paradijs bevond? En noemt u dat alles niets?" De menschen in het reisbureau keken me verbaasd en een beetje ontdaan aan en een hunner waagde het schuchter op te merken: „Jawel, maar van die oude hoofdsteden staat bijna niets meer, er zijin nauwelijks puin-hoopen. En wat het para dijs aangaat zult u nog minder te zien krijgen, want er is nog alleen woestenij." Ik liet me niet uit het veld slaan en hield koppig vol: „Goed, dat geloof ik, maar ik zal dan toch later zonder te lie gen kunnen beweren, het paradijs gezien 'te hebben. Dat het in staat van verval verkeert, is tenslotte mijn schuld niet." Dit laatste moesten de menschen in het reisbureau toegeven, maar inlichtingen over de bootreis naar het paradijs konden ze me niet verstrekken. Volgens de legen-de lag het paradijs daar, waar zich thans de Tigrus en de rivier de Euphraat met, elkander ver eenigen. De rivier de Euhpraat wordt ook thans nog door de Arabieren' de „Phrat" genoemd, dezelfde naam, dien men vindt in den Bijbel als den naam van een der beide rivieren, die het paradijs bespoeld-cn. Bij het reisbureau was niets te beginnen en ik heb me gewend tot het bureau van de scheepvaartmaatschappij, die de stoom bootcn op den Tigrus in beheer heeft. Ook daar wekte mijn komst eenige opschud ding. Passagiers voor de vaart op den Ti grus schijnen bijzonder zeldzaam te zijn. Men vertelde me echter, dat men zou kunnen zorgen voor een bed aan boord. Wat het eten aangaat zou men eens met den kapitein van het schip kunnen praten. Die zou me togen vergoeding wel voor eenige dagen in den kost willen nem-en. Toen stelde ik de vraag hoe lang de reis van Bagdad naar Basrah per schip zou duren en na eenig aarzelen kwam het antwoord: „Ja, nauwkeurig is dat niet te zeggen. U moet rekenen met zes dag-ep of e-en week. Een m*aand geleden zou het de helft van dien tij-d zij-n geweest, want toen was er veel meer water in de rivier en had m*n minder last van zandbanken." Als alles en iedereen in het Morgenland ZONDAG 20 JUNI 1937. Hilversum I, 8.30 KRO. 9.30 NCRV. 12.15 KRO. 5.05 NCRV. 7.45—11.00 KRO. 8.30 Morgenwijding. 9.30 Gewjjde muziek (Gr.pl.1. 9.50 Nederl. Herv. Kerkdienst. Hierna: Orgel spel. 12.15 KRO-orkest (Om 1.00 Boekbespreking) 2.00 Vragenhalfuur. 2.30 Sted. orkest van Maastricht en Gramo- foonmuziek. 4.15 Gramofoonmuziek. 4.30 Ziekenhalfuur. 4.555.00 Sportnieuws. 5.05 Gereformeerde Kerkdienst. Hierna: Ge wijde muziek (Gr.pl.). 7.45 Missiepraatje. 8.10 Berichten ANP. Mededeelingen. 8.25 KRO-orkest en Zanggemeenschap „Me- los". 9.30 Gramofoonmuziek. 10.30 Berichten ANP. 10.40—11.00 Epiloog. Hilversum n. 8.55 VARA. 10.00 VPOR. 12.00 AVRO. 5.00 VARA. 8.00—12.00 AVRO. 8.55 Gramofoonmuziek. 9.00 Postduivennieuws. 9.05 Tuinbouwpraatje. 9.30 Gramofoonmuziek. 9.45 Lezing „Van Staat en Maatschappij". 10.00 Zondagsschool. 10.30 Protestantsche kerkdienst. 12.00 Orgelconcert. 12.10 Filmpraatje. 12.35 Kovacs Lajos' orkest. I.15 AVRO-strijkorkest. 2.00 Boekbespreking. 2.30 Sportreportages. 5.00 Gramofoonmuziek. 6.00 Sportuitzending. 6.15 Sportnieuws ANP. 6.20 „Fantasia". 7.00 „Tusschen Zeven en Acht". 8.00 Berichten ANP. Mededeelingen. 8.15 Residentieorkest en solist. 9.00 Radiojournaal. 9.15 AVRO-Operette-orkest, klein koor en solisten. 