'JA
DE DRIE MUSKETIERS
Moed op de verkeerde
plaats
Jp
Relte foriqetió en ÏYieityM
RaacUeli
Ylieiuae ïlaacLielö
Het maken van een
naaikastje
Als het regent
Een vouwspelletje
4IÉ&,
wÊ
Nog een week, dan krijgen jullie
grooqte vacantie. Vandaag staan de
nieuwe raadsels er dus voor het laatst
in. Die los je nog op en stuur je nog
in en dan nemen we afscheid tot Za
terdag 4 September, 't Lijkt wel een
studenten-vacantie. Die gee:* ik jullie,
omdat het deze twee manaden nodig'
is, dat je al je vrije tijd buiten door
brengt. Je moet nu zoveel frisse
lucht happen, zoveel zor op je hoofd
en in pe hart krijgen, dat je er van
de winter weer op teren kan.
Het boek is van de week gewonnen
door:
TONNY LELIE,
Brakkeveldweg 18
Voor volgende week zal ik dan nog
een taart verloten, inpaats van een
boek. Ik heb een idee, dat julle dat als
afscheid wel prettg vinden. Bij ieder
afscheidsfeest krijg je een taart, dus
ook van mij.
Tinie en Beppie Vink. Daar heb
ben jullie vorige week bij geboft,
Tinie en Beppie, dat je nog juist het
boek won, want nu bestaat er twee
maanden lang geen kans een prijs te
winnen. Dat is het nadeel van die
fijne zomervacantie.
Annie Doeleman. Deze week
hadden alle vriendjes en vriendinne
tjes de radasels goed, Annie, zo ge
makkelijk waren ze. En van de week
zal je je hoofd er ook niet mee bre
ken. Dank je voor je Verkade-bon.
Marlet je Weeda. Nee, 't is met
het weer lelijk in de war, Marietje.
We zullen misschien moeten wachten
tot de langste dag voor er enige
standvastigheid komt. Maar de
schoolvacanties lij gen nog een paar
weken van ons af, dus kan de storm
nog wat uitrazen en de regen zijn
droevig liedje-nog wat blijven zingen.
Hans Boogaard. Vandaag is het
feest bij jullie thuis, Hans. 't Zal de
vraag zijn of jij zelfs tijd hebt om
't Juttertje te. lezen. Ik feliciteer je
vader en moeder, dat mag ik hier in
't Kinderhoekje wel doen, met hun
koperen bruiloft en ik hoop dat jij een
fijne feestdag ïebt en da Je wens in
vervulling gaat, dat je' vader en moe
der nog heel lang behoudt. Dank je
voor de toezending van de raadsels,
ik zal er vandaageep paar yan op
nemen.
Annie Moor. Ja. 't ;s eigenlijk
een beetje zonde, die fijne duinroosjes
af te snijden en mee naar huis te
nemen, Annie. Ze bloeien zo kort,
dat ze meestal dood zijn, voor je ze
thuis in het water hebt. Wat zijn ze
fijn en ruiken ze heerlijk, hè?
Henk Doeleman. Annie heeft
je raadsels en briefje op tijd ge
bracht, Henk, 'en "ik heb het na veel
moeite ontcijferd. Goeiemorgen, wat
had je het zwak geschreven. Je was
zeker bang, dat de punt van je pot
lood zou breken.
Frans Groote. Ik zie je zo
Oplossing raadsels vorige week:
I. Wolga.
II. Herbergen.
III. Oor.
Goede oplossingen ontvangen van:
Annie D., Marietje W., Hans B.,
Maartje v. H., Annie M., Cor de J.,
Henk D., Sientje H., Tiny K., Jeltje
S., Jans J., Viooltje, Hyacint, Trijntje
v. B., Thea G., Simon S., Annie V.,
Gretha v. Tonny L., Nette H.,
Rens N., Loekie J., Rienus B., Jansje
B., Annie J. Loekie v. d. W., Alie D.,
Leotne C., Coen C., Fritsje C.,
Hendrik D., Loesje T., Teetje B., Tnie
en Beppie V., Rietje T., Henny v. Q.,
Jan W., Henny v. d. H., Neeltje C.,
Jack D., Co V.
i.
Welke bloemen zijn hier verborgen
Hangt het gaas te ruim?
Och, papa vergeef me.
Ga je door Oosterhout'?
Pas die jas, mijn kind?
Er zijn vele liederen gezongen.
Zijn er rose ringen aan het gordijn
II.
Ik ken een klein wit huisje.
Het heeft geen ramen en geen
deuren.
Als de huiseigenaar naar buiten
wil, moet hij de muur doorboren.
III.