10.20 Causerie. 10.30 Viool en orgel. II.00 Berichten ANP. Hierna tot 12.00 AVRO- Dansorkest. MANDAG 21 JUNI 1937. Hilversum I. NCRV-Uitzending. 8.00 Schriftlezing, meditatie, (Gramofoonplaten. 8.30 Gramofoonplaten. 9.30 Gelukwenschen. 9.45 Gramofoonplaten. 10.30 Morgendienst. 11.00 Christelijke lectuur. 11.30 Gramofoonplaten. 12.00 Berichten. 12.15 Gramofoonmuziek. 12.30 Orgelconcert. 2.00 Gramofoonmuziek. gewjjde muziek 3.00 Causerie over kamerplanten. 3.40 Gramofoonplaten. 3.45 Bijbellezing. 4.45 Gramofoonplaten. 5^30 Zangkoor van de Christ. H. B. S., Alphen a.d. Rijn. 6.30 Vragenuur. 7.00 Berichten. 7,15 Vragenuur. 7.45 Reportage. 8.00 Berichten ANP. Herh. SOS-Berichten. 8.15 Koninklijke Militaire Kapel. 9.00 „De beteekenis van het Koningschap voor ons staatsleven." 9.30 Vervolg concert. (Om 9.55 Berichten ANP.). 10.20 Gramofoonplaten. 10.45 Gymnastiekles. 11.0012.00 Gramofoonmuziek. Hierna: Schriftlezing. Hilversum II. Algemeen Programma, verzorgd door de VARA. 10.0010.20 v.m. VPRO. 8.00 Gramofoonmuziek. 10.00 Morgenwijding. 10.20 Declamatie. '10.40 Gramofoonmuziek. 11.10 Vervolg declamatie. 11.30 Orgelspel. 12.00 „Fantasia". 12.30 VARA-orkest. I.151.45 Vervolg „Fantasia". 2.00 Zang, piano en gramofoonmuziek. 2.30 Gramofoonmuziek. 3.00 Declamatie. 3.15 Piano, voordracht en gramofoonmuziek, 4.00 Gramofoonplaten. 4.30 Voor de kinderen. 5.00 De Flierefluiters, en solist. 5.45 „Melody Circle". 6.30 Muzikale causerie. 7.10 Biologische causerie. 7.30 „De Krekeltjes", en gramofoonmuziek. 8.05 Herhaling SOS-Berichten. 8.07 Berichten ANP. 8.15 Opnamen van het Muziekconcours ts Sappemeer. In de pauze causerie over Zon nestraal. 9.15 Radiotooneel. 10.00 Berichten ANP. 10.05 VARA-Groot-orkest, en soliste. II.00 Damnieuws. 11.10 Orgelspel. 11.4012.00 Gramofoonmuziek. heeft de Tigrus, die bij Bagdad driehonderd meter breed is, zijn nukken, zijn verrassin gen en zijn scherpe tegenstellingen. In het voorjaar, ir», April en Mei, als de sneeuw smelt op de bergen van Koerdistan, ver werkt de Tigris elke seconde 5500 kubieke meter water, dat zijn vijf en een half milli- oen liter; per minuut wordt dat dus 330 millioen liter. In den zomer- en wintertijd vermindert dit getal evenwel van 330 mil lioen per minuut tot 18 millioen per mi nuut, dus tot iets meer dan één twintig ste. De diepte der rivier vermindert dan van ruim acht meter tot nog geen ander halve meter en daarom varen er alleen schepen met zeer geringen diepgang. In het scheepvaartbureau vroeg ik wan neer de Tigrus-booten vertrekken, maar weder scheen ik een moeilijk te beant woorden vraag te hebben gesteld. Men keek mij eens aan en zeide: „Dat is niet zoo ge makkelijk te zeggen. Soms zijn er drie booten per week en soms ook is er slechts één boot per twee of zelfs drie weken. Dat han-gt af van de vrachten en ook van den sland van het water. Vermoedelijk echter is er overmorgen een boot. Komt u morgen nog eens terug, dan zullen we zekerheid hebben." Dat zal ik doen en in de goede stad Bagdad kijken al mijn kennissen me met eenige verbazing aan als den man, die met alle geweld de reis naar Basrah over d-cn Tigrus wil maken, terwijl er toch een goed ingerichte trein is met slaapwagens. J. IC. BREDERODE. Genietroepen van Franco leggen een spoorbaan achter de zegevierend op rukkende troepen bij Bilbao. Amico, Ulvenhout, 17 Juni 1937. Als ik 's mid dags thuiskom mee den ont vangst van m'nen groentenwagel en ik leg de rijks daalders, guldens, kwartjes, dubbel tjes eu ceuten op tafel prontekes in 't gelid en 'k heb m'n klantenboeks ke bijgewerkt, dan mag ik altii geren, veur Trui m 'n financieele regimenten wegschéért in de laai, ik zeg, dan mag ik altij geren zoo 'ns 'n nuuw splinternuuw en onbeschadigd muntstukske er uit pikken en 't eerst 'ns van vcuron,, van achteren eh op den rand bekijken. Ge vindt 't misschien kinderachtig van me, maar zoo'n nuuw, blank dubbeltje b.v. mag ik geren zien! 'k 2ie jiou eenmaal geren schoone dingen, van 'n 'goudkleurig keverke af. tot 'n schoon wcfke toe. En wie 't kwalijk neemt, nou, dein be schouw ik als 'nen liep, mee twee strontjes op z'n oogen, of mee 'nen motregen van strontjes op z'n zielement. Onze munten zijn yolmaaktschoon ge- snejen. Van 't eenvoudige cijfer, lol den heeldenèèr 't is alles even edel van vorm, kunstig vol beeldreliëf! En ik vind 't zoo schoon, dat ais ik iets betaal mee 'n nuuw dubbeltje, 't gevoel heb, duurder te koopen, dan da 'k betaal mee 'n ouw, platgeslelen dubbeltje, waar van allen sier is weggesleten als de kuif van 'nen kalen kop. 't Is siuust zoo gesteld mee 't woord. Op z'n eigen was eik woordeke 'n nuuw dubbeltje: schoon van heeldenèèr, blank van klank! Maar deur 't veul gebruik is ook dat „woord dubbeltje" plat.gesleten en we zien of voelen weinig meer, van 't scherpe snijwerk, van den kunstigen heeldenèèr...! En de heksentoer, ong onder den kristal lijnen lichtval van schoone of hoogc ge dachten, den edelen vorm en den blanken klank van dat woorddubbeltje altij weer opnuuw te toonen aan de onverschillige „gebruikersvan deuzen woordenmunt," dieën heksentoer is dan de taak van den schrijver. In de weareld van de taal 'nen soortement van circusmensch, die optreedt als koorddanser, acrobaat, messenwerper en xylophoon-virtuoos, onder den verzamel naam van: „literator." Sommigen lappen 'm die toeren als „(lom men August." Die komorf nie in deftige smoking of sierlijk tricot in d'arena, maar in een of ander bespottelijk costuum. Ze doen evenwel dezelfde toeren, maar mee 'n lachend gezicht! En daarom lijkt hnilie werk gemakkelijker Maar, amico, da's schijn, horre! Ik dwaal van m'n champitcr! 'k Wou ge- z.ecd hebben g'ad: 't woord wordt krachte loos en vlak onder 't veule gebruik. Bijvoorbeeld: „milliard." Dagelijks lozen we 't in de kranten. Spe ciaal onder de rubrieken, die vallen onder „S t aa t smansk uns t." 'n Gooikoopo kunst, tusschen 2 hokskes en streepkes. Want eiken Slaat heeft zóó- veul ouwe en nuuwe oorlogsschuld, dat er eeuwen noodig zijn, om die schulden te delgen. En aangezien onze schuldmakers- staatsmankunstenèèrs teugen diecn tijd al lang hnilie standbeeld hebben, Iconen ze r steeds, mee 'n gerust hart, bij! En leenen is nou zoo'n bezondere kunst niet. Wordt van 'nen anderen mcnsch, dan ministers heclegaar nie bewonderd! Daar zijn zelfs yeul leeners veur flesschentrekkerij in de baius terecht gekomen...! Maar veur ik wéér afdwaal: 't woord „milliard" dan, mee deus woordeke wordt gegooid en gesmeten. En eigenlijk, eigenlijk weet niemand, hoe eindeloos-veul 't be duidt! De weareld wordt bestuurd mee milliar- den. Milliarden schulden, milliardcn leenin gen, milliarden nuuwe tekorten, mee milli arden aan nuuw oorlogstuig. We lezen 't eiken dag en... 