Hoe meer men er aan toevoegt
hoe kleiner het wordt. Hoe men
men <-;• Van afhaalt hoe groter hc.
wordt.
goed als niet meer, Frans, duik je
geen berichten meer op? Dat moet
je me volgende week eens in een
briefje vertellen.
Tiny Korver. Nu kan je me
volgende week nog een briefje
schrijven, Tiny, en dan is het afge
lopen voor acht lange weken. Ik
hoop, dat je niet in de afgrond tui
melt bij de overgang, maar dat je
de berg opklimt en dus een stukje
hoger komt. Wat een grappig teke
ningetje had je gemaakt.
Jan Jans. Waarschijnlijk kom
ik nog wel eens een keer kijken op
de jamboree, Jan, en dan zie ik je
wellicht in je padvinderscostuum.
't Zal vast leuk zijn, die grote groep
van binnen- en buitenlandse padvin
ders. Ken jij esperanto, om je ver
staanbaar te maken?
Trijntje v. Breugel. Ja, dat
weet ik niet, Trijntje, of het je luk
ken zal een versje te maken. Pro
beer het eens. Je moet alles leren
door oefening, al worden dan ook de
goede versjes alleen geschreven door
vriendjes of vriendinnetjes, die gave
bezitten.
Simon Stom. 't Is goed, Simon,
dat je het versje tovergenomen hebt
en als je dus de naam van den dich
ter niet wist, had dan alleen maar
vermeld, waar je het uit overgeno
men had.
Loeki en Leon v. d. Wal, Den
Haag. Ik mag je heus wel een
pluimpje geven voor je Mei-rapport,
Loeki, dat ziet er heel goed uit. Zorg,
dat je cijfers niet lager worden, doe
daarvoor je best. Zijn jullie van de
week ziek van de warmte geweest,
ik zou het haast van de kou worden.
Je moet je neus hier eens buiten de
deur steken, je zou denken, dat het
Maart was. Wat heb je het gezellig
met je duiven daar. Jij wordt aardig
verwend in Den Haag, Loreki. De
groeten aan Leon, die nu van een
zusje een broertje is geworden en
daarvoor zijn lange krullen moest
offeren.
Jongens en meisjes, er blijven nog
eenige briefjes liggen, die be-ntwoord
ik volgende week, zoodat we met een
schoone lei het seizoen afsluiten. Na
tuurlijk mogen jullie me volgende
week ook schryven.
KINDERVRIEND.
Voor onze meisjes hebben wij
deze keer een aardig knutselwerkje,
namelijk het maken van een naai
kastje. Daarvoor heb je nodig acht
doosjes, die kunnen schuiven, dus
b.v. lege luciferdoosjes of lege poe
derdoosjes, l.efst die, waar 20 poe
ders in kunnen, omdat men dan in
de doosjes ook grotere knapen b.v.
kan opbergen.
Het in elkaar zetten van zo'n
kastje is al heel eenvoudig, zoals je
op de tekening kunt zien. De acht
doosjes worden op elkaar geplakt
in twee rijen van vier en daarna met
de zijkanten eveneens tegen elkaar
geplakt. Nu vragen wij moeder om
een klein lapje zijde of een lapje ka
toen met kleine bloempjes, mis
schien heb je nog wel iets van een
aardige jurk van jezelf over, daar
mede overtrek je de hele omtrek,
behalve de voorkant, omdat de
laadjes kunnen moeten schuiven.
Aan de laad.'es maak je een knoopje
vast, zodat je deze gemakkelijk in
en uit kunt trekken. Nu een aardig
lint er omheen, met van boven een
strik en klaar is je naaikastje. Niet
alleen naalden, spelden, vingerhoed
en dergelijke, maar ook allerlei an
dere dingen kun je er natuurlijk in
opbergen, net wat je maar wilt.
S SalomonsSouget.
't Regent met gordijntjes,
't Regent, dat 't giet,
Ik heb een parapluutje,
M ij deert de regen niet.
•t Regent pijpesteeltjes.
't Plenst en plast maar door.
Maar... Ik ga lekker wand Ier
I k ben niet bang daarvoor.
•k Stap met mijn waterlaars;'
Dior modder en door plas.
A's 't pijpesteeltjes regent,
Ben i k juist in m'n sas.
Wekenlang hadden de jongens uit
de Hoogstraat zich op de lente ver
heugd -minder om het uitlopen
der bomen, dan wel omdai dan het
openluchtbad weer geopend zou wor
den. Dat openluchtbad lag in de
rivier, waar voor de minder goede
zwemmers een stuk was afgepaald,
waar het water vrij ondiep was,
terwijl de goede zwemmers een flnk
eind weg konden ga *i. Een gewoon
overdekt z- 'embad had het stadje
niet. De winter had dit jaar veel te
lang naar hun zin geduurd en de jon
gens snakten naar het water. Ge
lukkig, nog een paar dagen, dan
werd het seizoen geopend en ten
slotte stond de bewusfe dag voor de
deur.