't woord mil liard" zegt ons niks meer! En toch, tocli is 'n milliard nog altij duu- zend millioen. Maar ook dat z,egt ons niks, Want 'n millioen...! Ochèrme! Wat is 'n millioen, als ge al zoo aan milliarden zijt verslaafd'? En loclitoch is b.v één en 'n kwart mil liard, altij nog net. zoo'n groot getal als b.v. P/4 milliard minuten gclejen, toen Christus notj op dc weareld was! Zie! Nou schrikt ge toch cfkens van 't woordeke „milliard". Want wat is 'n ininutcke? Niks!! Doch P/4 milliard van die „nikskes" is dan toch nog altij20 eeuwen! Wa 'k daar allemaal meo zoggen wil? Dat we van 'n milliard, mee al onze ge leerdheid, even weinig begrip hebben als 'n klein kindoke dat nog nie tellen kan en veur wien „tien" zijn „millioen" is Zooals den kleinen Dré destijds. „Kijk 's Opa ik heb wel tien knikkers!" Toen had ie 'nen zak vol, mee 'n tweehonderd van die dingen! En dat we de dingen van deuzen vcr- schrikkelijken tijd motten terugbrengen tol de kleinste eenheid, om er iets van te begrijpen. B.v.: Ik had onder m'nen kieponstomv 'n kriel- haantje. Pracht van dierke, glanzend in alle tonen van gouwen peerlmoeren, die ge maar verzinnen kunt. Z'non kam stond als 'n vlammeke op 't gittige kouke. Z'nen steert daar was gin kleur, gin fluweel, gin goud, ginnen tint in vergeten, 't Was 'n parmantig, sierlijk, maar ook vechtlustig wezentje, dat gin kiep mee rust liet! Nie veul grooter dan 'n duif, nam ie 't op teugen de kaften, teugen de groote hanen ja^teugen menschen als ie z'n bui had. 't Was 'n klein stukske vergif, om oe aan te bedooien! Geren zat ie boven op 't hok van Blek. Alleenomdat ie Bek daar mee treiteren kost! Blekdie 'm mee éenen slag van z'n struische, breeje pooten tot puin had kunnen wrijven. Die 'm mee éénen trap deurmidden had kunnen bijten! Hij zette heel den boel op stelten, dat kleine kreng en on 'nen goeien keer, als de kiepenveeren rondstoven over den erf, dan zat Trui 't ineens „tot hier" en ze sprak fisdoodstraf over 'm uit. Mee deuze woorden: „Dré draai dieën kleinen donder steen z'nen nek 'ns om!" Eerlijk gezeed: mij zat ie ook „tot hier". Dus dus ik ging 'm achterna en el- ken keer als ie me ontglipte, wierd mijnen „moordlust" feller! Hij pikte vcrnollo in m'n knuisten en stoof dan tusschen m'n klompen deur, dat .Trui stond te schateren. Efkens docht ik cr over, om 'tn mee 'nen klomp dc harsens in te gooien, maarneeö, heelegaar eerlijk was dat nie! Neeö, zóó heelhuids zou 'k 'm hebben on dan... krrr... 1 krrtsch! zou 'k hum...! 'k Wierd dol. Ineens wist ik (docht me) hoe 'nen mensch tot „moord" kan komen! 'k Begost te sluipen, veurzichtig, bereke nend en ja! 'k kreeg 'm in 'n hookske. Nen greep mee twee jiaar gekromde vin gers.. .hah...! noüw...!! - 'k Voelde da 'k wit zag. Alles was zwart veur m'n oogen. Zwart, waarin 'n ronde lichtplek. En in die lichtplek zag ik m'n krommende handen om Staatsvijand No. 1 van den hof. Nog stond ik gebukt, mee deuzen kleinen, sierliiken schobberd in m'n klavieren, als m'nen feilen drift zakte. t Zwartsel ging veur m'n oogen van daan, die helle lichtvink loste op, in den dag en 'k zag den kleinen kriel heven van angst. De felle, straffe git-oogskes sperden en puilden uit 't steuvige veugclenkopje en keken wijd weg, wijd weg, zóó wijd... als ie geren eigens nou zou zijn van dieën grooten boer vandaan, die dalijk...! Onder z'ntrn sierlijken steert liep „iets" weg van angst, dat hcelemaal nie sierlijk was! En toon toen voelde-n-ik teugen m n vingertoppen den rappen tik van 't angstige hartje, onder de werme veerkens' En toen liet 'k 'm los. Veur gin honderd gulden had ik op dieën oogenblik dit schoone stukske leven dit schepseltje Gods kunnen rinncweeren! Nog stond 'k gebogen, mee m'n ellebogen op mn knieën leunend, in vijf seconden veranderd van scherprechter tot... veroor deelde. IVant ik wachtte op den schater van Trui, die me natuurlijk uitlachen gng da k me schamen zou! Maar daar kwam niks. Verwonderd richt en ik me langzaam op sjuust of ik 't 'nbiot ie in m nen rug had (komcdie-spculen is den mensch aangeboren) en eindelijk keek ik verwonderd naar m'n „stille" Trui Ja ze lachte tóch, Stillekes Mee toogo Doecht°Tnweer' éCne" kni' in ÓC11 wang „uoent (jk wel zee ze toon „Watle", vroeg ik nijdig. „Dat ge dat krielke nie kostver moorden." 9 „Kom efkens binnen, Dré!" Zwijgende ging 'k naar binnen. Trui ging naar de kelderkast. Ik sperde m'n oogen. Keek naar de klok, Vier uur bekanst. Ik droomde dus nie.„! Toen schonk Trui me 'nen borrel in. „Hier" zee ze. „Die kleine donderhond hce nou 'n goeie les g'ad, we zullen afwach ten hoe ie z'n eigen houdt." ë- Hah! Gatsammenogantoc, t is zoo pla- zicrig 'n wijf te hebben, dat oe verstaat! Slachten komt in ons bedrijf veul voor. Maar dit was „moorden." Trui begreep dat op 't eigenste moment, ais toen ik dat knikkergroote hartje voel de kloppen teugen de toppen van m'n vin gers. Go zult zeggen: den Dré z'nen brief is be kanst ten ende en nou weet ik nóg nie. waar is mee z'n nuuwe dubbeltje, z.'n ph«- gesleten „milliard" en z'ni kriclhaantje naar toe mot! Amico: naar de... „executie's" deur 'nen Stalin en z'n medeplichtigen. Regenten over Rusland...! Als ik van die kalme, overwogen moord' partijen lees, clan voel ik altij dat hartje kloppen van m'nen kriel, teugen den pynt van mijnen rechtschen middclvingcri „Executie", 't Woord raakt afgesleten, we lezen 't dagelijks! Net zoo dikwijls als woord „milliard." |t Afgesleten woord „executie", 't is het plak gesleten dubbeltje. De wezenlijkheid ervan: don rappen har- teklop van 'n wermbloedig Goddelijk schep sel! En als ik dan naga het doodgewone Goddelijke herkenningsmiddel („reagens zou ons dokferke zeggen) dat bij mij t 'lfl zanic teugengif doe werken op don 00tr('! blik van dat kricleharteklopke, den zac ten groep van O.' L. II die ie toch t.ocpa- op eiken, naar Zijn—beeld—en—gelijk®1": geschapenmensch, dan vraag ik me wat zijn 't veur verscheurended'crcn"3„f twee—pooten, dat Bolsjewiekcntuig, dagelijks kalm den gelajon revolver in nek van zijnen cvcnmensch legt, En zo° gloeiend lood in de hersens schiet! Vol. .J Veul groeten van Trui en ais altij 8' horke minder van oewen l)Ré,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1937 | | pagina 14