Er waren natuurlijk in het stadje
niet alleen jongens uit de Hoog
straat, die van water en van zwem
men hielden, o neen, verre van dat,
maar de jongens uit de Hoogstraat
konden allemaal bijzonder goed met
elkaar opschieten en hadden dan
ook een zwemclub gevormd, terwijl
al de leden van de club, groot en
klein, uitstekende zwemmers waren.
De club heette „De Watervlooien".
hondje! En die kleine daar heeft
helemaal blauwe lippen van de kou!
Vooruit aankleden!"
Dat hiep wel iets, maar de mees
ten besloten toch nogmaals in het
water te gaan. Bah, ze waren toch
zeker niet van suikergoed, dat zij in
het water zouden smelten? Zij wa
ren geen pappotkinderen, hoor, zij
hielden het heus wel uit! Neen, zij
waren allemaal even moedig
echte helden!
En moedig noemde lange Piet
zijn inval ook, toen hij de anderen
voorstelde: „laten wij de rivier over
zwemmen naar de andere kant...
een wedstrijd natuurlijk. Wie het
eerst weer terug is, krijgt de titel
„koning der watervlooien!"
Nu, dat plan viel in goede aarde.
Alleen één van de jongens, Paul
Brinkman, vertrok zijn gezicht. Hij
had reeds al die tijd, gekleed naar
de pret staan kijken en vaak ge
zucht, dat hij niet mee kon doen.
Maar hij had drie weken geleden
zijn linkerarm gebroken en liep er
nog mee in het verband, zodat er
van zwemmen niets komen kon.
Als zij gezwommen hadden, deden
zij aan de kant allerlei spelletjes en
verdreven op die manier in de zon
spelende, de tijd. Alleen de bad
meester van de zweminrichting had
niet veel met „De Watervlooien" op,
niet omdat de jongens dingen deden,
die niet door de beugel konden, maar
zij waren zoo rumoerig en ook wc.1
een beetje te waaghalzig. Zij' gingen
wel eens verder met zwemmen, dan
de grens, die gesteld was.
Toen echter de dag van de ope
ning was aangebreken, gelukkig
gebeurde dit op Zaterdagmiddag,
trad al dadelijk de club „De Water
vlooien" uit de Hoogstraat aan. En
hoewel het weken achter elkaar ge
regend had, bleek de zon het nu toch
echt te gaan menen, en scheen zelfs
warm op het water, dat natuurlijk
nog lang niet op de goede tempera
tuur was.
Nadat zij bij de kleedhokjes wa
ren aangekomen, werden de kleren
voor de badpakken verwisseld en al
spoedig stonden de leden van de
club naast elkaar op de kant, om
met een „een, twee, drie" allemaal
tegelijk in het water t; springen.
Brrr! waf was het water koud, nau
welijks 16°, maar heerlijk was het
toch. Later, als het wat verder in
de zomer zou zijn, werd het water
lauw en was de sport lang zoo in
spannend en verfrissend niet meer,
want dan steeg de temperatuur
soms tot 23°.
Enkele van de jongens bevroren
bijna en liepen met „kippetjesvel"
rond, wat de lachlust van de ande
ren opwekte. Maar het was ook
geen wonder, want een lichaam, dat
an lange tijd voor het eerst weer
aan lucht en water wordt blootge
steld, moet zich eerst aan de veran
dering gewennen. Daarom vermaan-
dede badmeester de watervlooien
zich weer te gaan aankleden, maar
natuurlijk werd deze goede raad in
de wind geslagen.
„Wij zullen heus niet bevriezen,"
riepen zij tegen hem.
Waarschuwend verhief hij zijn stem
en' zei: „Jongens, de rivier is veel
te breed! en daarbij kunnen jullie
aan de andere kant niet uitrusten,
omdat de fabrieksmuur te hoog is,
om er overheen te klimmen, en je
kunt er nergens een houvast vin
den!"
„Ik ben het vorig jaar vier maal
heen en weer gezwommen," zei
lange Piet!
„En ik achtmaal!"
„Het vorige jaar, ja", liet Paul
Brinkman zich niet van de wijs
brengen. „Jullie vergeten, dat je
vandaag voor het eerst weer in het
water brent en dat je niet getraind
bent. En daarom
„Onzin!" zei lange Piet „Ik zwem
in ieder geval heen en weer. Wie
moed heeft, volgt me!
Moed?
Zouden zij jongens van de Hoog
straat geweest zijn en lid van de
„Watervlooien" als zij geen moed
hadden? Niemand wilde nu achter
blijven, dat spreekt vanzelf.
Nogmaals waarschuwde Paul
Brinkman, maar de anderen luister
den al niet meer naar hem, doch ou
een sein sprongen ze allemaal tege
lijk van de kant het water in. Eerst
bleven zij vrij dicht bij elkaar, maar
een twintig meter verder, kon men
al duidelijk gaan zien, wie van de
jongens aan de kop kwam te liggen.
Te laat zag de badmeester, wat de
jogens van plan waren. Hij floot hen
terug, maar zij zwommen verder,
alsof zij het signaa' niet hoorden. En
plotseling geschiedde het. Kwam het,
doordat de kleine Karei kramp
kreeg of dat hij geen kracht meer
had in ieder geval klonk er een
angstkreet over het water. Daarna
zonk hij, terwijl er langs de kant
een grote opwinding ontstond.
De badmeester sprong in zijn boot
en roeide zo snel hij kon naar de
plaats des onheils. Toen gebeurde
het tweede ongeluk. Een der andere
jongens verloor zijn krachten, en
riep ook om hulp. De jongens in het
water bemerekten dadelijk wat er
gebeurd was en keerden onmiddel
lijk om. Lange Piet was een sterke
jongen, rij zwom, zo snel hij kon,
naar den kleinen Karei toe en greep
hem nog juist op tijd beet, terwijl de
badmeester den anderen jongen
reeds in de boot trok.
Dit alles was een kwestie van en
kele minuten, maar de schrik zat er
opeens bij allemaal in, dit dit gebeu
ren hadden meegemaakt. Gelukkig
was de geschiedenis goed afgeloo-
pen, maar stel je voor, dat een of
meerdere jongens verdronken wa
ren?
Neen, moed op de verkeerde plaats
is domheid! En wie zou zijn leven
uit pure domheid op het spel wil
len zetten?
Moed is een prachtige eigenschap!
Maar hy moet op de juiste plaats
en op het goede ogenblik worden
toegepast!
Carly Vos.
Wy knippen de beide stroken met de drie prentjes uit en plakken die
met de rugzijden tegen elkaar. Over de buitenste prentjes zijn zwarte
strepen getrokken, die wij zorgvuldig met de schaar inknippen. Iedere
keer, als wij nu z'n los stuk over het middenstuk heenleggen, verandert
het middelste plaatje van de clown zich op allerlei grappige manieren.
211.
HOUD JE RUSTIG.
D'Artagnan merkte meteen, dat
Planchet hem een brief in zijn zak
stopte. Hy had zijn trouwen bediende
wel om den hals willen vallen, maar
hij bedwong zich, -'aar zy zich mid
den op straat bevonden.
„Ik heb den brief," zei hy tegen
Athos en de anderen.
„Mooi, we kunnen hem thuis wel
lezen," antwoordde Athos en dwong
den ongedurigen d'Artagnan hem te
volgen.
Eindelijk waren ze in de tent aan
gekomen. De lamp werd opgestoken
en opda. de vrienden niet ge
stoord zouden worden, hield Plan
chet bij den ingang de wacht. Met
sidderende handen maakte d'Artag
nan den brief open. Hij bestond
slechts uit een regel, welke met
typische Engelsche letters geschre
ven was.
„Dank, weest kalm!", flat was
alles. Athos nam d'Artagnan het
papier uit de handen en hield het
boven de lamp, totdat alles verbrand
was.
„Neen?" vroeg hij, „nu jullie staan
anders te bibberen als een juffers-
WEL TE RUSTEN,
„Zoo, nu heb je recht op je 700
goudstukken, mijn vriend. Overigens
kon je met den inhoud nauwelijks
eenig gevaar loopen."
„Ik heb er zelf zooveel mogelijk
op aangedrongen, dat er zoo weinig
mogelijk op geschreven werd."
1 „Waarom heb je dat gedaan?
Laat eens hooren!"
„Ach, dat is een lang verhaal."
„Je hebt gelijk, Planchet," wierp
Athos in het midden. „Het is zeker
beter, dat we daarmede tot morgvi
wachten. Er is immers reeds taptoe
geblazen en men zou het zeker on
gewoon vnden, wanneer we nu nog
licht op hadden."
„Goed, dan gaan we naar bed,"
zei d'Artagnan. „Wel te rusten,
Planchet."
„Dank U wel, dat is de eerste
keer gedurende de laatste 14 dagen."
„Mij gaat het preces eender," zei
d'Artagnan.
„Mij ook." bromde Porthos.
„En mij ook," riep Aramis uit.
„En als ik eerlijk wil zijn, is dit
ook met mij het geval," besloot
Athos het onderhoud.